45
Jackson was niet van plan geweest zich voor een politieman uit te geven, maar toen de deur openging en hij ‘Mevrouw Hatter?’ zei en zij ‘Ja’ zei, was het er automatisch uit gerold. Het had volkomen natuurlijk geleken om ‘Adjudant Brodie’ te zeggen.
Gloria Hatter was gekleed in een rood trainingspak dat hem in een afgelegen hoekje van zijn geheugen deed denken aan Jimmy Savile in Jim’ll Fix It. Gelukkig droeg ze geen medaille en rookte ze evenmin een sigaar. Ze scheen te denken dat hij bij de fraudebestrijding zat en hij deed geen bijzondere moeite haar van dat denkbeeld af te helpen.
Toen hij de Honda en de verkeersruzie noemde, zei ze: ‘Ik heb niets gezien’, en hij zei vol ongeloof: ‘Was u daar dan ook?’ Er zat een vagelijk bekende vrouw met oranje haar op de bank die Martins laatste boek, The Monkey-Puzzle Tree, in haar hand had. Dat ene detail liet Jacksons hersenen tollen. Dozen in dozen, poppen in poppen, werelden in werelden. Alles was verbonden. Alles in de hele wereld.
De telefoon ging en er begon ergens een antwoordapparaat te draaien. Een hysterische vrouwenstem die wel een invasie door buitenaardse wezens had kunnen melden, riep: ‘Gloria! Met Christine! Ze zijn hier. Ze nemen de computers mee!’
Jackson werd van dit bericht afgeleid door de entree van Tatiana. Hij dacht: dit is te gek, dit kan echt niet. Toen de Hondaman, compleet met honkbalknuppel, als een personage uit een griezelfilm bij de openslaande deuren verscheen en lucht liet ontstaan waar daarvoor glas was geweest, begon Jackson zich af te vragen of hij soms in een nieuw realityprogramma op de televisie zat, een kruising tussen Candid Camera en een detectiveweekend. Hij verwachtte half dat er een presentator van achter de bank in Gloria Hatters woonkamer zou springen met de kreet: ‘Verrassing! Jackson Brodie, je dácht dat je een lijk in de Forth had gevonden, je dácht dat je er getuige van was hoe een man met een honkbalknuppel werd aangevallen, je dácht dat dit Russische dametje hier aanwijzingen in je oor fluisterde (ja, ze had een dubbelrol als dat geheimzinnige lijk), maar nee, het was allemaal fictie. Jackson Brodie, je staat live voor een miljoenenpubliek. Welkom in de toekomst.’
Ze waren er allemaal, Tatiana, de Hondaman, de enige die ontbrak was Martin. Maar kijk aan, dat had hij te vlug gedacht want daar had je Martin, die doelbewuster dan tot nu toe over Gloria Hatters bewonderenswaardig goed onderhouden gazon aan kwam benen, ‘en ook met Martin Canning als de bedrieglijk stuntelige schrijver!’
Tatiana schreeuwde iets in het Russisch wat als een vloek klonk, terwijl Gloria Hatter minder dramatisch zei: ‘Terry, waar ben je in vredesnaam mee bezig?’
‘Hij is vertrokken,’ schreeuwde hij tegen haar. Er vloog speeksel uit zijn mond, wat Jackson aan zijn hond deed denken. ‘Meneer Hatter, hij heeft de benen genomen. Hij heeft mij verdomme achtergelaten om overal voor op te draaien, hè?’ En vervolgens zwaaide hij in één soepele beweging zijn lichaam en zijn honkbalknuppel rond en sloeg een glazen vitrinekast met een massa beeldjes van dieren kapot. De man was echt gek op het geluid van brekend glas. Hij draaide zich weer naar de kamer toe en aarzelde even, alsof hij niet wist wat hij vervolgens zou uitkiezen, tijd genoeg voor Jackson om Gloria Hatter en haar vriendin met het oranje haar achter de bank te loodsen (waar goddank geen televisiepresentator zat).
Terence Smith scheen Jackson voor het eerst op te merken en er nestelde zich een frons in zijn gedeprimeerde gelaatstrekken. ‘Jij?’ piekerde hij. ‘Híér? Waarom?’ Daarop zag hij Tatiana staan. ‘En jij ook?’ Hij hief zijn knuppel weer op en haalde uit in de richting van Tatiana. Jackson dook in een nogal onbeholpen rugbytackle op haar af om haar te laten vallen en met zijn lichaam te beschermen. Terence Smith nam hem halverwege zijn duik te grazen met een gemene dreun tegen zijn middel, waardoor Jackson dubbelsloeg alsof er een scharnier in hem zat en op het tapijt viel. Een mooi tapijt, viel hem op, zo’n dik Chinees tapijt met een patroon dat eruitzag alsof het was gebeeldhouwd. Hij kon het van zeer dichtbij bekijken. Als hij zijn hoofd met grote moeite en veel pijn iets draaide, kon hij Martin ook zien – die nog altijd doelbewust op het huis afkwam, met zijn arm gestrekt voor zich uit alsof hij een cavalerieaanval leidde. Aan het eind van de arm zat zijn hand (zoals te hopen was) en in zijn hand had hij een pistool. De Welrod. De Welrod die Jackson had verbaasd toen Martin het er die ochtend over had gehad.
Jackson dacht: goed, oké, ontworpen voor heimelijke klusjes op korte afstand maar desondanks in staat om vanaf enige afstand dodelijk te zijn, maar alleen in de handen van iemand die kon schieten, aangezien er een primitief vizier op een Welrod zat. En je had slechts één schot, want tegen de tijd dat het je was gelukt het ding opnieuw te laden was je dood of gearresteerd. En Martin was, laten we er niet omheen draaien, een kluns, hij zou beslist een waardeloze schutter zijn.
De aanblik van Martin was te veel voor de Hondaman. De ‘radertjes in zijn hersenen leken knarsend tot stilstand te komen, klaarblijkelijk van inspanning om te bedenken waarom alle mensen die hij wilde doden in dezelfde kamer bij elkaar waren. Toen gaf hij het denken helemaal op en richtte zijn aandacht op Jackson. Als hij ergens moest beginnen, scheen zijn gezichtsuitdrukking te suggereren, kon dat net zo goed zijn bij iemand die al op de grond lag te kreunen van de pijn. Hij hief zijn knuppel op. Jackson rolde zich op in een foetushouding en probeerde zijn hoofd met zijn handen te beschermen. Hij vroeg zich vaag af wat de andere mensen in de kamer deden terwijl hij wachtte tot zijn schedel zou worden opengebroken. Tatiana kon toch zeker iets nuttigs doen met haar mes? En bij gebrek daaraan kon ze de keel van Terence Smith openrijten met haar tanden. Dat deed ze geen van beide, hij hoorde haar bellen, waarbij ze Russisch sprak, heel snel. Hij vroeg zich af wat ze zei. Stuur advocaten, wapens en geld? De vrouw met het oranje haar gilde. Zij deed wat ze hoorde te doen. Door veel kabaal zou de politie komen. Dat zou goed zijn.
Hij bevond zich in een cocon, geïsoleerd van de normale regels van de tijd. Zijn eigen persoonlijke levenseinde, wanneer alle schapen werden geteld. Hij was weer thuis, de flauw verlichte keuken van een klein rijtjeshuis – het verleden was in zijn herinnering altijd flauw verlicht, hij vroeg zich af of dat kwam doordat de armen peertjes met een laag wattage gebruikten –, hij zat aan een tafel, zijn broer en zus aan weerszijden van hem, zijn vader fris geboend uit de mijn, zijn moeder die een soort stoofschotel opschepte. Het prachtige haar van zijn zus was gevlochten, het gezicht van zijn broer zag er bleek en open uit, hij droeg hetzelfde uniform van het voortgezet onderwijs dat Jackson een paar jaar later zou dragen. Niet Candid Camera maar Dit is uw leven. Het was zomaar een moment, doodgewoon, de vrouw die melk schenkt uit een kan. Ze aten hun avondmaaltijd, hun moeder ging zitten toen zij klaar waren en at de restjes op. Zijn broer gaf hem een klap tegen zijn achterhoofd en hij besefte dat het Francis’ manier was om zijn genegenheid te tonen, ook al deed het pijn. Zijn moeder zei iets, maar dat kon hij niet verstaan want op dat moment viel er iets ter grootte van een huis op hem. Jackson rook bloed en geweervuur, de onmiskenbare geuren van het slagveld. Hij had alleen een zacht ploffend geluidje gehoord. Dat moest je de Welrod nageven, als ze stil zeiden, bedoelden ze ook stil. Het was geen huis dat op hem was gevallen, het was Terence Smith, die als groot wild was geveld en hem nu dooddrukte. Jackson vroeg zich af of hij een nieuwe ribbenkast zou kunnen krijgen als dit allemaal voorbij was.
Kreunend van inspanning rolde hij het gewicht van een neushoorn weg en verhief zich tot een zittende positie (met grote moeite en veel pijn etc.) en keek op zijn horloge. Dat was een automatische reactie, een echo uit andere tijden, van andere plaatsen: ‘Moment van overlijden… de verdachte is het pand binnengekomen op… het voorval is gemeld om…’ Kwart voor acht maar High Noon voor Jackson. Julia’s voorstelling zou over een kwartier beginnen. Zijn hele dag had gedraaid om die ene afspraak. ‘Maar je zult toch wel op tijd klaar zijn voor de voorstelling?’ Zijn horloge, viel hem verdoofd op, zat onder de bloedspatten.
Tatiana stak nonchalant een sigaret op en voelde Terence Smith de pols.
‘Is dood,’ zei ze ietwat overbodig. Hij was niet zomaar dood, hij was opvallend dood, doordat zijn hart was opengereten door een kogel.
‘Een schot in de roos, Martin,’ mompelde Jackson. Wie had gedacht dat Martin het in zich had om een eersteklas schutter te zijn? Tatiana kwam naar Jackson toe en knielde naast hem neer. Ze keek hem aan en zei: ‘Oké?’
‘In zekere zin.’
‘Je redt mijn leven,’ zei ze.
‘Volgens mij heeft die man daar je gered,’ zei Jackson. Martin stond nog op het gazon met het pistool, inmiddels slap in zijn hand, op het gras gericht. Hij maakte een heel kalme indruk, als iemand die innerlijk tot rust is gekomen. Jackson hoorde een sirene en dacht: dat is snel, maar Gloria Hatter zei heel nuchter tegen niemand in het bijzonder: ‘Alarmknop.’
Tatiana boog zich dichter naar Jackson toe. In haar ogen lag de dromerige blik die hij zich van het circus herinnerde. Ze gaf hem een zoen op zijn wang en zei: ‘Dank je.’ Hij voelde zich eigenaardig bevoorrecht, alsof hij een wild dier had mogen aaien.
Het liet Jackson werkelijk volkomen koud dat Terence Smith dood was. Misschien had hij te veel dode mensen gezien om van streek te raken door een volgend lijk; misschien kwam het gewoon doordat de Hondaman nooit had gedeugd en er niet genoeg ruimte op de planeet was voor goede mensen, laat staan voor alle slechte exemplaren. Er waren mensen die verhongerden, mensen die werden gemarteld, mensen die domweg arm waren en die konden allemaal zijn zuurstof gebruiken. Hij was niet de enige in de kamer die onberoerd bleef door Terence Smiths verscheiden. ‘Oog om oog,’ zei Gloria Hatter formidabel onverschillig. De enige die van streek leek door alles wat er was gebeurd, was de vrouw met het oranje haar, die zachtjes op de bank zat te jammeren.
Jackson hees zich overeind en naderde Martin behoedzaam. Van dichtbij lag er een paniekerige, wilde blik in zijn ogen. Jackson had de ervaring dat je kerels met een paniekerige, wilde blik in hun ogen het best kon behandelen als bange dieren: ze mochten dan in wezen ongevaarlijk zijn, maar ze konden nog steeds trappen en bijten.
‘Op de plaats rust, Martin,’ zei hij vriendelijk. ‘Vooruit, geef me het pistool.’ Martin overhandigde het pistool zonder enige aarzeling. ‘Sorry,’ zei hij. ‘Neem me niet kwalijk.’ Toen begaven zijn knieën het en zakte hij als een zielig hoopje op het gazon in elkaar, waardoor alleen Jackson, met de Welrod in zijn hand, nog boven het dode lichaam van Terence Smith stond toen de eerste vertegenwoordiger van de politie ter plekke arriveerde.
‘Dit ziet er niet best uit, hè?’ zei Jackson.