38
Louise was bevangen door een eigenaardige angst, een soort vage herinnering aan een documentaire of film – feiten of fictie, dat wist ze niet meer – over een man die verbijsterd ontwaakt en ontdekt dat zijn hele gezin is afgeslacht terwijl hij sliep, die van de ene naar de andere kamer wankelt en hun lijken vindt.
Ze werd ineens wakker, te abrupt, met hartkloppingen en badend in het zweet, en het duurde een paar seconden voor ze ervan overtuigd was dat ze het maar had gedroomd. Op dat moment hoorde ze het gekrabbel. In de muren? Of boven haar hoofd? Boven haar hoofd. Klauwen of nagels op hout, die krasten, iets wat rende. Het bleef staan. Rende verder, bleef weer staan. Ze probeerde te bedenken wat het geluid veroorzaakte. Olympische Spelen voor knaagdieren op zolder. Een paar jaar geleden had ze Jellybean boven kunnen neerzetten, de katachtige terminator. Slapend op het bed ging hij verliggen tegen haar voet. Ze had graag zijn professionele mening gehad ten aanzien van de krassende en krabbelende wezens, maar ze wilde hem niet storen. Hij sliep nu bijna dag en nacht. Ze was gaan denken in termen van laatste dagen, dat dit zijn laatste ontbijt zou kunnen zijn, zijn laatste wasbeurt, zijn laatste wandelingetje buiten. Ze kocht geen kattenvoer meer voor hem, ging in plaats daarvan naar de afdeling levensmiddelen van Marks en Spencer en kocht daar biologische gerookte zalm, plakken gekookte kippenborst en bekertjes verse vanillevla, en daarvan kon hij niet meer dan een paar halfslachtige hapjes nemen, eerder om haar een plezier te doen, vermoedde Louise, dan omdat hij werkelijk honger had. Het laatste avondmaal. Archie klaagde dat hij niet zo goed te eten kreeg als de kat en hij had gelijk.
Ze hees zich uit bed en liep de gang door om de deur naar Archies slaapkamer open te doen – ze moest er gewoon absoluut zeker van zijn dat de nachtmerrie een nachtmerrie was geweest. De twee jongens lagen breeduit te slapen, Archie in zijn bed, Hamish in een slaapzak op de grond. De kamer stonk naar jongens. Louise stelde zich voor dat een meisjeskamer zou hebben geroken naar nagellak, potloden, goedkope snoepjes. Archies kamer was een essence van testosteron en voeten. In de schemering kon ze net Archies borst met zijn ademhaling op en neer zien gaan. Ze deed geen moeite Hamish te bestuderen op enig teken van leven, jongens als hij moesten wat haar betreft worden afgeschoten.
Nadat ze haar zware politiezaklantaarn onder haar kussen vandaan had gehaald, trok ze de vlizotrap uit het luik in het plafond boven de overloop. Ze klom naar boven en tilde het luik behoedzaam op, verbeeldde zich dat er dingen op haar hoofd zouden springen, in haar haar verward zouden raken, aan haar oren en lippen zouden knagen.
Het kleine zolderraampje liet meer van de ochtend binnen dan ze had verwacht en er werd extra licht verschaft door kieren tussen de leien. Louise was er vrij zeker van dat er geen kieren tussen de leien hoorden te zitten. Het was niet echt een zolder, gewoon een kale ruimte met de watertank en zonder vloer of elektriciteit. Een elektrische kabel slingerde over de vloer in plaats van te zijn weggewerkt in een koker, en ze zag dat een deel van het plastic omhulsel was aangevreten, waardoor de draden waren blootgelegd. De spanten en binten waren ruw en splinterig en er was geen isolatie. Louise vroeg zich af of het legaal was om nieuwe huizen zonder isolatie te bouwen. De zolder leek een bevestiging van het feit dat het huis permanent het gevoel gaf dat het nog niet klaar was.
Er bewoog iets in de verste hoek, iets kleins en lenigs, een grijze flits van een staart en toen was het verdwenen, door een miniem gaatje waar de dakgoot uitkwam op het kleine overstek boven de woonkamer beneden. Een eekhoorn.
Louise liet haar zaklantaarn over de muur glijden. Nu zag ze heel duidelijk waar de eekhoorn door was ontsnapt: een gat in de constructie van het huis waar een brok cement uit moest zijn gevallen, of (wat aannemelijker was, Hatter Homes kennende) nooit had gezeten. Ze richtte de zaklantaarn op de muur van de puntgevel, een archeoloog die het graf van een farao opent, en fronste toen ze een scheur volgde die een ziggoerat vormde in het cement tussen de bakstenen. Het zag er niet uit als iets wat je de eekhoorns kon verwijten.
Ze aanvaardde weer de onhandige terugweg door het valluik en langs de trap. Toen ze de onderste tree bereikte, schrok ze zich lam van een hand die haar blote arm aanraakte. Hamish stak haar een mok koffie toe, het toonbeeld van een behulpzame butler, behalve dan dat hij alleen een boxershort droeg. Vroeg wijs. Ze was zich er ineens scherp van bewust hoe kort het oude t-shirt was waarin ze sliep. Die kleine klootzak had gedurende haar hele afdaling langs de trap naar boven staan kijken.
‘Ik heb er melk maar geen suiker in gedaan, Louise,’ zei hij. ‘Je leek me iemand die op de lijn let.’ Ze overwoog hem een mep te geven, maar ze wilde geen koffie op de overloop of een proces van zijn pappie, de bankier, een lul die Louise op de ouderavond had ontmoet. Het was geen toeval dat bankier rijmde op vampier.
‘Dank je,’ zei ze en pakte de koffie van hem aan. ‘Ik zou maar opschieten, Hamish, of je komt nog te laat op school.’ Ze benadrukte het woord ‘school’, alleen om hem eraan te herinneren dat hij in feite, technisch, een kínd was. Ze wilde een norse blik van vernedering op zijn gladde, burgerlijke gelaatstrekken zien, maar in plaats daarvan zei hij: ‘Lieve help, Louise, je moet je echt eens ontspannen.’
Louise trok een vormloos trainingspak aan en ging naar buiten. Ze was nog steeds razend op Hamish – die nu in haar keuken het ontbijt stond klaar te maken, volkomen op zijn gemak, alsof hij thuis was. Archie had geen idee hoe hij koffie moest zetten, kon alleen met oploskoffie overweg. Louise vroeg zich af of Hamish thuis koffiezette voor zijn eigen moeder. Het moest leuk zijn om iemand te hebben die dingen voor je deed. Misschien was hij thuis net zo asociaal en slecht op zijn gemak als Archie hier, en misschien liep Archie net andersom, wanneer hij bij Hamish was, als de kleine lord Fauntleroy rond om tegen Hamish’ moeder te zeggen: ‘Kan ik nog wat thee voor u halen, mevrouw Sanders?’ Nee, nu sloeg haar fantasie op hol.
Ze stond op het trottoir aan de overkant van de straat haar koffie te drinken terwijl ze haar huis nauwkeurig afspeurde op gebreken in het metselwerk.
Ergens in huis hoorde ze haar mobiel gaan.
‘Dat is een flinke scheur,’ zei een stem. Ze draaide zich om en zag haar naaste buurman zijn auto openmaken. Hij knikte in de richting van haar voordeur en kroop achter het stuur, waarna zijn gezin eveneens instapte. Louise liep kordaat weg van de plek waar ze had gestaan en opkijkend zag ze een barst trapsgewijs door het metselwerk boven de portiek naar beneden lopen. ‘Ik zal puffen en ik zal zuchten en ik zal je huis omverblazen.’ In het verhaal had de grote boze wolf het bakstenen huis dat door het verstandige biggetje was gebouwd niet omver kunnen blazen. Helaas was Louises huis niet gebouwd door een verstandig biggetje. Louises huis was gebouwd door de grote boze wolf in eigen persoon, Graham Hatter. Wat had Jessica ook alweer gezegd? Verzakkingen of zo.
‘Verdomme,’ zei ze.
De buurman kromp in elkaar. Hij was een bepaald soort christen, hij had zo’n sticker met een vis op zijn auto en hij verwachtte duidelijk iets beters van de politie. Door de week reed hij zijn kinderen ’s morgens naar school, op zaterdag naar het zwembad, op zondag naar de kerk. Meneer Brave Burgerman. De familie Vanilla. Ze had een gloeiende hekel aan hen. ‘Verdomme,’ zei ze om hem nogmaals in elkaar te zien krimpen. ‘Verdomme, verdomme, verdomme.’ Hij reed weg in een wolk van afkeuring.
Hamish verscheen bij de voordeur, met haar telefoon in de lucht. ‘Er is een heer voor je aan de lijn,’ zei hij. Hij kon af en toe erg camp zijn, dus misschien was hij niet de geile hetero voor wie hij zich uitgaf. Zou ze tegen haar collega’s van Corstorphine kunnen zeggen: ‘Mijn zoon is een homo?’ Zeg het hardop en zeg het vol trots. Het was een gesprek dat ze zich op een of andere manier niet kon voorstellen. Veertien, bracht ze zichzelf in herinnering: het waren nog kinderen, ze hadden nog geen idee wat of wie ze waren. Ze stak de straat over en griste haar mobiel uit Hamish’ hand.
‘Ja,’ zei Louise scherp in de telefoon en toen speet dat haar want het was Jackson Brodie, en vervolgens was ze nog grover tegen hem om hem te straffen voor het feit dat ze bij het horen van zijn stem een schok van vreugde had gevoeld.
‘Ik vroeg me alleen af,’ zei hij, ‘of de woorden “echte huizen voor echte mensen” je soms iets zeggen.’
‘Wat?’
‘Echte huizen voor…’
‘Ik heb je verstaan. Je bent toch niet nog steeds detective-je aan het spelen, hè? “Echte huizen voor echte mensen” is de slogan van Hatter Homes. Hun hoofdkwartier is in Edinburgh gevestigd, nog altijd een familiebedrijf, Graham Hatter is een Schotse hoge piet, zakenman en miljonair et cetera. Ik woon in een huis van Hatter Homes. Het is waardeloze troep. Eekhoorns eten mijn huis op.’
Ze wachtte tot Archie en Hamish languit in de woonkamer met hun ontbijt naar mtv lagen te kijken, zich niet bewust van iets wat zich buiten hun stomme wereldje bevond, en toen sloop ze Archies slaapkamer binnen. Ze tikte op de spatiebalk van zijn computer die op stand-by stond en er verscheen een tekstpagina. Ze scrolde naar beneden en las: ‘“Weet je, Bertie, je moet niet vergeten dat de rijken anders zijn dan wij.” “Dat weet ik, juffrouw. Ze hebben meer geld.”’ Het was een verhaal of een roman. Schreef Archie een boek? Als Pasen en Pinksteren op één dag vielen. En als Archie een boek schreef zou het niet zo’n boek zijn, dan zou het gaan over de vernietiging van de wereld door robotachtige cybermachines, waar als finishing touch wat inschikkelijke, sekspopachtige vrouwen aan zouden zijn toegevoegd. Ze ging naar Mijn Documenten. De roman stond op een cd. Duidelijk niet van Archie. Er stond ook correspondentie op van een zekere ‘Alex Blake’, kennelijk een reactie op fanmail. Andere correspondentie met hetzelfde adres van een zekere Martin Canning. Er was een deel van een manuscript, een roman: diverse hoofdstukken van iets wat Death on the Black Isle heette. Dat hadden Archie en Hamish gisteravond hardop gelezen. ‘Volgens mij zit er meer achter, Bertie.’
Toen drong het tot haar door: ‘Alex Blake’ was de naam van de man in wiens huis Richard Moat was vermoord. Martin Canning was zijn echte naam – of was het net andersom? Haar zoon, haar zoon die geen kwáád deed, had illegaal iets in zijn bezit wat afkomstig moest zijn van de plaats waar een moord was gepleegd. Wat hadden de jongens nog meer gedaan? Ze had een leeg en hol gevoel op de plek waar haar maag had gezeten.