5
Archie en Hamish hadden een plan bedacht. Het was eigenlijk acteren, het was net of je in een film zat. Ze gingen afzonderlijk een winkel binnen, enkele minuten na elkaar, want zodra er twee tieners tegelijk een winkel in kwamen werden de verkopers gek van achterdocht (wat belachelijk was, hij was toch zeker duizenden keren met Hamish een winkel in gegaan zonder een misdaad te plegen?). Ze snuffelden in verschillende hoeken van de zaak wat rond en dan belde Archie Hamish, uit het zicht van de verkoper, en nam Hamish de telefoon op en ging uit zijn dak, voor de ogen van de verkoper. De ene keer was hij gewoon woedend op de ‘persoon’ die belde: ‘Wat een verdomde klote-ellende, verdomde lul die je bent, waag het verdomme niet,’ zoiets dergelijks, en de andere keer introduceerde hij een tragische ondertoon, doordat de ‘beller’ hem kennelijk over een vreselijk ongeluk vertelde dat een gezinslid was overkomen. Alles was goed, het maakte niet uit wat, als het de volle aandacht van de verkoper maar vasthield: ‘O mijn god, niet mijn kleine zusje! O alsjeblieft, jezus, nee.’ Hamish kon wel eens een tikje overdrijven.
Ondertussen deed Archie nog steeds of hij dingen in de winkel bekeek. De artikelen. Maar in werkelijkheid was hij ze aan het stelen. Ha ha! Dit werkte alleen in een kleine zaak: niet te veel personeel en geen alarm op de deur dat beveiligingsstrips en zulke rommel opspoorde. Dat had hij van vroegere vergissingen geleerd. Als een zaak geen alarm had, hield dat natuurlijk over het algemeen in dat er niets was wat de moeite van het pikken waard was (ze stalen niet omwille van het stelen zelf, dat was kut, je stal omdat je iets wilde hebben). Soms voerde Archie het telefoongesprek en gapte Hamish de spullen, maar hoewel hij dat niet graag toegaf, was Archie een waardeloze toneelspeler.
Het was de eerste dag van het nieuwe schooljaar, tijdens de lunchpauze van hun school, en Archie was er nog niet achter of ze door hun schooluniform meer of minder bedreigend overkwamen. Het was het uniform van een ‘goede school’; zijn moeder had gelogen over de plek waar ze woonden, had het adres van een vriendin opgegeven om hem in het rayon van de Gillespie te krijgen. En vervolgens zei ze dat je niet mocht liegen! Ze loog doorlopend. Voor Archie betekende het alleen maar twee lange busritten per dag.
Het was midden in het Festival, bijna midden in de zomer, en je had al die klojo’s van buitenlanders en bezoekers die door de stad dwaalden, die lol hadden, nog altijd op vakantie waren terwijl zij alweer op school zaten. ‘Dat is toch genoeg om een jongen de misdaad in te drijven, hè, Archie?’ had Hamish gezegd. Hij had een rare manier van praten en Archie was eerst bang geweest dat het verwijfd was, maar nu besefte hij dat het waarschijnlijk gewoon bekakt was. Hamish was van de Fettes gestuurd en was pas vorig jaar bij Archie in de klas gekomen. Hij was vreemd, maar dat kwam volgens Archie doordat hij rijk was.
Deze zaak was een vondst, een winkeltje in de Grassmarket dat materiaal om te snowboarden verkocht. Heel mooi. Gaaf. Er was maar één verkoopster, een verwaand kreng, een en al make-up en een gemaakte houding. Hij zou het graag met haar doen, dat zou haar leren. Het was hem nog niet gelukt het met enig meisje te doen, maar daar dacht hij negentig procent van de tijd aan als hij wakker was en honderd procent van de tijd als hij droomde.
Hij belde Hamish’ nummer en hing op, en Hamish stortte zich in zijn rol van toneeldiva: ‘Hoe bedoel je, mam? Welk ziekenhuis? Maar pap was vanochtend nog prima’, enzovoort, terwijl Archie een Quiksilver-t-shirt in zijn tas propte. Maar Hamish was te doorzichtig, misschien was dat verwaande kreng meer op haar hoede dan je zou zeggen, hoe dan ook, ineens maakten ze zich samen uit de voeten, renden ze verdomme als atleten, Archie dacht dat hij een hartaanval zou krijgen. Hij bleef staan en boog voorover, worstelend om lucht te krijgen. Hamish remde en botste tegen hem op. Hamish lachte zich rot. ‘Dat luie mens is de winkel niet eens uit gekomen,’ zei hij en toen, om zich heen kijkend: ‘Wat is hier aan de hand?’
‘Geen idee, iets.’
‘Een knokpartij,’ zei Hamish, die zijn armen triomfantelijk in de lucht stak. ‘Yés!’
Archie zag de honkbalknuppel tevoorschijn komen, zag hoe de man op de weg in elkaar dook, wendde zich tot Hamish en zei: ‘Cool.’