46
Louise reed het parkeerterrein op van Hatter Homes, van hun hoofdkantoor aan Queensferry Road. Er kwam een duvelstoejager in uniform naar haar toe om haar uit te horen over haar recht om daar te zijn en ze sloeg haar legitimatie tegen de voorruit en reed hem bijna van de sokken. Echte huizen voor echte mensen. Hoe was Jackson te weten gekomen dat er een verband bestond tussen Hatter Homes en Terence Smith? Ze durfde haar laatste dollar erom te verwedden dat hij op jacht was. Het was ongelooflijk zo lastig als die man was.
Ze was in haar eentje. Zowel Jessica als Sandy Mathieson was bezweken aan de griep. Voor ze hiernaartoe was gegaan, was ze langs de Four Clans gereden maar Martin Canning was nergens te bekennen geweest. De cd was nu verstopt, was veilig in een oude cd van Laura Nyro geschoven. Ze dacht dat niemand daar ooit zou kijken.
Toen ze naar binnen ging, bleek het een chaos te zijn op het kantoor van Hatter Homes. Ze herkende een stel jongens van de fraudebestrijding. Een van hen zei tegen haar: ‘Hatter is nergens te bekennen.’
‘Heb je zijn huis geprobeerd?’ vroeg ze en de man van de fraudebestrijding zei: ‘Dat is het volgende punt op onze lijst. Zijn vrouw is de andere directeur, zij zit ook zwaar in de nesten.’
Ze ging de vrouw achter de man zoeken, Hatters secretaresse (‘Christine Tennant’), die ogenblikkelijk begon te jammeren: ‘Ik heb niets gedaan. Ik weet nergens van. Ik ben onschuldig.’ De dame protesteerde wat al te veel naar Louises mening. Ze herinnerde zich de scheur dwars door haar huis. Hatter was in elk geval een belabberde aannemer. Er stond een fruitmand op Christine Tennants bureau. Louise kon het kaartje lezen dat er met een lint aan vastgebonden was: ‘Gewoon een klein teken van waardering, met de beste wensen, Gloria Hatter.’
‘Terence Smith?’ vroeg ze aan Christine Tennant.
‘Wat is er met hem?’
‘Wat doet hij precies?’
‘Hij is verschrikkelijk.’
‘Misschien, maar wat dóét hij?’
De secretaresse haalde haar schouders op en zei: ‘Dat weet ik niet precies. Soms rijdt hij meneer Hatter of hij doet boodschappen voor hem, is hem ter wille. Meneer Hatter is op het moment echter in Thurso. Dat zéggen ze tenminste,’ voegde ze er duister aan toe.
‘Kunt u me het thuisadres van meneer Hatter geven? Ik wil zijn vrouw graag spreken.’
Christine Tennant ratelde het adres af. In de Grange, leuk, dacht Louise. Ze durfde te wedden dat Gloria Hatter geen scheur in haar huis had.
Op weg naar huize Hatter vroeg Louise zich af of Archie regelrecht van school naar huis was gegaan of dat hij door de stad dwaalde, waar hij herrie schopte en kattenkwaad uithaalde. Archie en Hamish moesten ergens aan de ketting worden gelegd, op een donkere, rustige plek waar ze geen kwaad konden. In plaats daarvan waren ze in winkels, in bussen, op straat, waar ze lachten als idioten, brulden als apen en zich problemen op de hals haalden. Als hij een vader had gehad, een vader als Jackson – of zelfs een vader als Sandy Mathieson –, zou hij dan anders zijn geweest?
Haar radio kwam ineens krakend tot leven: ‘zh aan zhc: persoonlijk aanvalsalarm in Providence House, Mortonhall Road. Aan elk team dat erheen kan uw roepnummer en positie alstublieft.’ Louise deed geen moeite om te reageren. Ze was er al. Op een of andere manier leek het niet aannemelijk dat het toeval was. Wat had Jackson ook alweer gezegd? Een toeval is gewoon een verklaring die elk moment gevonden kan worden.
‘Dit ziet er niet best uit, hè?’ zei Jackson.
‘Dat klopt,’ stemde ze met hem in. ‘Maar je hebt ongetwijfeld een vergezochte verklaring.’
‘Niet echt. Je was hier snel.’
‘Toeval. Zo te zien heb ik het beste weer gemist.’ Hij stond boven het dode lichaam van Terence Smith met een pistool in zijn hand, onder het bloed. Haar hart kromp onaangenaam ineen. Was hij gewond?
‘Mankeer je iets?’
‘Ja, van alles, maar het is niet erg. Ik geloof niet dat het mijn bloed is.’ Er zat een man op het gazon wat te mompelen over kloostergeloften afleggen, toen ze weer naar hem keek, leek hij in slaap te zijn gevallen. Er was een vrouw die een lichte aanval van hysterie had, met perzikkleurig haar dat mooi kleurde bij de bank waar ze op zat. ‘Mevrouw Hatter?’ vroeg Louise haar, maar ze reageerde niet.
‘Ik weet niet wie ze is,’ zei Jackson. Heel behulpzaam. ‘En de man die op het gras slaapt is Martin Canning.’
‘Dé Martin Canning? De schrijver? De man die met Richard Moat samenwoont?’ O, dit was te gek. Dit was te gek voor woorden.
‘Je moet het plaats delict afzetten,’ zei hij. ‘Nee, dat weet je, hè? Natuurlijk, je bent adjudant bij de recherche.’
‘Je verkeert absoluut niet in een positie om grappen te maken.’
Hij veegde de vingerafdruk van het pistool en legde het op de grond. Jezus, ze kon niet geloven dat hij dat zomaar had gedaan! Ze moest hem ter plekke in de boeien slaan en arresteren. Hij zei: ‘Het pistool is van iemand die Paul Bradley heet, maar hij bestaat niet.’ Hij keek om zich heen en vroeg: ‘Waar zijn die twee anderen?’
‘Welke twee anderen?’
‘Mevrouw Hatter en Tatiana.’
‘Tatiána?’
‘Een gek Russisch meisje. Ze waren hier zonet nog. Kijk, ik zou echt graag even blijven kletsen, maar ik moet gaan.’
Nu stond hij haar werkelijk uit te lachen. ‘Er is hier een móórd gepleegd. Ik kan mijn carrière verder wel vergeten als ik je laat gaan. In het ergste geval ben je een verdachte, in het beste ben je een getuige.’ Dit kwam haar bekend voor. Nog één keer, Louise: een getuige, een verdachte en een veroordeelde misdadiger.
‘Dat weet ik, maar ik heb iets belangrijks, iets wat echt belangrijk is.’ Ze luisterden allebei naar het geluid van een sirene dat dichterbij kwam. Hij zag eruit als een hond die een fluitje hoort. ‘Ik besta niet,’ zei hij. ‘Je hebt me nooit gezien. Alsjeblieft. Wees me deze ene keer ter wille, Louise.’
Hij was een gerechtvaardigde zondaar, net als Louise. ‘Louise.’ Alleen al de manier waarop hij haar naam uitsprak… Ze schudde haar hoofd even, probeerde hem uit haar hersenen te verwijderen.
Hij liep de achterdeur uit op het moment dat Jim Tucker de oprit op beende. Ze nam in gedachten door hoe ze dit aan Jim zou brengen. Zou ze Jackson echt buiten beeld houden? De twee andere ‘getuigen’ zagen er niet uit of ze enig benul hadden van wat er aan de hand was. Door de inmiddels niet meer bestaande openslaande deuren gebaarde ze Jim Tucker naar de voordeur te komen.
‘Louise,’ zei hij. ‘Ik wist niet dat je al ter plaatse was.’
Ze zag een agent van de recherche en twee geüniformeerde agenten bij het hek het pad op lopen. En toen ging haar telefoon en kapseisde haar wereld. Archie. ‘Ik kom eraan,’ zei ze tegen hem.
‘Archie,’ zei ze tegen Jim. ‘Ik moet gaan.’ Hij kromp in elkaar, voelde aan wat voor puinhoop hij van haar zou erven. Ze probeerde het minder erg te laten klinken, wat knap moeilijk was gezien de omstandigheden. ‘Kijk, Jim, ik ben ook maar net een seconde geleden naar binnen gewandeld, ik weet niet meer dan jij, jij bent in alle opzichten de eerste politieman ter plekke, maar ik móét weg.’ De drie agenten liepen naar de openslaande deuren toe maar bogen af naar de voordeur toen ze beseften dat ze op het punt stonden een plaats delict te besmetten. Een van de vrouwelijke agenten verliet de anderen en ging naar Martin Canning toe. Louise hoorde haar zeggen: ‘Meneer Canning, Martin? Is alles in orde? Ik ben agente Clare Deponio, kent u me nog?’
Ze hoorde nog meer sirenes, één daarvan een ziekenwagen. Louise proefde bloed van de plek waar ze op haar lip had gebeten. Ze zei niet: ‘Weet je nog dat je bij me in het krijt staat, Jim?’, ze zei niet: ‘Hoe gaat het met je mooie dochter op de universiteit, ze zal wel blij zijn dat ze geen veroordeling wegens drugsbezit heeft gekregen?’ Dat was niet nodig, hij wist dat het tijd was voor een wederdienst, wat je zaait zul je ook maaien. Hij knikte zonder iets te zeggen naar de achterkant van het huis. ‘Bedankt,’ zei haar mond geluidloos en ze verdween. Ze vroeg zich af hoeveel disciplinaire, wellicht criminele daden ze de afgelopen vijf minuten had gepleegd. Ze deed geen moeite om ze te tellen.
Archie had raar geklonken aan de telefoon – gespannen en een tikje wanhopig – en ze dacht dat hij moest zijn gearresteerd of iemand had gedood. Maar het was nog erger.