49

Louise hoorde klassieke muziek in de woonkamer. Het licht in huis was uit, in plaats daarvan brandde er een geurkaars in de haard. Hij had Classic fm op de radio aangezet. Haar hart brak door de manier waarop hij geprobeerd had alles te regelen. Ze zag Archies achterhoofd boven de bank uitsteken. ‘Gij kent, o Heer, de geheimen van ons hart, sluit uw genadige oren niet voor ons gebed.’ Ze moest een geluidje hebben gemaakt, want hij draaide zijn hoofd iets en zei: ‘Mam?’ Ze hoorde zijn stem beven door de tranen.

‘Archie?’ Ze liep langzaam op de bank af. Ze beet hard op haar lip in een poging de brul tegen te houden die probeerde te ontsnappen vanuit een plek diep, diep in haar. Archie keek naar haar op en zei rustig: ‘Het spijt me, mam.’ Er zaten rode randen om zijn ogen, hij zag er afschuwelijk uit. In zijn armen wiegde hij Jellybean alsof de oude kat een pasgeboren baby was, maar hij was leeggelopen en gekrompen, doordat al het leven uit hem was verdwenen. Hij was in een oude trui van Louise gewikkeld. ‘Ik dacht dat hij jou graag zou willen ruiken,’ zei Archie. Een volgende draai van de kurkentrekker. Haar hart lag in stukken. ‘Het is niet erg om te huilen, mam,’ zei hij en de pijn werkte zich eindelijk met geweld naar buiten: een vreselijke jammerklacht, hoog geweeklaag dat klonk alsof het uit iemand anders kwam.

Ze was niet aanwezig geweest toen haar kat was geboren en nu had ze zijn dood gemist. ‘Maar je hebt alles ertussenin gehad,’ zei Archie. Het was verontrustend hoe volwassen hij klonk. ‘Alsjeblieft,’ zei hij, terwijl hij zijn treurige, ingebakerde bundel voorzichtig aan haar overdroeg, ‘ik ga een kop thee zetten.’

Ze pakte de kat uit en kuste zijn kop, zijn oren, zijn poten. Ook dit gaat voorbij.

Toen Archie met de thee terugkwam, was die zoet. Dat moest hij ooit op de televisie hebben gehoord: warme zoete thee in geval van crisis. Ze had nog nooit van haar leven suiker in haar thee gehad, maar daar ging onverwachts een zekere troost van uit.

‘Hij heeft een goed leven gehad,’ zei Archie. Hij was nog niet oud genoeg om het voor hem tot een cliché te maken.

‘Dat weet ik.’ Liefde was het moeilijkst van alles. Laat niemand je ooit iets anders aanpraten.