12
Twee dagen later was Jack in zijn kamer en at hij een volledige maaltijd. Hij was nog eens anderhalve kilo aangekomen. De dokter kwam binnen en ging op de rand van het bed zitten.
‘Oké, ik geloof nu officieel in wonderen. Je bloedonderzoek laat geen spoor van de ziekte meer zien. Het is net of iets de ziekte heeft weggejaagd. Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt. Het is niet medisch te verklaren.’
Jack slikte een mondvol aardappelpuree door en glimlachte. ‘Ik ben blij dat u eindelijk bent bijgedraaid.’
Hij zag zijn kinderen die avond op de computer. Hij geloofde dat hij zelfs Jackie duidelijk had weten te maken dat hij beter werd. De laatste woorden van zijn zoon waren tenminste geweest: ‘Papa’s boe-hoe is weg.’
Cory had eruit gegooid: ‘Wanneer kom je me opzoeken?’
‘Ik hoop gauw, knul. Ik laat het je nog wel weten. Ik ben er nog lang niet, maar ik kom er wel.’
Mikki’s reactie verraste hem, en niet in gunstige zin.
‘Is dit een truc?’ vroeg ze.
Jack ging langzaam rechtop in zijn stoel zitten en keek haar aan. ‘Een truc?’
‘Toen we bij je weggingen, pa, was je stervende. Daar is zo’n hospice voor. Je hebt afscheid van ons allemaal genomen. Je dwong me om bij opa en háár te gaan wonen!’
‘Schatje, het is geen truc. Ik word beter.’
Plotseling barstte ze in tranen uit. ‘Nou, kom je ons dan naar huis halen? Want ik vind het hier verschrikkelijk.’
‘Ik doe mijn best, meisje. Nog een beetje tijd, en ik denk...’
Maar Mikki drukte op een toets en het computerscherm werd zwart.
Jack leunde langzaam achterover. Hij hoorde niet eens het piepen van de brancard waarop de vrouw van de overkant van de gang haar laatste reis uit het hospice maakte.
De dag ging over in de nacht, en Jack was niet in beweging gekomen. Hij at niet, dronk niet en zei geen woord tegen mensen die in zijn kamer kwamen.
Ten slotte, om ongeveer twee uur die nacht, kwam hij in beweging. Hij stond op uit zijn bed, liep een tijdje door de gang op en neer en haalde toen een zuster over om in de keuken wat eten voor hem bij elkaar te scharrelen. Hij at en keek naar zijn spiegelbeeld in de ruit.
Ik kom, Mikki. Papa komt je halen.
Een week later woog hij meer dan zeventig kilo en kon hij een uur achter elkaar door de gangen lopen. Net als een klein kind leerde hij opnieuw zijn armen en benen te gebruiken. Hij bewoog zijn vingers en tenen, spande en strekte zijn armen en boog zijn benen. Het verplegend personeel hield hem nauwlettend in de gaten; ze waren zoiets niet gewend. Families van andere patiënten in het hospice keken nieuwsgierig naar hem. In het begin dacht Jack dat ze er grote moeite mee zouden hebben dat hij vooruitging terwijl hun dierbaren nog lagen te sterven. Dat dacht hij althans totdat er een vrouw naar hem toe kwam. Ze was in de zestig en was er elke dag. Jack wist dat haar man terminaal kanker had. Hij was langs de deur van de man gekomen en had zijn verschrompelde lichaam onder de lakens zien liggen. De man wachtte op zijn dood, net als ieder ander hier.
Iedereen behalve ik.
Ze haakte haar arm achter de zijne en zei: ‘God zegene je.’
Hij keek haar vragend aan.
‘Je hebt ons allemaal hoop gegeven.’
Jack raakte enigszins in paniek. ‘Ik weet niet waarom dit me overkomt,’ zei hij oprecht. ‘Maar het is een heel kleine kans.’
‘Dat bedoelde ik niet. Ik weet dat mijn man zal sterven. Maar je hebt ons allemaal hoop gegeven, Jack.’
Jack ging naar zijn kamer terug en bekeek zichzelf in de spiegel. Hij leek nu meer op zichzelf. Zijn kaak was steviger, zijn haar was voller. Hij liep langzaam naar het raam en keek naar een landschap waar de winter nog standhield tegen de lente, al zou dat seizoen niet lang meer op zich laten wachten. In de tijd dat hij met een geweer rondliep voor zijn land was hij enkele winters gescheiden geweest van zijn gezin. Als hij buiten Bagdad of Kabul in zijn barak lag, had hij zijn ogen dichtgedaan en zich Kerstmis met zijn gezin voorgesteld. Hij had Mikki en Cory horen lachen als ze op de ochtend van eerste kerstdag hun cadeaus uitpakten.
En dan was er de herinnering aan Lizzies glimlach toen ze naar de cadeautjes keek die Jack voor haar had gekocht toen hij voor het eerst naar het buitenland werd gestuurd. Het was in de zomer geweest, en dus had hij zonnebrandcrème, een bikini en een boek over grillen voor haar gekocht. Ze had hem later per e-mail een foto van haar gestuurd waarop ze de bikini droeg en hotdogs op de Hibachi roosterde terwijl er bergen sneeuw achter haar lagen. Dat beeld had hem door het ene helse gevecht na het andere heen geholpen. Zijn vrouw. Haar glimlach. Hij wilde zo vreselijk graag naar haar terug. Dat leek nu allemaal lang geleden, en in sommige belangrijke opzichten was het dat ook.
Hij liep naar zijn nachtkastje
terug en haalde er het pakje brieven uit. Op elke envelop stond een
nummer. Hij koos de envelop met nummer één en haalde het velletje
eruit. Het was de brief van
18 december, de eerste die hij aan Lizzie had geschreven. Hij keek
naar het handschrift, dat van hemzelf was en tegelijk ook niet,
want de ziekte had hem zwak gemaakt. Als hij aan het schrijven was,
had hij de pen soms moeten neerleggen omdat hij hem gewoon niet
langer kon vasthouden. Toch was het nog leesbaar. Er stond in wat
hij wilde zeggen. De brieven waren het werk van iemand die daarmee
de laatste daad in zijn leven volbracht.
Lieve Lizzie,
Er zijn dingen die ik je wil zeggen maar waarvoor ik niet meer de adem heb. Daarom heb ik besloten je deze brieven te schrijven. Ik wil dat je ze krijgt als ik er niet meer ben. Het moeten geen droevige brieven worden. Ze zijn mijn kans om nog één keer tegen je te praten. Toen ik gezond was, gaf je me meer geluk dan waar een mens eigenlijk recht op heeft. Toen ik een halve wereld bij je vandaan was, wist ik dat ik naar dezelfde hemel keek als jij en aan dezelfde dingen dacht als jij. Ik wilde bij je zijn en verheugde me op mijn terugkeer. Je hebt me drie prachtige kinderen gegeven, en dat is een groter geschenk dan ik verdiende. Ik vertel je dit hoewel je het al weet, want soms praten mensen niet genoeg over die dingen. Ik wil je laten weten dat als ik bij je had kunnen blijven ik dat zou hebben gedaan. Ik heb zo hard mogelijk gevochten. Ik zal nooit begrijpen waarom ik zo vroeg bij je vandaan gehaald moest worden, maar ik heb me erbij neergelegd. Evengoed wil ik je laten weten dat niets belangrijker voor me is dan jij. Ik heb van je gehouden vanaf het moment dat ik je voor het eerst zag. En het was de gelukkigste dag van mijn leven toen je zei dat je je leven met me wilde delen. Ik beloofde dat ik er altijd voor je zou zijn. En mijn liefde voor jou is zo sterk dat als ik er fysiek niet meer ben ik er toch in alle andere opzichten voor je zal zijn. Ik zal over je waken. Ik zal er zijn als je er behoefte aan hebt om met iemand te praten. Ik zal altijd van je blijven houden. Zelfs de dood is niet krachtig genoeg om daar een eind aan te maken. Want wat wij hebben, is veel sterker dan dat.
Veel liefs,
Jack
Hij stopte de brief weer in de envelop en legde het pakje in de la terug. Hij haalde de foto uit de zak van zijn badjas en keek ernaar. Vanuit de diepten van de kleurenafdruk glimlachte zijn gezin naar hem terug. Hij dacht aan alle anderen in het hospice die er niet levend uit zouden komen. Hij was gespaard.
Waarom ik?
Jack had niet zo gauw een antwoord, maar één ding wist hij wel. Hij zou geen seconde verspillen van de tweede kans die hij kreeg.