4
Jack kruiste 24 december door op zijn kalender. Hij moest nog één brief schrijven. Die zou op de envelop het cijfer 7 krijgen en in de la gaan. Als hij dood was, zou Lizzie de brieven lezen, en Jack hoopte dat ze haar enigszins zouden troosten. Het schrijven ervan had Jack trouwens ook wat troost geschonken. Al schrijvend had hij zich moeten concentreren op wat echt belangrijk was in het leven.
Jacks schoonmoeder Bonnie was bij hem gebleven terwijl de rest van de familie naar het toneelstuk met Cory ging kijken. Lizzie had voet bij stuk gehouden en Mikki gedwongen ook te gaan. Bonnie had thee gezet en was een boek gaan lezen, terwijl Jack in een stoel bij het raam zat en wachtte tot de auto met Lizzie en de anderen terugkwam.
Sammy kwam op bezoek. Hij stampte de sneeuw van zijn hoge schoenen en trok zijn muts van zijn lange, ruige haar. Hij kwam naast Jack zitten en gaf hem een cadeautje. Toen Jack het pakje had opengemaakt, keek hij verrast op.
Het waren vijf pasjes voor Disney World, geldig in het komende jaar.
Sammy pakte Jack bij zijn schouder vast. ‘Ik verwacht dat jij en je gezin daarheen gaan.’
Jack keek op en zag Bonnie een beetje verwijtend haar hoofd schudden. Bonnie O’Toole geloofde niet in wonderen. Toch kende Jack de man goed genoeg om te weten dat Sammy echt geloofde dat hij die kaartjes zou gebruiken. Hij gaf Sammy een klopje op zijn arm, glimlachte en knikte.
Toen Sammy weg was, keek Jack naar de kaartjes. Hij stelde het op prijs dat zijn vriend zoveel vertrouwen in hem had, maar Jack was de enige die wist hoe dicht hij bij het einde was. Hij had zo hard gevochten als hij kon. Hij wilde niet sterven, wilde zijn gezin niet achterlaten, maar op deze manier kon hij ook niet leven. En nu concentreerde hij zich op de laatste brief die hij ooit zou schrijven. Hij wist dat hij vredig kon heengaan als zijn pen alle woorden had geschreven en het papier veilig in de envelop zat. Het was een kleine, maar uiteraard belangrijke mijlpaal. Toch zou hij wachten tot Kerstmis voorbij was, als de pakjes waren opengemaakt en er een nieuwe dag kwam. Het deed hem goed dat hij nog enige invloed op zijn eigen lot had, al betrof dat alleen maar het specifieke tijdstip van zijn dood.
De koplampen van een naderende auto schenen over het raam. Bonnie ging de voordeur opendoen, en Jack keek aandachtig door het raam en zag de kinderen uit de auto komen. Lizzies vader leidde hen het pad op; hij droeg Jackie omdat het zo glad was. Het sneeuwde nog steeds, al waren er temperaturen van ver onder het vriespunt voorspeld, zodat het nu meer ijzel dan sneeuw zou zijn wat uit de lucht viel. De wegen zouden verraderlijk glad zijn.
Hij bleef even naar Lizzie kijken toen ze de auto op slot deed en zich omdraaide, niet naar het huis toe maar daarvandaan. Omdat Jack met al zijn aandacht bij zijn vrouw was geweest, had hij de man niet naar haar toe zien lopen. De man kwam in zicht; het was Bill Miller. Ze hadden allemaal bij elkaar op school gezeten. Bill had met Jack in het footballteam gezeten. Hij was op de bruiloft van Jack en Lizzie geweest. Bill was vrijgezel. Hij had een loodgietersbedrijf en deed goede zaken.
Jack drukte zijn gezicht tegen de ruit toen hij Bill dicht bij zijn vrouw zag staan. Lizzie hing haar tasje aan haar schouder en veegde het haar uit haar ogen. Ze waren nu zo dicht bij elkaar dat Jack geen enkel streepje duisternis meer tussen hen kon zien. De ruit raakte beslagen door zijn adem; zo dichtbij was hij. Hij zag dat Bill zich naar Lizzie toe boog en dat zijn vrouw op haar tenen ging staan. Toen wankelde Bill achterover, want Lizzie had hem een klap in zijn gezicht gegeven. Hoe zwak Jack ook was, hij wilde uit zijn stoel komen om erop af te gaan en de eer van zijn vrouw te verdedigen. Maar dat was niet nodig. Bill Miller strompelde de duisternis in, en Lizzie draaide zich om en liep naar het huis.
Even later hoorde hij Lizzie binnenkomen en de sneeuw van haar schoenen stampen.
Lizzie liep de studeerkamer in. Ze trok eerst haar sjaal af en wreef toen haar handen over elkaar van de kou. Ze had een kleur en keek niet naar hem zoals ze anders altijd deed. ‘Het is tijd voor de cadeaus, en dan gaan ma en pa weg. Ze komen morgen terug, schat. Het wordt een heel mooie dag.’
‘Hoe is het met je hand?’
Ze keek hem aan. ‘Wat?’
Hij wees naar het raam. ‘Volgens mij mag Bill blij zijn dat hij nog bij bewustzijn is.’
‘Hij was dronken, anders zou hij dat vast niet hebben geprobeerd. De idioot.’
Jack wilde iets zeggen, maar hield zich in en wendde zijn ogen af. Lizzie zag dat meteen en kwam naast hem zitten.
‘Jack, je denkt toch niet dat Bill en ik...’
Hij pakte haar hand vast. ‘Natuurlijk niet. Doe niet zo mal.’ Hij kuste haar wang.
‘Wat is er dan? Er zit je iets dwars.’
‘Je bent jong, en je hebt drie kinderen.’
‘Dat begrijp ik.’ Ze probeerde te glimlachen, maar daar kwam niets van terecht toen ze zijn ernstige gezicht zag.
‘Je hebt iemand in je leven nodig.’
‘Ik wil daar niet over praten.’ Ze begon op te staan, maar hij hield haar tegen.
‘Lizzie, kijk me aan.’
Ze draaide zich naar hem om, haar ogen glanzend van tranen.
‘Je vindt wel iemand anders.’
‘Nee.’
‘Echt wel.’
‘Ik heb een drukbezet leven. Ik heb geen tijd voor...’
‘Dat heb je wel.’
‘Moeten we daar nu over praten? Het is kerstavond.’
‘Ik kan niet op het juiste moment wachten, Lizzie,’ zei hij een beetje buiten adem.
Ze kreeg een kleur. ‘Dat bedoelde ik niet. Ik... Je ziet er vanavond beter uit. Misschien... hebben de artsen...’
‘Nee, Lizzie. Nee,’ zei hij op besliste toon. ‘Dat kan niet. We zijn dat stadium voorbij, schat.’ Hij zoog aan zijn zuurstof en bleef haar strak aankijken.
Ze hield haar hand voor haar ogen. ‘Als ik aan zulke dingen denk, dan wil ik niet... Je zou...’
Hij legde zijn arm om haar heen. ‘Het komt allemaal wel goed. Als je maar rustig aan doet. En gelukkig bent.’ Hij dwong haar hem aan te kijken en veegde de tranen uit haar ogen. Toen nam hij een grote teug zuurstof en grijnsde. ‘En kies in godsnaam niet voor Bill.’
Ze lachte. En toen haar lach overging in een snik, hield hij haar nog steviger vast.
Toen ze zich even later van elkaar losmaakten, veegde Lizzie met een papieren zakdoekje haar neus af en zei ze: ‘Weet je, ik dacht aan volgende zomer. En daarover wilde ik met je praten.’
Jacks hart klopte sneller bij de gedachte dat ze hem nog steeds om raad vroeg. ‘Wat is daarmee?’
‘Je zult het wel belachelijk vinden.’
‘Vertel eens.’
‘Ik dacht erover om met de kinderen naar het Palace te gaan.’
‘Het Palace? Daar ben je niet meer geweest sinds...’
‘Ik weet het. Ik weet het. Ik vind gewoon dat het tijd is. Het schijnt verwaarloosd te zijn. Er moet veel aan worden gedaan. Maar voor één zomer is het vast wel goed genoeg.’
‘Ik weet hoe moeilijk dat voor jou was.’
Ze haalde een foto uit haar zak en liet hem aan Jack zien. ‘Ik heb hier in geen jaren naar gekeken. Kun je je deze foto nog herinneren?’
Het was een foto van de O’Tooles toen de kinderen allemaal nog klein waren.
‘Dat is Tillie, naast jou. Je tweelingzusje.’
‘Ma zei dat ze ons nooit uit elkaar kon houden.’
Jack moest op zijn kussen steunen en een paar keer diep zuurstof inzuigen. Lizzie wachtte geduldig.
Ten slotte zei hij: ‘Ze was toch vijf toen ze stierf?’
‘Bijna zes. Meningitis. De artsen konden er niets aan doen.’ Ze keek Jack even aan en wendde toen haar ogen af. Haar onuitgesproken gedachte was misschien: net als bij jou.
‘Ik weet nog dat mijn ouders tegen me zeiden dat Tillie naar de hemel was gegaan.’ Ze glimlachte, en op dat moment gleden er een paar tranen over haar wangen. ‘Er is een oude vuurtoren op het terrein daar. Die was zo mooi.’
‘Ik weet nog dat je me erover vertelde. Je oma... heeft het Palace nog steeds in eigendom, hè?’
‘Ja. Ik wilde haar vragen of ze het goedvindt dat we daar deze zomer heen gaan.’
‘De O’Tooles die de zonnige oceaan voor het koude Cleveland verwisselden?’ Hij hoestte een paar keer, en Lizzie liep naar het zuurstofapparaat om de toevoer bij te stellen. Toen ze terugkwam, haalde hij gemakkelijker adem.
Ze zei: ‘Nou, ik denk dat ze uit het Palace zijn weggegaan vanwege mij.’
‘Wat bedoel je?’
‘Ik heb je daar nooit eerder over verteld, en misschien was ik het zelf ook vergeten. Maar ik denk de laatste tijd veel aan Tillie.’ Ze haperde.
‘Lizzie, alsjeblieft, vertel het me.’
Ze keek hem aan. ‘Toen mijn ouders tegen me zeiden dat mijn zusje naar de hemel was gegaan, wilde ik... wilde ik haar vinden. Ik begreep niet echt dat ze dood was. Ik wist dat de hemel ergens hoog in de lucht was. En dus ging ik op zoek naar... nou, naar de hemel om Tillie te vinden.’
‘Je was nog maar een klein meisje.’
‘Ik ging naar de vuurtoren. In die tijd werkte hij nog. En dan zocht ik met het licht naar de hemel, of eigenlijk naar Tillie.’ Ze zweeg even en liet een snikje horen. ‘Ik heb geen van beide ooit gevonden.’
Jack hield zijn arm om haar heen. ‘Rustig maar, Lizzie,’ zei hij zachtjes.
Ze veegde haar ogen aan zijn shirt af en zei: ‘Het werd een obsessie, denk ik. Ik weet niet waarom. Maar elke dag die voorbijging zonder dat ik haar vond deed me verschrikkelijk pijn. En toen ik ouder werd, vertelden mijn ouders me dat Tillie dood was. Nou, dat hielp niet veel.’ Ze zweeg even. ‘Ik kan bijna niet geloven dat ik je dit nooit eerder heb verteld. Ik denk dat ik me een beetje schaamde.’
Het viel Jack zwaar dat zijn vrouw het zo moeilijk had. Nadat hij enkele ogenblikken diep had ademgehaald, zei hij: ‘Je bent je tweelingzusje kwijtgeraakt. Je was nog maar een klein meisje.’
‘Toen we naar Ohio verhuisden, wist ik dat ik haar nooit zou vinden door naar de lucht te kijken. Ik wist dat ze weg was. En de vuurtoren deed het trouwens toch niet meer. Maar ik denk dat mijn ouders, vooral mijn moeder, me daar weg wilden hebben. Ze dacht dat het daar niet goed voor me was. Maar het was gewoon... stom.’
‘Het was je gevoel, Lizzie.’ Hij legde zijn hand op zijn borst. ‘Hier.’
‘Ik weet het. En dus wil ik eens terug. Kijken hoe het daar is. De kinderen laten zien waar ik ben opgegroeid.’ Ze keek hem aan.
‘Een heel goed idee,’ zei Jack zachtjes.
Ze wreef over zijn schouder. ‘Misschien vind jij het ook leuk. Je kunt het huis opknappen. Misschien kun je zelfs de vuurtoren weer laten werken.’ Ze wilde verschrikkelijk graag geloven dat het echt zo zou kunnen gaan.
Hij glimlachte vaag. ‘Ja.’
Ondanks die hoopvolle woorden lieten hun gezichten niets aan duidelijkheid te wensen over.
Jack zou het Palace nooit zien.