Deel 57

57
Dalton keek uit het raam van zijn kantoor terwijl hij naar
Stein luisterde, die meldde wat het aantal en de positie waren van
de soldaten van de Imperiale Orde die nu als speciale
Anderithse gardisten binnen Anderith waren gelegerd. De
Dominie Dirtch was vrijwel geheel in handen van Jagang. Als Meester
Rahl zijn strijdmacht —als hij die tenminste in de buurt had — naar
Anderith zou dirigeren, zou hij al snel een aanvoerder zijn zonder
leger om aan te voeren.
`De keizer heeft ook laten weten dat hij wil dat ik
persoonlijk namens hem zijn waardering overbreng voor de efficiënte
samenwerking die er met hem is geweest. Te oordelen naar de
verslagen van mijn mannen, lijkt de Minister er opmerkelijk goed in
geslaagd te zijn het Anderithse leger te verzwakken. Het zal een
nog kleiner obstakel vormen dan we hadden gedacht.'
Dalton keek over zijn schouder, maar hij zag geen spottende
grijns op het gezicht van de man. Hij had zijn laarzen op Daltons
bureau gelegd en hing achterover in zijn stoel terwijl hij met een
dolk zijn vingernagels schoonpeuterde. Stein zag er tevreden
uit.
Dalton stak zijn hand uit en pakte het nutteloze maar kostbare
boekje op dat de vrouw hem uit de bibliotheek had gebracht, het
boekje dat eens van Joseph Ander was geweest. Hij legde het aan de
andere kant van zijn bureau zodat Steins laarzen het niet zouden
beschadigen.
Uit wat Teresa hem had verteld, maakte Dalton op dat Stein
alle reden had om tevreden te zijn, gezien het aantal vrouwen dat
verhalen had rondgestrooid over de rauwe opwinding die ze hadden
gevonden in het bed van de vreemde wilde. Hoe buitenissiger hij hen
behandelde, hoe heerlijker ze het vonden om erover te
roddelen.
Gezien het aantal vrouwen dat zichzelf vrijwillig aanbood,
vond Dalton het opmerkelijk dat de man zijn lust nog zo vaak
botvierde op onwilligen. Hij vermoedde dat Stein de prikkeling van
de verovering met geweld bevredigender vond.
`Ja, het Anderithse leger is echt een plaatje, zoals het daar
achter de Dominie Dirtch staat.' Stein grijnsde. 'Maar hun
misplaatste trots zal ze weinig opleveren als ze met het echte
gezicht van de oorlog te maken krijgen.'
`We zijn ons deel van de afspraak nagekomen.'
`Geloof me, Campbell, ik weet wat de verdiensten van jou en de
Minister zijn. Landbouw bedrijven mag dan minder opvallend zijn dan
veroveren, maar zonder voedsel komt een leger al snel tot
stilstand. Geen van ons wil als tijdverdrijf het land gaan
bewerken, maar we willen wel blijven eten. We zien in hoe
verdienstelijk jullie je maken met jullie kennis van hoe het
systeem draaiende kan worden gehouden. Jullie zullen een
waardevolle bijdrage aan onze zaak leveren.
En keizer Jagang wil dat ik je ervan verzeker dat hij zich
erop verheugt zulk goed werk te belonen, als hij hier eenmaal
aankomt.'
Dalton hield de problemen voor zich. 'Wanneer kunnen we zijn
komst verwachten?'
`Snel,' zei Stein, die verdere details met een schouderophalen
afdeed. `Maar hij maakt zich zorgen over de situatie met Meester
Rahl. Hij snapt niet waarom jullie vertrouwen schijnen te hebben in
zoiets onzekers als de stem van het gewone volk.'
`Ik moet toegeven dat ik zijn bezorgdheid deel.' Dalton
zuchtte diep. Hij wilde nog steeds dat Bertrand een minder riskante
weg had gekozen, maar Dalton had inmiddels ontdekt dat Bertrand
Chanboor ervan hield de riskante weg te nemen, ongeveer zoals Stein
een voorkeur had voor onwillige partners.
`Maar zoals ik al heb uitgelegd,' vervolgde Dalton, 'zullen we
door die tactiek in staat zijn Meester Rahl en de Biechtmoeder in
de val te lokken. Zonder die twee om de vijandelijke troepenmacht
te leiden, zal de oorlog snel beslist zijn en zal het Middenland
een pruim zijn die erop wacht door Jagang te worden geplukt.'
`Daarom stemt de keizer er ook mee in om jullie dit spelletje
tot het eind te laten spelen.'
`Maar er zijn risico's aan verbonden.'
`Risico's? Kan ik iets doen om te helpen?'
Dalton ging zitten en schoof zijn stoel dicht bij zijn
bureau.
`Ik ben van mening dat we meer moeten doen om de zaak van
Meester Rahl in diskrediet te brengen, maar daarin schuilt gevaar.
Per slot van rekening is het Middenland duizenden jaren lang door
Biechtmoeders geregeerd. Ze hebben die macht niet kunnen behouden
louter vanwege hun mooie glimlach. Het zijn vrouwen die ook hard
kunnen bijten.
Ook van Meester Rahl wordt gezegd dat hij een tovenaar is. We
moeten omzichtig te werk gaan, om ervoor te zorgen dat we hen niet
dwingen van deze stemming af te zien en toch voor actie te kiezen.
Als dat zou gebeuren, zou dat de plannen kunnen bederven waar we
allemaal zoveel in hebben geïnvesteerd.'
`Ik heb je al gezegd dat we troepen in positie hebben. Zelfs
als ze een leger in de buurt hebben, kunnen ze Anderith niet
binnenkomen, niet langs de Dominie Dirtch.' Stein grinnikte zonder
vrolijkheid. 'Maar ik vind het uitstekend als ze het willen
proberen.'
`Ik ook. Het punt is dat Meester Rahl en de Biechtmoeder hier
zijn, en dat zij al problemen genoeg veroorzaken.'
`Ik heb je al eerder gezegd, Campbell, je hoeft je geen zorgen
te maken over magie. De keizer heeft de nagels van de magie
geknipt.'
Dalton vouwde voor zich, op zijn bureau, zorgvuldig zijn
vingers tegen elkaar. 'Dat zeg je zo vaak, Stein, en hoe graag ik
het ook zou willen, ik word niet echt gerustgesteld door enkel
woorden. Ik zou ook dingen kunnen beloven, maar je verwacht dat je
de resultaten kunt zien.'
Stein zwaaide met zijn dolk. 'Ik heb je al eerder gezegd dat
de keizer van plan is een eind te maken aan de magie, zodat mannen
met visie de wereld een nieuw tijdperk binnen kunnen leiden. Jij
zult een van die mannen zijn. De tijd van de magie is voorbij. Die
is stervende.'
`De Soeverein ook, maar hij is nog niet dood.'
Stein wijdde zich weer aan het schoonmaken van zijn nagels,
waar hij overdreven veel aandacht aan besteedde. Hij leek niet uit
het veld geslagen door Daltons twijfels en zette zijn pogingen om
die te verdrijven voort.
`Dan zul je wel blij zijn om te horen dat, in tegenstelling
tot jullie geliefde Soeverein, de beer van de magie geen snijtanden
meer heeft; hij is tandeloos. Het is geen wapen meer dat je hoeft
te vrezen.'
Stein tilde de hoek van zijn cape van menselijke scalpen op.
'Zij met magische vermogens zullen een bijdrage gaan leveren aan
mijn verzameling. Ik neem de scalpen terwijl ze nog leven, weet je.
Ik geniet van hun gegil terwijl ik ze afsnijd.'
Dalton was niet onder de indruk van de opschepperij van de man
en zijn pogingen te choqueren, maar wilde dat hij wist waar Stein
het over had als hij zinspeelde op het einde van de magie. Hij wist
door Franca's onvermogen om haar gave te gebruiken dat er iets aan
de hand was, maar hij wist niet wat en, belangrijker, in welke mate
de magie verzwakt was. Hij wist niet of Stein de waarheid vertelde
of een onwetende versie van een wensgedachte uitte die als een
laagje over een bijgeloof uit de Oude Wereld lag.
Hoe dan ook, de tijd was gekomen om in te grijpen. Ze konden
het zich niet veroorloven om de zaken te laten voortduren
zoals ze waren. Het probleem waarvoor Dalton stond, was te
bepalen hoe ver ze konden gaan in het tonen van hun verzet
tegen de aansluiting bij Meester Rahl. Het was noodzakelijk om een
standpunt in te nemen om mensen ertoe aan te kunnen zetten nee te
zeggen tegen Meester Rahl, maar een zwak standpunt was niet beter
dan helemaal geen standpunt. Aan de andere kant was het veel te
gevaarlijk om hun armen tussen de tralies door te steken en de neus
van de beer om te draaien als hij zijn tanden en klauwen nog wel
bleek te hebben.
Dalton vroeg zich af of hij Stein zover zou kunnen krijgen wat
mededeelzamer te worden. 'Dat klinkt alsof we een ernstig probleem
hebben.' Stein keek op. 'Hoezo?'
Dalton maakte een vertwijfeld gebaar. 'Als de magie geen wapen
meer is, dan heeft de Dominie Dirtch, waarin we allemaal zoveel
vertrouwen hebben, geen effect meer en zullen al onze plannen
mislukken. Dat zou ik een ernstig probleem noemen.'
Stein haalde zijn voeten van Daltons bureau en liet de dolk
weer in de schede glijden. Hij zette een elleboog op het bureau en
leunde naar voren. `Maak je geen zorgen. Zie je, het zit zo: de
keizer heeft zijn Zusters van de Duisternis nog in zijn macht; hun
magie werkt voor hem. Maar ze hebben ons verteld dat er wel iets is
gebeurd. Voor zover ik heb begrepen, is er iets mis met een deel
van de magie en is daardoor de kracht van degenen aan de zijde van
Meester Rahl verdwenen.
Jagang heeft ontdekt dat Meester Rahl geen magie meer ter
beschikking heeft. Zijn magie zal falen. De man is weerloos tegen
onze zwaarden, of zal dat binnenkort zijn.'
Dalton was nu een en al oor. Als het waar was, zou dat alles
veranderen. Het zou betekenen dat hij zijn volledige plannen in één
keer kon uitvoeren. Het zou betekenen dat hij de noodzakelijke
stappen kon ondernemen en zich geen zorgen hoefde te maken over
tegenmaatregelen of zelfs represailles van Meester Rahl.
Nog beter zelfs, Meester Rahl en de Biechtmoeder zouden hun
hoop nog meer moeten vestigen op de stemming, terwijl Dalton er
tegelijkertijd, zonder bang te hoeven zijn voor hun daden, voor zou
zorgen dat ze verloren.
Als het tenminste waar was dat de magie niet meer
werkte.
Dalton wist een manier waarop hij daarachter kon komen.
Maar eerst was het moment voor Dalton aangebroken om een
bezoekje te brengen aan de zieke Soeverein. Het was tijd om te
handelen. Hij zou het diezelfde avond doen, voorafgaand aan het
banket dat voor de volgende dag was gepland.
Hoe hongerig ze ook was, Ann keek er niet naar uit om gevoerd
te worden.
Ze was al een hele tijd geleden met een pin aan de grond gezet
en het armetierige tentje was om haar heen opgezet, dus ze wist dat
het tegen etenstijd liep. Ze verwachtte elk moment dat er een
potige soldaat van de Imperiale Orde binnen zou stormen met haar
brood en water. Ze wist niet wat er met Zuster Alessandra was
gebeurd; Ann had de vrouw al ruim een week niet meer
gezien.
De soldaten hadden een hekel aan het klusje om een oude vrouw
te voeren. Ze vermoedde dat hun kameraden de draak staken met hun
cor-veetaken. Meestal kwamen ze binnen, grepen haar met een vuist
bij haar haar en duwden het brood in haar mond, het erin proppend
met dikke vieze vingers alsof ze een gans vulden die gebraden moest
worden. Terwijl Ann probeerde de droge massa door te slikken
voordat ze erin stikte, goten zij water in haar keel om het brood
weg te spoelen.
Het was een onaangename ervaring, een waar Ann geen
zeggenschap over had. Hoezeer ze ook van eten hield, ze begon te
vrezen dat het nog eens haar dood zou worden.
Eén keer had de soldaat die haar kwam voeren het brood gewoon
op de grond gegooid en er een houten kom met water naast gezet,
alsof ze een hond was. Hij leek trots op zichzelf omdat hij haar
oneerbiedig had behandeld en zichzelf tegelijkertijd aanzienlijke
moeite had bespaard.
Hij besefte het niet, maar Ann had het veel liever op deze
manier. Nadat hij klaar was met lachen en was vertrokken, kon ze
zich op haar zij laten vallen, erheen schuiven en het brood in haar
eigen tempo opeten, ook al had ze dan niet de luxe dat ze het vuil
eraf kon vegen.
De flap van de tent ging open. Een donkere gedaante die
binnenstapte, onttrok de kampvuren daarachter aan het gezicht. Ann
vroeg zich af wat het zou worden: de gevulde gans of de hond die
van de grond at. Tot haar verrassing was het Zuster Alessandra, die
haar een kom bracht die de geur van soep met worst verspreidde. Ze
had zelfs een kaars bij zich. Zuster Alessandra duwde de kaars in
de grond aan de rand van de tent. De vrouw glimlachte niet. Ze zei
niets. Ze ontweek Anns blik.
In het schemerige kaarslicht kon Ann zien dat Alessandra's
gezicht gekneusd en geschramd was. Ze had een lelijke snee op haar
jukbeen onder haar linkeroog, maar die leek al aan het genezen. De
relatief lichte verwondingen leken bij verschillende gelegenheden
te zijn toegebracht; sommige waren oud en bijna geheeld, andere nog
vers.
Ann hoefde de vrouw niet te vragen hoe ze zo toegetakeld kwam.
Haar wangen en haar kaken waren rood en rauw van de stoppels van
talloze ongeschoren gezichten.
`Alessandra, ik ben opgelucht om je te zien... levend. Ik was
erg ongerust over je.'
Alessandra trok één schouder op in een gebaar van geveinsde
onverschilligheid. Ze verspilde geen tijd en bracht een lepel met
dampende soep naar Anns mond.
Ann slikte voordat ze tijd had om van de smaak te genieten,
zo'n honger had ze. Maar alleen al het warme gevoel in haar maag
was heerlijk. `Ik was ook ongerust over mezelf,' zei Ann. 'Ik was
bang dat het mijn dood zou worden, zoals die mannen het eten in me
propten.'
`Ik ken het gevoel,' zei Alessandra zacht.
`Alessandra, is alles... is alles goed met je?'
`Prima.' Ze leek zich te hebben teruggetrokken op een plek
zonder gevoelens.
`Dus je bent niet ernstig gewond?'
`Ik ben beter af dan sommige anderen. Als we... als we gewond
raken, een bot breken of zoiets, mogen we van Jagang onze magie
gebruiken om elkaar te genezen.'
`Maar genezen is Additieve Magie.'
Zuster Alessandra bracht de lepel naar Anns mond. 'Daarom heb
ik ook geluk; ik heb geen gebroken botten, zoals sommige anderen.
We hebben geprobeerd ze te helpen, te genezen, maar dat konden we
niet, en dus moeten ze lijden.' Ze keek Ann aan. 'Een wereld zonder
magie is een gevaarlijke plek.'
Ann wilde de vrouw eraan herinneren dat ze haar dat had
verteld, dat de akkoorden los waren en dat de magie — de Additieve
Magie tenminste — niet zou werken.
Terwijl Alessandra Ann nog een lepel soep voerde, zei ze:
'Maar dat probeerde u me al te vertellen, priores.'
Ann haalde op haar beurt haar schouders op. 'Toen mensen mij
ervan probeerden te overtuigen dat de akkoorden los waren, geloofde
ik dat eerst ook niet. Dat hebben we gemeen. Hoe uitzonderlijk
koppig je ook bent, Zuster Alessandra, er is nog steeds hoop dat je
op een dag priores zou kunnen worden.'
Alessandra glimlachte onwillekeurig met Ann mee.
Ann keek hoe de lepel met een stuk worst erin in de kom bleef
liggen. `Priores, was u er helemaal van overtuigd dat de Zusters
van het Licht u zouden geloven dat de magie niet meer werkte en dat
ze bereid zouden zijn te proberen met u te ontsnappen?'
Ann keek in Alessandra's ogen. 'Niet helemaal, nee. Hoewel ik
hoopte dat ze me zouden vertrouwen, omdat ze me altijd hebben
gekend als een vrouw die de waarheid hoogacht, wist ik dat de
mogelijkheid bestond dat hun angst zo groot was dat ze — of ze me
nu geloofden of niet — zouden weigeren te vertrekken.
Slaven, slaven van wie of wat ook, zullen, hoezeer ze het ook
verafschuwen, zich vaak vastklampen aan die slavernij uit angst dat
het alternatief ondraaglijk zal zijn. Kijk maar naar een
alcoholist, een slaaf van de drank, die ons wreed vindt omdat we
proberen hem zover te krijgen dat hij zijn slavernij
opgeeft.'
`En wat was u van plan in het geval dat de Zusters van het
Licht zouden weigeren hun slavernij op te geven?'
`Jagang gebruikt ze, gebruikt hun magie, net zoals hij die van
jou gebruikt. Als de akkoorden zijn uitgebannen, zal de magie
terugkeren en zullen de Zusters hun kracht terug hebben. Velen
zullen door hun toedoen sterven, hoezeer tegen hun wil ook. Als ze
weigerden hun slavernij op te geven en met me mee te komen, moesten
ze worden gedood.' Zuster Alessandra trok een wenkbrauw op. 'Zo,
zo, priores. We zijn toch niet zo heel verschillend. Dat zou ook de
redenering van een Zuster van de Duisternis zijn.'
`Gewoon gezond verstand. Het leven van heel veel mensen staat
op het spel.' Ann rammelde van de honger en keek verlangend naar de
lepel met het stukje worst erin, die boven de bijna volle kom
hing.
`Waarom hebben ze u dan te pakken gekregen?'
Ann zuchtte. 'Omdat ik niet had verwacht dat ze tegen me
zouden liegen, niet over zoiets belangrijks. Hoewel het geen reden
zou zijn om ze te executeren, zal het de akelige maar noodzakelijke
taak wat gemakkelijker maken.'
Eindelijk gaf Alessandra Ann de lepel soep. Deze keer dwong
Ann zichzelf om er langzaam op te kauwen, zodat ze van de smaak kon
genieten.
`Jij zou nog steeds met me kunnen ontsnappen, Alessandra,' zei
Ann op kalme toon nadat ze eindelijk had geslikt.
Alessandra viste iets uit de kom en wierp het weg. Ze roerde
weer in de soep.
`Ik heb u al gezegd dat dat niet mogelijk zou zijn.'
`Waarom niet? Omdat Jagang je dat heeft verteld? Omdat hij je
heeft verteld dat hij nog steeds in je geest zit?'
`Dat is een van de redenen.'
`Alessandra, Jagang heeft je beloofd dat als je voor mij
zorgde, hij je niet naar de tenten zou sturen om de hoer te spelen
voor zijn mannen. Je hebt me verteld dat hij dat had gezegd.'
De vrouw hield de lepel stil en kreeg tranen in haar ogen.
'Wij behoren Zijne Excellentie toe.' Met haar andere hand raakte ze
het gouden ringetje door haar onderlip aan, het kenmerk van Jagangs
slaven. 'Hij kan met ons doen wat hij wil.'
`Alessandra, hij heeft tegen je gelogen. Hij zei dat hij dat
niet zou doen als je voor mij zorgde. Hij loog. Je kunt een
leugenaar niet vertrouwen.
Niet als het om je toekomst of je leven gaat. Die vergissing
heb ik ook gemaakt, maar ik zou een leugenaar geen tweede kans
geven om me kwaad te doen. Als hij daarover loog, waarover liegt
hij dan nog meer?' `Wat bedoelt u?'
`Over hoe je niet kunt ontsnappen omdat hij nog in je geest
is. Dat is hij niet, Alessandra. Net zomin als hij in mijn geest
kan komen, kan hij voorlopig in de jouwe komen. Als de akkoorden
eenmaal zijn uitgebannen, dan wel, maar nu niet.
Als je trouw aan Richard zweert, zul je zelfs beschermd zijn
nadat de akkoorden zijn uitgebannen. Je kunt wegkomen, Alessandra.
We zouden onze akelige plicht kunnen doen met de Zusters die hebben
gelogen en ervoor hebben gekozen bij een andere leugenaar te
blijven, en dan ontsnappen.'
Zuster Alessandra's stem was net zo emotieloos als haar
gezicht. 'Priores, u vergeet dat ik een Zuster van de Duisternis
ben, die trouw heeft gezworen aan de Wachter.'
`In ruil waarvoor, Alessandra? Wat heeft de Wachter van de
onderwereld je aangeboden? Wat heeft hij aangeboden dat beter zou
kunnen zijn dan de eeuwigheid in het Licht?'
`Onsterfelijkheid.'
Ann zat te kijken naar de onbewogen blik van de vrouw. Buiten
lachten mannen, van wie sommige deze weerloze vijfhonderd jaar oude
Zuster van de Duisternis hadden misbruikt, en vervolgden hun
nachtelijke pleziertjes. Geuren, zowel lekkere als vieze, dreven de
tent in en uit: gebakken knoflook, mest, roosterend vlees,
brandende pels, de zoete lucht van een blok berkenhout in een vuur
vlakbij, verschaald zweet.
Ook Ann sloeg haar ogen niet neer.
`Alessandra, de Wachter liegt tegen je.'
De emotie kwam terug in de ogen van de Zuster.
Ze stond op en goot de nog bijna volle kom soep buiten de tent
leeg op de grond.
Met één voet buiten en één binnen keerde Zuster Alessandra
zich om. `Je kunt voor mijn part verhongeren, ouwe vrouw. Ik ga nog
liever terug naar de tenten dan dat ik naar jouw blasfemie
luister.'
In de troosteloze, eenzame stilte, met pijn in haar lichaam en
in haar ziel, bad Ann tot de Schepper en vroeg Hem Zuster
Alessandra een kans te geven om terug te keren naar het Licht. Ze
bad ook voor de Zusters van het Licht, die nu net zo verloren waren
als de Zusters van de Duisternis.
Gezien vanuit haar plekje in de ketenen, in de donkere en
eenzame tent, leek het alsof de wereld gek was geworden.
`Goede Schepper, wat hebt U aangericht?' vroeg Ann huilend.
'Zijn het dan allemaal leugens?'