Deel 10
I0
Kahlan wilde de kip van het lichaam wegjagen, maar ze leek
zich er niet toe te kunnen zetten. Het oog van de kip rolde om haar
in de gaten te houden terwijl ze verder pikte.
Tak tak tak. Tak. Tak. Dat was het geluid dat ze had gehoord.
`Kssst!' Ze maakte een snelle handbeweging naar de vogel.
`Kssst!'
Het beest was vast voor de insecten gekomen. Daarom was het
hier binnen. Voor de insecten.
Om de een of andere reden kon ze zichzelf daar niet van
overtuigen. `Kssst! Laat hem met rust!'
Sissend en met opgezette nekveren hief de kip haar kop.
Kahlan deinsde achteruit.
Met haar klauwen verzonken in het stijve dode vlees draaide de
kip zich langzaam naar haar toe. Ze hield haar kop schuin, zodat
haar kam omklapte en haar halskwabben trilden.
`Kssst,' hoorde Kahlan zichzelf fluisteren.
Er was niet genoeg licht en bovendien zat de zijkant van haar
snavel onder het gestolde bloed, dus ze kon niet zien of het beest
de donkere vlek had. Maar dat hoefde ze ook niet te zien.
`Goede geesten, help me,' bad ze zachtjes.
De vogel liet een langzaam kippengekakel horen. Het klonk als
een kip, maar in haar hart wist ze dat het dat niet was.
Op dat ogenblik begreep ze het concept van een kip die geen
kip was volkomen. Dit zag eruit als een kip, als de meeste kippen
van het Moddervolk. Maar dit was geen kip.
Dit was het kwaad in eigen persoon.
Dat voelde ze met een intuïtieve zekerheid. Dit was iets dat
net zo afschuwelijk was als de grijns van de dood zelf.
Met één hand trok Kahlan haar blouse dicht om haar hals. Ze
drukte zich zo hard naar achteren tegen het platform met het
lijkje van de baby dat ze zich afvroeg of ze het massieve
gemetselde gevaarte om zou kunnen duwen.
Haar instinct zei haar dat ze een uitval moest doen en het
weerzinwekkende ding moest aanraken met haar Belijdsterskracht.
Haar magie verwoestte het wezen van een persoon voorgoed en
creëerde in de ontstane leegte een volledige en onvoorwaardelijke
toewijding aan de Belijdster. Dat bracht terdoodveroordeelden ertoe
hun gruwelijke misdaden eerlijk te bekennen... of hun onschuld. Het
was de ultieme manier om ervoor te zorgen dat de rechtspraak
rechtvaardig was.
Niemand was immuun voor de aanraking van een Belijdster. Die
was even absoluut als definitief. Zelfs de meest maniakale
moordenaar had een ziel en was dus kwetsbaar.
Haar kracht, haar magie, was ook een verdedigingswapen. Maar
het werkte alleen tegen mensen. Het zou niet werken tegen een kip.
En het zou niet werken tegen de vleesgeworden slechtheid.
Haar blik ging snel naar de deur om de afstand te bepalen. De
kip deed een sprongetje in haar richting. Met haar klauwen nog in
Juni's bovenarm boog ze zich in haar richting. Kahlans beenspieren
spanden zich zo strak dat ze gingen trillen.
De kip deed een pas naar achteren, verstrakte en spoot een
straal ontlasting in Juni's gezicht.
Ze stootte een gekakel uit dat klonk als gelach.
Kahlan wenste hevig dat ze zichzelf kon voorhouden dat ze dom
bezig was en zich dingen in haar hoofd haalde.
Maar ze wist wel beter.
Zoals ze voelde dat haar kracht niet zou werken om dit ding te
vernietigen, voelde ze ook dat haar aanzienlijke afmetingen en
lichaamskracht niets betekenden tegen dit ding. Het was veel beter,
dacht ze, om te proberen weg te komen.
Dat was wat ze het liefst wilde: wegkomen.
Er kroop een dik bruin insect over haar arm naar boven. Ze gaf
een afgebeten kreet terwijl ze het wegsloeg. Ze schoof een stapje
naar de deur. De kip sprong van Juni af en kwam voor de deur
neer.
Kahlan probeerde paniekerig na te denken terwijl de kip tokte.
Ze pikte het insect op dat Kahlan van haar arm had geslagen. Nadat
dat verzwolgen was, keek ze naar haar op, waarbij ze haar kop van
de ene naar de andere kant schuin hield en haar halskwabben heen en
weer zwaaiden. Kahlan keek naar de deur. Ze probeerde te
beredeneren hoe ze het beste naar buiten kon komen. De kip uit de
weg schoppen? Proberen haar van de deur weg te jagen? Haar negeren
en kijken of ze erlangs kon lopen? Ze herinnerde zich wat Richard
had gezegd. 'Juni heeft gespogen op de eer van datgene wat de kip
had gedood. Niet lang daarna is Juni overleden. Ik heb een stok
naar de kip in het raam gegooid, en niet lang daarna heeft ze dat
jongetje aangevallen. Het was mijn schuld dat Ungi opengehaald is.
Ik wil dezelfde vergissing niet nog eens maken.'
Zij wilde die vergissing ook niet maken. Dit ding kon haar in
het gezicht vliegen. Haar ogen uitkrabben. Zijn spoor gebruiken om
de halsslagader aan de zijkant van haar nek open te halen. Haar
dood laten bloeden. Wie weet hoe sterk het eigenlijk was en waartoe
het in staat was.
Richard had erop gestaan dat iedereen hoffelijk was tegen de
kippen. Plotseling was Kahlans leven of dood afhankelijk van
Richards woorden. Nog maar kort geleden had ze ze onzinnig
gevonden. Nu woog ze haar kansen af en maakte ze haar keuzes op
grond van wat Richard had gezegd. `0, Richard,' smeekte ze
fluisterend, 'vergeef me.'
Ze voelde iets op haar tenen. Een snelle blik was in het
schemerige licht niet genoeg om het zeker te weten, maar ze dacht
dat ze insecten over haar voeten zag kruipen. Ze voelde er een over
haar enkel naar boven rennen, onder haar broekspijp. Ze stampte met
haar voet. Het insect hield zich stevig vast.
Ze bukte om naar het ding onder haar broekspijp te meppen. Ze
wilde het van haar been hebben. Ze sloeg te hard en plette het
tegen haar scheen.
Ze ging haastig weer rechtop staan om uit te halen naar dingen
die door haar haar kropen. Ze gilde toen een duizendpoot in de rug
van haar hand beet. Ze schudde hem af. Toen hij op de grond
neerkwam, pikte de kip hem op en verorberde hem.
Met klapperende vleugels sprong de kip plotseling weer terug
op Juni. Ze zette haar klauwen veel harder in het lichaam dan nodig
was en draaide haar kop langzaam om naar Kahlan. Eén zwart oog keek
haar met ijzige interesse aan. Kahlan verplaatste één voet in de
richting van de deur. `Moeder,' kraste de kip.
Kahlan kromp met een kreet ineen.
Ze probeerde haar ademhaling te beheersen. Haar hart hamerde
zo hard dat ze het gevoel had dat haar nek wel moest opzwellen. Ze
schaafde haar vingers toen ze naar het ruwe platform achter zich
greep.
De kip had vast een geluid gemaakt dat klonk als het woord
'moeder'. Zij was de Biechtmoeder en was eraan gewend om het woord
'moeder' te horen. Ze was gewoon bang en had het zich
ingebeeld.
Ze gaf weer een gil toen er iets in haar enkel beet. Toen ze
mepte naar een insect dat onder haar mouw liep, sloeg ze per
ongeluk de kandelaar van het platform achter zich. Die kwam
rinkelend op de lemen vloer neer. In een oogwenk was het pikdonker
in de ruimte.
Ze draaide zich om, als een uitzinnige krabbend naar iets dat
tussen haar schouderbladen, onder haar haar, omhoogkroop. Aan
het gewicht en het gepiep te oordelen moest het een muis zijn.
Gelukkig kon ze hem door om haar as te tollen van zich af
werpen.
Kahlan verstijfde. Ze probeerde te horen of de kip was
verplaatst, of ze op de grond was gesprongen. Het was doodstil in
de ruimte, ze hoorde alleen het snelle ruisen van haar bloed in
haar oren.
Ze begon naar de deur te schuifelen. Terwijl ze door het
stinkende stro schoof, had ze er heel wat voor overgehad om haar
laarzen aan te hebben. De stank was misselijkmakend. Ze dacht niet
dat ze zich ooit weer schoon zou kunnen voelen. Maar dat kon haar
niet schelen, als ze maar levend weg kon komen.
In het donker stootte het kip-wezen een zacht, kakelend gelach
uit. Het was niet gekomen van waar ze had verwacht. Het kwam van
achter haar.
`Alstublieft, ik wil u geen kwaad doen,' riep ze in de
duisternis. 'Ik wil niet oneerbiedig zijn. Ik zal u nu aan uw
bezigheden overlaten, als u dat niet erg vindt.'
Ze zette nog een schuifelende stap naar de deur. Ze bewoog
voorzichtig, langzaam, voor het geval de kip in de weg zat. Ze
wilde niet tegen haar op botsen en haar kwaad maken. Ze moest haar
niet onderschatten. Kahlan had bij talloze gelegenheden met kracht
uitgehaald naar schijnbaar onoverwinnelijke vijanden. Ze kende de
waarde van een vastbesloten woeste aanval. Maar ze wist op de een
of andere manier ook heel zeker dat deze tegenstander haar, als die
wilde, net zo gemakkelijk kon doden als zij de nek van een echte
kip kon omdraaien. Als ze een gevecht zou forceren, zou ze het
verliezen.
Haar schouder raakte de muur. Ze liet een hand over het
gepleisterde metselwerk glijden, blindelings tastend naar de deur.
Die was er niet. Ze voelde in beide richtingen langs de muur. Er
was geen deur.
Dat was krankzinnig. Ze was door de deur binnengekomen. Er
moest een deur zijn. Het kip-wezen stootte een fluisterend gekakel
uit. Tranen van angst bedwingend draaide Kahlan zich om en drukte
haar rug tegen de muur. Ze moest in de war zijn geraakt toen ze
ronddraaide om de muis van haar rug te krijgen. Ze had zich
omgedraaid, dat was alles. De deur was niet verplaatst. Zij had
zich gewoon omgedraaid. Maar in welke richting was de deur
dan?
Haar ogen waren zo wijd opengesperd als maar kon in een poging
iets te zien in de inktzwarte duisternis. Er kwam een nieuwe angst
in haar boven: stel je voor dat het kip-wezen haar ogen uitpikte.
Dat dat was wat het graag deed. Ogen uitpikken.
Ze hoorde zichzelf in paniek snikken. Er lekte regen door het
dak van gras. Toen de druppels op haar hoofd vielen, kromp ze
ineen. Het bliksemde weer. Kahlan zag het licht door de linkermuur
komen. Nee, het was de deur. Er kwam licht naar binnen langs
de rand van de deur. De donder dreunde.
Ze stormde naar de deur. In het donker stootte ze met haar
heup tegen de rand van een platform. Haar tenen sloegen tegen de
stenen hoek ervan. In een reflex greep ze naar de pijnlijke plek.
Hinkend op haar andere been om in evenwicht te blijven, kwam ze op
iets hards terecht. Een brandende pijn schoot door haar voet. Ze
graaide naar iets om zich aan vast te houden en deinsde achteruit
toen ze het stijve lijfje onder haar hand voelde. Ze viel met luid
geraas op de grond.
Zacht vloekend besefte ze dat ze op de hete kandelaar was
gestapt. Ze wreef over haar voet. Die was niet echt verbrand, maar
door haar angst zag ze voor zich hoe het hete metaal haar
verbrandde. Haar andere voet bloedde van de klap tegen de
stenen.
Kahlan ademde diep in. Ze moest niet in paniek raken, hield ze
zichzelf voor, want dan zou ze zich niet meer kunnen redden.
Niemand anders zou haar komen bevrijden. Ze moest bij haar zinnen
komen en kalm genoeg blijven om uit het huis van de doden te
ontkomen.
Ze ademde nog eens diep in. Ze hoefde alleen maar de deur te
bereiken en dan zou ze kunnen gaan. Dan zou ze veilig zijn.
Op de tast schoof ze op haar buik over de vloer voorwaarts.
Het stro was klam; ze wist niet of dat was van de regen of van de
viezigheid die van de platforms liep. Ze hield zichzelf voor dat de
Moddermensen eerbied hadden voor de doden. Ze zouden hier geen
smerig stro laten liggen. Het moest wel schoon zijn. Maar waarom
stonk het dan zo?
Met grote moeite negeerde Kahlan de insecten die over haar
heen renden. Als ze zich even iets minder concentreerde op stil
zijn, hoorde ze zachte snikjes uit haar keel ontsnappen. Met haar
gezicht vlak bij de vloer zag ze de volgende bliksemflits onder de
deur door. Het was niet ver meer.
Ze wist niet waar de kip was gebleven. Ze hoopte vurig dat ze
Juni's ogen weer aan het uitpikken was.
Bij de volgende bliksemflits zag ze kippenpoten tussen haar en
de spleet onder de deur staan. Het ding was niet meer dan dertig
centimeter van haar gezicht.
Kahlan bracht langzaam een bevende hand naar haar wenkbrauwen
om hem voor haar ogen te houden. Ze wist dat het kip-monster elk
ogenblik naar haar ogen kon pikken, net zoals het naar Juni's ogen
had gepikt. Ze hijgde van doodsangst toen ze zich voorstelde dat
haar ogen uitgepikt zouden worden. Dat er bloed zou stromen uit
rafelige, holle kassen.
Ze zou blind zijn. Ze zou hulpeloos zijn. Ze zou nooit meer
zien hoe Richards grijze ogen naar haar lachten.
Er kroop een insect door haar haar, dat probeerde zich los te
trekken uit een klit. Kahlan maakte een vegende beweging maar
slaagde er niet in het van zich af te krijgen.
Plotseling sloeg er iets tegen haar hoofd. Ze gaf een gil. Het
insect was weg. De kip had het van haar hoofd gepikt. Haar schedel
prikte van de scherpe steek.
`Dank u,' dwong ze zichzelf tegen de kip te zeggen. 'Dank u
zeer. Ik ben u heel erkentelijk.'
Ze gilde weer toen de snavel uitviel en haar arm raakte. Het
was een insect. De kip had niet naar haar arm gepikt, maar had een
insect naar binnen geschrokt.
`Het spijt me dat ik gilde,' zei ze. Haar stem beefde. 'Ik
schrok, dat was alles. Opnieuw bedankt.'
De snavel kwam hard op haar kruin neer. Deze keer was er geen
insect geweest. Kahlan wist niet of het kip-wezen dacht dat er wel
een was, of dat het opzettelijk in haar hoofd had gepikt. Het stak
hevig.
Ze bracht haar hand weer voor haar ogen. 'Wilt u dat
alstublieft niet doen? Het doet pijn. Pikt u alstublieft niet naar
me.'
De snavel klemde zich om de ader op de rug van haar hand die
ze voor haar ogen hield. De kip trok, alsof ze probeerde een worm
uit de grond te trekken.
Het was een bevel. Ze wilde dat ze haar hand voor haar ogen
weghaalde.
De snavel gaf een harde ruk aan haar huid. Er kon geen
misverstand bestaan over de betekenis van die ongeduldige ruk. Haal
die hand onmiddellijk weg, werd ermee gezegd, anders zul je er
spijt van krijgen.
Als ze het wezen kwaad maakte, viel niet te zeggen wat het
haar kon aandoen. Juni lag dood en wel iets hoger dan zij om haar
aan de mogelijkheden te herinneren.
Ze bedacht dat als het naar haar ogen pikte, ze het zou moeten
vastgrijpen en proberen het de nek om te draaien. Als ze snel was,
zou het maar één keer kunnen pikken. Dan zou ze nog één oog
overhebben. En dan zou ze ermee moeten vechten. Maar alleen als het
op haar ogen afging.
Haar instinct schreeuwde dat zo'n daad wel het domste,
gevaarlijkste was wat ze kon doen. Zowel de Vogelman als Richard
had gezegd dat dit geen kip was. Ze twijfelde niet meer aan hun
woorden. Maar ze zou misschien geen keuze hebben.
Als ze eraan begon, zou het een gevecht op leven en dood
worden. Ze koesterde geen illusies over haar kansen. Niettemin zou
ze gedwongen kunnen worden met het wezen te vechten. Tot aan haar
laatste snik, als het moest, zoals haar vader haar had
geleerd.
De kip greep met haar snavel een ruimer stuk van haar huid
vast, samen met de ader, en draaide. De laatste waarschuwing.
Kahlan haalde voorzichtig haar bevende hand weg. Het kip-wezen
kakelde zachtjes van tevredenheid.
Het bliksemde weer. Maar ze had het licht niet nodig. Het
wezen was maar een paar centimeter bij haar vandaan. Zo dichtbij
dat ze zijn adem kon voelen.
`Wilt u me alstublieft geen pijn doen?'
De donder dreunde zo hard dat haar oren tuitten. De kip
krijste en draaide om haar as.
Ze besefte dat het niet de donder was, maar de deur die
openvloog. `Kahlan" Het was Richard. 'Waar ben je?'
Ze sprong overeind. 'Richard! Kijk uit! Het is de kip! De kip
is hier!' Richard deed een uitval. De kip schoot tussen zijn benen
door de deur uit.
Kahlan liep naar hem toe om haar armen om hem heen te slaan,
maar hij hield haar tegen terwijl hij de boog van de schouder
griste van een van de jagers, die buiten stond. Voordat de jager
kon terugschrikken voor de plotselinge uitval, had Richard een pijl
uit de pijlkoker van de man geplukt. Het volgende ogenblik was de
pijl aangelegd en de boog gespannen.
De kip stormde als een bezetene door de modder, de steeg uit.
De hortende flikkeringen van de bliksem leken de kip midden in haar
passen te bevriezen; bij elke flits werd ze weer gevangen in het
licht en bij elke flits was ze verder weg.
Met een ploink van de pees suisde de pijl de nacht in.
Kahlan hoorde de stalen punt van de pijl met een flinke klap
zijn doel raken.
Bij het licht van de bliksem zag ze de kip naar hen omkijken.
De pijl had haar midden in de achterkant van haar kop geraakt. De
voorste helft van de pijl stak uit haar open snavel naar buiten.
Bloed stroomde langs de schacht en droop van de pijlpunt. Het droop
in plassen en deed de nekveren van de vogel samenkleven.
De jager floot zachtjes uit bewondering voor het schot.
De nacht werd donker toen de donder rolde en dreunde. Bij de
volgende bliksemflits zagen ze de kip een hoek om stuiven.
Kahlan volgde Richard, die achter de vluchtende vogel aan
stormde. De jager gaf Richard al rennend een nieuwe pijl aan.
Richard legde hem aan en trok de pees naar achteren; hij hield de
boog in de aanslag terwijl ze de hoek om renden.
Ze kwamen alledrie tot stilstand. Daar, in de modder, midden
in de steeg, lag de bloedige pijl. De kip was nergens te
bekennen.
`Richard,' bracht Kahlan hijgend uit, 'nu geloof ik je.'
`Dat dacht ik al,' zei hij.
Achter zich hoorden ze een enorm `woessj'.
Toen ze hun hoofd om de hoek staken, zagen ze het dak van het
huis van de doden in vlammen opgaan. Door de open deur zagen ze de
vloer van stro in brand staan.
`Ik had een kandelaar. Die is in het stro gevallen. Maar de
kaars is uitgegaan,' zei Kahlan. 'Ik weet zeker dat die uit
was.'
`Misschien was het de bliksem,' zei Richard terwijl hij keek
hoe de vlammen naar de hemel klauwden.
In het harde licht leken de gebouwen eromheen synchroon met de
vlammen te flakkeren en te dansen. Ondanks de afstand voelde Kahlan
de woedende hitte tegen haar gezicht slaan. Brandend gras en vonken
wervelden omhoog de nacht in.
De jagers die hen bewaakten verschenen uit de regen en
verzamelden zich om hen heen. De eigenaar van de pijl gaf hem door
aan zijn collega's en fluisterde hun toe dat Richard de
Heetgebakerde op de kwade geest had geschoten en die had
verjaagd.
Er verschenen nog twee mensen uit de schaduw om de hoek van
een gebouw; ze bleven even naar de dansende vlammen staan kijken
voordat ze zich bij hen voegden. Zedd, wiens warrige grijze haar
roodachtig oranje werd gekleurd door de gloed van het vuur, hield
zijn hand op. Een jager legde de bebloede pijl erin. Zedd
onderzocht de pijl even voordat hij hem doorgaf aan Ann. Ze rolde
hem tussen haar vingers heen en weer en zuchtte alsof hij zijn
verhaal opbiechtte en haar angsten bevestigde.
`Het zijn de akkoorden,' zei Richard. 'Ze zijn hier. Geloven
jullie me nu?'
`Zedd, ik heb het gezien,' zei Kahlan. 'Richard heeft gelijk.
Het was geen kip. Het was daarbinnen en pikte Juni's ogen uit. Het
sprak. Het sprak me aan bij mijn titel, "Biechtmoeder".'
De weerkaatsing van de vlammen danste in zijn ernstige ogen.
Ten slotte knikte hij.
`In zekere zin heb je gelijk, m'n jongen. Het is inderdaad een
zeer ernstig probleem, maar het zijn niet de akkoorden.'
`Zedd,' zei Kahlan nadrukkelijk, terwijl ze naar het brandende
gebouw achter zich wees, 'ik zeg je dat het...'
Ze zweeg toen Zedd zijn hand uitstak en een gestreepte veer
uit haar haar plukte. Hij hield de veer op en liet hem langzaam
tussen duim en wijsvinger ronddraaien. Voor hun ogen veranderde hij
in rook, die opsteeg in de nachtlucht.
`Het was een Loer,' mompelde de tovenaar.
`Een Loer?' Richard fronste. 'Wat is een Loer? En hoe weet je
dat?' `Ann en ik hebben verificatiebezweringen gebruikt,' zei de
oude tovenaar. 'Jullie hebben ons het laatste bewijs bezorgd dat we
nodig hadden om het zeker te weten. Het spoor van magie op deze
pijl bevestigt onze vermoedens. We hebben een ernstig
probleem.'
`Hij is opgeroepen door degenen die de Wachter zijn
toegewijd,' zei Ann. `Zij.
j die Subtractieve Magie kunnen gebruiken: Zusters van de
Duister- nis'
fluisterde Richard. 'Hij heeft Zusters van de Duisternis
in zijn
macht.'
Ann knikte. 'De vorige keer stuurde Jagang een tovenaar als
moordenaar, maar dat hebben jullie overleefd. Nu stuurt hij iets
gevaarlijkers.' Zedd legde een hand op Richards schouder. 'Je had
gelijk in je volharding, maar je trok de verkeerde conclusie. Ann
en ik zijn ervan overtuigd dat we de betovering die hem hier heeft
gebracht kunnen verbreken. Probeer je geen zorgen te maken; we
zullen eraan werken en met een oplossing komen.'
`Je hebt nog steeds niet verteld wat die Loer voor een ding
is. Hoe werkt hij? Met welk doel is hij hierheen gestuurd?'
Ann wierp Zedd een korte blik toe voordat ze begon te praten.
'Hij wordt opgeroepen uit de onderwereld,' zei ze. 'Met
Subtractieve Magie. Hij is bedoeld om de magie in deze wereld te
verstoren.'
`Net als de akkoorden,' zei Kahlan geschrokken.
`Het is ernstig,' bevestigde Zedd, 'maar in vergelijking met
de akkoorden stelt het niets voor. Ann en ik zijn niet bepaald
beginnelingen en we hebben zo onze eigen
verdedigingsmiddelen.
Voorlopig is de Loer weg, dankzij Richard. Nu hij ontmaskerd
is, zal hij niet snel terugkomen. Ga maar rustig slapen. Gelukkig
was Jagang onhandig en heeft zijn Loer zichzelf verraden voordat
hij meer kwaad kon doen.'
Richard keek over zijn schouder naar het knetterende vuur,
alsof hij iets probeerde te beredeneren. 'Maar hoe zou
Jagang...'
`Ann en ik hebben ook wat rust nodig, zodat we precies kunnen
bepalen wat Jagang heeft gedaan en hoe we ons ertegen kunnen
verweren. Het is ingewikkeld. Wil je ons laten doen wat ons te doen
staat?'
Ten slotte legde Richard geruststellend een arm om Kahlans
middel en trok haar tegen zich aan terwijl hij naar zijn grootvader
knikte. Richard greep Zedds schouder even in een hartelijk gebaar
toen hij langs hem liep, samen met Kahlan op weg naar het huis van
de geesten.