Deel 53
53
Hildemara was witheet. 'Bertrand, je zult levend worden gevild
door Jagangs mannen, en ik zou van dat schouwspel genieten, ware
het niet dat je ook mijn lot hebt bezegeld!'
Bertrand stak afwerend een hand op. 'Onzin, schat. Ik ben er
juist in geslaagd om de Biechtmoeder en Meester Rahl aan het
lijntje te houden terwijl Jagang steeds dichterbij komt.'
Ditmaal had Dalton de neiging het met Hildemara eens te zijn.
Wat je verder ook van haar kon zeggen, ze was een briljant
strateeg. Oppervlakkig bezien leek het dat de mensen, en zeker de
Hakens, als ze de keus zouden krijgen, eerder zouden kiezen voor de
vrijheden van het rijk van Meester Rahl dan dat ze zich vrijwillig
zouden onderwerpen aan de tirannie van de Imperiale Orde.
Maar Dalton wist ook dat er iets achter die zelfvoldane
glimlach van Bertrand moest zitten. De man had het griezelige
vermogen om tactische berekeningen te maken die volledig waren
ontdaan van enige emotionele vooringenomenheid met de door hem
gewenste uitkomst, die anders de geldigheid van de vergelijking zou
bederven. Bertrand sprong alleen als hij wist dat hij de kloof kon
overbruggen, niet als hij dat alleen maar wilde.
Met zijn enorme wetskennis wist Dalton dat er maar weinig
wapens zo effectief waren in het verzwakken van een tegenstander
als de eenvoudige vertragingstactiek. Hij hoopte dat Bertrand niet
met een wapen zwaaide dat henzelf zou doorboren, in plaats van de
vijand.
`Minister, ik ben bang dat dit problemen kan opleveren.
Meester Rahl aan het lijntje houden is uitstekend, maar niet als
dat er enkel toe leidt dat hij de kans heeft om het volk op te
zetten tegen de Imperiale Orde en het in plaats daarvan achter zijn
eigen zaak te krijgen. Als dat zou gebeuren, zouden we onze
afspraken niet kunnen nakomen. Dan zouden we ons midden in de
oorlogsstorm bevinden.'
`En Jagang zou ons dan als voorbeeld stellen, om anderen te
laten zien wat er gebeurt met degenen die niet nakomen wat ze
hebben beloofd,' voegde Hildemara eraan toe.
Bertrand nam een teug uit de bokaal die hij had meegenomen
naar de studeerkamer. Hij zette de zilveren bokaal op een marmeren
tafeltje en savoureerde de rum voordat hij die doorslikte.
`Mijn liefste echtgenote en mijn gewaardeerde rechterhand,
zien jullie geen van beiden dat dit eenvoudigweg briljant is? We
houden hen aan het lijntje zodat de Imperiale Orde de tijd heeft om
hier te komen. Totdat het te laat voor hen is om nog iets te kunnen
uitrichten. Kunnen jullie je voorstellen hoe dankbaar Jagang zal
zijn als we hem, afgezien van al het andere, ook nog eens zijn
grootste vijand kunnen overhandigen?' `En hoe bereiken we dat?'
vroeg zijn vrouw.
`Als dat gedoe met dat stemmen een maand duurt, geeft dat de
Orde de kans de rest van hun voorhoede op haar plaats te krijgen.
Dan kunnen ze de Dominie Dirtch innemen wanneer ze maar willen. De
troepen van Meester Rahl, zelfs al heeft hij ze vlakbij, zullen hem
en de Biechtmoeder niet meer kunnen redden als die de steun van het
volk eenmaal verliezen. Jagang zal onoverwinnelijk zijn.
De keizer krijgt een land en mensen om het te bewerken, zoals
beloofd, en wij worden rijkelijk beloond omdat we het hem hebben
gegeven. We zullen het onbetwiste gezag krijgen. Geen Directeuren
meer om ons zorgen over te maken, nooit meer. We zullen de rest van
ons leven over Anderith heersen op de manier die wij kiezen, zonder
ons druk te hoeven maken over oppositie.'
Het leven zou voor het volk van Anderith gewoon doorgaan, wist
Dalton. De levens van velen zouden ongeveer hetzelfde blijven,
alleen wat armer, als ze het hogere doel van de Orde dienden. Er
zouden onvermijdelijk ongereldheden zijn en doden vallen. Sommigen
zouden worden weggehaald om de keizer te dienen. De meesten zouden
blij zijn dat ze nog leefden.
Dalton vroeg zich af wat zijn eigen lot zou zijn geweest als
hij niet de gewaardeerde rechterhand van de Minister was geworden,
en dus vanwege zijn verdiensten en zijn onmisbaarheid deel
uitmaakte van de afspraken. Hij huiverde bij de gedachte aan wat er
van Teresa zou zijn geworden.
`Als hij zijn afspraken inderdaad nakomt,' mompelde
Hildemara.
`Als zijn leger een veilig toevluchtsoord heeft waar het niet
kan worden aangevallen, zal de keizer maar al te graag onze
afspraken nakomen,' zei Bertrand. 'Wat hij ons heeft beloofd, in
ruil voor de taak ervoor te zorgen dat het volk van Anderith blijft
werken zoals het nu doet, is meer dan wij ooit zullen kunnen
uitgeven; maar voor hem is het een schijntje in vergelijking
met wat hij ermee wint. We moeten er eenvoudig voor zorgen dat de
Orde van voedsel wordt voorzien terwijl ze het Middenland verovert.
Dan zal hij zonder morren betalen wat we hebben afgesproken.'
Vrouwe Chanboor snoof geërgerd. 'Maar dat helpt ons allemaal
niets als Meester Rahl het volk overhaalt om vóór aansluiting bij
hem te stemmen.'
Bertrand grinnikte. 'Dat meen je niet. Dat, lieve schat, is
het simpelste onderdeel van het hele plan.'
Ze sloeg haar armen over elkaar als om hem te vragen dat te
verklaren. Ook Dalton maakte zich zorgen over dat aspect. 'Dus u
bent niet van plan om de stemming daadwerkelijk plaats te laten
vinden?'
Bertrand keek van de een naar de ander.
`Zien jullie het dan niet? Zo'n stemming winnen we met gemak.'
`Misschien onder de Anders,' zei ze, 'maar de Hakens? Heb je ons
lot in handen van de Hakens gelegd? Die ons in aantal vele malen
overtreffen? Zij zullen voor de vrijheid kiezen.'
`Dat denk ik niet. De Hakens zijn onwetend gehouden. Ze hebben
niet het vermogen om te begrijpen waar het om gaat. Ze geloven dat
de enige manier waarop ze iets kunnen bereiken, werk, voedsel,
zelfs een baantje bij het leger, door middel van onze
goedgunstigheid is. Ze geloven dat de vrijheden die ze hebben of
hopen te bereiken, hun alleen kunnen worden verleend door Anders.
Bij vrijheid hoort verantwoordelijkheid... niet de gemakkelijke weg
waaraan ze de voorkeur zouden geven.'
Zijn vrouw keek onbewogen. 'Hoe kun je dat zo zeker
weten?'
`We zullen sprekers het land in sturen, die handenwringend en
in tranen uitdrukking zullen geven aan hun diepe angst voor wat er
van het volk zal worden als het is overgeleverd aan het wrede
D'Haraanse Rijk, in de onverschillige handen van een Meester Rahl
die helemaal niets weet van hun behoeften als Hakens en alleen maar
geeft om zijn eigen duistere magie. De Hakens zullen zo bang zijn
om de kruimeltjes die ze van ons krijgen kwijt te raken, dat ze
zullen terugdeinzen voor het brood dat vóór hen ligt... als we hun
eenvoudig doen geloven dat dat brood giftig is.'
Daltons hoofd tolde al met gedachten over hoe ze het plan van
de Minister ten uitvoer konden brengen. De enorme mogelijkheden die
het bood, begonnen nog maar net tot hem door te dringen.
`We moeten nadenken over hoe we het goed kunnen inkleden,' zei
Dalton. 'Het zou het beste zijn als wij ons er volledig buiten
hielden.' `Precies, dat denk ik ook.'
zei Hildemara langgerekt en peinzend, nu ook gegrepen door de
plannen. 'Het moet lijken alsof we ons tot het volk wenden om ons
te leiden, in plaats van andersom.'
`Anderen zullen de woorden spreken die wij hebben
geformuleerd,' zei Bertrand terwijl hij naar haar knikte. 'We
moeten er koste wat het kost boven blijven staan, alsof onze handen
gebonden zijn door een nobel geloof in rechtvaardigheid, alsof ons
lot in handen ligt van het volk en we dat principe en hun wensen
boven alles stellen.'
`Ik heb wel mannen die er goed in zouden zijn om de juiste
toon te treffen.' Dalton streek met een vinger langs zijn onderlip.
'Onze mensen moeten achter Meester Rahl aan reizen en overal
spreken waar hij heeft gesproken om de boodschap uit te dragen die
wij hebben opgesteld.' `Zo is dat,' zei Bertrand. 'Een boodschap
die krachtiger, aangrijpender en angstaanjagender is.'
Diep in gedachten, trachtend alle noodzakelijke elementen van
de strategie op een rijtje te krijgen, bewoog Dalton een vinger
heen en weer. `Meester Rahl en de Biechtmoeder zullen snel en
meedogenloos ingrijpen als ze zoiets vermoeden. Het zou het beste
zijn als ze niets wisten van de dingen die de mensen worden
verteld, in het begin in elk geval niet. Onze boodschappen mogen
pas worden uitgedragen nadat zij verder zijn getrokken naar de
volgende plaats.
Laat ze maar hoop bieden. Wij komen achter hen aan en
schilderen die hoop af als leugens, maken de mensen zo bang dat ze
er niet meer in geloven.'
Dalton wist hoe gemakkelijk de geest van de mensen kon worden
gemanipuleerd met de juiste woorden, vooral als die mensen werden
afgeleid door andere zaken en in de war werden gebracht met
tegenstrijdigheden.
`Als we het goed aanpakken, zullen de mensen ons met een
overweldigende meerderheid steunen terwijl wij ze tegelijkertijd
verraden.' Eindelijk glimlachte Dalton. 'Als ik met hen klaar ben,
zullen ze ons toejuichen.' Bertrand nam nog een teug rum. 'Nu denk
je als de man die ik heb aangenomen.'
`Maar als de mensen zijn aanbod afslaan,' zei Hildemara, 'zal
Meester Rahl ongetwijfeld slecht reageren op zijn verlies; hij zal
naar geweld grijpen.'
`Mogelijk.' Bertrand zette de bokaal neer. 'Maar tegen die
tijd zal de Orde de Dominie Dirtch hebben ingenomen en zal het te
laat zijn voor Meester Rahl om er nog iets aan te doen. De
Biechtmoeder en hij zullen geïsoleerd zijn, zonder hoop op
versterking.'
`Meester Rahl en de Biechtmoeder zullen vastzitten in
Anderith...' Eindelijk glimlachte ook zij, en ze sloot haar
gekromde vingers tot een vuist. `En dan zijn ze van Jagang.'
Bertrand grinnikte. 'En die zal ons belonen.' Hij wendde zich
tot Dalton. 'Waar zijn de D'Haraanse troepen nu?'
`Tussen hier en Schoonveld.'
`Mooi. Geef Meester Rahl en de Biechtmoeder alles wat ze
willen. Laat ze doen wat ze maar wensen. We moeten een uiterst
meegaande indruk wekken.'
Dalton knikte. 'Ze zeiden dat ze de bibliotheek wilden
zien.'
Bertrand pakte zijn bokaal weer op. 'Uitstekend. Geef hun er
de vrije beschikking over, ze mogen zien wat ze willen. Er is niets
in de bibliotheek waar ze iets aan zouden kunnen hebben.'
Richard draaide zich om naar het tumult.
`Kssst!' siste Vedetta Firkin. De oude vrouw zwaaide haar
armen naar voren en voegde zo een lichamelijke dreiging bij de
verbale die ze net had geuit. `Kssst, lelijke dief!'
De raaf buiten op de plank die aan de vensterbank was
bevestigd, sprong op en neer, klapperde met zijn vleugels en
betuigde luidruchtig zijn ongenoegen. Ze keek om zich heen en greep
toen een stok die tegen de muur voor het grijpen stond om het
naastgelegen raam open te kunnen duwen. Ze pakte de stok beet als
een zwaard, boog zich uit het open raam en haalde uit naar de raaf.
Met gestrekte vleugels en opgezette veren sprong hij achteruit en
krijste naar haar.
Opnieuw deed ze een uitval naar de grote zwarte vogel. Deze
keer trok de raaf zich strategisch terug op een tak in de buurt.
Vanuit deze veilige positie vuurde hij een scheldkanonnade af. Ze
sloeg met een klap het raam dicht.
Vedetta Firkin draaide zich om en nadat ze de stok had
neergezet, veegde ze triomfantelijk haar handen over elkaar. Ze
stak haar neus in de lucht en ging zich weer met mensen
bemoeien.
Richard en Kahlan hadden met haar gesproken toen ze naar de
bibliotheek waren gekomen, om haar op haar gemak te stellen.
Richard wilde zich verzekeren van haar medewerking en haar zeker
niet het idee geven dat het haar plicht was om boeken voor hen
verborgen te houden. Ze had vrolijk gereageerd op hun ongedwongen
en vriendelijke houding tegenover haar.
`Sorry,' fluisterde ze zachtjes, als om het geschreeuw te
compenseren. Ze schuifelde dichter naar Richard en Kahlan toe. 'Ik
heb die plank aan de vensterbank gemaakt en ik leg er zaden op voor
de vogels, maar die lelijke raven komen de zaadjes stelen.'
`Raven zijn ook vogels,' zei Richard.
De vrouw rechtte haar rug, een tikje van de wijs gebracht.
'Ja, maar... het zijn raven. Lastige vogels zijn het. Ze stelen
alle zaadjes en dan komen die mooie kleine zangvogeltjes niet meer
langs. Ik ben zo dol op zangvogeltjes.'
`Ik snap het,' zei Richard met een glimlach voordat hij zich
weer over zijn boek boog.
`Hoe dan ook, Meester Rahl, Biechtmoeder, het spijt me van de
herrie. Ik wilde niet dat die lawaaierige raven u zouden storen,
wat ze vast zouden doen. Je kunt ze maar het beste meteen wegjagen.
Ik zal proberen het van nu af aan wat rustiger te houden.'
Kahlan keek glimlachend op naar de vrouw. 'Dank u, vrouw
Firkin.' Ze ging nog niet weg. 'Neemt u me niet kwalijk dat ik het
zeg, Meester Rahl, maar u hebt een schitterende glimlach. Doet me
heel erg denken aan de glimlach van een vriend van me.'
`Is het heus? Wie is dat dan?' vroeg Richard afwezig.
`Ruben...' Ze bloosde. 'Het is een man.'
Richard schonk haar de glimlach die haar zo beviel. 'Ik ben er
zeker van dat u hem reden tot glimlachen geeft, vrouw
Firkin.'
`Ruben,' mompelde Kahlan terwijl de vrouw zich omdraaide.
'Doet me denken aan Zedd. Hij gebruikte af en toe de naam
Ruben.'
Richard zuchtte van verlangen naar zijn afwezige grootvader.
'Ik wou dat die oude man nu hier was,' fluisterde hij tegen
Kahlan.
`Als u iets nodig hebt,' zei Vedetta Firkin over haar schouder
terwijl ze wegschuifelde, 'aarzel dan alstublieft niet om het te
vragen. Ik weet heel wat van de cultuur van Anderith, van onze
geschiedenis.'
`Ja, dank u,' riep Richard de vrouw achterna, en hij maakte
gebruik van de gelegenheid om onder tafel even in Kahlans been te
knijpen. `Richard,' zei Kahlan iets luider, 'hou je hoofd bij je
werk.'
Richard klopte berustend op haar dij. Het zou gemakkelijker
zijn om zijn hoofd te houden bij wat hij aan het lezen was zonder
haar zoete warmte zo dicht bij hem. Hij sloeg het boek dicht en
trok een ander naar zich toe. Hij opende het oude boek met
stadsgegevens en ging met zijn blik over de bladzijden op zoek naar
iets dat van enig nut zou kunnen zijn.
Ze hadden geen schat aan informatie gevonden, maar hij was
erin geslaagd genoeg te vinden om feiten met elkaar in verband te
brengen die misschien van nut konden zijn. De bibliotheek was
ongetwijfeld zijn tijd waard, want hij begon een gevoel voor de
plek te ontwikkelen dat hij eerder niet had gehad. Het was echt een
bibliotheek van cultuur. Richard betwijfelde of veel mensen vanwege
hun vooringenomenheden en beleden overtuigingen ook maar enig idee
hadden van de obscure geschiedenis die hier recht onder hun neus
lag opgeslagen, openlijk opgeborgen.
Hij begon te beseffen dat het oude Anderith, vóór de invasie
van de Ha-kens, had geprofiteerd van een heerser wiens ontwikkeling
die van het volk verre had overtroffen. Een welwillende hand had
hen beschermd.
Door de oude liederen en gebeden die hij op schrift had
gevonden, en de latere verslagen van de manier waarop deze hoeder
en beschermer eer werd bewezen, vermoedde Richard dat het de hand
van Joseph Ander was geweest. Al die adoratie zou de man wel hebben
bevallen, te oordelen naar de beschrijving die Kolo van hem gaf.
Richard zag in veel van de wonderbaarlijke leiding mogelijk het
werk van een tovenaar. Toen deze belangrijke figuur er niet meer
was, waren zijn mensen als wezen, verloren zonder de steun van
idolen die ze vereerden maar die geen antwoord meer gaven. Ze waren
verward en vielen ten prooi aan krachten die ze niet
begrepen.
Richard leunde achterover, rekte zich uit en gaapte. De oude
boeken vulden de bibliotheek met een muffe lucht. Nogal
intrigerend, op de manier van lang vergeten mysteriën, maar de geur
was toch niet echt aangenaam. Hij begon net zozeer te verlangen
naar de frisse zonnige lucht aan de andere kant van de ramen als
naar het einde van het lang vergeten mysterie.
Du Chaillu zat vlakbij en streelde teder met een hand over
haar ongeboren baby terwijl ze een boek bestudeerde met veel
gedetailleerde illustraties. Er waren tekeningen van kleine dieren:
fretten, wezels, veldmuizen, vossen enzovoort. Ze kon niet lezen,
maar om het boek met de tekeningen moest ze voortdurend grijnzen.
Ze had nog nooit zoiets gezien. Richard had haar donkere ogen niet
eerder zo zien schitteren. Ze was zo verrukt als een kind.
Jiaan hing lui in een stoel. Althans, de zwaardmeester gaf een
goede imitatie weg van iemand die lui in een stoel hing. Richard
wist dat hij zich alleen maar onopvallend maakte zodat hij alles
kon gadeslaan. Er surveilleerden een stuk of zes D'Haraanse
soldaten door de zaal. Er waren ook Anderse bewakers, bij de
deuren.
Sommige aanwezigen hadden de bibliotheek onmiddellijk
verlaten, uit angst dat ze de Biechtmoeder en Meester Rahl zouden
storen. Er waren er een paar achtergebleven. Spionnen, had Kahlan
tegen hem geopperd, gestuurd om hen in de gaten te houden. Dat had
hij zelf ook al bedacht. Hij vertrouwde de Minister evenmin als
Kahlan deed. Vanaf het eerste moment dat het onderwerp Anderith ter
sprake was gekomen, had haar duidelijke afkeer van het land zijn
visie erop gekleurd. De Minister van cultuur had niets gedaan om
zijn indruk te veranderen en had Kahlans waarschuwingen over de man
alleen maar geloofwaardiger gemaakt.
`Hier,' zei Richard terwijl hij op een pagina tikte. 'Hier is
het weer.' Kahlan boog zich naar hem toe en keek. Ze gromde
zachtjes toen ze de naam zag: Westbeek.
Wat hier staat, bevestigt wat we al eerder hebben gevonden,'
zei Richard.
`Ik ken die plek. Het is een klein plaatsje. Er is niet veel
te zien, voor zover ik me herinner.'
Richard stak zijn arm op om de aandacht te trekken van de oude
vrouw. Ze haastte zich onmiddellijk naar hen terug.
`Ja, Meester Rahl? Kan ik u ergens mee helpen?'
`Vrouw Firkin, u zei dat u veel van de geschiedenis van
Anderith weet.' `0, ja, dat klopt. Het is mijn favoriete
onderwerp.'
`Nu heb ik verschillende plekken gevonden waar melding wordt
gemaakt van een plaats die Westbeek heet. Er staat dat Joseph Ander
daar ooit heeft gewoond.'
Ja, dat is waar. Het ligt in de heuvels aan de voet van de
bergen. Boven het Nariefdal.'
Dat had Kahlan hem al verteld, maar het was goed om te weten
dat de vrouw niet probeerde hen te misleiden of informatie achter
te houden. `En is daar nog wat van hem terug te vinden? Iets wat
van hem is geweest?'
Ze glimlachte van enthousiasme, tevreden dat hij meer wilde
weten over Joseph Ander, naar wie haar land was vernoemd. 'Jazeker,
er is een kleine gedenkplaats voor Joseph Ander. De mensen kunnen
daar de stoel zien die hij heeft gebruikt, en een paar andere
kleine voorwerpen.
Het huis waarin hij heeft gewoond, is kort geleden afgebrand —
het was een vreselijke brand — maar er zijn een paar dingen gered
doordat ze waren weggehaald terwijl het huis gerestaureerd werd. Er
kwam steeds water naar binnen, waardoor dingen werden beschadigd.
De wind rukte dakspanen los. De takken — dat moet het zijn geweest—
hadden de ramen gebroken en de wind had vrij spel en blies de regen
naar binnen, waardoor alles nat werd. Zo zijn veel van zijn
waardevolle bezittingen verloren gegaan. En toen brak er brand uit
— door de bliksem, denkt men — en is het huis tot de grond toe
afgebrand.
Maar zoals ik al zei, zijn een paar van zijn spullen bewaard
gebleven doordat ze niet in het huis stonden vanwege de
reparatiewerkzaamheden... voorafgaand aan de brand. Dus nu worden
die spullen tentoongesteld zodat de mensen ze kunnen gaan bekijken.
Bijvoorbeeld de stoel waar hij in heeft gezeten.'
Ze boog zich naar voren. 'En, wat ik het interessantst vind,
er zijn nog wat van zijn geschriften intact.'
Richard ging rechterop zitten. 'Geschriften?'
Ze knikte met haar grijze hoofd. 'Ik heb ze allemaal gelezen.
Niets echt belangrijks. Alleen zijn observaties over de bergen in
de omgeving waar hij woonde, over het plaatsje, en over een paar
mensen die hij kende. Niets belangrijks, maar het is toch
interessant.'
Ja, natuurlijk.'
`Maar niet echt belangrijk, zoals de dingen die we hier
hebben.' Nu was Richard een en al oor. Wat voor dingen?'
Ze maakte een weids gebaar. 'We hebben wat van zijn
geschriften hier, in onze kluis. Zijn transacties met anderen,
brieven, boeken over zijn overtuigingen. Dat soort dingen.
Zou u ze willen zien?'
Richard deed zijn best niet te geïnteresseerd te lijken. Hij
wilde niet dat deze mensen wisten waarnaar hij op zoek was; daarom
had hij ook niet meteen om specifieke boeken gevraagd.
la, dat lijkt me interessant. Ik heb altijd belangstelling
gehad voor... voor geschiedenis. Ik zou zijn geschriften graag
willen zien.'
Tegelijk met Vedetta Firkin zag hij dat er iemand de trap af
kwam. Het was een bode; Richard had er al een aantal gezien,
allemaal hetzelfde gekleed. De roodharige man zag dat vrouw Firkin
met Richard en Kahlan praatte, dus zette hij zijn voeten uit
elkaar, sloeg zijn handen achter zijn rug ineen en ging op enige
afstand staan wachten.
Richard wilde niet over het werk van Joseph Ander praten
terwijl er een bode stond toe te kijken, dus gebaarde hij. 'Helpt u
hem eerst maar even.' Vedetta Firkin boog als dank voor zijn
geduld. 'Als u me dan een ogenblikje wilt verontschuldigen.'
Kahlan sloeg haar boek dicht en legde het op de stapel die ze
al had doorgewerkt. 'Richard, we moeten weg. We hebben besprekingen
met de Directeuren en een paar andere mensen. We kunnen later
terugkomen.'
`Goed.' Hij zuchtte. 'We hoeven in elk geval niet meer bij de
Minister te zijn. Nog zo'n banket zou ik niet kunnen
verdragen.'
`Hij is vast blij dat we zijn uitnodiging hebben afgeslagen.
Ik weet niet waarom, maar het lijkt wel of wij tweeën feestelijke
bijeenkomsten altijd moeten bederven.'
Richard bevestigde dat en ging Du Chaillu halen. Vrouw Firkin
kwam net weer terug toen Du Chaillu opstond.
`Ik zal met genoegen de boeken voor u opzoeken en uit de kluis
halen, Meester Rahl, maar ik moet eerst even een boodschap doen,
misschien kunt u heel even wachten. Ik blijf niet lang weg. Ik weet
zeker dat u zult genieten van de geschriften van Joseph Ander. Niet
veel mensen krijgen de kans om ze te zien, maar voor iemand die zo
belangrijk is als u en de Biechtmoeder, zou ik...'
`Om u de waarheid te zeggen, vrouw Firkin, zou ik de boeken
heel graag willen zien, maar op dit ogenblik hebben we een afspraak
met de Directeuren. Ik zou later terug kunnen komen; later in de
middag of vanavond?'
`Dat zou perfect zijn,' zei ze met een grijns terwijl ze in
haar handen wreef. 'Dan heb ik de tijd om ze allemaal op te
zoeken en te voorschijn te halen. Ze zullen voor u klaarliggen als
u terugkomt.'
`Heel erg bedankt. De Biechtmoeder en ik kunnen nauwelijks
wachten om zulke zeldzame boeken te bekijken.'
Richard bleef staan en draaide zich naar haar om. 'En vrouw
Firkin, misschien moet u die raaf toch maar wat zaad geven. Het
arme dier lijkt wanhopig.'
Ze wuifde met haar vingers. 'Als u dat wilt, Meester
Rahl.'
Hij stond op toen de oude vrouw aan de arm van een van zijn
bodes de kamer binnenkwam.
`Vrouw Firkin, bedankt dat u bent gekomen.'
`Zo, zo, meester Campbell, wat hebt u een prachtig kantoor.'
Ze keek om zich heen alsof ze een potentiële koper was van het
pand. la, echt heel mooi.'
`Dank u, vrouw Firkin.'
Met een beweging van zijn hoofd gaf hij de bode opdracht te
vertrekken. De man sloot de deur achter zich.
`0, en kijk eens,' zei ze terwijl ze haar handen als in een
gebed onder haar kin vouwde. 'Kijk eens naar al die mooie boeken.
Ik heb nooit geweten dat hier zoveel mooie boeken stonden.'
`Wetboeken, voor het grootste deel. De wet heeft mijn
belangstelling.' Ze richtte haar aandacht op hem. 'Een mooie
roeping, meester Campbell. Een mooie roeping. Heel goed. Houdt u
dat vooral vol.'
la, dat was ik wel van plan. Vrouw Firkin, over de wet
gesproken, dat brengt me op de reden dat ik u hierheen heb laten
komen.'
Ze wierp een zijdelingse blik op de stoel. Hij bood haar die
opzettelijk niet aan, maar liet haar staan.
`Ik heb een rapport gekregen over een man die de bibliotheek
heeft bezocht en die ook geïnteresseerd was in de wet. Blijkbaar
heeft hij nogal wat drukte gemaakt.' Dalton zette zijn vuisten op
de leren onderlegger die was ingelegd in zijn bureaublad en leunde
erop naar voren, waarbij hij haar strak en streng aankeek. 'Er is
gemeld dat u een vertrouwelijk boek uit de kluis hebt gehaald,
zonder autorisatie, en het hem hebt laten zien.'
In een oogwenk veranderde ze van een praatgrage oude vrouw in
een doodsbange oude vrouw.
Hoewel wat ze had gedaan niet zo heel ongebruikelijk was, was
het een overtreding van de regels, en dus van de wet. De meeste van
dat soort wetten werden slechts af en toe toegepast en
overtredingen ervan licht bestraft, als ze dat al werden. Maar soms
kwamen mensen wel in de problemen door het overtreden van zulke
wetten. Als man van de wet kende Dalton de waarde van wetten die
meestal werden genegeerd; doordat bijna iedereen ze overtreedt,
krijg je macht over een heleboel mensen. Zij had een ernstige
overtreding begaan, slechts één trapje onder de diefstal van
cultuurschatten, als hij ervoor koos haar te vervolgen.
Ze frunnikte aan een knoop bij haar keel. 'Maar ik heb het hem
niet laten aanraken, meester Campbell. Dat zweer ik. Ik heb het
voortdurend in mijn hand gehouden. Ik heb zelfs de bladzijden
omgeslagen. Ik heb hem alleen laten kijken naar het handschrift van
onze glorieuze grondlegger. Het was niet mijn bedoeling...'
`Niettemin is het niet toegestaan, en het is gerapporteerd,
dus ik moet wel stappen ondernemen.'
`Ja, meneer.'
Dalton richtte zich op. 'Breng me het boek.' Hij tikte op zijn
bureau. `Breng me onmiddellijk het boek. Onmiddellijk,
begrepen?'
`Ja, meneer. Onmiddellijk.'
`Breng het hier en leg het op mijn bureau, zodat ik het kan
inkijken. Als er geen waardevolle informatie in staat die aan een
spion verraden zou kunnen zijn, zal ik geen disciplinaire
maatregelen aanbevelen... deze keer. Maar u kunt zich beter niet
nog een keer laten betrappen op het breken van de regels, vrouw
Firkin. Hebt u dat begrepen?'
`Ja, meneer. Dank u, meneer.' Ze was bijna in tranen. 'Meester
Campbell, de Biechtmoeder en Meester Rahl zijn in de bibliotheek
geweest.' `Ja, dat weet ik.'
`Meester Rahl heeft gevraagd of hij de boeken en geschriften
van Joseph Ander mocht zien. Wat moet ik doen?'
Dalton kon zich nauwelijks voorstellen dat de man zijn tijd
verdeed met het doorkijken van zulke nutteloze boeken. Hij kreeg
bijna medelijden met Meester Rahl, vanwegen zijn onwetendheid.
Bijna.
`De Biechtmoeder en Meester Rahl zijn gerespecteerde gasten en
belangrijke mensen. Ze mogen elk boek in onze bibliotheek zien. Er
zijn geen beperkingen voor hen. Geen enkele. Bij deze hebt u
autorisatie om hun alles te laten zien wat we hebben.'
Hij tikte weer op zijn bureau. 'Maar dat boek dat u die andere
man hebt laten zien, die Ruben, dat wil ik op mijn bureau hebben,
en wel meteen.' De vrouw stond nerveus heen en weer te schuifelen
alsof ze het bijna in haar broek deed.
`Ja, meneer. Ogenblikkelijk, meester Campbell.' Ze repte zich
de kamer uit, volledig gefixeerd op het halen van dat ene
boek.
Dat boek kon Dalton eigenlijk niets schelen, wat het ook was.
Hij wilde gewoon niet dat de mensen in de bibliotheek slordig
werden en de regels gingen overtreden. Hij kon het niet gebruiken
dat hij mensen die verantwoordelijk waren voor kostbare zaken niet
kon vertrouwen.
Zijn spinnenweb gonsde van belangrijker zaken dan een
nutteloos, stoffig oud boek van de hand van Joseph Ander, maar hij
moest alles in de gaten houden, hoe onbeduidend ook. Hij zou even
naar het boek kijken, maar het ging hem er eigenlijk alleen om dat
ze het bij hem bracht. Zo nu en dan was het noodzakelijk om mensen
een beetje angst aan te jagen om hen eraan te herinneren wie er de
leiding had en wie het voor het zeggen had in hun leven. De
geruchten hierover zouden zich verspreiden naar anderen op het
landgoed. Door dit ene incident zou iedereen zich van schrik weer
keurig gedragen. Zo niet, dan zou hij de overtreder de volgende
keer ontslaan en wegsturen van het landgoed om meer indruk te
maken.
Dalton liet zich in zijn stoel zakken en wijdde zich weer aan
zijn stapel berichten. Het verontrustendste was het bericht dat het
beter ging met de Soeverein. Er werd gemeld dat hij weer at. Geen
goed teken, maar de man kon niet eeuwig blijven leven. Vroeg of
laat zou Bertrand Chan-boor Soeverein worden.
Er was wel een aantal berichten en verslagen over andere
sterfgevallen. De mensen op het platteland raakten angstig door
vreemde gebeurtenissen, eigenaardige sterfgevallen. Branden,
verdrinkingen, valpartijen. Mensen van het platteland, die
doodsbang waren voor dingen in de nacht, kwamen naar de stad op
zoek naar veiligheid.
Ook van mensen in de stad werd gemeld dat ze bij dit soort
gebeurtenissen de dood vonden, en ook zij waren bang. Op zoek naar
veiligheid ontvluchtten ze de stad en trokken naar het
platteland.
Dalton schudde zijn hoofd over de domheid van de angsten van
de mensen. Hij stapelde de rapporten op. Net voordat hij ze bij de
kaarsvlam hield, schoot hem iets te binnen. Zijn hand stokte. Hij
trok de stapel berichten terug van de vlam.
Iets dat Franca ooit had gezegd, had hem op een idee
gebracht.
Ze zouden nog van nut kunnen zijn. Hij duwde de rapporten in
een la. `Lieveling, ben je nog steeds aan het werk?'
Dalton keek op bij het geluid van de bekende stem. Teresa, in
een verleidelijke roze jurk die hij niet eerder meende te hebben
gezien, kwam de kamer binnen.
Hij glimlachte. `Tess, liefste. Wat brengt jou hier?'
`Ik kwam je betrappen met een minnares.'
`Wat?'
Ze liep langs zijn bureau om uit het raam te kijken. Ze droeg
een groene fluwelen sjerp om haar middel, die haar rondingen
benadrukte. Hij stelde zich zijn handen voor op de plek van de
sjerp.
`Ik was nogal eenzaam afgelopen nacht,' zei ze terwijl ze keek
naar mensen op de gazons.
`Ik weet het. Het spijt me, maar er waren berichten die ik...'
`Ik dacht dat je bij een andere vrouw was.'
`Wat? Tess, ik heb je een boodschap gestuurd waarin ik
uitlegde dat ik moest werken.'
Ze keerde zich naar hem om. 'Toen je het bericht stuurde dat
je tot laat zou werken, zocht ik daar niets achter. Je hebt elke
avond tot laat gewerkt. Maar toen ik wakker werd en het bijna licht
was, en je niet naast me lag... nou, toen wist ik wel zeker dat je
in bed lag met een andere vrouw.'
`Tess, dat zou ik nooit...'
`Ik heb overwogen om mezelf aan Meester Rahl te schenken,
alleen om wraak te nemen, maar hij heeft de Biechtmoeder en die is
mooier dan ik, dus hij zou me alleen maar uitlachen en
wegsturen.
Dus heb ik me aangekleed en ben ik hierheen gekomen, zodat ik
zou kunnen zeggen dat ik wist dat je niet echt al die tijd had
gewerkt, als je later tegen me zou liegen en me zou vertellen dat
je dat wel had gedaan. In plaats van een leeg kantoor, zag ik al je
bodes rondrennen alsof ze een oorlog aan het voorbereiden waren. Ik
zag je hier bezig met het uitdelen van papieren en het geven van
orders. Je was echt aan het werk. Ik heb een tijdje
toegekeken.'
`Waarom ben je niet binnengekomen?'
Eindelijk schreed ze naar hem toe en ging op zijn schoot
zitten. Ze legde haar armen om zijn nek en keek hem in de
ogen.
`Ik wilde je niet lastig vallen als je het druk had.'
`Maar jij bent niet lastig, Tess. Jij bent het enige in mijn
leven dat niet lastig is.'
Ze haalde haar schouders op. 'Ik schaamde me om te bekennen
dat ik dacht dat je me bedroog.'
`Waarom doe je dat nu dan wel?'
Ze kuste hem, met een kus die alleen Tess kon geven, ademloos,
warm en nat. Ze ging achteruit en glimlachte terwijl ze zag hoe hij
in haar decolleté keek.
`Omdat,' fluisterde ze, 'ik van je hou, en ik je mis. Mijn
nieuwe jurk is net bezorgd. Ik dacht dat ik je er misschien mee
naar mijn bed kon lokken.'
`Ik vind jou mooier dan de Biechtmoeder.'
Ze grijnsde en gaf hem een kusje op zijn voorhoofd. 'Wat denk
je ervan om eventjes mee naar huis te komen?'
Hij gaf haar een tikje op haar billen toen ze ging staan. 'Ik
kom er zo aan.'
Ann gluurde en zag Alessandra kijken hoe ze bad. Ann had de
vrouw gevraagd of ze het vervelend zou vinden als Ann zou
bidden voor het eten.
Alessandra was verrast geweest en had gezegd: 'Nee, waarom zou
ik?' Gezeten op de kale grond in haar armzalige tent wijdde Ann
zich serieus aan het gebed. Ze liet zich vervullen door de vreugde
van de Schepper, ongeveer op dezelfde manier als waarop ze zich
openstelde voor haar Han. Ze liet het Licht haar met vreugde
vervullen. Ze liet haar hart de vrede van de Schepper voelen, liet
zichzelf dankbaar zijn voor alles wat ze had, terwijl er anderen
waren die zoveel slechter af waren.
Ze bad dat Alessandra een sprankje warm Licht zou voelen en
opende daar haar hart voor.
Toen ze klaar was, boog ze zich zo ver naar voren als de
ketenen toestonden en wierp een kus in de richting van haar
ringvinger als teken van trouw aan de Schepper, met wie ze
symbolisch was gehuwd.
Ze wist dat Alessandra zich de onbeschrijflijke voldoening zou
herinneren van het bidden tot de Schepper, van het openen van je
hart in dankbaarheid jegens degene die je je ziel had geschonken.
Er waren in het leven van elke Zuster momenten dat ze in het
geheim, alleen, devoot had gehuild om de vreugde die het
bracht.
Ann zag de steek van verlangen toen Alessandra bijna
werktuiglijk haar eigen vinger naar haar lippen bracht.
Als Zuster van de Duisternis zou zo'n daad verraad van de
Wachter betekenen.
Alessandra had de ziel die haar door de Schepper was
geschonken verpand aan de Wachter van de onderwereld, aan het
kwaad. Ann kon zich niet voorstellen dat de Wachter daar iets voor
kon teruggeven dat zich kon meten met de eenvoudige vreugde van een
dankgebed tot de Ene vanuit wie alles was voortgekomen.
`Dank je, Alessandra. Het was vriendelijk van je om me mijn
gebed te laten zeggen voordat ik eet.'
`Daar is niets vriendelijks aan,' zei de vrouw. 'Dan gaat het
eten er gemakkelijker in, zodat ik verder kan met de rest van mijn
werk.'
Ann knikte, blij dat ze de Schepper in haar hart had
gevoeld.