Deel 17
17
Terwijl hij de bovenste knoop van zijn wambuis losmaakte,
duwde Dalton Campbell met zijn andere hand tegen de hoge
mahoniehouten deur naar hun appartement totdat hij voelde dat
de
klink dichtviel. De heerlijke stilte kalmeerde hem
onmiddellijk. Het was een lange dag geweest, en die was nog lang
niet voorbij; ze moesten nog naar het banket.
`Teresa,' riep hij door de zitkamer in de richting van de
slaapkamer, 'ik ben het.'
Hij wilde dat ze thuis konden blijven. Thuisblijven en vrijen.
Zijn zenuwen hadden behoefte aan die afleiding. Later misschien Als
er niets tussenkwam.
Hij maakte nog een knoop los en trok geeuwend de kraag open.
De geur van seringen vulde zijn longen. De zware blauwe gordijnen
van gevlamde zijde waren dichtgetrokken voor de ramen aan de andere
kant van de kamer en sloten de donker wordende hemel buiten; de
kamer werd verlicht door geparfumeerd zacht lamplicht, het licht
van geurkaarsen en de flakkerende gloed van een laag vuur in de
haard, dat meer brandde voor de gezelligheid dan vanwege de
behoefte aan warmte.
Hij zag dat het donkerviolette vloerkleed met de tarwekleurige
franje eruitzag alsof het pas was geborsteld. De vergulde stoelen
waren zo neergezet dat de getaande leren zittingen en rugleuningen
goed uitkwamen, naast elegante tafels met welige takken van verse
bloemen. De pluchen kleedjes en kussens op de banken waren met zorg
zo gearrangeerd dat ze een indruk wekten van nonchalante
gezelligheid en luxe.
Dalton verwachtte van zijn vrouw dat ze toezicht hield op het
personeel en ervoor zorgde dat het appartement altijd presentabel
was, zowel voor het werk als voor het ontvangen van bezoek, wat
eigenlijk, afgezien van een andere benadering, op hetzelfde
neerkwam. Teresa wist wel dat met het banket van die avond de kans
dat hij iemand mee zou vragen naar hun appartement — een
belangrijk iemand — extra groot was. Dat kon iedereen zijn, van een
hoogwaardigheidsbekleder tot een onopvallend paar ogen en
oren.
Ze waren allemaal belangrijk, op hun eigen manier, allemaal
draden in het spinnenweb dat hij weefde en waarin hij oplettend
uitkeek naar elk klein rukje. Grote banketten waren een
geconcentreerde wanorde, geanimeerd door drank, conversatie,
opschudding en emotie. Ze boden vaak gelegenheden om
bondgenootschappen te smeden, loyaliteiten te versterken of steun
af te dwingen... kortom, om zijn spinnenweb te onderhouden.
Teresa stak haar hoofd om de hoek van de deur en grijnsde van
vreugde om hem te zien. 'Daar is mijn lieverd.'
Ondanks de lusteloosheid die hem had overvallen toen hij de
deur achter zich had gesloten en de problemen van de dag, ook al
was het maar voor even, had buitengesloten, glimlachte hij
onwillekeurig bij het zien van haar donkere, glinsterende
ogen.
`Tess, lieveling. Je haar ziet er fantastisch uit.'
Een gouden kam sierde de voorzijde van het opgestoken haar. De
overvloedige donkere krullen waren bijeengebonden met een veelheid
aan goudkleurige linten die het haar langer leken te maken en bijna
een kraag vormden. Nu ze naar voren gebogen stond, vielen de
glinsterende stroken uiteen en onthulden speels haar gracieuze
nek.
Ze was halverwege de twintig en bijna tien jaar jonger dan
hij. Dalton vond haar een onvergelijkelijk betoverend wezentje, een
extraatje bij de charme van haar doeltreffende toewijding aan haar
doelstellingen. Hij kon nog maar nauwelijks geloven dat ze een
klein halfjaar geleden eindelijk en ten langen leste zijn vrouw was
geworden. Hij had rivalen gehad, sommigen met meer aanzien, maar
geen enkele met meer ambitie. Dalton Campbell was iemand met wie je
rekening moest houden. Iedereen die zich gedroeg alsof hij weinig
voorstelde, kreeg op een dag de rekening gepresenteerd en leerde
dat hij hem niet moest onderschatten, of kreeg spijt van zijn
vergissing.
Bijna een jaar eerder, toen hij haar ten huwelijk had
gevraagd, had ze hem uitgehoord door hem op de fluwelen schertsende
manier van haar die vaak haar stalen bedoelingen verhulde te vragen
of hij echt van plan was iets te bereiken, aangezien zij in elk
geval wel de ambitie had om vooruit te komen in de wereld. In die
tijd was hij assistent geweest van de magistraat in Schoonveld,
geen onbelangrijke baan, maar naar zijn idee slechts een geschikt
tussenstation om middelen te vergaren en contacten te leggen.
Hij was niet ingegaan op haar gekscherende vragen maar had
haar in plaats daarvan eenvoudigweg verzekerd dat hij een man
was op weg naar boven, en dat ondanks zijn huidige betrekking
geen enkele andere man met wie ze omging ook maar enige kans had om
Dalton Campbells toekomstige status te evenaren. Ze was overdonderd
door zijn plechtige verklaring. De glimlach verdween van haar
gezicht. Ze stemde er ter plekke, onder de indruk van zijn
overtuiging en de oprechtheid van zijn voornemen, mee in om met hem
te trouwen.
Ze had tot haar blijdschap gemerkt hoe betrouwbaar zijn
voorspellingen waren. Terwijl de plannen voor hun bruiloft werden
gemaakt, kreeg hij een betere baan. In de eerste paar maanden van
hun huwelijk waren ze driemaal verhuisd, elke keer naar een mooier
appartement, als gevolg van het feit dat hij steeds een betere
positie had verkregen.
De mensen die van zijn bestaan wisten, ofwel door zijn
reputatie ofwel door hun contacten met de regering van Anderith,
waardeerden zijn grote inzicht in het rechtsstelsel van Anderith.
Dalton Campbell stond alom bekend om zijn briljante begrip van de
complexiteiten van de wet, het ijzersterke fundament waarop die was
gebouwd, de ingewikkelde structuur van wijsheid en precedenten, en
de reikwijdte van de beschermingsmuren eromheen.
De mannen voor wie Dalton werkte, waardeerden zijn enorme
kennis van de wet, maar stelden het nog meer op prijs dat hij de
geheime gangen, tunnels en onbekende uitwegen uit donkere hoeken en
gaten van de wet kende. Ze stelden het ook op prijs dat hij in
staat was de wet snel de wet te laten als de situatie een andere
oplossing vereiste, die de wet niet kon leveren. In zulke gevallen
was hij net zo inventief en net zo effectief. Teresa leek iedere
keer in een oogwenk te wennen aan de verbeterde omstandigheden
waarin ze zich bevond en nam haar nieuwe taak van het leidinggeven
aan het huishoudelijk personeel op zich met de doortastendheid van
iemand die dat al haar hele leven had gedaan.
Nog maar een paar weken daarvoor had hij de hoogste post in
het landhuis van de Minister verworven. Teresa was in de wolken
geweest toen ze hoorde dat ze een luxueus appartement in zo'n
prestigieus huis zouden betrekken. Nu was ze een vrouw met status
tussen geprivilegieerde vrouwen van stand.
Ze was dan wel dolblij en had hem bijna de kleren van het lijf
gerukt om hem ter plekke te bespringen toen hij haar het nieuws
vertelde, maar eerlijk gezegd had ze niet anders verwacht.
Als er één persoon was die zijn nietsontziende ambitie deelde,
was het Teresa.
`0, Dalton, vertel me alsjeblieft welke
hoogwaardigheidsbekleders er op het banket komen. Ik kan de
spanning niet meer verdragen.'
Hij geeuwde opnieuw en rekte zich uit. Hij wist dat ze haar
eigen spinnenwebben te onderhouden had.
`Saaie hoogwaardigheidsbekleders.'
`Maar de Minister zal er zijn.'
`Ja.'
Nou, domoor, die is niet saai. En ik heb een paar van de
vrouwen, de echtgenotes, hier uit het huis leren kennen. Het zijn
allemaal voorname mensen. Ik had niet beter kunnen hopen. Hun
echtgenoten zijn allemaal belangrijk.'
Ze bracht het puntje van haar tong naar haar bovenlip in een
sluw, plagend gebaar. 'Alleen niet zo belangrijk als mijn
echtgenoot.'
`Tess, lieveling,' zei hij met een glimlach, lij zou een dode
nog kunnen inspireren om belangrijk te worden voor jou.'
Ze knipoogde en verdween. 'Er zijn een paar boodschappen voor
je onder de deur door geschoven,' riep ze vanuit de andere kamer.
'Ze liggen in het bureau.'
Het sierlijke bureau in de hoek glansde als een donkere
edelsteen. Het was gemaakt van glanzend iepenknoesthout en elk
gekwarteerd paneel van fineer, waarvan de vier delen elkaars
spiegelbeeld leken, was afgezet met een band met een diamantpatroon
van afwisselend naturel en geverfd esdoornhout. In elke donkere
diamant was een gouden punt gezet. De poten waren diepglanzend
gelakt en niet verguld zoals de poten van de meeste andere meubels
in de kamer.
In het geheime vakje achter een van de bovenste laden lagen
een paar verzegelde boodschappen. Hij verbrak de zegels en keek
elke boodschap snel door om het belang ervan in te schatten.
Sommige waren interessant, maar er was niets dringends bij. Ze
waren voornamelijk bedoeld om informatie door te geven, lichte
trillingen uit alle hoeken van zijn spinnenweb.
Eén maakte melding van een eigenaardige verdrinking in een
publieke fontein, blijkbaar een ongeluk. Het was vroeg in de middag
gebeurd, als er menigtes mensen langs het opvallende punt op het
Plein van de Martelaars trokken. Hoewel het bij daglicht en in het
volle zicht van velen was gebeurd, had niemand het bijtijds
opgemerkt. Aangezien hij de laatste tijd gelijksoortige
boodschappen van onverwachte sterfgevallen onder ogen had gekregen,
wist Dalton dat de boodschap impliciet een waarschuwing was dat er
misschien een vendetta aan de gang was die met behulp van magie
werd uitgevochten, maar waarbij de indruk van een ongeluk werd
gewekt.
Een ander bericht ging over een 'verstoorde dame' en meldde
dat ze rusteloos was en dat ze een missive had gezonden aan een
Directeur waarin ze vroeg of ze tijdens het banket een ogenblikje
onder vier ogen met hem zou kunnen praten en hem verzocht haar
brief vertrouwelijk te houden. Dalton wist over welke vrouw de
boodschap ging en wist daardoor ook dat het Directeur Linscott
zou zijn die ze had geschreven; degene die de boodschap voor hem
had opgeschreven, was wel zo wijs om geen namen te noemen.
Hij vermoedde wat de reden was voor haar rusteloosheid. Het
was het verzoek om een vertrouwelijk onderhoud dat hem zorgen
baarde. De boodschap meldde dat de brief van de vrouw was
zoekgeraakt en nooit was bezorgd.
Dalton legde de boodschappen terug in het vakje om ze later
nog eens te bekijken en schoof de la weer op zijn plaats. Hij moest
iets doen aan die vrouw. Wat wist hij nog niet.
Te sterk reageren kon soms net zoveel problemen veroorzaken
als niets doen. Misschien hoefde hij de vrouw alleen maar een
luisterend oor te bieden, haar lucht te laten geven aan haar
verbolgenheid, zoals ze wellicht tegenover Directeur Linscott wilde
doen. Dalton kon haar grief net zo goed aanhoren. Iemand, ergens in
zijn ingewikkelde spinnenweb van contacten, zou hem het stukje
informatie geven dat hij nodig had om de juiste beslissing te
nemen, en zo niet, dan kon hij misschien door de vrouw kalmerend
toe te spreken de kwestie voldoende gladstrijken om de aanwijzingen
te verkrijgen die hij nodig had.
Dalton bekleedde zijn nieuwe functie pas kort, maar hij had
geen tijd verspild en zichzelf een plekje veroverd in bijna elk
aspect van het leven op het landgoed. Hij was voor velen een
nuttige collega geworden, voor anderen een vertrouweling en voor
enkelen een schild. Elke methode bezorgde hem op haar eigen manier
loyaliteit. Als je daar de mensen met de gave die hij kende nog
eens bij optelde, dan zoemde zijn voortdurend groeiende spinnenweb
van contacten van bedrijvigheid.
Maar vanaf de eerste dag was het Daltons belangrijkste doel
geweest om zichzelf onmisbaar te maken voor de Minister. In zijn
tweede week in de functie was er een 'onderzoeker' naar de
bibliotheek van het landhuis gestuurd door een van de Directeuren
van het departement van culturele vriendschap. Daar was Minister
Chanboor niet blij mee geweest. Om eerlijk te zijn had hij een
driftbui gekregen, geen ongebruikelijke reactie van Bertrand
Chanboor als hij geconfronteerd werd met verontrustend of zelfs
onheilspellend nieuws.
Twee dagen nadat de onderzoeker was gearriveerd, kon Dalton
Minister Chanboor vertellen dat de man was gearresteerd toen hij
dronken in bed lag bij een snol in Schoonveld. Dat was op zich
natuurlijk geen ernstig misdrijf, maar men had een zeer zeldzaam en
kostbaar boek in zijn jaszak aangetroffen.
Een zeer zeldzaam en kostbaar boek dat geschreven was door
niemand minder dan Joseph Ander zelf. De eeuwenoude tekst, die
van onschatbare waarde was, was onmiddellijk nadat de onderzoeker
zich was gaan bezatten als gestolen uit het landhuis van de
Minister van cultuur opgegeven.
Op last van Dalton was het departement van de Directeur
ogenblikkelijk op de hoogte gesteld van de verdwijning van het
boek, uren voordat de schuldige werd aangehouden. Bij het bericht
had Dalton de Directeuren persoonlijk geschreven dat hij niet zou
rusten totdat de boosdoener was gevonden en dat hij van plan was
meteen een openbaar onderzoek in te stellen om de vraag te
beantwoorden of deze culturele misdaad de voorbode was van een
verraderlijke samenzwering. De verbijsterde stilte van het
departement van de Directeuren was oorverdovend geweest.
De magistraat in Schoonveld, degene voor wie Dalton vroeger
had gewerkt, was een bewonderaar van de Minister van cultuur,
aangezien hij zijn functie bekleedde omdat het de Minister
behaagde, en hij nam de diefstal uit de Anderith Bibliotheek van
cultuur uiteraard niet licht op. Hij zag in de diefstal wat erin
gezien moest worden: staatsondermijning. De onderzoeker die met het
boek werd betrapt, werd snel ter dood gebracht wegens culturele
misdaden tegen het Anderithse volk.
Maar daarmee werd het schandaal verre van gesust; de lucht
zoemde van akelige geruchten over een bekentenis die was afgelegd
voordat de man ter dood was gebracht, een bekentenis die, naar
verluidde, bezwarend was voor anderen. De Directeur die de man naar
het landhuis had gestuurd om 'onderzoek' te plegen, was om zijn eer
te redden en een eind te maken aan speculaties en insinuaties
afgetreden, liever dan te worden geassocieerd met een culturele
misdaad. Dalton, de officiële vertegenwoordiger van de Minister die
de hele zaak afhandelde, had met tegenzin het ontslag van de
Directeur aanvaard en een verklaring afgelegd waarin de geruchten
van een bekentenis werden tegengesproken, waarna hij de hele zaak
officieel had gesloten.
Een oude vriend van Dalton had het geluk gehad om aangesteld
te worden in de plotseling beschikbare functie waarvoor hij bijna
zijn hele leven had gewerkt. Dalton was de eerste geweest die hem
de hand had geschud, de hand van een nieuwe Directeur. Nooit had
Dalton een dankbaarder en opgetogener man ontmoet. Dat deed Dalton
plezier, om mensen die het verdienden, mensen om wie hij gaf en die
hij vertrouwde, gelukkig te zien.
Na het incident had Bertrand Chanboor besloten dat zijn
verantwoordelijkheden vereisten dat hij nauwer samenwerkte met zijn
assistent, en hij had Dalton behalve tot assistent van de Minister
ook benoemd tot stafchef, waardoor hij de leiding kreeg over de
hele huishouding. Dalton hoefde nu alleen nog maar verantwoording
af te leggen tegenover de Minister. Die positie had hun ook hun
huidige appartement opgeleverd, op dat van de Minister na het
mooiste van het landhuis.
Dalton dacht dat het Teresa zelfs nog meer plezier had gedaan
dan hemzelf, als dat mogelijk was. Ze was dol op het appartement
dat bij de belangrijker functie hoorde. Ze was gefascineerd door de
mensen uit de hoogste kringen tussen wie ze zich nu begaf. Ze vond
het heerlijk om belangrijke en machtige mensen te ontmoeten die
naar het landhuis kwamen.
Die gasten en de bewoners van het landhuis zelf behandelden
Teresa met het respect dat iemand met haar hoge positie toekwam,
ondanks het feit dat de meesten van hen van adel waren terwijl zij,
net als Dalton, wel uit een goed milieu kwam maar niet van adel
was. Dalton had altijd gevonden dat afkomst onbelangrijk was, en
minder zwaarwegend dan sommige mensen hadden gedacht, als ze
eenmaal begrepen dat de juiste contacten veel meer konden bijdragen
aan een fortuinlijk leven.
Aan de andere kant van de kamer schraapte Teresa haar keel.
Toen Dalton zich afdraaide van het bureau, hief ze haar kin en
stapte met een nobele gratie de zitkamer in om zichzelf te laten
bewonderen in haar nieuwe jurk.
Zijn ogen werden groot. Zichzelf laten bewonderen was precies
wat ze deed.
De stof glinsterde sprookjesachtig in het licht van de lampen,
kaarsen en het lage vuur. Gouden, bladachtige vormen wervelden over
een donkere achtergrond. De naden en randen waren afgezet met
goudkleurige biezen, die de aandacht vestigden op haar smalle
middel en voluptueuze rondingen. De zijde van de rok was als jonge
tarwe die elke nuance van het glooiende heuvellandschap volgde en
verraadde de welgevormdheid van haar benen eronder.
Maar het was de halslijn die hem sprakeloos maakte. Vanaf haar
schouders dook die naar beneden tot een buitensporige diepte. De
aanblik van haar sensuele borsten, die half onbedekt waren, had een
groot effect op hem, zowel opwindend als verwarrend.
Teresa tolde om haar as om de jurk goed uit te doen komen, de
diep uitgesneden rug en de manier waarop hij fonkelde in het licht.
Met lange passen liep Dalton door de kamer en ving haar in zijn
armen toen ze zich voor de tweede keer naar hem toedraaide. Ze
giechelde toen ze merkte dat ze gevangenzat in zijn omhelzing. Hij
boog zich naar voren om haar te kussen, maar ze duwde zijn gezicht
weg.
`Voorzichtig. Ik ben uren bezig geweest met het opmaken van
mijn gezicht. Verknoei het niet.'
Ze kreunde hulpeloos tegen zijn mond toen hij haar toch kuste.
Ze leek tevreden met het effect dat ze op hem had. Hij was tevreden
met het effect dat ze op hem had.
Teresa boog zich naar achteren. Ze hief haar handen en trok
aan de gouden linten die in haar haar waren geknoopt.
`Lieverd, lijkt het al langer?' vroeg ze op smekende toon.
'Het is vreselijk om te moeten wachten tot het groeit.'
Met zijn nieuwe functie en het daarbij behorende nieuwe
appartement was hij vooruitgekomen in de wereld, was hij een
machtig man geworden. Bij die nieuwe autoriteit hoorden de
privileges van de hooggeplaatsten: zijn vrouw mocht haar haar
langer dragen om haar status te tonen.
Andere vrouwen in het huis droegen hun haar bijna tot op hun
schouders; het haar van zijn vrouw zou daar niet veel van afwijken,
maar zou misschien een klein stukje langer zijn dan dat van de
meeste andere vrouwen in het huis of in heel Anderith, in het hele
Middenland zelfs. Ze was met een belangrijk man getrouwd.
Die gedachte sloeg door hem heen en bezorgde hem een ijzig
gevoel van opwinding, zoals af en toe gebeurde als het werkelijk
tot hem doordrong tot hoever hij opgeklommen was en wat hij had
bereikt.
Dalton Campbell zag dit nog maar als het begin. Hij had de
bedoeling verder te komen. Hij had plannen. En hij had de aandacht
van een man die van plannen hield.
En van andere dingen. Maar dat gaf niet; dat soort
kleinigheden kon Dalton gemakkelijk aan. De Minister maakte
eenvoudigweg gebruik van de voorrechten van zijn positie.
`Tess, lieveling, je haar groeit fantastisch. Als er ook maar
één vrouw is die je uit de hoogte behandelt omdat het nog niet
langer is, moet je haar naam maar onthouden, want uiteindelijk zal
jouw haar langer zijn dan dat van al die anderen. En als het dan
zover is, kun je haar nog eens gaan opzoeken bij wijze van
vergelding.'
Teresa wipte op en neer op de ballen van haar voeten en sloeg
haar armen om zijn nek. Ze kirde opgetogen.
Ze verstrengelde haar vingers achter zijn rug en gluurde met
een kokette blik naar hem op. 'Vind je mijn jurk mooi?' Om te
benadrukken wat ze bedoelde, drukte ze zich tegen hem aan terwijl
ze hem in de ogen keek en ze bleef naar hem kijken toen zijn blik
omlaag dwaalde.
Ten antwoord boog hij zich naar haar over en liet in één
snelle beweging zijn hand onder haar zijden rok naar boven glijden,
langs de binnenkant van haar been naar het naakte vlees boven haar
kousen. Ze hijgde in gespeelde schrik toen zijn hand haar geheime
delen bereikte.
Dalton kuste haar opnieuw terwijl hij haar betastte. Hij dacht
niet meer aan het banket waar hij haar mee naartoe zou nemen. Hij
wilde haar meenemen naar bed.
Toen hij haar naar de slaapkamer duwde, wrong ze zich los uit
zijn wellustige greep. `Dalton! Voorzichtig, lieverd. Iedereen zal
de kreukels in mijn jurk zien.'
`Ik denk niet dat er ook maar iemand naar de kreukels in die
jurk zal kijken. Ik denk dat ze allemaal zullen kijken naar wat er
bovenuit komt. Teresa, ik wil niet dat je zoiets ook maar bij enige
gelegenheid draagt behalve om je man bij de deur te begroeten als
hij thuiskomt.'
Ze stompte hem speels tegen zijn schouder. `Dalton, hou
op.'
`Ik meen het.' Hij keek weer naar haar decolleté. 'Teresa,
deze jurk is... Hij laat te veel zien.'
Ze draaide zich van hem af. '0, Dalton, hou op. Je gedraagt je
dom. Tegenwoordig dragen alle vrouwen zulke jurken.' Ze wervelde
weer naar hem rond, de flirterige uitdrukking terug op haar
gezicht. le bent toch zeker niet jaloers? Als andere mannen je
vrouw bewonderen?'
Zij was het enige waarnaar hij meer had verlangd dan naar
macht. In tegenstelling tot al het andere in zijn leven, nam hij
nooit uitnodigingen voor schikkingen in overweging als die Teresa
betroffen. De geesten wisten dat er genoeg mannen op het landgoed
waren die bewonderd en zelfs benijd werden omdat ze invloed hadden
verworven doordat hun echtgenotes beschikbaar waren voor Minister
Chanboor. Dalton Campbell was niet een van hen. Hij gebruikte zijn
talent en verstand om te komen waar hij was, niet het lichaam van
zijn vrouw. Ook dat gaf hem een voorsprong op de anderen.
Zijn geduld verdween snel en zijn toon was dan ook allerminst
toegeeflijk. 'En hoe weten ze dat je mijn vrouw bent? Ze zullen hun
blik nooit opslaan naar je gezicht.'
`Dalton, hou op. Je gedraagt je onuitstaanbaar stoffig. Alle
andere vrouwen zullen jurken dragen zoals deze. Dat is de mode. Jij
hebt het altijd zo druk met je nieuwe baan dat je helemaal niets
weet over de heersende gebruiken. Ik wel.
Of je het gelooft of niet, deze jurk is nog voorzichtig in
vergelijking met wat anderen zullen dragen. Ik zou geen jurk dragen
die zoveel blootgeeft als die van hen — ik weet hoe jij bent — maar
ik wil er ook niet ouderwets uitzien. Niemand zal er iets van
denken, behalve misschien dat de vrouw van de rechterhand van de
Minister een tikje preuts is.'
Niemand zou denken dat ze 'preuts' was. Ze zouden denken dat
ze aangaf beschikbaar te zijn voor elke uitnodiging.
`Teresa, je kunt toch een andere dragen. Die rode met de
v-hals. Dan kun je nog steeds genoeg... genoeg van je decolleté
zien. Die rode kun je toch nauwelijks preuts noemen.'
Ze draaide hem haar rug toe en sloeg mokkend haar armen over
elkaar.
lij wilt zeker dat ik een alledaagse jurk draag en dat alle
vrouwen daar achter mijn rug fluisteren dat ik me kleed als de
vrouw van de nederige assistent van een magistraat. Die rode
jurk droeg ik toen jij nog niemand was. Ik dacht dat je blij zou
zijn om me in mijn nieuwe jurk te zien, om te zien dat je vrouw
zich aanpast aan de mode van de belangrijke vrouwen hier.
Maar nu zal ik hier nooit mijn plek vinden. Ik zal de saaie
vrouw van de assistent van de Minister zijn. Niemand zal zelfs maar
met me willen praten. Ik zal geen vriendinnen krijgen.'
Dalton ademde diep in en blies langzaam weer uit. Hij keek hoe
ze met een knokkel langs haar neus veegde. 'Tess, is dit echt wat
de andere vrouwen op het banket zullen dragen?'
Ze draaide om haar as en keek hem stralend aan. Niet zo heel
anders dan de manier waarop het Hakense meisje beneden in de keuken
had gestraald bij zijn uitnodiging om de Minister van cultuur te
ontmoeten, bedacht hij.
`Natuurlijk is deze net als de jurken die de andere vrouwen
zullen dragen. Behalve dat ik niet zo brutaal ben als zij, dus deze
laat minder zien. 0, Dalton, je zult het zien. Je zult trots op me
zijn. Ik wil echt als de vrouw van de assistent van de Minister
gekleed gaan. Ik wil dat je trots bent. Ik ben trots op jou. Alleen
op jou, Dalton.
Een echtgenote is essentieel voor een man die zo belangrijk is
als jij. Ik bescherm je positie als jij er niet bent. Je weet niet
hoe vrouwen kunnen zijn: kleingeestig, jaloers, ambitieus, sluw,
verraderlijk, gemeen. Eén slim lelijk woord tegen hun man, en al
snel doet het de ronde. Ik zorg ervoor dat als er iets lelijks
wordt gezegd, dat snel wegsterft, dat niemand het durft te
herhalen.'
Hij knikte; hij wist heel goed dat vrouwen hun echtgenoten
informatie en roddels vertelden. 'Dat is wel zo.'
lij hebt altijd gezegd dat we partners waren. Je weet hoe ik
je bescherm. Je weet hoe hard ik werk om ervoor te zorgen dat je op
elke nieuwe plek waar we komen snel je draai vindt. Je weet dat ik
nooit iets zou doen om datgene waarvoor je zo hard hebt gewerkt en
dat je voor ons hebt bereikt in gevaar te brengen. Je hebt me
altijd gezegd dat je me naar de beste plekken zou brengen, en dat
ik geaccepteerd zou worden als de gelijke van elke andere
vrouw.
Je hebt gedaan wat je had beloofd, echtgenoot van me. Ik heb
altijd geweten dat je dat zou doen; daarom heb ik ermee ingestemd
met je te trouwen. Hoewel ik altijd al van je hield, zou ik nooit
met je getrouwd zijn als ik niet in je toekomst had geloofd. We
hebben alleen elkaar, Dalton.
Heb ik ooit een misstap begaan als we op een nieuwe plek
waren?' `Nee, Tess, dat heb je nooit gedaan.'
`Denk je dat ik nu zo roekeloos zou zijn om dat te doen, op
zo'n belangrijke plek als deze? Nu je op de drempel van de ware
macht staat?' Teresa was de enige die hij in vertrouwen nam over
zijn gewaagde ambities, zijn stoutmoedigste plannen. Ze wist wat
zijn bedoeling was en ze lachte hem daar nooit om uit. Ze geloofde
hem.
`Nee, Tess, je zou dit alles niet in de waagschaal stellen. Ik
weet dat je dat niet zou doen.' Hij streek met een hand over zijn
gezicht en zuchtte. 'Draag die jurk maar, als jij het gepast vindt.
Ik zal op jouw inzicht vertrouwen.'
Nu de zaak geregeld was, duwde ze hem naar de kleedkamer.
'Kom, ga je verkleden. Maak je klaar. Je zult de knapste van het
gezelschap zijn, dat weet ik zeker. Als er al enige reden tot
jaloezie is, dan zal ik die hebben, want alle andere vrouwen zullen
groen zien van afgunst dat ik de begerenswaardigste man van het
huis heb, en jij bent degene die de gefluisterde uitnodigingen zult
krijgen.'
Hij draaide haar om en greep haar bij haar schouders, waarna
hij wachtte totdat ze hem aankeek. 'Als je maar uit de buurt blijft
van een man die Stein heet, Bertrands eregast. Hou je... je nieuwe
jurk bij hem weg. Begrepen?'
Ze knikte. 'Hoe zal ik hem herkennen?'
Hij liet haar schouders los en rechtte zijn rug. 'Dat is niet
moeilijk. Hij draagt een cape van menselijke scalpen.'
Teresa hapte naar adem. 'Nee.' Ze boog zich naar hem over. 'Is
dat degene over wie je me hebt verteld, die vanaf de andere kant
van de wildernis naar het zuiden is gekomen? Van de Oude Wereld? Om
over ons toekomstige bondgenootschap te praten?'
`Ja. Blijf bij hem uit de buurt.'
Ze knipperde opnieuw met haar ogen bij zulk opzienbarend
nieuws. Wat spannend. Ik denk niet dat iemand hier ooit zo'n
interessante vreemdeling heeft ontmoet. Hij moet wel heel
belangrijk zijn.'
`Hij is een belangrijk man, een man met wie we serieuze zaken
zullen bespreken, dus ik wil liever niet gedwongen worden hem in
mootjes te hakken omdat hij heeft geprobeerd jou zijn bed in te
sleuren. Het zou een verspilling van kostbare tijd zijn om te
moeten wachten tot de keizer een andere afgevaardigde uit de Oude
Wereld had gestuurd.'
Het was geen bluf, en dat wist ze. Hij legde zich net zo toe
op zwaard-vechten als op wetskennis. Dalton kon een vlo op een
perzik onthoofden zonder de fluwelen schil te beschadigen.
Teresa grijnsde. 'Hij hoeft niet naar mij te kijken, want hij
zal toch niet alleen slapen vannacht. Er zullen vrouwen vechten om
bij zo'n uitzonderlijke man te mogen zijn. Menselijke scalpen...'
Ze schudde haar hoofd bij zo'n verbijsterend idee. `De vrouw die
erin slaagt in zijn bed te komen, zal maandenlang boven aan alle
lijstjes van genodigden staan.'
`Misschien willen ze een Hakens meisje uitnodigen om hun te
vertellen hoe opwindend en fantastisch het was,' snauwde
Dalton.
`Een Hakens meisje?' Teresa bromde om dat zonderlinge idee van
de hand te wijzen. 'Dat lijkt me niet. Hakense meisjes tellen niet
bij die vrouwen.'
Ze kwam terug op het belangrijke deel van zijn nieuws. 'Dus er
is nog geen beslissing genomen? We weten nog steeds niet of
Anderith deel zal blijven uitmaken van het Middenland, of dat we
ons ervan los zullen maken en ons zullen aansluiten bij keizer
Jagang van de Oude Wereld?' `Nee, we weten nog niet hoe het zal
gaan. De Directeuren zijn verdeeld. Stein is nog maar net
aangekomen om zijn zegje te doen.'
Ze ging op haar tenen staan om hem een kusje te geven. 'Ik zal
bij die man uit de buurt blijven. Terwijl jij meebeslist over het
lot van Anderith, zal ik je zoals altijd rugdekking geven en mijn
oren openhouden.' Ze zette een stap in de richting van de
slaapkamer maar draaide zich snel naar hem om. 'Als die man is
gekomen om zijn kant van de zaak uiteen te zetten...' Een
plotseling besef drong door in haar donkere ogen. `Dalton, de
Soeverein is er vanavond ook, hè? De Soeverein zelf zal op het
banket zijn.'
Dalton pakte haar kin met zijn vingertoppen. 'Een intelligente
echtgenote is de beste bondgenoot die een man zich kan
wensen.'
Met een glimlach liet hij zich door haar bij zijn pinken
pakken en meetrekken naar de kleedkamer. 'Ik heb hem alleen nog
maar uit de verte gezien. 0, Dalton, je bent geweldig, dat je me
naar een plek hebt gebracht waar ik de maaltijd zal gebruiken met
de Soeverein zelf.'
`Als je maar niet vergeet wat ik heb gezegd en uit de buurt
blijft van Stein, behalve als ik bij je ben. Hetzelfde geldt
trouwens voor Bertrand, hoewel ik betwijfel of hij me zo zou durven
dwarszitten. Als je lief bent, stel ik je voor aan de
Soeverein.'
Ze was een kort moment met stomheid geslagen. 'Als we vanavond
naar bed gaan, zul je merken hoe lief ik kan zijn. De geesten
behoeden me,' vervolgde ze fluisterend, 'ik hoop dat ik zolang kan
wachten. De Soeverein. 0, Dalton, je bent geweldig.'
Terwijl ze aan haar toilettafel voor een spiegel zat en haar
gezicht inspecteerde om te zien wat voor schade hij had aangericht
met zijn kussen, trok Dalton de hoge klerenkast open. 'En, Tess,
wat heb je voor roddels gehoord?'
Hij tuurde in de klerenkast en zocht tussen zijn overhemden
naar het exemplaar met de kraag die hem het meest beviel. Aangezien
haar jurk goudkleurig was, veranderde hij zijn plannen en besloot
zijn rode jasje te dragen. Dat was toch het beste, als hij
zelfverzekerd wilde overkomen.
Terwijl Teresa zich vooroverboog naar de spiegel en haar
wangen poederde met een sponsje dat ze langs een zilveren doosje
met een rozig poeder had gehaald, ratelde ze over de roddels van
het huis. Geen ervan klonk Dalton belangrijk in de oren. Zijn
gedachten dwaalden af naar de zaken van werkelijk gewicht die hij
moest regelen, naar de Directeuren die hij nog moest overtuigen, en
hoe hij Bertrand Chanboor moest aanpakken.
De Minister was een geslepen man, een man die Dalton begreep.
De Minister deelde Daltons ambitie, zij het in een bredere, meer
openbare betekenis. Bertrand Chanboor was een man die alles wilde,
vanaf een Ha-kens meisje op wie zijn oog viel, tot aan de zetel van
Soeverein. Als Dalton er iets over te zeggen had, en dat had hij,
dan zou Bertrand Chan-boor krijgen wat Bertrand Chanboor
wilde.
En Dalton zou de macht en het gezag krijgen die hij wilde. Hij
hoefde geen Soeverein te zijn. Minister van cultuur was
voldoende.
De Minister van cultuur had de werkelijke macht in het land
Anderith; hij maakte de meeste wetten en benoemde magistraten om
ervoor te zorgen dat de wetten werden nageleefd. De invloed en het
gezag van de Minister van cultuur raakten alles en iedereen in het
land. Hij zwaaide de scepter over de handel, de gilden, de
gebruiken en overtuigingen. Hij stond aan het hoofd van het leger
en alle publieke ondernemingen. Hij was ook de belichaming van het
geloof. De Soeverein was een en al plechtigheid, pracht en praal,
juwelen en schitterende kleding, feesten en affaires.
Nee, Dalton zou zich 'tevredenstellen' met de post van
Minister van cultuur. Met een Soeverein die danste in het
spinnenweb waar Dalton op tokkelde.
`Ik heb je goede laarzen laten poetsen,' zei Teresa. Ze wees
naar de andere kant van de klerenkast. Hij bukte zich om ze te
pakken.
`Dalton, wat is er voor nieuws uit Aydindril? Je zei dat Stein
zijn zegje zal doen voor de Oude Wereld en de Imperiale Orde. Hoe
zit het met Aydindril? Wat heeft het Middenland te zeggen?'
Als er iets was dat Daltons ambities en plannen kon
doorkruisen, waren het de gebeurtenissen in Aydindril.
`De ambassadeurs die zijn teruggekomen uit Aydindril, hebben
gemeld dat de Biechtmoeder niet alleen haar toekomst en die van het
Middenland in handen legt van Meester Rahl, de nieuwe leider van
het D'Haraanse Rijk, maar dat ze ook nog eens met de man zou gaan
trouwen. Het huwelijk zal intussen wel voltrokken zijn.'
`Getrouwd! De Biechtmoeder zelf, getrouwd.' Teresa richtte
haar aandacht weer op de spiegel. 'Dat moet een prachtig feest zijn
geweest. Ik kan me voorstellen dat zo'n bruiloft alles in
Anderith overschaduwt.'
Teresa bleef even stil voor de spiegel zitten. 'Maar de kracht
van een Belijdster verwoest een man als ze met hem trouwt. Die
Meester Rahl zal niets meer zijn dan een marionet van de
Biechtmoeder.'
Dalton schudde zijn hoofd. 'Hij heeft blijkbaar de gave en
wordt niet vernietigd door haar kracht. Het is slim van haar om met
een begiftigde Meester Rahl van D'Hara te trouwen; het verraadt
intelligentie, vastbeslotenheid en een uitgekiende strategische
planning. Door het Middenland samen te voegen met D'Hara is er een
rijk ontstaan om bang voor te zijn, een rijk om rekening mee te
houden. Het zal een moeilijke beslissing worden.'
Verder hadden de ambassadeurs gemeld dat Meester Rahl een
integer man leek te zijn, een man met grote overtuigingskracht, een
man die zich inzette voor vrede en de vrijheid van degenen die zich
bij hem aansloten.
Hij was ook een man die hun overgave aan het groeiende
D'Haraanse Rijk eiste, en wel onmiddellijk.
Dat soort mannen was vaak onredelijk. Zo'n man kon enorm veel
problemen veroorzaken.
Dalton haalde een overhemd te voorschijn en hield het op om
het aan Teresa te laten zien. Ze knikte goedkeurend. Hij ontblootte
zijn bovenlijf en stak zijn armen in het knisperende, schone
overhemd, genietend van de frisse geur.
`Stein brengt ons keizer Jagangs aanbod voor een plek voor ons
in zijn nieuwe wereldorde. We zullen horen wat hij te zeggen
heeft.'
Als je op Stein af kon gaan, begreep de Imperiale Orde de
nuances van de macht. In tegenstelling tot alle signalen die ze uit
Aydindril hadden gekregen, waren zij bereid om over een aantal
punten te onderhandelen die belangrijk waren voor Dalton en de
Minister.
`En de Directeuren? Wat zeggen die over ons lot?'
Dalton gromde ontevreden. `De Directeuren die geloven in de
oude gebruiken, in de zogenaamde vrijheid van de bewoners van het
Middenland, worden steeds schaarser. De Directeuren die erop
aandringen dat we bij de rest van het Middenland blijven en ons
aansluiten bij Meester Rahl, worden geïsoleerde stemmen. De mensen
zijn het beu om hun ouderwetse ideeën en ongeïnspireerde principes
aan te horen.'
Teresa legde haar borstel neer. Ze trok bezorgde rimpels in
haar voorhoofd. 'Zal er oorlog komen, Dalton? Wiens kant zullen we
kiezen? Zullen we gedwongen worden oorlog te voeren?'
Dalton legde geruststellend een hand op haar schouder. `De
oorlog zal een lange, bloedige strijd worden. Ik voel er niets voor
om daarin meegesleept te worden, om onze mensen daarin mee te laten
slepen. Ik zal doen wat nodig is om Anderith te beschermen.'
Veel hing af van welke kant de overhand had. Het had geen zin
om je bij de verliezers aan te sluiten.
`Als het moet, kunnen we de Dominie Dirtch gebruiken. Geen
enkel leger, niet dat van Meester Rahl en niet dat van keizer
Jagang, kan tegen zo'n wapen op. Maar het zou beter zijn om ons
voordat het zover komt aan te sluiten bij de kant die de beste
voorwaarden en vooruitzichten biedt.'
Ze greep zijn hand. 'Maar die Meester Rahl is een tovenaar. Je
zei dat hij de gave had. Je weet nooit wat een tovenaar zou kunnen
doen.' `Dat zou een reden kunnen zijn om ons bij hem aan te
sluiten. Maar de Imperiale Orde heeft gezworen de magie uit te
bannen. Misschien hebben ze manieren om hem te dwarsbomen.'
`Maar als Meester Rahl een tovenaar is, dan zou hij ook over
ontzaglijke magie beschikken... net als de Dominie Dirtch.
Misschien gebruikt hij zijn kracht wel tegen ons als we ons niet
aan hem overgeven.'
Hij klopte op haar hand voordat hij zich verder ging
aankleden. 'Maak je geen zorgen, Tess. Ik zal Anderith niet in de
as laten leggen. En zoals ik al zei, beweert de Orde dat ze een
eind aan de magie zal maken. Als dat waar is, dan kan een tovenaar
ons niet meer deren. We zullen gewoon moeten afwachten wat Stein te
zeggen heeft.'
Hij wist niet hoe de Imperiale Orde een einde aan de magie kon
maken. Per slot van rekening was er al magie zolang de wereld
bestond. Misschien bedoelde de Orde eigenlijk dat ze van plan was
mensen met de gave te elimineren. Dat zou geen nieuw idee zijn en
had volgens Dalton wel kans van slagen.
Er waren al mensen die ervoor pleitten iedereen met de gave om
te brengen. Anderith hield een paar van de radicaalste leiders
gevangen, onder wie Serin Rajak. Serin Rajak, die charismatisch en
fanatiek was, was onverbeterlijk en gevaarlijk. Als hij tenminste
nog leefde; hij zat al maanden opgesloten.
Rajak geloofde dat 'heksen', zoals hij degenen met de gave
noemde, het kwaad vertegenwoordigden. Hij had een aantal van zijn
volgelingen aangezet tot woeste en destructieve rellen voordat hij
was gearresteerd. Dat soort mannen was gevaarlijk. Maar Dalton had
tegen zijn executie gepleit. Dat soort mannen kon ook nuttig
zijn.
`0, en dit zul je niet geloven,' zei Teresa. Ze was verder
gegaan met de roddels die ze had gehoord. Aangezien hij over Serin
Rajak piekerde, luisterde hij maar half. 'Die vrouw over wie ik het
net had, die zichzelf zo geweldig vindt, Claudine Winthrop, die
heeft ons verteld dat de Minister haar met geweld heeft
genomen.'
Dalton luisterde nog steeds maar half. Hij wist dat deze
roddel waar was. Claudine Winthrop was de 'verstoorde dame'
uit de boodschap in het geheime vakje van zijn bureau, degene
die hij moest zien zoet te houden. Zij was ook degene die de brief
aan Directeur Linscott had geschreven, de brief die nooit was
aangekomen.
Claudine Winthrop hing bij de Minister rond wanneer ze er maar
de kans toe kreeg, om met hem te flirten en hem glimlachjes en
verleidelijke blikken toe te werpen. Wat had ze dan verwacht dat er
zou gebeuren? Ze had gekregen wat ze wist dat ze zou krijgen. En nu
klaagde ze? `En ze is zo kwaad dat ze op zo'n grove manier is
behandeld door de Minister, dat ze van plan is na het diner aan
vrouwe Chanboor en alle gasten te verkondigen dat de Minister zich
zeer ruw aan haar heeft opgedrongen.'
Dalton spitste zijn oren.
`Het is verkrachting, zei ze, en ze is van plan die
verkrachting te melden aan de vrouw van de Minister.' Teresa
draaide zich om in haar stoel en hief een eekhoornenharen
borsteltje waarmee ze haar ogen kleurde naar hem. 'En aan de
Directeuren van culturele vriendschap, als die aanwezig zijn. En
Dalton, als de Soeverein er ook is, zou het een lelijke rel kunnen
worden. De Soeverein zal waarschijnlijk zijn hand opsteken en om
stilte verzoeken, zodat ze het woord kan voeren.'
Dalton was nu een en al aandacht. De twaalf Directeuren zouden
op het banket zijn. Nu wist hij wat Claudine Winthrop van plan
was.
`Heeft ze dat gezegd? Heb je haar dat horen zeggen?'
Teresa zette een hand in haar zij. 'Ja. Wat vind je daarvan?
Ze zou toch moeten weten hoe Minister Chanboor is, dat hij met de
helft van de vrouwen van het landhuis naar bed gaat. En nu wil ze
herrie schoppen? Het zal wel voor grote opschudding zorgen, denk
ik. Ik zeg je, Dalton, ze is iets van plan.'
Toen Teresa over een ander onderwerp begon te keuvelen,
onderbrak hij haar en hij vroeg: 'Wat zeiden de andere vrouwen over
haar? Over Claudines plannen?'
Teresa legde het eekhoornenharen borsteltje neer. 'Nou, we
vinden het allemaal vreselijk. Ik bedoel, de Minister van cultuur
is een belangrijk man. Hij zou zelfs op een dag Soeverein kunnen
worden; de Soeverein is niet jong meer. De Minister zou elk moment
geroepen kunnen worden om de functie van Soeverein te gaan
vervullen. Dat is een enorme verantwoordelijkheid.'
Ze keek naar de spiegel en bewerkte haar wenkbrauwen met een
pincet. Ze draaide zich opnieuw om en schudde ermee naar hem. 'De
Minister is zwaar overwerkt en heeft recht op een onschuldig
verzetje nu en dan. De vrouwen zijn bereidwillig. Het gaat niemand
iets aan. Het is hun privéleven en heeft geen invloed op
regeringszaken. En dat sletje heeft er zelf om gevraagd.'
Dat kon Dalton niet ontkennen. Met de beste wil van de wereld
kon hij niet begrijpen hoe vrouwen, of het nu een dame van adel of
een Hakens meisje was, die geilaard met hun knipoogjes konden
versieren en dan verrast konden zijn als hij, bij wijze van
spreken, toehapte.
Het Hakense meisje, Beata, was natuurlijk nog niet oud of
ervaren genoeg geweest om dat soort volwassen spelletjes echt te
begrijpen. En hij veronderstelde ook niet dat ze had verwacht Stein
op de koop toe te krijgen. Dalton had een beetje medelijden met het
meisje, ook al was ze een Haken. Nee, ze had Stein niet op de loer
zien liggen in het hoge tarwe toen ze vol ontzag naar de Minister
glimlachte.
Maar de andere vrouwen, de vrouwen van het huis en volwassen
vrouwen die vanuit de stad naar het landhuis kwamen voor banketten
en feesten, wisten hoe de Minister in elkaar zat en hadden geen
grond om naderhand vals spel te roepen.
Dalton wist dat sommigen alleen ongelukkig werden als ze niet
een onomschreven maar aanzienlijke compensatie kregen. Een
zoethoudertje. Dan werd het Daltons probleem. Hij vond een
zoethoudertje voor hen en deed zijn best hen ervan te overtuigen
dat ze dat heel graag wilden hebben. De meesten waren zo wijs om
die vrijgevigheid te accepteren; het was vaak het enige waar het ze
om te doen was geweest.
Hij twijfelde er niet aan dat de vrouwen van het landhuis
opgewonden waren over het feit dat Claudine onrust wilde gaan
stoken. Veel van die echtgenotes hadden in het gezelschap van de
Minister verkeerd, verleid door de bedwelmende geur van macht die
rond de man hing. Dalton had reden om te vermoeden dat velen die
niet in het bed van de Minister hadden gelegen, daar wel terecht
wilden komen. Ofwel Bertrand was gewoon nog niet aan hen
toegekomen, of hij wilde niet. Waarschijnlijk het eerste; hij had
de gewoonte mannen pas een baan op het landhuis te geven nadat hij
ook hun vrouw had ontmoet. Dalton had al eens een uitstekende
kandidaat voor de post van regent moeten afwijzen omdat Bertrand
zijn vrouw te lelijk vond.
Niet alleen kwam er geen eind aan de rij vrouwen die ernaar
smachtten om onder de man terecht te komen, maar hij was ook nog
eens een veelvraat op dat gebied. Niettemin had hij bepaalde
maatstaven. Zoals veel ouder wordende mannen hield hij van de
jeugd.
Hij kon zijn voorliefde voor voluptueuze jonge vrouwen
uitleven zonder dat hij, zoals de meeste mannen die de vijftig
waren gepasseerd, zijn toevlucht moest nemen tot prostituees in de
stad. Sterker nog, Bertrand Chanboor meed dat soort vrouwen als de
pest, uit angst voor hun kwaadaardige ziekten.
Andere mannen van zijn leeftijd, die niet op een andere manier
aan jonge vrouwen konden komen en er geen weerstand aan konden
bieden, kregen geen kans om veel ouder te worden. En de jonge
vrouwen ook niet. Velen werden door ziekten weggerukt.
Maar Bertrand Chanboor had de keus uit een flinke voorraad
gezonde jonge vrouwen met een beperkte ervaring en van niveau. Ze
vlogen uit eigen beweging in de kaarsvlam van zijn hoge positie en
zijn bijna onbeperkte gezag.
Dalton streek met de zijkant van zijn vinger zachtjes langs
Teresa's wang. Hij was bevoorrecht dat hij een vrouw had die zijn
ambitie deelde maar, in tegenstelling tot veel anderen, er niet
álles voor overhad.
`Ik hou van je, Tess.'
Verrast door zijn plotselinge tedere gebaar, nam ze zijn hand
in die van haar en overdekte hem met kussen.
Hij wist niet wat hij gedaan kon hebben in zijn leven om haar
te verdienen. Er was niets aan hem geweest dat erop had gewezen dat
hij ooit zo'n vrouw als Teresa zou krijgen. Zij was het enige in
zijn leven dat hij niet had verkregen door pure wilskracht, door
het neermaaien van de oppositie, het elimineren van elke bedreiging
voor het bereiken van zijn doel. Hij was gewoon hopeloos verliefd
op haar geworden.
Waarom de goede geesten ervoor hadden gekozen om de rest van
zijn leven te negeren en hem deze beloning te schenken, daar had
hij geen flauw idee van, maar hij had die aangenomen en klampte
zich er uit alle macht aan vast.
De gedachte aan zijn werk verstoorde zijn wellustige
mijmeringen terwijl hij in haar bewonderende ogen keek.
Hij zou iets aan Claudine moeten doen. Ze moest tot zwijgen
worden gebracht, en wel voordat ze problemen kon veroorzaken.
Dalton liep een lijstje met gunsten af die hij haar zou kunnen
aanbieden in ruil voor haar stilzwijgen. Niemand, zelfs vrouwe
Chanboor niet, maakte zich erg druk over de vrijages van de
Minister, maar een beschuldiging van verkrachting door een vrouw
uit de hoogste kringen zou lastig zijn.
Er waren Directeuren die idealen van rechtschapenheid
aanhingen. De Directeuren van het departement van culturele
vriendschap hadden zeggenschap over wie er Soeverein werd. Sommigen
wilden dat de volgende Soeverein een man met een onkreukbaar
karakter was. Ze konden een nieuwkomer van de troon houden.
Als Bertrand Chanboor eenmaal tot Soeverein was benoemd, zou
het er niet meer toe doen wat ze dachten, maar vóór die tijd zeer
zeker wel. Hij zou Claudine het zwijgen op moeten leggen.
`Dalton, waar ga je heen?'
Hij draaide zich bij de deur om. 'Ik moet even een boodschap
schrijven en wegsturen. Ik ben zo terug.'