Deel 19

 

19
Fitch vouwde zijn benen in en ging op het gras zitten. De koele stenen voelden lekker aan tegen zijn bezwete rug. Hij ademde de zoetgeurende avond diep in, de aroma's van roosterend vlees die door
open ramen naar buiten dreven en de frisse geur van de stapel appelhout. Aangezien ze tot laat zouden doorwerken om de rommel op te ruimen na het banket, hadden ze een welkome rustpauze gekregen. Morley gaf hem de fles aan. Het zou laat worden voordat ze flink dronken konden worden, maar ze konden in elk geval vast proeven. Fitch nam een fikse teug. Hij begon ogenblikkelijk hevig te hoesten, al voordat hij het kon doorslikken, en zo raakte hij het grootste deel van zijn drank kwijt.
Morley lachte. 'Ik zei toch dat het sterk was.'
Fitch veegde met zijn mouw langs zijn druipende kin. 'Dat kan je wel zeggen. Waar heb je dat vandaan? Het is goed spul.'
Fitch had nog nooit zoiets sterks gedronken, iets dat zo brandde als je het doorslikte. Hij had gehoord dat het, als het brandde, goed spul was. Ze zeiden altijd dat als hij de kans had, hij wel gek zou zijn om goed spul te weigeren. Hij hoestte weer. Achter zijn neus, in zijn keel, brandde het vreselijk.
Morley boog zich naar hem over. 'Een belangrijk persoon heeft het teruggestuurd. Zei dat het afwaswater was. Probeerde indruk te maken waar iedereen bij was. Pete, de wijnschenker, heeft de fles teruggebracht en neergezet. Toen hij een andere pakte en wegrende, heb ik hem meegepikt en onder mijn tuniek verborgen voordat iemand het zag.'
Fitch was eraan gewend de wijn te drinken die ze bij elkaar wisten te scharrelen. Hij goot de laatste restjes uit bijna lege vaatjes en flessen, en verzamelde de droesem en wat mensen hadden laten staan. Hij had nooit eerder de hand weten te leggen op iets van de schaarsere sterke dranken.
Morley duwde tegen de onderkant van de fles en kantelde hem tegen de lippen van Fitch. Fitch nam een voorzichtiger slok en slaagde erin die door te slikken zonder het weer uit te spugen. Zijn maag voelde aan als een borrelende kookpot. Morley knikte goedkeurend. Fitch glimlachte zelfvoldaan.
Door open ramen in de verte kon hij mensen horen praten en lachen in de entreehal, waar ze wachtten totdat het banket begon. Fitch kon de werking van de drank al voelen. Later, nadat ze hadden opgeruimd, konden ze goed dronken worden.
Fitch wreef over het kippenvel op zijn armen. De muziek die uit de ramen naar buiten dreef, bracht hem in een goede stemming. Dat deed muziek altijd, hem het gevoel geven dat hij zich kon verheffen en iets kon doen. Hij wist niet wat, maar iets. Iets groots.
Toen Morley zijn hand uitstak, gaf Fitch hem de fles. Hij keek hoe de knobbel in Morley's keel op en neer wipte bij elke slok. De muziek zwol aan van emotie en versnelde van opwinding. Gevoegd bij het effect van de drank, kreeg hij er rillingen van.
Langs Morley heen zag Fitch een lang persoon over het pad naar hen toe lopen. De persoon liep vastberaden, niet als iemand die een wandelingetje maakt, maar als iemand die ergens heen gaat. In het gele lamplicht dat door alle ramen naar buiten scheen, zag Fitch de glinstering van de zilveren schede. Hij zag de nobele gelaatstrekken en houding.
Het was Dalton Campbell. Hij liep recht op hen af.
Fitch gaf zijn vriend een por met zijn elleboog en ging toen staan. Hij zorgde eerst dat hij stevig stond voordat hij zijn tuniek rechttrok. Die was aan de voorkant nat van de drank die hij had uitgehoest. Hij streek snel zijn haar naar achteren. Met de zijkant van zijn voet schopte hij Morley en hij gebaarde hem met een duim op te staan.
Dalton Campbell liep om de stapel hout heen en kwam recht op hen af. De lange Ander leek precies te weten waar hij moest zijn. Als Fitch en Morley er met z'n tweeën tussenuit knepen met een voorraadje drank, vertelden ze nooit aan iemand waar ze heen gingen.
`Fitch. Morley,' riep Dalton Campbell toen hij hen naderde. `Goedenavond, meester Campbell,' zei Fitch en hij stak bij wijze van groet een hand op.
Fitch veronderstelde dat ze, met het licht dat uit de ramen scheen, niet echt moeilijk te zien waren. Hij kon Morley uitstekend zien, en dat hij de fles achter zijn rug hield ook. De assistent van de Minister had hen vast uit een raam naar de houtstapel zien lopen.
`Goedenavond, meester Campbell,' zei Morley.
Dalton Campbell bekeek hen van top tot teen, alsof hij soldaten inspecteerde. Hij stak zijn hand uit.
`Mag ik?'
Morley kromp ineen terwijl hij de fles van achter zijn rug te voorschijn haalde en die aan de man gaf. 'We waren... Ik bedoel...'
Dalton Campbell nam een flinke teug.
`Aah,' zei hij en hij gaf de fles terug aan Morley. 'Jullie hebben geluk dat jullie zo'n goede en volle fles drank hebben.' Hij sloeg zijn handen op zijn rug ineen. 'Ik hoop niet dat ik stoor.'
Fitch en Morley, verbijsterd dat Dalton Campbell een slok uit hun fles had genomen en nog meer door het feit dat hij hem had teruggegeven, schudden beiden krachtig hun hoofd.
`Nee, meester Campbell,' zei Morley.
`Mooi zo,' zei Campbell. 'Ik was op zoek naar jullie tweeën. Ik heb een probleempje.'
Fitch boog zich wat verder naar hem toe en dempte zijn stem. 'Een probleempje, meester Campbell? Kunnen we ergens mee helpen?' Campbell keek Fitch in de ogen, en daarna Morley. 'Eh, ja, daarom zocht ik jullie eigenlijk. Zie je, ik dacht dat jullie misschien graag de kans zouden krijgen om je te bewijzen, om me te laten zien dat jullie in je hebben wat ik hoop dat jullie in je hebben. Ik zou het zelf kunnen afhandelen, maar ik dacht dat jullie misschien de kans wilden hebben iets nuttigs te doen.'
Fitch voelde zich alsof de goede geesten zelf hem zojuist hadden gevraagd of hij de kans wilde krijgen om goed te doen.
Morley zette de fles neer en rechtte zijn schouders als een soldaat die in de houding gaat staan. 'Ja, meester Campbell, dat zou ik heel graag willen.'
Fitch richtte zich op. 'Ik ook, meester Campbell. U zegt het maar; we willen allebei graag de kans krijgen om u te bewijzen dat we mannen zijn die bereid zijn verantwoordelijkheid te dragen.'
`Goed... heel goed,' zei hij terwijl hij hen aandachtig opnam. Hij liet de stilte even duren voordat hij weer iets zei. 'Dit is belangrijk. Dit is heel belangrijk. Ik heb erover gedacht om ermee naar iemand anders te gaan, iemand met meer ervaring, maar ik heb besloten jullie tweeën een kans te geven om me te laten zien dat ik op jullie kan vertrouwen.'
`Wat u maar wilt, meester Campbell,' zei Fitch en hij meende het. 'U zegt het maar.'
Fitch beefde van opwinding dat hij de kans kreeg om zichzelf te bewijzen tegenover Dalton Campbell. De muziek leek hem vol te pompen met de behoefte iets belangrijks te doen.
`Het gaat niet goed met de Soeverein,' zei Campbell.
`Dat is vreselijk,' zei Morley.
`Dat vinden we heel erg,' voegde Fitch eraan toe.
`Ja, het is jammer, maar hij is oud. Minister Chanboor is nog jong en sterk. Hij zal ongetwijfeld tot Soeverein worden benoemd, en dat zal waarschijnlijk niet lang meer op zich laten wachten. De meeste Directeuren zijn hier om zaken met ons te bespreken, zaken die samenhangen met de Zetel van de Soeverein. Ze winnen eigenlijk inlichtingen in nu ze de tijd hebben om dat te doen. Ze willen bepaalde feiten over de Minister vaststellen. Ze verdiepen zich in zijn karakter, om te zien wat voor man hij is. Of hij een man is die ze zouden kunnen steunen, als de tijd daar is.'
Fitch wierp een snelle blik opzij en zag dat Morley met grote ogen naar Dalton Campbell keek. Fitch kon nauwelijks geloven dat hij zulk belangrijk nieuws hoorde van een man die zo belangrijk was; zij waren per slot van rekening maar Hakens. Dit was de assistent van de Minister, een Ander, een belangrijke Ander, die hun over zeer gewichtige zaken vertelde.
`De Schepper zij dank,' fluisterde Fitch. 'Onze Minister krijgt eindelijk de erkenning die hij verdient.'
`Ja,' zei Campbell op een vreemd lijzige manier. 'Maar het punt is, dat er mensen zijn die zouden willen voorkomen dat de Minister tot Soeverein wordt benoemd. Deze mensen willen de Minister schade berokkenen.
`Schade berokkenen?' vroeg Morley, duidelijk ontsteld.
`Jazeker. Herinneren jullie je dat de Soeverein beschermd moet worden, dat alles wat er wordt gedaan om onze Soeverein te beschermen een deugd is?'
`Ja, meneer,' zei Morley.
`Ja, meneer,' echode Fitch. 'En aangezien de Minister Soeverein zal worden, moet hij net zo goed worden beschermd.'
`Heel goed, Fitch.'
Fitch straalde van trots. Hij wilde dat de drank het niet zo moeilijk maakte om zijn blik scherp te stellen.
`Meester Campbell,' zei Morley, 'we willen graag helpen. We willen ons graag tegenover u bewijzen. We staan klaar.'
Ja meneer, dat staan we zeker,' voegde Fitch eraan toe.
`Dan zal ik jullie allebei je kans geven. Als jullie het goed doen en erover zwijgen, wat er ook gebeurt — en dat betekent tot in het graf — dan zal ik terecht vertrouwen in jullie hebben gesteld.'
`Tot in het graf,' zei Fitch. 'Ja, meneer, dat zullen we doen.'
Fitch hoorde een vreemd metalig geluid. Hij besefte met ontzetting dat er een zwaardpunt onder zijn kin werd gehouden.
`Maar als een van jullie tweeën mijn vertrouwen beschaamt, zou ik zeer teleurgesteld zijn, want dan zou de Minister in gevaar zijn. Begrijpen jullie dat? Ik accepteer niet dat mensen die ik vertrouw me in de steek laten. De toekomstige Soeverein in de steek laten. Begrepen?'
`Ja, meneer!' schreeuwde Fitch bijna.
De zwaardpunt flitste naar Morley's keel en bleef hangen voor zijn uitspringende adamsappel. 'Ja, meneer!' zei hij.
`Hebben jullie ook maar aan één persoon verteld waar jullie vanavond zouden zijn om een slokje te drinken?'
`Nee, meneer,' zeiden Morley en Fitch in koor.
`Toch wist ik waar ik jullie kon vinden.' De grote Ander trok een wenkbrauw op. 'Vergeet dat niet, als jullie het ooit in je hoofd halen dat jullie je misschien voor mij kunnen verbergen. Als jullie me ooit problemen bezorgen, zal ik jullie vinden, waar jullie je ook verschuilen.'
`Meester Campbell,' zei Fitch nadat hij had geslikt, 'vertelt u ons maar wat we kunnen doen om te helpen, en we doen het. We zijn te vertrouwen. We zullen u niet teleurstellen, dat zweer ik.'
Morley knikte. 'Zo is het. Fitch heeft gelijk.'
Dalton Campbell liet zijn zwaard weer in de schede glijden en glimlachte. `Ik ben nu al trots op jullie. Jullie zullen het nog ver schoppen hier. Ik weet zeker dat jullie mijn vertrouwen waard zullen blijken.'
`Ja meneer,' zei Fitch, 'u kunt op ons rekenen.'
Dalton Campbell legde één hand op de schouder van Fitch en de ander op die van Morley. 'Mooi zo. Luister goed.'
`Daar komt ze,' fluisterde Morley Fitch in het oor.
Fitch knikte nadat hij in de richting had gekeken waarin zijn vriend wees. Morley sloop weg naar de donkere gaping van de openstaande dienstdeuren terwijl Fitch neerhurkte achter een paar vaten die naast de laadplaats waren gestapeld. Fitch herinnerde zich hoe hij eerder op de dag Bruintje met de kar van de slager aan de overkant had zien staan. Hij veegde zijn handpalmen af aan zijn broek. Het was een dag vol grote gebeurtenissen geweest.
Ze hadden erover gepraat toen ze hierheen liepen, en Morley dacht er net zo over; hoezeer het hele idee Fitch' hart ook tegen zijn ribben deed hameren, het was uitgesloten dat hij het vertrouwen van Dalton Campbell zou beschamen. Morley dacht er hetzelfde over.
De muziek die uit de open ramen aan de overkant van het grasveld kwam — strijk- en blaasinstrumenten en een harp — vulde zijn hoofd met wilskracht en deed zijn borst zwellen van trots om uitverkoren te zijn door Dalton Campbell.
De Minister — de toekomstige Soeverein — moest worden beschermd. Geruisloos, met lichte voetstappen, beklom ze de vier treden naar de laadplaats. In het flauwe licht keek ze om zich heen naar de diepe schaduwen en rekte haar nek om rond te turen. Fitch slikte toen hij zag hoe knap ze was. Ze was wat ouder, maar ze was een schoonheid. Hij had nog nooit zo aandachtig en langdurig naar een Anderse dame gekeken als naar haar.
Morley zette een diepe stem op om ouder te lijken.
`Claudine Winthrop?'
Ze draaide zich verwachtingsvol om naar de vriend van Fitch, die in de donkere deuropening stond. 'Ik ben Claudine Winthrop,' fluisterde ze. `Dus u hebt mijn boodschap ontvangen?'
`Ja,' zei Morley.
`De Schepper zij dank. Directeur Linscott, het is van groot belang dat ik met u spreek over Minister Chanboor. Hij pretendeert de cultuur van Anderith hoog te houden, maar hij is het slechtste voorbeeld dat we in dit of enig ander ambt zouden kunnen hebben. Voordat u zijn naam in overweging neemt voor een toekomstig Soevereinschap, moet u van zijn verdorvenheid horen. Het varken heeft me met geweld genomen, me verkracht. En dat is nog maar het begin. Er komt nog meer. In het belang van ons volk moet u me aanhoren.'
Fitch keek toe hoe ze daar stond, in het zachte gele licht uit de ramen dat over haar knappe gezicht viel. Dalton Campbell had niet gezegd dat ze zo knap zou zijn. Ze was natuurlijk al wat ouder, en dus niet iemand over wie hij normaal gesproken in termen van knap zou denken. Tot zijn verrassing besefte hij dat hij iemand die zo oud was — ze zag eruit alsof ze bijna dertig was — als aantrekkelijk kon beschouwen. Hij ademde diep en geluidloos in, in een poging zijn moed te verzamelen. Maar hij kon zich er niet van weerhouden te staren naar wat ze droeg, of nauwkeuriger gezegd, naar waar ze niets droeg.
Fitch herinnerde zich dat hij de twee vrouwen in het trappenhuis had horen praten over het soort jurken zoals Claudine Winthrop nu droeg. Fitch had nog nooit zoveel van de borsten van een vrouw gezien. Zijn ogen vielen bijna uit hun kassen door de manier waarop haar boezem op en neer ging toen ze haar handen wrong.
`Komt u niet naar buiten?' vroeg ze fluisterend in de richting van de duisternis waar Morley wachtte. 'Alstublieft? Ik ben bang.'
Plotseling besefte Fitch dat er van hem werd verwacht dat hij zijn aandeel leverde. Hij sloop achter de vaten vandaan en zette zijn voeten voorzichtig neer, zodat ze hem niet zou horen aankomen.
Zijn maag voelde aan alsof er een knoop in lag. Hij moest het zweet uit zijn ogen vegen om iets te kunnen zien. Hij probeerde kalm adem te halen, maar zijn hart leek daar zo zijn eigen mening over te hebben. Hij moest dit doen. Maar goede geesten, wat was hij bang.
`Directeur Linscott?' fluisterde ze naar Morley.
Fitch greep haar ellebogen beet en wrong haar armen achter haar rug. Ze snakte naar adem. Het verraste hem hoe gemakkelijk het voor hem was om haar armen achter haar rug te houden terwijl ze zich uit alle macht verzette. Ze was in de war en geschrokken. Morley schoot uit het donker te voorschijn toen hij zag dat Fitch haar had.
Voordat ze echt had kunnen gillen, stompte Morley haar zo hard hij maar kon in haar buik. Zij en Fitch werden bijna omvergeworpen door de enorme klap.
Claudine Winthrop sloeg dubbel en spoog braaksel over de hele laadplaats. Fitch liet haar armen los. Ze sloeg ze voor haar buik terwijl ze op haar knieën zakte, hevig kokhalzend. Morley en hij stapten achteruit toen het braaksel op de laadplaats en haar jurk spatte, maar ze waren niet van plan verder dan een armlengte van haar af te gaan staan. Na een paar langdurige stuiptrekkingen richtte ze zich op en probeerde ze happend naar lucht overeind te krabbelen. Morley hees haar omhoog en draaide haar om. Met zijn krachtige greep hield hij haar armen achter haar rug.
Fitch wist dat dit zijn kans was om zichzelf te bewijzen. Dit was zijn kans om de Minister te beschermen. Dit was zijn kans om Dalton Campbell trots op hem te maken.
Fitch stompte haar zo hard in haar maag als hij maar durfde.
Hij had nooit eerder iemand gestompt, behalve zijn vrienden, en dat was alleen voor de grap. Nooit eerder op deze manier, niet echt, niet opzettelijk om iemand pijn te doen. Haar middel was smal en zacht. Hij zag hoeveel pijn zijn vuist haar had gedaan.
Het maakte hem misselijk. Het gaf hem het gevoel dat hij ook moest overgeven. Dit was het gewelddadige gedrag dat zijn Hakense voorouders hadden vertoond. Dit was wat er zo slecht aan hen was. Aan hem. Haar ogen waren groot van ontzetting terwijl ze steeds opnieuw probeerde in te ademen, maar daar niet in leek te slagen. Ze trachtte wanhopig lucht te krijgen en hield haar blik op hem gevestigd, als een varken dat naar de slachter kijkt. Zoals haar Anderse voorouders naar de zijne keken.
`We zijn hier om je een boodschap te brengen,' zei Fitch.
Ze hadden afgesproken dat Fitch het woord zou doen. Morley kon niet zo goed onthouden wat ze Claudine Winthrop moesten vertellen; Fitch was altijd beter geweest in het onthouden van dingen.
Eindelijk kwam ze weer op adem. Fitch dook ineen en deelde drie stompen uit. Snel. Hard. Kwaad.
`Luister je?' gromde hij.
Jij kleine Hakense bastaard...'
Fitch mobiliseerde al zijn kracht. De opduvel deed pijn aan zijn vuist.
Zelfs Morley wankelde een stap achteruit. Ze hing voorover in Morleys greep en braakte zonder iets op te geven. Fitch had haar in haar gezicht willen slaan, haar een stomp voor haar mond willen geven, maar Dalton Campbell had duidelijke orders gegeven haar alleen te raken waar het niet zichtbaar zou zijn.
`Zo zou ik hem maar niet meer noemen, als ik jou was.' Morley greep een vuistvol van haar haar en rukte haar ruw rechtop.
Doordat hij haar met zoveel kracht overeind trok, floepten haar borsten uit de bovenkant van haar jurk. Fitch verstijfde. Hij vroeg zich af of hij de voorkant van haar jurk weer naar boven moest trekken. Hij staarde met open mond naar haar. Morley boog zich over haar schouder om ernaar te kijken. Hij grijnsde naar Fitch.
Ze wierp een blik naar beneden en zag dat haar borsten uit haar jurk hingen. Ze legde haar hoofd in haar nek en sloot berustend haar ogen. `Alstublieft,' zei ze, happend naar adem, 'wilt u me geen pijn meer doen?' `Ben je klaar om te luisteren?'
Ze knikte. 'Ja, meneer.'
Dat verraste Fitch nog meer dan dat hij haar blote borsten zag. In zijn hele leven had niemand hem ooit 'meneer' genoemd. Die twee deemoedige woorden klonken hem zo vreemd in de oren dat hij haar alleen maar aan stond te staren. Even vroeg hij zich af of ze hem voor de gek hield. Toen ze hem aankeek, zag hij aan haar uitdrukking dat dat niet zo was. De muziek vervulde hem met gevoelens die hij nooit eerder had gehad. Hij was nooit eerder belangrijk geweest, was nooit eerder 'meneer' genoemd. Die ochtend was hij nog 'Fikkie' geweest. Nu noemde een Anderse vrouw hem 'meneer'. En dat allemaal dankzij Dalton Campbell. Fitch stompte haar weer in haar buik. Gewoon omdat hij daar zin in had.
`Alstublieft, meneer!' riep ze uit. 'Alstublieft, niet meer! Zeg me wat u wilt. Ik zal het doen. Als u me wilt bezitten, zal ik me onderwerpen, maar doet u me alstublieft geen pijn meer. Alstublieft, meneer?' Hoewel Fitch' maag nog steeds zwaar aanvoelde van misselijke walging om wat hij deed, voelde hij zich ook belangrijker dan hij zich ooit eerder had gevoeld. Zij, een Anderse vrouw van wie hij de borsten zomaar kon zien, noemde hem 'meneer'.
`Nou moet je eens goed luisteren, smerige teef.'
Zijn eigen woorden verrasten hem net zozeer als haar. Fitch had ze niet gepland. Ze waren zomaar naar buiten gekomen. Maar de klank ervan stond hem wel aan.
`Ja, meneer,' zei ze huilend, 'dat zal ik doen. Ik zal luisteren. Wat u maar wilt.'
Ze zag er zo deerniswekkend, zo hulpeloos uit. Nog geen uur geleden zou hij als een Anderse vrouw, zelfs deze Claudine Winthrop, hem had bevolen op zijn knieën te gaan zitten en de vloer schoon te likken, het hebben gedaan, en nog bevend ook. Hij had zich niet kunnen voorstellen dat dit zo gemakkelijk zou zijn. Een paar stompen en ze smeekte erom te mogen doen wat hij zei. Hij had nooit gedacht dat het zo gemakkelijk was om belangrijk te zijn, om mensen te laten doen wat hij zei.
Fitch herinnerde zich wat hij haar van Dalton Campbell moest vertellen.
`Je hebt met de Minister gesjanst, hè? Je hebt jezelf aan hem aangeboden, hè?'
Hij maakte duidelijk dat het niet echt een vraag was. 'Ja, meneer.'
`Als je ooit weer tegen iemand zegt dat de Minister je heeft verkracht, zul je er spijt van krijgen. Zo'n leugen vertellen is hoogverraad. Begrepen? Hoogverraad. Op hoogverraad staat de doodstraf. Als ze je lichaam vinden, zal niemand je nog kunnen herkennen. Begrijp je dat, teef? Ze zullen je tong aan een boom genageld vinden.
Het is een leugen dat de Minister je heeft verkracht. Een smerige, verraderlijke leugen. Zeg zoiets nog één keer, en je zult zwaar lijden voordat je sterft.'
`Ja, meneer,' bracht ze snikkend uit. 'Ik zal nooit meer liegen. Het spijt me. Alstublieft, vergeeft u het mij? Ik zal nooit meer liegen, dat zweer ik.' `Je hebt de Minister lekker gemaakt, jezelf aangeboden. Maar de Minister staat erboven om een affaire met jou te beginnen, of met wie dan ook. Hij heeft je afgewezen. Hij heeft je geweigerd.'
`Ja, meneer.' Ze gaf een lange snik; haar hoofd hing naar voren.
Fitch trok haar zakdoek uit haar mouw. Hij bette ermee onder haar ogen. Zelfs in het zwakke licht kon hij zien dat haar gezichtsverf, met al dat overgeven en huilen, een rommeltje was geworden.
`Hou nu op met huilen. Je maakt een zooi van je gezicht. Je kunt beter eerst naar je kamer gaan en jezelf opknappen voordat je teruggaat naar het banket.'
Ze snoof en probeerde de tranen binnen te houden. 'Ik kan niet teruggaan naar het banket. Mijn jurk is bedorven. Ik kan niet teruggaan.' `Dat kan je wel, en dat ga je ook doen. Doe wat aan je gezicht en trek een andere jurk aan. Je gaat terug. Iemand zal in de gaten houden of je teruggaat, of je de boodschap hebt begrepen. Als je ooit weer een misstap begaat, zul je het staal van zijn zwaard te slikken krijgen.'
Haar ogen werden groot van angst. `Wie...'
`Dat doet er niet toe. Het gaat jou niets aan. Het enige dat ertoe doet, is dat je de boodschap hebt gekregen en begrijpt wat er zal gebeuren als je ooit weer je smerige leugens verkondigt.'
Ze knikte. 'Ik begrijp het.'
`Meneer,' zei Fitch. Haar voorhoofd trok. 'Ik begrijp het, meneer!'
Ze deinsde achteruit, tegen Morley aan. 'Ik begrijp het, meneer. Ja, meneer, ik begrijp het volkomen.'
`Mooi zo,' zei Fitch.
Ze keek even langs zichzelf naar beneden. Haar onderlip trilde. De tranen stroomden langs haar wangen.
`Alstublieft, meneer, mag ik mijn jurk goed doen?'
`Als ik uitgesproken ben.'
`Ja, meneer.'
`Je hebt een wandelingetje gemaakt. Je hebt niemand gesproken. Begrepen? Niemand. Van nu af aan hou je je mond dicht over de Minister, want als je die nog één keer opentrekt, gaat er een zwaard naar beneden door je keel. Gesnapt?'
`Ja, meneer.'
`Vooruit dan maar.' Fitch gebaarde. 'Trek je jurk maar naar boven.' Morley gluurde over haar schouder terwijl ze zichzelf weer in de jurk propte. Fitch vond niet dat je veel minder zag als ze zich met de jurk bedekte, zo laag uitgesneden was die, maar hij genoot ervan om toe te kijken hoe ze dat deed. Hij had niet gedacht ooit zoiets te zien. Vooral niet een Anderse vrouw die zoiets deed.
Te oordelen naar de manier waarop ze zich met stokkende adem oprichtte, had Morley iets achter haar gedaan, onder haar jurk. Fitch wilde ook wel graag iets doen, maar dacht aan Dalton Campbell.
Fitch greep Claudine Winthrop bij een arm een trok haar een paar stappen naar voren. 'Maak nu maar dat je wegkomt.'
Ze wierp een snelle blik op Morley en keek toen weer naar Fitch. 'Ja, meneer. Dank u.' Ze maakte haastig een revérence. 'Dank u, meneer.' Zonder nog een woord te zeggen greep ze haar rokken in haar gebalde handen, snelde de treden af en rende over het grasveld de nacht in. `Waarom heb je haar weggestuurd?' vroeg Morley. Hij zette een hand in zijn zij. 'We hadden lol met haar kunnen hebben. Ze had alles moeten doen wat we wilden. En nadat ik had gezien wat ze in huis had, wilde ik wel.'
Fitch boog zich naar zijn ontstemde vriend. 'Omdat meester Campbell helemaal niet heeft gezegd dat we zoiets mochten doen, daarom. We hielpen meester Campbell, dat is alles. Verder niets.'
Morley trok een zuur gezicht. le zal wel gelijk hebben.' Hij keek in de richting van de houtstapel. 'We hebben nog een hoop te drinken.' Fitch dacht aan de angstige uitdrukking op Claudine Winthrops gezicht. Hij dacht aan haar gehuil en gesnik. Hij wist natuurlijk wel dat Hakense vrouwen huilden, maar Fitch had er nooit eerder aan gedacht dat Anderse vrouwen ook huilden. Hij wist niet waarom niet, maar de gedachte was nooit bij hem opgekomen.
De Minister was een Ander, dus Fitch veronderstelde dat hij niet echt iets slechts kon doen. Ze moest erom hebben gevraagd met haar laag uitgesneden jurk en de manier waarop ze zich tegenover hem gedroeg. Fitch had gezien hoe veel vrouwen zich tegenover hem gedroegen. Alsof ze het heerlijk zouden vinden om door hem gepakt te worden.
Hij herinnerde zich hoe Beata op de vloer had zitten huilen. Hij dacht aan de verdrietige uitdrukking op Beata's gezicht, daarboven, toen de Minister haar de deur uit had gegooid nadat hij met haar klaar was. Fitch dacht aan de mep die ze hem had gegeven.
Het was allemaal te veel voor hem om te bevatten. Fitch wilde op dat ogenblik niets liever dan zichzelf half bewusteloos drinken.
`Je hebt gelijk. Laten we wat gaan drinken. We hebben veel te vieren. Vanavond zijn we belangrijke mannen geworden.'
Met een arm om elkaars schouders gingen ze op weg naar hun fles.