Deel22

 

22
De musici op de galerij floten een zeemansliedje terwijl dienaren lange blauwe banieren ontrolden in de eetzaal. De mannen hielden met z'n tweeën één banier vast en wapperden die op de mu-
ziek op en neer, zodat het effect ontstond van golven in een oceaan; de vissersbootjes die op de banieren waren geschilderd, dobberden op het water van blauwe stof.
Terwijl de eigen bedienden van de Soeverein aan zijn tafel serveerden, was het om de hoge tafel van de Minister een komen en gaan van dienaren in het livrei van het landgoed, die zilveren schotels droegen waarop de kleurrijk gegarneerde visgerechten waren gearrangeerd. De Minister koos krabbenpoten, de buik van een zalm, gebakken witvis, brasem en palingen in saffraansaus, en de dienaar legde elk onderdeel van de maaltijd tussen de Minister en zijn vrouw in, zodat ze dat naar wens konden verplaatsen naar hun gedeelde bord.
Minister Chanboor wentelde een lang stuk paling door de saffraansaus en bood het, over een vinger gedrapeerd, aan zijn vrouw aan. Ze glimlachte warm en plukte het met de punten van haar lange nagels van zijn vinger, maar voordat ze het naar haar mond bracht, legde ze het neer en wendde zich tot Stein om hem te vragen naar wat er in zijn moederland werd gegeten, alsof ze daar plotseling vreselijk benieuwd naar was. In de korte tijd dat hij op het landgoed verbleef, had Dalton gemerkt dat vrouwe Chanboor aan niets zo'n hekel had als aan paling.
Toen een van de dienaren een schotel met rivierkreeften aanbood, maakte Teresa Dalton met een hoopvol optrekken van haar wenkbrauwen duidelijk dat ze er wel een zou lusten. De dienaar spleet behendig de schaal, verwijderde de darm, maakte het vlees los en vulde de schaal eronder met crackers en boter, op verzoek van Dalton. Hij gebruikte zijn mes om een plak bruinvis van een schotel te tillen die door een dienaar werd aangereikt met zijn hoofd laag tusen zijn uitgestrekte armen gebogen. De dienaar knielde, zoals ze allemaal deden, voordat hij met dansende tred doorliep.
Teresa's opgetrokken neus vertelde hem dat ze geen paling wilde. Hij nam er zelf een, alleen omdat de Minister hem knikkend en grijnzend duidelijk maakte dat hij dat moest doen. Nadat hij er een had gepakt, boog de Minister zich naar hem over en fluisterde: 'Paling is goed voor de paling, als je begrijpt wat ik bedoel.'
Dalton glimlachte alleen maar, in gespeelde waardering voor het grapje. Zijn hoofd was bij zijn werk en bij wat hem te doen stond, en bovendien was hij toch niet zo bezorgd over zijn 'paling'.
Teresa proefde de met gember gekruide karper en Dalton probeerde afwezig de gebakken haring met suiker terwijl hij toekeek hoe de Haken-se dienaren zich als een binnenvallend leger op de tafels met de gasten stortten. Ze brachten schotels met gefrituurde snoek, rivierbaars, harder en forel; gebakken lamprei, schelvis en heek; geroosterde baars, zalm, zeerob en steur; krabben, garnalen en wulken op bedjes van geglaceerde kuit, samen met terrines met kruidige schaaldierensoep en een stoofpot van vis en amandelen, en allerlei gekleurde sauzen. Andere gerechten waren inventief gegarneerd met sauzen en kleurrijke combinaties van ingrediënten, van bruinvis en erwten in een uien-wijnsaus en steurkuit met ribstukken van knorhaan, tot een pastei van lange scharren en gulletjes in een groene saus.
De overdaad aan voedsel dat in zulke bewerkelijke vormen werd opgediend, was niet alleen bedoeld als een manifestatie van de macht en de rijkdom van de Minister van cultuur, maar had ook een sterk religieuze bijbetekenis, om de Minister te beschermen tegen beschuldigingen van praalzieke onmatigheid. De overvloed was uiteindelijk een blijk van de grootsheid van de Schepper, en ondanks de schijnbare weelde slechts een zeer kleine selectie uit Zijn oneindige gulheid.
Het banket werd niet gehouden om een verzameling mensen te behagen, maar de mensen waren opgeroepen om aan het banket deel te nemen; een subtiel maar belangrijk verschil. Dat het banket geen maatschappelijke aanleiding had — bijvoorbeeld een bruiloft of de verjaardag van een militaire overwinning — onderstreepte het religieuze belang ervan. De aanwezigheid van de Soeverein, die de afgevaardigde van de Schepper in de wereld van het leven was, maakte de heilige aspecten van het banket alleen maar gewijder.
Als de gasten onder de indruk raakten van de rijkdom, macht en verhevenheid van de Minister en zijn vrouw, dan was dat een onvermijdelijke bijkomstigheid. Dalton zag trouwens heel wat mensen onvermijdelijkerwijs onder de indruk raken.
In de zaal gonsde het van de gesprekken, met af en toe het geklater van een lach, terwijl de gasten wijn dronken, allerlei soorten voedsel proefden en met verschillende vingers de verscheidenheid aan sauzen probeerden. De harpiste was weer begonnen de gasten te vermaken terwijl ze dineerden. De Minister at paling en praatte met zijn vrouw, Stein en de twee rijke financiers aan de andere kant van de tafel.
Dalton veegde zijn lippen af en besloot gebruik te maken van de gelegenheid die hem werd geboden door de ontspannen sfeer. Hij nam nog een laatste slokje wijn voordat hij zich naar zijn vrouw boog. 'Ben je nog iets wijzer geworden van je gesprekje eerder op de avond?'
Teresa gebruikte haar mes om een stukje gefrituurde snoek los te maken, pakte haar helft toen met haar vingers op en doopte hem in rode saus. Ze wist dat hij op Claudine doelde. 'Niets specifieks. Maar ik vermoed dat het lammetje nog niet in haar hok zit.'
Teresa wist niet waar de hele kwestie om ging noch dat Dalton de twee Hakense jongens opdracht had gegeven Claudine een waarschuwing te bezorgen, maar ze wist genoeg om te begrijpen dat Claudine waarschijnlijk problemen maakte over haar rendez-vous met de Minister. Hoewel ze nooit over details spraken, wist Teresa dat ze niet alleen aan de hoge tafel zat omdat Dalton de wet van voren naar achteren en van achteren naar voren kende.
Teresa dempte haar stem. 'Terwijl ik met haar praatte, lette ze erg op Directeur Linscott; je weet wel, hem in de gaten houden terwijl ze probeerde te doen alsof ze dat niet deed, en om zich heen kijken of iemand haar zag kijken.'
Van wat ze zei kon hij altijd opaan, het was nooit verfraaid met vermoedens zonder dat die als zodanig werden aangegeven.
`Waarom denk je dat ze eerst zo openhartig is geweest om de andere vrouwen te vertellen dat de Minister haar met geweld had genomen?' `Ik denk dat ze anderen over de Minister heeft verteld bij wijze van bescherming. Ik vermoed dat ze redeneerde dat als de mensen er al van wisten, ze veilig was en haar niet het zwijgen kon worden opgelegd voordat iemand erachter kon komen.
Om de een of andere reden is ze plotseling zwijgzaam geworden. Maar zoals ik al zei, ze keek steeds naar de Directeur en probeerde dat te verbergen.'
Teresa liet het aan hem over om zijn eigen conclusies te trekken. Dalton boog zich naar haar toe terwijl hij opstond. 'Dank je, lieveling. Als je me wilt excuseren, ik moet even iets gaan regelen.'
Ze pakte zijn hand. 'Vergeet niet dat je hebt beloofd me aan de Soeverein voor te stellen.'
Dalton kuste haar licht op de wang voordat hij de Minister aankeek.
Wat Teresa had gezegd, had alleen zijn overtuiging bevestigd dat zijn plan verstandig was. Er stond veel op het spel. Directeur Linscott kon hinderlijk nieuwsgierig zijn. Dalton was er tamelijk zeker van dat de boodschap van de twee jongens Claudine het zwijgen had opgelegd, maar als dat niet het geval was, zou ze hierdoor niet langer in staat zijn haar zaden te zaaien. Hij gaf Bertrand een knikje.
Toen hij de zaal doorkruiste, bleef Dalton bij een aantal tafels staan, boog zich over, begroette mensen die hij kende, hoorde hier een grapje, daar een gerucht, een paar voorstellen, en beloofde enkelen om binnenkort met hen te praten. Iedereen zag hem als afgevaardigde van de Minister, die van de hoge tafel was gekomen om een rondje langs de tafels te maken en zich ervan te vergewissen dat iedereen het naar zijn zin had. Toen hij uiteindelijk op zijn ware bestemming aankwam, glimlachte Dalton hartelijk. 'Claudine, ik hoop dat je je beter voelt. Teresa vond dat ik even naar je toe moest gaan om te informeren of je iets nodig hebt, aangezien Edwin vandaag niet hier kon zijn.'
Ze schonk hem een redelijk goede imitatie van een oprechte glimlach. `Uw vrouw is een schat, meester Campbell. Het gaat uitstekend met me, dank u. Het voedsel en het gezelschap hebben me goedgedaan. Vertelt u haar alstublieft dat ik me veel beter voel.'
`Ik ben blij dat te horen.' Dalton boog zich naar haar oor. 'Ik wilde Edwin — en jou — een aanbod doen, maar ik durf het je niet zo goed te vragen nu Edwin de stad uit is, en je ook nog eens zo'n ongelukkige val hebt gemaakt. Ik wil je geen werk opdringen als je dat niet aankunt, dus kom me alsjeblieft opzoeken als je weer fit bent.'
Ze draaide zich om en fronste naar hem. 'Dank u voor uw bezorgdheid, maar het gaat goed met me. Als u zaken hebt waarbij Edwin betrokken is, wil hij graag dat ik dat hoor. We werken nauw samen en hebben geen geheimen waar het het werk betreft. Dat weet u wel, meester Campbell.' Dalton wist het niet alleen, hij rekende er ook op. Hij hurkte neer en zij schoof haar stoel naar achteren, zodat ze buiten de kring van pratende mensen om de tafel zat.
`Vergeef me alsjeblieft mijn vergissing. Wel, zie je,' begon hij, `de Minister leeft erg mee met mannen die niet in staat zijn hun gezinnen te voeden, behalve door te bedelen om eten. En zelfs als ze aan eten weten te komen, hebben hun gezinnen nog steeds geen kleding, goede behuizing en andere eerste levensbehoeften. Ondanks de liefdadigheid van de goede mensen van Anderith gaan veel kinderen naar bed met pijn in hun buik van de honger. Zowel Hakens als Anders ondergaan dit lot, en de Minister heeft met allemaal te doen, want ze vallen allemaal onder zijn verantwoordelij kheid.
De Minister heeft koortsachtig gewerkt en heeft uiteindelijk de laatste details uitgewerkt van een nieuwe wet om in elk geval een aantal mensen aan werk te helpen die anders geen hoop zouden hebben.'
`Dat... dat is heel goed van hem,' stamelde ze. 'Bertrand Chanboor is een goed mens. We mogen van geluk spreken dat we hem hebben als onze Minister van cultuur.'
Dalton streek met een hand over zijn mond terwijl zij haar blik van hem afwendde. 'Nou, het zit zo, de Minister spreekt vaak met respect over Edwin, over al het werk dat Edwin achter de schermen heeft gedaan, dus heb ik de Minister voorgesteld dat we misschien op een of andere manier ons respect voor het harde werk en de toewijding van Edwin moesten laten blijken.
De Minister was het daar volledig mee eens en greep onmiddellijk het idee aan om de nieuwe wet aan te kondigen als ingediend en gesteund door afgevaardigde Edwin Winthrop. De Minister wil zelfs dat ze de Rechtvaardige Werkgelegenheidswet van Winthrop zal worden genoemd ter ere van je echtgenoot... en jou, natuurlijk, voor al je werk. Iedereen weet hoeveel jij bijdraagt aan de wetsvoorstellen die Edwin indient.' Claudines blik was alweer naar hem teruggedwaald. Ze legde een hand op haar borst.
`Maar meester Campbell, dat is heel genereus van u en de Minister. Ik word er volledig door overvallen, en datzelfde zal voor Edwin gelden. We zullen de wet zeker zo snel mogelijk bekijken, zodat ze zeer spoedig kan worden ingevoerd.'
Dalton trok een grimas. 'Nou, het punt is dat de Minister me nu net heeft verteld dat hij popelt om de wet vanavond aan te kondigen. Ik was eigenlijk van plan jullie een concept te brengen, zodat jij en Edwin dat konden bekijken voordat ze werd aangekondigd, maar nu alle Directeuren hier zijn, heeft de Minister besloten dat hij wel móét optreden, dat hij het niet kan verdragen om die mannen nog een dag langer zonder werk te laten. Ze moeten hun gezin voeden.'
Ze likte langs haar lippen. 'Nou, ja, dat begrijp ik wel... geloof ik, maar ik vind echt...'
`Mooi zo. Gelukkig maar. Dat is heel vriendelijk van je.'
`Maar ik moet er echt even naar kijken. Ik moet de tekst echt even zien. Edwin zou willen...'
`Ja, natuurlijk. Dat begrijp ik volkomen, en ik verzeker je dat je er onmiddellijk een versie van krijgt, morgenochtend vroeg.'
`Maar ik bedoel voordat...'
`Nu iedereen hier is, is de Minister vastbesloten de wet vanavond aan te kondigen. De Minister wil de invoering ervan echt niet langer uitstellen, noch wil hij afzien van zijn wens om de naam Winthrop aan zo'n mijlpaal te verbinden. En de Minister hoopte vurig dat de Soeverein, aangezien hij vanavond hier is — en we weten allemaal hoe zelden hij ons bezoekt — zou horen van de Rechtvaardige Werkgelegenheidswet van Winthrop, speciaal bedoel om mensen te helpen voor wie anders geen hoop is. De Soeverein kent Edwin en het zal hem vast een groot plezier doen.'
Claudine wierp een steelse blik op de Soeverein. Ze bevochtigde haar lippen. `Maar...'
Wil je dat ik de Minister vraag de wet op te schorten? Behalve dat de Soeverein de aankondiging dan mist, zou de Minister zeer teleurgesteld zijn om deze gelegenheid voorbij te laten gaan en om de ondervoede kinderen in de steek te laten die van hem afhankelijk zijn voor een beter leven. Je begijpt toch wel dat het allemaal om het belang van de kinderen draait?'
`Ja, maar om...'
`Claudine,' zei Dalton terwijl hij met zijn beide handen een van de hare pakte, 'jij hebt geen kinderen, dus ik besef dat het heel moeilijk voor je moet zijn om je in te leven in ouders die wanhopig trachten hun kindertjes te voeden en die wanhopig naar werk zoeken dat er niet is, maar probeer te begrijpen hoe bang ze moeten zijn.'
Ze opende haar mond, maar er kwamen geen woorden uit. Hij ging verder en gunde haar niet de tijd die woorden te vormen.
`Probeer te begrijpen hoe het zou zijn om een moeder of vader te zijn en dag in dag uit te wachten, wachten op een reden om te hopen, wachten tot er iets gebeurt waardoor je werk kunt vinden en je kinderen te eten kunt geven. Kun je ze niet helpen? Kun je proberen te begrijpen hoe dat moet zijn voor een jonge moeder?'
Haar gezicht was asgrauw geworden.
`Natuurlijk,' fluisterde ze uiteindelijk. 'Ik begrijp het. Heus waar. En ik wil helpen. Ik weet zeker dat Edwin blij zal zijn als hij hoort dat hij is genoemd als indiener van de wet...'
Voordat ze nog iets kon zeggen, stond Dalton op. 'Dank je, Claudine.' Hij pakte opnieuw haar hand en kuste die. `De Minister zal heel blij zijn als hij over jullie steun hoort, en de mannen die hierdoor werk zullen vinden ook. Je hebt een goede daad verricht voor de kinderen. De goede geesten moeten nu wel met een glimlach op je neerblikken.'
Tegen de tijd dat Dalton terug was bij de hoge tafel, maakten de dienaren opnieuw de ronde en deze keer zetten ze snel een schildpadtaart in het midden van elke tafel. De gasten keken verbaasd naar de hartige taarten, waarvan de korst aan de bovenzijde in vieren was ingesneden zonder dat ze helemaal was doorgesneden. Met een frons boog Teresa zich naar voren en staarde naar de taart die midden op de hoge tafel voor de Minister en zijn vrouw was neergezet.
`Dalton; fluisterde ze, 'die taart bewoog.'
Dalton hield zijn gezicht in de plooi. 'Je moet je vergissen, Tess. Een taart kan niet bewegen.'
`Maar ik weet zeker...'
Op dat ogenblik brak de korst en kwam er een stuk omhoog. Een schildpad stak zijn kop naar buiten en tuurde naar de Minister. Een poot greep de rand en de schildpad hees zich eruit, om te worden gevolgd door een tweede. In de hele zaal werd gelachen en geapplaudisseerd door verbaasde gasten en verrast gemompeld toen de schildpadden uit de taarten begonnen te klimmen.
De schildpadden waren natuurlijk niet levend meegebakken met de taarten, de taarten waren gebakken met gedroogde bonen erin. Nadat de korst was gebakken, was er een gat in de bodem gesneden om de bonen eruit te kunnen laten lopen en de schildpadden erin te stoppen. De korsten waren gedeeltelijk doorgesneden zodat ze gemakkelijk zouden breken en de dieren snel zouden ontsnappen.
De schildpadtaarten, een van de vermakelijkheden van het banket, waren een groot succes. Iedereen was verrukt over het spektakel. Soms waren het schildpadden, soms vogels, altijd speciaal gekweekt om op een banket uit taarten te voorschijn te komen om de gasten te verrukken en verbazen.
Terwijl dienaren met houten emmers langs de tafels gingen om de bevrijde schildpadden te verzamelen, wenkte vrouwe Chanboor de kamerheer en vroeg hem de opvoering die voor de volgende gang zou worden gegeven, af te gelasten. Er daalde een stilte neer over de zaal toen ze opstond.
`Goede mensen, mag ik alstublieft even uw aandacht.' Hildemara keek van links naar rechts de zaal door en vergewiste zich ervan dat alle ogen op haar waren gevestigd. Haar geplooide jurk leek te gloeien van koud zilver licht. 'Het is de hoogste roeping en plicht om je medeburgers te helpen als die behoeftig zijn. Vanavond hopen we eindelijk een stap te zetten om de kinderen van Anderith te helpen. Het is een gewaagde stap, een stap waar moed voor nodig is. Gelukkig hebben we een leider die over die moed beschikt.
Het is me een grote eer om de nobelste man aan u voor te stellen die ik ooit heb mogen ontmoeten, een integer man, een man die zich onvermoeibaar inzet voor het volk, een man die de behoeften van degenen die ons het hardst nodig hebben nooit uit het oog verliest, een man die ons allen vóór alles een betere toekomst wil geven, mijn echtgenoot, de Minister van cultuur, Bertrand Chanboor.'
Hildemara vertrok haar gezicht in een glimlach en wendde zich klappend tot haar man. Er stegen een donderend applaus en een luid gejuich op in de zaal. Stralend stond Bertrand op en legde een arm om het middel van zijn vrouw. Ze staarde bewonderend in zijn ogen. Hij keek liefdevol in de hare. De mensen gingen nog harder juichen, blij dat er zo'n hoogstaand echtpaar was dat Anderith doortastend leidde.
Dalton stond op en klapte met zijn handen boven zijn hoofd, waardoor iedereen overeind kwam. Hij zette zijn breedste glimlach op, zodat de achterste gasten die ook konden zien, en draaide zich toen, nog steeds luid applaudisserend, om naar de Minister en zijn vrouw.
Dalton had voor verscheidene mannen gewerkt. Sommigen kon hij zelfs het aankondigen van een rondje niet toevertrouwen. Anderen waren goed in het volgen van een plan zoals Dalton hun dat had voorgelegd, maar hadden het pas volledig door als het zich ontvouwde. Geen van hen kon tippen aan Bertrand Chanboor.
De Minister had de inhoud en het doel ogenblikkelijk begrepen toen Dalton het plan snel aan hem had uitgelegd. Hij zou in staat zijn het te verfraaien en het zich toe te eigenen; Dalton had nog nooit iemand gezien die dat zo gemakkelijk afging als Bertrand Chanboor.
Glimlachend en met een hand in de lucht bedankte Bertrand de juichende menigte en maande die uiteindelijk tot stilte.
`Mijn goede mensen van Anderith,' begon hij met een diepe, oprecht klinkende stem die tot in de verste hoeken van de zaal dreunde, 'vanavond vraag ik u na te denken over de toekomst. Het is de hoogste tijd voor ons om de moed te hebben onze vroegere bevoorrechte positie achter te laten waar die hoort: in het verleden. In plaats daarvan moeten we denken aan onze toekomst en aan die van onze kinderen en kleinkinderen.'
Hij moest zijn woorden onderbreken en knikken en glimlachen, omdat het applaus weer door de zaal daverde. Toen sprak hij verder waarop het rumoer verstomde.
`Onze toekomst is verdoemd als we neezeggers onze verbeeldingskracht laten overheersen, in plaats van de constructieve geest, ons door de Schepper geschonken, ruimte te geven om op te stijgen.'
Hij wachtte opnieuw totdat het onstuimige geklap wegstierf. Dalton verwonderde zich over de saus die Bertrand ter plekke kon klaarmaken om over het vlees te gieten.
Wij in deze zaal hebben de verantwoordelijkheid te dragen voor alle mensen van Anderith, niet alleen de welvarende. Het is tijd dat onze cultuur alle mensen van Anderith gaat omvatten, niet alleen de welvarende. Het is tijd dat onze wetten alle mensen van Anderith gaan dienen, niet alleen een kleine minderheid.'
Dalton schoot overeind om te applaudisseren en te fluiten. Onmiddellijk volgde iedereen zijn voorbeeld en stond klappend en juichend op.
Hildemara, die nog steeds straalde met de liefdevolle grijns van echtelijke toewijding en adoratie, stond op om voor haar man te klappen. `Toen ik jong was,' vervolgde Bertrand met zachte stem nadat de menigte was gekalmeerd, 'kende ik de pijn van de honger. Het was een moeilijke tijd in Anderith. Mijn vader had geen werk. Ik zag hoe mijn zus zich in slaap huilde terwijl de honger knaagde in haar buik.
Ik zag mijn vader in stilte huilen, omdat hij zich schaamde voor het feit dat hij geen werk had, doordat hij geen vak kende.' Hij zweeg even om zijn keel te schrapen. 'Hij was een trotse man, maar dat heeft zijn geestkracht bijna gebroken.'
Dalton vroeg zich vluchtig af of Bertrand eigenlijk wel een zus had. `Vandaag zijn er trotse mannen, mannen die graag willen werken, en tegelijkertijd is er voldoende werk dat gedaan moet worden. Er zijn enkele regeringsgebouwen in aanbouw en nog een paar in de ontwerpfase. Er worden wegen aangelegd om het handelsverkeer te kunnen uitbreiden. Er moeten nog bruggen worden gebouwd naar de bergpassen. De rivieren wachten op arbeiders die pijlers komen bouwen om de bruggen naar die wegen en passen te ondersteunen.
Maar al die trotse mannen die graag willen werken en het werk nodig hebben, kunnen bij deze klussen of het vele andere beschikbare werk niet worden ingezet, omdat ze ongeschoold zijn. Net als mijn vader was.' Bertrand Chanboor liet zijn blik over de mensen gaan die geboeid luisterden om zijn oplossing te horen.
`Wij kunnen deze trotse mannen aan werk helpen. Als Minister van cultuur is het mijn plicht jegens ons volk om ervoor te zorgen dat deze mannen werk hebben, zodat ze voor hun kinderen kunnen zorgen, die onze toekomst zijn. Ik heb onze knapste geesten gevraagd om een oplossing te bedenken, en zij hebben mij en het volk van Anderith niet in de steek gelaten. Ik wilde dat mij de eer toekwam voor dit briljante nieuwe statuut, maar dat is niet het geval.
Deze wijze nieuwe voorstellen zijn mij gedaan door mensen die maken dat ik trots ben op mijn ambt, omdat ik hen kan helpen deze nieuwe wet het daglicht te doen zien. In het verleden zijn er mensen geweest die hun invloed zouden gebruiken om zulke rechtvaardige ideeën te laten doodbloeden in de donkere uithoeken van verborgen kamers. Ik zal niet toestaan dat zelfzuchtige belangen de hoop op een toekomst voor onze kinderen de grond in slaan.'
Bertrand zette een dreigend gezicht, en zijn dreigende blikken konden mensen doen verbleken en huiveren van angst.
`In het verleden zijn er mensen geweest die het beste voor hun eigen kringetje hielden en anderen niet de kans gunden hun positie te verbeteren.' De toespeling was niet mis te verstaan. Tijd speelde geen rol bij het genezen van de wonden die de Hakense heersers hadden geslagen; die wonden zouden altijd open en rauw blijven; dat kwam namelijk goed van pas.
Bertrands gezicht ontspande zich tot zijn bekende, gemakkelijke glimlach, die nu door het contrast met de dreigende blik extra aangenaam was. 'Deze nieuwe hoop is de Rechtvaardige Werkgelegenheidswet van Winthrop.' Hij stak een hand uit naar Claudine. 'Vrouwe Winthrop, mag ik u verzoeken op te staan?'
Blozend keek ze om zich heen terwijl de mensen naar haar glimlachten. Men begon te applaudisseren om haar aan te moedigen op te staan. Ze leek op een hert dat bij zonsopgang binnen het tuinhek gevangen blijkt te zijn. Aarzelend kwam ze overeind.
`Goede mensen, het is de echtgenoot van vrouwe Winthrop, Edwin, die de nieuwe wet heeft ingediend en zoals velen van u weten is vrouwe Winthrop zijn deskundige assistente bij zijn werk als afgevaardigde. Ik twijfel er niet aan dat vrouwe Winthrop een belangrijke rol heeft gespeeld in de nieuwe wet van haar man. Edwin is op zakenreis, maar ik zou haar inspanningen hiervoor willen loven en ik hoop dat ze onze waardering bij zijn terugkomst overbrengt aan Edwin.'
Samen met Bertrand klapte en juichte de zaal voor haar en haar afwezige echtgenoot. Claudine, haar gezicht rood aangelopen, glimlachte voorzichtig vanwege de eer die haar werd betoond. Dalton zag dat de Directeuren, die niet wisten wat de wet inhield, beleefd maar gereserveerd waren in hun gelukwensen. Mensen bogen zich naar haar toe, ze raakten haar aan om haar aandacht te trekken en spraken woorden van waardering, waardoor het een tijdje duurde voordat iedereen weer zat om de aard van de wet te vernemen.
`De Rechtvaardige Werkgelegenheidswet van Winthrop is wat de naam aangeeft,' verklaarde Bertrand ten slotte, 'eerlijke en open, in plaats van beperkte en gesloten werkgelegenheid. Met de bouw van allerlei onontbeerlijke openbare gebouwen en projecten is er veel werk te doen, waarmee aan de behoeften van het volk kan worden voldaan.'
De Minister liet een onverschrokken blik over de menigte gaan.
`Maar één broederschap houdt vast aan ouderwetse voorrechten en houdt daarmee de vooruitgang tegen. Begrijp me goed, het zijn mannen met grote idealen en het zijn harde werkers, maar de tijd is gekomen om de deuren van deze archaïsche orde, in het leven geroepen om enkelen te beschermen, open te gooien.
Van nu af aan zal, onder de nieuwe wet, het werk gaan naar iedereen die bereid is zich ervoor in te zetten, niet slechts naar de gesloten broederschap van het Metselaarsgilde!'
De aanwezigen snakten collectief naar adem. Bertrand gunde hun geen tijd.
`Erger nog, door dit in nevelen gehulde gilde, aan welks onduidelijke en onnodig strenge eisen slechts weinigen voldoen, zijn de kosten van de openbare bouwwerken voor het volk van Anderith veel en veel hoger dan die zouden zijn als bereidwillige arbeiders aan het werk zouden mogen gaan.' De Minister schudde zijn vuist. 'Wij allen betalen de buitensporige kosten!'
Directeur Linscott was bijna paars van ingehouden woede.
Bertrand strekte één vinger van zijn vuist en wees ermee naar de menigte. 'De enorme kennis van de metselaars moet worden gebruikt, zeker, maar met deze nieuwe wet zal ook de gewone man werk kunnen vinden, onder het toezicht van metselaars, en de kinderen zullen geen honger lijden omdat hun vaders geen werk kunnen krijgen.'
De Minister sloeg met een vuist in de palm van zijn andere hand om elk punt dat hij toevoegde te benadrukken.
`Ik roep de Directeuren van culturele vriendschap op om ons nu, door hun hand op te steken, te laten zien dat ze hun steun verlenen aan een plan om hongerlijdende mensen aan het werk te helpen, om de regering eindelijk in staat te stellen om projecten tegen een eerlijke prijs af te maken door mensen aan te nemen die bereid zijn te werken en niet alleen de leden van een geheim genootschap van metselaars die hun eigen exorbitante tarieven vaststellen die we allemaal moeten accepteren! Dat ze de kinderen steunen! Dat ze de Rechtvaardige Werkgelegenheidswet van Winthrop steunen!'
Directeur Linscott sprong overeind. 'Ik protesteer tegen een dergelijke handopsteking! We hebben nog geen tijd gehad om...'
Hij zweeg toen hij zag dat de Soeverein zijn hand opstak.
`Als de andere Directeuren hun steun willen betuigen,' zei de Soeverein met duidelijke stem in de stilte, 'dan dienen de mensen die hier verzameld zijn dat te weten, zodat er geen verkeerde indruk kan ontstaan over de opvatting van eenieder. Het kan geen kwaad om de mening van de Directeuren te peilen nu ze allemaal hier zijn. Een handopsteking is niet definitief, en dus kan er nog over de kwestie worden gediscussieerd voordat de wet wordt aangenomen.'
De Soeverein had de Minister met zijn ongeduld zojuist onbewust de noodzaak bespaard een stemming af te dwingen. Hoewel het waar was dat een handopsteking hier de wet niet definitief zou maken, zou het schisma dat zou ontstaan onder de gildes en ambachten er wel voor zorgen dat ze dat werd.
Dalton hoefde niet te wachten tot de andere Directeuren hun hand opstaken; hij kende geen spoor van twijfel. De wet die de Minister had aangekondigd was het doodvonnis voor een gilde, en de Minister had hun zojuist allemaal de glinstering van de beulsbijl laten zien.
Hoewel ze niet zouden weten waarom, wisten de Directeuren dat een van hen eruit was gepikt. Hoewel er maar vier van de Directeuren gildemeester waren, waren de anderen net zo kwetsbaar. Van de geldschieters zou de toegestane rente verlaagd of zelfs afgeschaft kunnen worden, van de kooplieden zouden de prioriteitsrechten en handelsroutes veranderd kunnen worden, van de magistraten en juristen zouden de tarieven bij wet kunnen worden vastgelegd op een niveau dat zelfs een bedelaar zich kon veroorloven. Geen enkele beroepsgroep was veilig voor een nieuwe wet als ze de Minister zou ontrieven.
Als de andere Directeuren de Minister hierin niet steunden, zou het hakmes weleens neer kunnen komen op hun eigen gilde of beroepsgroep. De Minister had opgeroepen tot een openbare handopsteking in plaats van een stemming achter gesloten deuren, wat impliceerde dat de bijl niet in hun richting zou zwaaien als ze akkoord gingen.
Claudine liet zich in haar stoel zakken. Ook zij wist wat dit betekende. Voorheen was het zo dat mannen niet als metselaar mochten werken als ze geen lid waren van het metselaarsgilde. Het gilde bepaalde de opleiding, de normen en de tarieven, gaf uitsluitsel bij onenigheid, wees arbeiders naar behoefte werk toe, zorgde voor leden die gewond of ziek waren en hielp weduwen van mannen die bij het werk waren omgekomen. Als er ongeschoolde arbeiders als metselaars mochten werken, zouden de gildeleden hun salaris als geschoolden verliezen. Het zou het metselaarsgilde kapotmaken.
Voor Linscott zou het het einde van zijn carrière betekenen. Nu hij als Directeur de bescherming van het gilde had verspeeld, zouden de metselaars hem ongetwijfeld binnen een dag wegzenden. De ongeschoolden zouden werk hebben; Linscott zou een paria zijn.
De bouwprojecten van het land zouden uiteindelijk natuurlijk alleen maar meer gaan kosten. Ongeschoolde arbeiders waren per slot van rekening ongeschoold. Een man die duur was maar zijn werk kende, kostte uiteindelijk minder, en het uiteindelijke resultaat had kwaliteit.
Eén Directeur stak zijn hand op en toonde daarmee zijn informele maar in de praktijk definitieve steun voor de nieuwe wet. De anderen keken hoe die hand omhoogging alsof ze een pijl zagen die naar de borst van een man vloog om zijn hart te doorboren. Linscott was die man. Niemand wilde hetzelfde lot ondergaan. Een voor een gingen de handen van de andere Directeuren de lucht in, totdat het er elf waren.
Linscott wierp Claudine een dodelijke blik toe voordat hij de zaal uit beende. Claudine liet haar asgrauwe gezicht zakken.
Dalton begon te klappen voor de Directeuren. Dat deed iedereen met een schok ontwaken uit het sombere drama, en mensen klapten met hem mee. Iedereen om Claudine heen begon haar geluk te wensen en haar te vertellen wat een geweldige daad haar man en zij hadden gesteld voor de kinderen van Anderith. Er werd met verontwaardiging gesproken over het zelfzuchtige gedrag van de metselaars. Er vormde zich al snel een rij van mensen die haar wilden bedanken en hun naam wilden voegen bij degenen die aan de kant van de Minister van cultuur en zijn moedige rechtvaardigheid stonden.
Claudine schudde hun de hand maar kon slechts een flauwe glimlach opbrengen.
Het was niet waarschijnlijk dat Directeur Linscott ooit nog zou willen luisteren naar iets dat Claudine Winthrop hem te zeggen had.
Stein keek opzij en glimlachte sluw naar Dalton. Hildemara schonk hem een zelfvoldane grijns en haar man gaf Dalton een klap op zijn rug. Toen iedereen weer was gaan zitten, hield de harpiste haar handen met gespreide vingers gereed om ze aan de snaren te zetten, maar de Soeverein stak opnieuw zijn hand op. Aller ogen waren op hem gericht toen hij sprak.
`Ik denk dat we deze gelegenheid te baat moeten nemen om vóór de volgende gang te horen wat onze bezoeker uit het buitenland ons te zeggen heeft.'
De Soeverein had het ongetwijfeld moeilijk met wakker blijven en wilde voordat hij in slaap zou vallen Stein horen spreken. De Minister stond opnieuw op om de zaal toe te spreken.
`Goede mensen, zoals u misschien weet, woedt er een oorlog. Elke partij heeft argumenten waarom we ons bij hen zouden moeten aansluiten. Anderith wil alleen maar vrede. We hebben niet het verlangen om onze jonge mannen en vrouwen te zien bloeden in een strijd die ons niet aangaat. Ons land is uniek, doordat het wordt beschermd door de Dominie Dirtch, dus we hoeven niet bang te zijn dat we het slachtoffer zullen worden van geweld, maar er zijn andere overwegingen, niet in het minst die betreffende de handel met de wereld buiten onze grenzen.
We zullen nog horen wat Meester Rahl van D'Hara en de Biechtmoeder te zeggen hebben. Ze zullen in het huwelijk treden, zoals u ongetwijfeld allemaal hebt vernomen van de diplomaten die zijn teruggekeerd uit Aydindril. Daarmee zullen D'Hara en het Middenland worden samengevoegd en een geduchte macht gaan vormen. We zullen eerbiedig naar hun woorden luisteren.
Maar vanavond zullen we horen wat de Imperiale Orde ons wil laten weten. Keizer Jagang heeft een afgevaardigde uit de Oude Wereld voorbij het Dal van de Verlorenen gestuurd, die voor het eerst in duizenden jaren weer bereikbaar is.' Bertrand stak een hand uit. 'Mag ik u de woordvoerder van de keizer voorstellen, meester Stein.'
De mensen klapten beleefd, maar het geluid stierf weg toen Stein opstond. Hij was een imposante, angstaanjagende en fascinerende figuur. Hij haakte zijn duimen achter zijn lege wapenriem.
`We zijn gewikkeld in een strijd om onze toekomst, ongeveer zoals de strijd die u zojuist hebt gadegeslagen, maar dan op een grotere schaal.' Stein pakte een hard broodje op. Zijn grote handen knepen totdat het in stukken brak. 'Wij, het menselijk ras, met inbegrip van het goede volk van Anderith, worden langzaam vermorzeld. We worden tegengehouden. We worden verstikt. Onze bestemming, onze toekomst, ons leven zelf worden ons ontzegd.
Zoals u mannen zonder werk hebt doordat een zelfzuchtig gilde zeggenschap had over de levens van anderen en hun werk en daardoor voedsel voor hun kinderen ontzegde, heeft de magie zeggenschap over ons allen.' Er rees een geroezemoes op in de zaal toen mensen begonnen te fluisteren. Men was in verwarring gebracht en een tikje ongerust. Magie werd door sommigen gehaat, maar door velen gerespecteerd.
`De magie beslist over uw lot,' vervolgde Stein. 'Zij die over magie beschikken, heersen over u, hoewel u daar niet vrijwillig mee hebt ingestemd. Zij hebben de macht, en ze houden u in hun greep.
Degenen met magie gebruiken betoveringen om mensen te schaden die ze benijden. Degenen met magie doen onschuldige mensen kwaad die ze vrezen, aan wie ze een hekel hebben, die ze benijden, en eenvoudigweg om de massa onder controle te houden. Degenen met magie heersen over u, of u dat nu wilt of niet. De menselijke geest zou kunnen bloeien, ware het niet dat er magie bestaat.
Het wordt tijd dat gewone mensen beslissen wat er gebeurt, zonder dat de magie haar schaduw over die beslissingen en over uw toekomst werpt.' Stein tilde zijn cape naar opzij op. 'Dit zijn de scalpen van mensen met de gave. Ik heb ze allemaal zelf gedood. Ik heb elk van deze heksen ervan weerhouden de levens van gewone mensen te bederven.
De mensen dienen de Schepper te vrezen, niet een tovenares of tovenaar of heks. We dienen de Schepper te aanbidden, en verder niemand.'
Er ging een instemmend gemompel op.
`De Imperiale Orde zal een eind maken aan de magie in deze wereld, net zoals we een eind hebben gemaakt aan de magie die de mensen van de Nieuwe en de Oude Wereld duizenden jaren gescheiden heeft gehouden. De Orde zal zegevieren. De mensheid zal over haar eigen lot beslissen. Ook zonder onze hulp worden er steeds minder mensen met de gave geboren, doordat zelfs de Schepper met zijn bijna oneindige geduld hun verachtelijke gedrag beu wordt. De oude religie van de magie sterft uit. Zo heeft de Schepper Zelf ons een teken gegeven dat de tijd is gekomen dat de mensheid de magie moet verwerpen.'
Instemmend gemompel ging door de zaal.
`Wij willen niet vechten met de mensen van Anderith. Noch willen we u tegen uw wil dwingen de wapens op te pakken en u bij ons aan te sluiten. Maar we zijn van plan de strijdmacht van de magie, onder leiding van de bastaardzoon van D'Hara, te vernietigen. Iedereen die zich bij hem aansluit, zal sneven onder onze kling, net zoals degenen met magie' — hij hield zijn cape op — 'onder de mijne zijn gesneefd.'
Hij bewoog zijn opgestoken wijsvinger langzaam heen en weer voor het publiek terwijl hij met zijn andere hand zijn cape ophield. 'Zoals ik die heksen met de gave heb gedood die met me in conflict kwamen, zo zullen we iedereen doden die zich tegen ons verzet.
We hebben ook andere middelen, afgezien van het zwaard, om een eind te maken aan de magie. Zoals we de magie hebben vernietigd die ons van elkaar scheidde, zullen we een eind maken aan alle magie. Het tijdperk van de mens breekt aan.'
De Minister stak terloops een hand op. 'En wat is het dan, als het niet de zwaarden van ons machtige leger zijn, dat de Orde van ons wil?' `Keizer Jagang geeft u zijn woord dat als u zich niet aansluit bij de strijdmacht die vecht voor degenen met magie, we u niet zullen aanvallen. We willen alleen handel met u drijven, net zoals u met anderen handel drijft.' `Nou,' zei de Minister, die voor het publiek de rol speelde van de scepticus, 'we heben al afspraken waarmee een groot deel van onze goederen naar het Middenland gaat.'
Stein glimlachte. 'Wij bieden het dubbele van de hoogste prijs die anderen bereid zijn te betalen.'
De Soeverein stak zijn hand op om een eind te maken aan het geroezemoes. 'Hoeveel van de uitvoer van Anderith zou u willen kopen?' Stein keek uit over de menigte. 'Alles. We vormen een enorm leger. U hoeft geen zwaard op te tillen om te vechten in de oorlog, wij zullen vechten, maar als u ons uw producten verkoopt, zult u veilig zijn en uw land zal rijker worden dan u had kunnen dromen.'
De Soeverein stond op en overzag de zaal. 'Dank u voor het overbrengen van de woorden van de keizer, meester Stein. We willen daar vast nog meer over horen.
Voorlopig hebben uw woorden ons stof tot nadenken gegeven.' Hij maakte een weids handgebaar. 'Laten we het banket hervatten.'