Deel 50

 

50
Hoewel het nauwelijks zichtbaar was, was het grasland dat zich voor Beata's Dominie Dirtch naar de horizon uitstrekte iets hoger dan de grond aan weerszijden van het enorme stenen wa-
pen, en vormde dus een steviger ondergrond, vooral voor paarden. Na de regen van de laatste tijd was het iets lager liggende land rechts modderig. Naar links was het niet veel beter. Vanwege de unieke ligging van het land waren mensen vooral na regen geneigd om Beata's post te benaderen, haar Dominie Dirtch, in plaats van een van de andere.
Het waren er niet veel, maar de enkelen die vanuit het grasland van de wildernis naar Anderith trokken, kwamen meestal naar haar standplaats. Beata vond het leuk om het voor de verandering eens voor het zeggen te hebben, om mensen te beoordelen en te bepalen of ze binnen mochten komen. Als ze vond dat ze eruitzagen als mensen die niet binnengelaten moesten worden, stuurde ze hen door naar een grenspost, waar ze toestemming konden vragen bij de wachters daar.
Het was een prettig gevoel om degene te zijn die zeggenschap had over belangrijke zaken, in plaats van machteloos te zijn. Nu nam ze beslissingen.
Het was ook opwindend als er reizigers kwamen, een doorbreking van de routine, een kans om met mensen van ver te praten of om hun vreemde kledij te zien. Er reisden zelden meer dan twee of drie mensen samen. Ze keken naar haar op; zij had het voor het zeggen.
Maar op deze heldere zonnige ochtend bonsde Beata's hart tegen haar ribben. Deze keer waren degenen die naderden anders. Deze keer waren het er heel wat meer dan een paar. Deze keer zag het eruit als een echte bedreiging.
`Carine; beval Beata, 'ga klaarstaan met het slaghout.'
De Hakense vrouw keek met samengeknepen ogen in haar richting.
`Weet u het zeker, sergeant?' Carine had vreselijk slechte ogen; ze zag nauwelijks iets dat verder dan dertig passen weg was, en deze mensen waren aan de horizon.
Het was iets dat Beata nooit eerder had gedaan, het bevel geven het slaghout te voorschijn te halen. Tenminste, niet als er mensen naderden. Ze oefenden natuurlijk wel met het pakken ervan, maar ze had er nog nooit opdracht toe gegeven. Als ze er niet was, moesten de mensen die dienst hadden het pakken als ze van oordeel waren dat er een bedreiging naderde, maar als Beata er was, was het haar taak om opdracht te geven het klaar te houden. Zij had het voor het zeggen. Ze vertrouwden op haar.
Sinds het vreselijke ongeluk hadden ze een extra stang voor het rek laten maken waarin het slaghout stond, ook al wisten ze dat het niet het slaghout was geweest dat het wapen had geactiveerd. Niemand had hun verteld dat te doen; Beata had het gewoon beter gevonden dat er een extra belemmering was om het te gebruiken. Het gaf hun het gevoel dat ze iets deden aan het ongeluk, ook al was dat niet echt zo.
Niemand wist waarom alle Dominie Dirtch hadden geluid.
Beata veegde haar zweterige handen af aan haar kleding. 'Ik weet het zeker. Doe het.'
Andere keren dat er mensen aan kwamen, was het gemakkelijk genoeg te zien dat ze geen kwaad zouden doen. Venters met een kar, leden van de nomadische stammen in de wildernis die handel wilden drijven met de soldaten die aan de grens waren gelegerd — die liet Beata nooit door --, kooplui die om de een of andere reden een ongebruikelijke route namen, zelfs weleens speciale Anderse gardisten die terugkwamen van verre patrouilles.
Die Anderse gardisten waren geen gewone soldaten. Ze waren speciaal. Het waren uitsluitend mannen, en Beata vond ze eruitzien alsof ze gewend waren problemen af te handelen. Ze besteedden geen aandacht aan gewone Anderithse soldaten zoals Beata.
Ze had hun een keer bevolen te stoppen, toen ze naderbij kwamen. Beata wist wie ze waren, doordat kapitein Tolbert haar en haar sectie had verteld over de speciale Anderse gardisten en hun had gezegd de mannen door te laten als ze passeerden. Ze had hun alleen maar, als soldaten onder elkaar, willen vragen of ze iets nodig hadden.
Ze waren niet gestopt toen ze dat had bevolen. De voorste man had enkel spottend gegrijnsd terwijl hij met zijn colonne grote mannen voorbijreed.
Maar de mensen die nu naderden, waren geen gardisten. Beata wist niet wat ze wel konden zijn, behalve dat ze eruitzagen als een serieuze bedreiging. Ze kon honderden soldaten te paard in donkere uniformen onderscheiden, die zich verspreidden en halt hielden.
Zelfs van een afstand was het een indrukwekkend gezicht.
Beata wierp een blik opzij en zag dat Carine het slaghout naar achteren bracht. Annette pakte de steel om te helpen bij het luiden van de DomMie Dirtch.
Beata sprong op hen af en greep de steel van het slaghout voordat ze het naar voren konden zwaaien.
`Dat bevel heb ik niet gegeven! Wat mankeert jullie? Achteruit.'
`Maar sergeant,' zei Annette klaaglijk, 'het zijn soldaten — veel soldaten — en niet die van ons. Dat zie ik zo wel.'
Beata duwde de vrouw naar achteren. 'Ze geven het teken. Zie je dat niet?'
`Maar, sergeant Beata,' jammerde Annette, 'het zijn niet onze mensen. Ze hebben het recht niet...'
`Je weet nog helemaal niet wat ze willen!' Beata was geschrokken en kwaad dat Carine en Annette het wapen bijna op eigen houtje hadden geactiveerd. 'Zijn jullie gek geworden? Jullie weten niet eens wie ze zijn. Jullie zouden onschuldigen kunnen doden.
Jullie hebben allebei een extra wacht, vannacht en de rest van de week, wegens het niet opvolgen van bevelen. Begrepen?'
Annette liet haar hoofd hangen. Carine salueerde, want ze wist niet hoe ze moest reageren op zo'n straf. Beata zou kwaad zijn geweest op ieder lid van haar sectie dat ten onrechte probeerde de Dominie Dirtch te luiden, maar diep in haar hart was ze blij dat het de twee Hakense vrouwen waren, en niet een van de Anders.
Aan de horizon zwaaide iemand op een paard met een witte vlag aan een stok of lans. Beata wist niet over welke afstand de Dominie Dirtch kon doden. Misschien zouden de mensen daar ongedeerd zijn gebleven als Carine en Annette hem hadden geluid, maar na wat er met Turner was gebeurd, hoopte ze nooit meer getuige te hoeven zijn van de werking van het wapen terwijl er zich mensen voor bevonden... behalve als ze duidelijk aanvielen.
Beata zag hoe de vreemde troepen bleven waar ze waren terwijl slechts een paar mensen naderbij kwamen. Dat waren de regels, zoals Beata en haar sectie die hadden geleerd. Mensen moesten met een vlag zwaaien, en als ze met velen waren, mochten er maar een paar naderbij komen om te vertellen wat ze wilden en toestemming te vragen om te passeren. Het was geen risico om een paar mensen dichtbij te laten komen. De Dominie Dirtch kon een vijand zelfs nog doden als die nog maar één pas verwijderd was, zolang hij zich er maar vóór bevond. Dan zou hij nog steeds doodgaan. Hoe dichtbij mensen kwamen was eigenlijk irrelevant... net als hun aantal, overigens.
Vier mensen, twee te voet en twee te paard, kwamen op hen af en lieten de rest achter zich. Toen ze dichterbij waren, kon ze zien dat het twee mannen en twee vrouwen waren. Eén man en één vrouw waren te paard, het andere stel liep. Er was iets aan die vrouw op het paard... Toen Beata besefte wie die vrouw moest zijn, had ze het gevoel dat haar hart in haar keel sprong.
`Zien jullie nou?' zei Beata tegen Carine en Annette. 'Kunnen jullie je voorstellen dat jullie dat ding hadden geluid? Stel je voor!'
De twee staarden met open mond naar de naderende mensen. Beata's knieën knikten bij de gedachte aan wat er bijna was gebeurd.
Beata draaide zich om en schudde haar vuist naar de twee. 'Zet dat ding weg. En waag het niet in de buurt van de Dominie Dirtch te komen! Begrepen?'
Ze salueerden beiden. Beata draaide zich om en rende de treden met twee tegelijk af. Dit had ze nooit van haar leven kunnen denken.
Ze had nooit gedacht dat ze de Biechtmoeder zelf nog eens zou ontmoeten.
Ze staarde, samen met de rest van haar sectie die naar buiten was gekomen om te kijken, naar de vrouw in de lange witte jurk die op hen af reed. Eén man reed rechts van haar. Een man en een vrouw waren te voet. De vrouw was zwanger. De man te voet, links van de Biechtmoeder, droeg wijde kleding in een onherkenbare stijl. Hij had een zwaard, maar liet dat in de schede.
De man die rechts van de Biechtmoeder reed, was met niemand te vergelijken. Beata had nog nooit zo'n man gezien, helemaal in het zwart gekleed, met een gouden cape die achter hem opbolde. De aanblik benam haar de adem.
Beata vroeg zich af of het de man kon zijn van wie ze had gehoord dat hij met de Biechtmoeder zou gaan trouwen: Meester Rahl. Hij zag er in elk geval wel uit als een edelman. Hij was ongeveer de imponerendste man die Beata ooit had gezien.
Beata riep tegen de twee op het platform: 'Kom naar beneden!'
De twee vrouwen stormden de treden af en Beata liet ze in een rij staan met de rest van haar sectie. Korporaal Marie Fauvel, Estelle Ruffin en Emmeline stonden rechts van Beata. De twee van het platform voegden zich bij de drie Anderse mannen, Norris, Karl en Bryce, links van haar. Ze stonden in een rechte lijn en keken hoe de vier mensen recht op hen af kwamen.
Toen de Biechtmoeder afsteeg, lieten Beata en haar hele sectie zich zonder dat er orders hoefden te worden gegeven op hun knieën zakken en bogen hun hoofd. Terwijl ze zich liet zakken, had Beata de prachtige witte jurk en het lange, schitterende bruine haar van de Biechtmoeder gezien. Beata had nog nooit zulk haar gezien, zo lang en mooi. Ze was gewend aan het donkere haar van de Anders en het rode van de Hakens, dus haar dat honingbruin glansde in het zonlicht bood zo'n uitzonderlijke aanblik dat het de vrouw een bijna bovenmenselijk voorkomen gaf. Beata was blij dat ze haar hoofd kon buigen, zo bang was ze om de blik van de Biechtmoeder te ontmoeten. Alleen die diepgewortelde angst had Beata ervan weerhouden haar vol ontzag aan te staren.
Haar hele leven had ze verhalen gehoord over de kracht van de Biechtmoeder, over de staaltjes van magie die ze ten beste kon geven, over hoe ze mensen met een enkele blik in steen kon veranderen als ze haar niet aanstonden, of nog veel ergere dingen.
Beata hapte naar lucht en hijgde, op de rand van paniek. Ze was maar een Hakens meisje en voelde zich plotseling helemaal niet op haar plek. Ze had nooit verwacht dat ze nog eens tegenover de Biechtmoeder zou komen te staan.
`Sta op, m'n kinderen,' zei een stem van boven.
Alleen al de klank ervan, zo zachtaardig, zo helder, zo vriendelijk, temperde Beata's angst. Ze had nooit gedacht dat de Biechtmoeder een stem zou hebben die zo... zo vrouwelijk was. Beata had die zich altijd voorgesteld als de stem van een geest, die vanuit de wereld van de doden krijste.
Met de rest van haar sectie richtte Beata zich op, maar ze hield haar hoofd gebogen, omdat ze nog steeds niet rechtstreeks in de ogen van de Biechtmoeder durfde te kijken. Beata had nooit geleerd hoe ze zich moest gedragen als ze de Biechtmoeder zelf zou ontmoeten, aangezien dat niet iets was waarvan men dacht dat het haar, een Hakens meisje, ooit zou overkomen. Maar nu gebeurde het toch.
`Wie heeft hier de leiding?' Het was de stem van de Biechtmoeder, die nog steeds vriendelijk was, maar onmiskenbaar een ondertoon van gezag had. Ze klonk in elk geval niet alsof ze van plan was de bliksem over iemand af te roepen.
Beata zette een stap naar voren, maar hield haar blik op de grond gericht. 'Ik, Biechtmoeder.'
`En jij bent?'
Beata's op hol geslagen hart was niet tot bedaren te brengen. Ze kon niet ophouden met trillen. 'Uw nederige dienares, Biechtmoeder. Ik ben sergeant Beata.'
Beata sprong bijna de lucht in van schrik toen vingers haar kin optilden. En toen keek ze recht in de groene ogen van de Biechtmoeder zelf. Het was alsof ze naar een grote, mooie, glimlachende goede geest keek. Goede geest of niet, Beata stond opnieuw verstijfd van angst. `Aangenaam kennis met je te maken, sergeant Beata.' De Biechtmoeder gebaarde naar links. 'Dit zijn Du Chaillu, een vriendin, en Jiaan, een vriend.' Ze legde haar hand op de schouder van de grote man naast haar. `Dit is Meester Rahl,' zei ze terwijl haar glimlach breder werd, 'mijn echtgenoot.'
Eindelijk ging Beata's blik naar de Meester Rahl. Ook hij glimlachte vriendelijk. Er hadden nog nooit zulke belangrijke mensen op zo'n manier naar Beata geglimlacht. Dat kwam allemaal doordat ze bij het Anderithse leger was gegaan om als slechte Haken eindelijk goed te doen. `Vind je het erg als ik naar boven ga en een kijkje neem bij de Dominie Dirtch, sergeant Beata?' vroeg Meester Rahl.
Beata schraapte haar keel. 'Eh— nou... nee, meneer. Nee, meneer. Alstublieft, het zou me een genoegen zijn om u de Dominie Dirtch te laten zien. Een eer, bedoel ik. Ik bedoel, het zou me een eer zijn om hem u te laten zien.'
`En onze mannen,' vroeg de Biechtmoeder, waarmee ze gelukkig een eind maakte aan Beata's gestamel, 'mogen die nu hierheen komen, sergeant?' Beata boog. 'Vergeeft u me. Het spijt me. Natuurlijk mogen ze dat, Biechtmoeder. Natuurlijk. Het spijt me. Als u me toestaat, zal ik ervoor zorgen.' Nadat de Biechtmoeder een knikje had gegeven, stormde Beata voor Meester Rahl uit de trap op; ze voelde zich dom dat ze de Biechtmoeder niet meteen had verteld dat ze welkom was in Anderith. Beata greep de hoorn en blies het alles-veilig-signaal naar de secties op de Dominie Dirtch aan weerszijden. Ze draaide zich naar de soldaten die in de verte wachtten en blies een lange toon om hun te laten weten dat ze toestemming hadden om de Dominie Dirtch te naderen.
Meester Rahl kwam de trap op. Beata trok de hoorn van haar lippen en drukte zich met haar rug tegen de reling. Er was iets aan hem, puur aan zijn aanwezigheid, dat haar de adem benam. Zelfs de Minister van cultuur had haar, voordat hij had gedaan wat hij had gedaan, niet zoveel ontzag ingeboezemd als deze man, Meester Rahl.
Het waren niet alleen zijn lengte, zijn brede schouders, zijn doordringende grijze ogen of zijn zwart met gouden kledij met de brede riem waaraan met goud bewerkte leren tasjes hingen en die vreemde symbolen droeg. Het was zijn persoonlijkheid.
Hij zag er niet keurig en chic uit, zoals de Anderse hoogwaardigheidsbekleders, zoals Dalton Campbell of de Minister van cultuur, maar eerder edel, wilskrachtig, en tegelijkertijd... gevaarlijk.
Dodelijk.
Hij zag er best vriendelijk uit, en knap, maar ze wist gewoon dat als hij die grijze ogen ooit in woede op haar zou richten, ze misschien alleen al door de intensiteit van zijn blik geveld zou worden.
Als er ook maar één man was die eruitzag alsof hij de echtgenoot van de Biechtmoeder zou kunnen zijn, was hij het wel.
De zwangere vrouw kwam de trap op terwijl ze alles om zich heen opnam. Ook deze donkerharige vrouw had iets adellijks over zich. Zij en de andere man, die allebei donker haar hadden, zagen er bijna uit als Anders. Ze had de vreemdste jurk aan die Beata ooit had gezien: er waren over de mouwen en de schouders talloze kleine strookjes stof van verschillende kleuren geknoopt.
Beata stak een hand uit. 'Dit, Meester Rahl, is de Dominie Dirtch.' Beata had ook de vrouw bij de naam willen noemen, maar die was haar ontschoten en ze kon er niet meer opkomen.
De blik van Meester Rahl dwaalde over het enorme klokvormige stenen wapen.
`Hij is duizenden jaren geleden gemaakt door de Hakens,' zei Beata, 'als moordwapen tegen de Anders, maar nu doet hij dienst om de vrede te bewaren.'
Terwijl hij zijn handen losjes achter zijn rug ineensloeg, nam Meester Rahl de talloze tonnen steen op waaruit de Dominie Dirtch bestond. Zijn blik gleed over elke nuance, op een manier waarop ze nog nooit iemand ernaar had zien kijken. Beata verwachtte bijna dat hij ertegen zou gaan spreken en dat de Dominie Dirtch antwoord zou geven.
`Maar hoe zit dat dan, sergeant?' vroeg hij zonder haar aan te kijken. `Meneer?'
Toen hij zich ten slotte tot haar wendde, deden zijn grijze ogen haar adem stokken.
`Nou, de Hakens zijn Anderith toch binnengevallen?'
Onder de kritische blik van die ogen kreeg ze nauwelijks geluid uit haar keel. 'Ja, meneer.' Het kwam naar buiten als een soort gepiep.
Hij stak een duim op en wees over zijn schouder naar de stenen klok. `En denk je dat de invallers met die Dominie Dirtch op hun rug aan zijn komen rijden, sergeant?'
Beata's knieën begonnen te knikken. Ze wilde dat hij haar geen vragen stelde. Ze wilde dat hij hen gewoon met rust zou laten en verder zou gaan naar Schoonveld om te praten met de belangrijke mensen die wisten hoe ze vragen moesten beantwoorden.
`Meneer?'
Meester Rahl draaide zich om en gebaarde naar de steenmassa die voor hen oprees. 'Het is duidelijk dat deze wapens niet hierheen zijn gebracht, sergeant. Daar zijn ze te groot voor. Er zijn er te veel" van. Ze moeten hier zijn gebouwd, waar ze staan, ongetwijfeld met behulp van magie.' `Maar toen de Hakense moordenaars binnenvielen...'
`Ze zijn naar buiten gericht, sergeant, naar mogelijke aanvallers, niet naar binnen, naar de mensen van Anderith. Ze zijn duidelijk gebouwd als verdedigingswapens.'
Beata slikte. 'Maar ons is geleerd...'
`Jullie is een leugen geleerd.' Hij leek uitgesproken ongelukkig over wat hij zag. 'Dit is onmiskenbaar een verdedigingswapen.' Hij tuurde naar de Dominie Dirtch aan weerszijden en nam ze met kritische blik op. 'Ze werken samen. Ze zijn hier neergezet als verdedigingslinie; het zijn geen hulpmiddelen bij een invasie geweest.'
Door de manier waarop hij het zei, op een bijna spijtige toon, had Beata niet de indruk dat hij het beledigend bedoelde. Hij leek gezegd te hebben wat bij hem opkwam terwijl hij het zelf besefte.
`Maar de Hakens...' fluisterde Beata nauwelijks hoorbaar.
Meester Rahl wachtte beleefd totdat ze een argument had geformuleerd. Haar hoofd tolde van verwarde gedachten.
`Ik ben geen geleerd persoon, Meester Rahl. Ik ben maar een Haken, slecht van nature. Vergeeft u me dat ik niet genoeg heb geleerd om uw vragen beter te kunnen beantwoorden.'
Hij zuchtte. 'Je hoeft er niet voor doorgeleerd te hebben, Beata, om te zien wat er voor je neus staat. Gebruik je verstand.'
Beata was sprakeloos, niet in staat het gesprek te hervatten. Dit was een belangrijk man. Ze had dingen gehoord over Meester Rahl, over wat een machtig man hij was, over hoe hij een tovenaar was met het vermogen om de dag in de nacht te veranderen, en boven in onder. Het was geen man die slechts één land bestuurde, zoals de Minister van cultuur en de Soeverein, maar een man die heerste over het mysterieuze D'Haraanse Rijk en nu het hele Middenland innam.
Maar hij was ook de man die getrouwd was met de Biechtmoeder. Beata had de blik in de ogen van de Biechtmoeder gezien toen ze naar Meester Rahl keek. Beata had aan die blik gezien dat de vrouw deze man liefhad en respecteerde. Dat was overduidelijk.
`Je zou moeten luisteren naar wat hij zegt,' zei de zwangere vrouw. 'Hij is ook de Zoeker van Waarheid.'
Beata's mond viel open. Ze sprak voordat haar angst haar de mond kon snoeren. 'Bedoelt u dat dat het Zwaard van de Waarheid is dat u draagt, meneer?'
Ze vond het eruitzien als een heel gewoon wapen, weinig anders dan het hare. Het was gewoon een zwarte leren schede, niets bijzonders, en een met leer omwonden gevest.
Hij keek naar beneden, tilde het wapen uit de schede en liet het er weer in vallen. Zijn gezicht verloor zijn vrolijkheid.
`Dit? Nee... dit is niet het Zwaard van de Waarheid. Ik heb het niet bij me... op dit moment.'
Beata durfde niet te vragen waarom niet. Ze wilde dat ze het echte zwaard had kunnen zien. Dat had magie. Dat zou nog eens iets zijn geweest: dat zij het Zwaard van de Waarheid gezien zou hebben waar Fitch zo hoog over opgaf, en hij niet. Maar nu ze in het leger zat en verantwoordelijk was voor een Dominie Dirtch, deed ze al meer dan hij ooit zou doen. Meester Rahl had zich naar het hoog oprijzende wapen gekeerd. Hij leek te zijn vergeten dat er anderen aanwezig waren en concentreerde zich op het met korstmossen overdekte steen voor hem. Hij stond net zo stil als de steenmassa. Hij leek er bijna één mee te zijn.
Hij stak zijn hand uit om de Dominie Dirtch aan te raken.
De vrouw greep zijn pols en hield zijn hand tegen.
`Nee, mijn echtgenoot. Raak dat ding niet aan. Het is...'
Meester Rahl draaide zich om, keek haar aan en maakte haar zin af. `Slecht.'
`Voel je het ook?'
Hij knikte.
Natuurlijk was het slecht, wilde Beata zeggen; het was door Hakens gemaakt.
Beata fronste verward haar voorhoofd. De vrouw had hem 'echtgenoot' genoemd, maar de Biechtmoeder had gezegd dat Meester Rahl háár echtgenoot was.
Meester Rahl, die zag dat zijn troepen naderbij kwamen, liep met twee treden tegelijk de trap af. De vrouw keek nog een laatste maal naar de Dominie Dirtch en maakte toen aanstalten hem te volgen. `Echtgenoot?' Beata kon zich er niet van weerhouden de zwangere vrouw dat te vragen.
Ze stak haar kin omhoog terwijl ze zich omdraaide naar Beata. 'Ja. Ik ben de vrouw van Meester Rahl, de Zoeker, de Caharin, Richard.' `Maar, maar de Biechtmoeder zei...'
De vrouw haalde haar schouders op. 'Ja, we zijn allebei zijn vrouw.' `Allebei? Twee...?'
De vrouw begon de trap af te lopen. 'Hij is een belangrijk man. Hij kan meer dan één vrouw hebben.' De vrouw bleef staan en keek om. 'Ik heb eens vijf echtgenoten gehad.'
Beata's ogen werden groot terwijl ze de vrouw de trap af zag verdwijnen. De ochtendlucht dreunde van de nadering van de soldaten te paard. Beata had zich zulke woest ogende mannen zelfs niet kunnen voorstellen. Ze was blij met haar opleiding; kapitein Tolbert had gezegd dat ze met haar opleiding Anderith tegen iedereen kon verdedigen, zelfs tegen dit soort mannen.
`Sergeant Beata,' riep Meester Rahl naar haar.
Beata liep naar de reling voor de klok. Hij was blijven staan op weg naar zijn paard en had zich omgedraaid. De Biechtmoeder pakte de teugels. Ze zette een voet in een stijgbeugel.
`Ja, meneer?'
`Jullie hebben dat ding zeker niet geluid, ongeveer een week geleden?' `Nee, meneer, dat hebben we niet.'
Hij draaide zich naar zijn paard. 'Bedankt, sergeant.'
`Maar hij heeft toen wel uit zichzelf geluid.'
Meester Rahl bleef stokstijf staan. De zwangere vrouw draaide zich razendsnel om. De Biechtmoeder, die al bijna op haar paard zat, liet zich weer op de grond zakken.
Beata rende de trap af zodat ze de afschuwelijke details niet naar hem hoefde te schreeuwen. De rest van haar sectie had zich ver achter de Dominie Dirtch teruggetrokken, uit angst zulke belangrijke mensen in de weg te lopen; uit angst, vermoedde Beata, dat de Biechtmoeder hen met een blik in brand zou zetten. Beata was nog steeds bang voor de vrouw, maar de scherpe randjes waren van haar angst af.
Meester Rahl floot naar de soldaten en zwaaide met zijn arm om hun aan te geven dat ze snel naar binnen moesten trekken, langs de Dominie Dirtch, buiten de gevarenzone, voor het geval de Dominie Dirtch opnieuw uit zichzelf zou luiden. Terwijl honderden mannen te paard aan beide zijden langsgaloppeerden, dreef hij haastig de Biechtmoeder, de zwangere vrouw en de andere man om het stenen fundament heen naar de andere kant.
Toen de vrouwen veilig langs de klok waren, greep hij Beata bij de schouder van haar uniform en trok haar naar achteren, beschermend, weg van de voorkant van de Dominie Dirtch. Ze ging stokstijf in de houding voor hem staan, voornamelijk uit angst.
Zijn wenkbrauwen waren gefronst op een manier die Beata's knieën deed knikken. 'Wat is er gebeurd?' vroeg hij op een kalme toon die klonk alsof hij de Dominie Dirtch opnieuw zou kunnen doen luiden.
De Biechtmoeder was naast hem komen staan. Zijn zwangere vrouw stond aan zijn andere zijde.
`Dat weten we eigenlijk niet, meneer.' Beata likte langs haar lippen. 'Een van mijn mannen... Turner, hij was...' Ze gebaarde naar een punt achter Meester Rahl. 'Hij was op patrouille toen het ding luidde. Het was een afschuwelijk geluid. Ronduit afschuwelijk. En Turner...'
Beata voelde een traan langs haar wang rollen. Hoewel ze in aanwezigheid van deze man en de Biechtmoeder geen zwakheid wilde tonen, kon ze die traan niet onderdrukken.
`Laat in de middag?' vroeg Meester Rahl.
Beata knikte. 'Hoe wist u dat?'
Hij negeerde de vraag. 'En ze luidden allemaal? Niet alleen deze, maar de hele rij heeft geluid, hè?'
`Ja, meneer. Niemand kent de reden. Er zijn een paar officieren de rij langs gekomen om ze na te kijken, maar die konden ons niets vertellen.' `Zijn er veel mensen gedood?'
Beata wendde haar blik af. 'Ja, meneer. Een van mijn mannen, en een heleboel anderen, heb ik gehoord. Kooplui met wagens aan de grens, mensen die terugkeerden en de grens van deze kant wilden oversteken... Iedereen die zich voor de Dominie Dirtch bevond toen die luidden... Het was gewoon afschuwelijk. Om op zo'n manier te sterven...'
`We begrijpen het,' zei de Biechtmoeder op meelevende toon. 'We vinden het heel erg voor jullie.'
`Dus niemand heeft enig idee waarom ze luidden?' hield Meester Rahl aan.
`Nee, meneer, niemand heeft ons in elk geval de reden verteld. Ik heb met de secties aan weerszijden gesproken, bij de volgende Dominie Dirtch links en rechts, en voor hen gold hetzelfde; die van hen luidde ook uit zichzelf, maar niemand weet waarom. De officieren die langs zijn geweest kenden de reden blijkbaar ook niet, want ze vroegen ons wat er gebeurd was.'
Meester Rahl knikte, ogenschijnlijk diep in gedachten. De wind tilde zijn gouden cape op. De Biechtmoeder streek haar haar uit haar gezicht, net als de zwangere vrouw van Meester Rahl.
Meester Rahl gebaarde naar de rest van haar sectie. 'En die mensen zijn de enige die je hier hebt, om de grens te bewaken? Alleen jullie, een paar... soldaten?'
Beata keek op naar het wapen dat boven hen oprees. 'Nou, meneer, er is maar één persoon voor nodig om de Dominie Dirtch te luiden.'
Hij nam de rest van haar sectie opnieuw op. 'Dat zal ook wel. Bedankt voor je hulp, sergeant.'
Hij en de Biechtmoeder bestegen snel hun paarden. Zij en de mensen te voet gingen verder met de rest van hun soldaten. Meester Rahl draaide zich naar haar om.
`Vertel eens, sergeant Beata, vind je mij — en de Biechtmoeder — minder goed dan het Anderse volk? Vind je dat wij ook slecht van aard zijn?' `0 nee, meneer. Alleen Hakens worden geboren met de smet van een kwade ziel. Wij kunnen nooit zo goed zijn als Anders. Onze ziel is verdorven en kan niet zuiver zijn; hun ziel is zuiver en kan niet verdorven zijn. We kunnen nooit volledig worden gelouterd; we kunnen alleen maar hopen dat we onze kwade natuur onder controle kunnen houden.'
Hij glimlachte droevig naar haar. Zijn stem werd zacht. 'Beata, de Schepper schept geen kwaad. Hij zou geen kwade zielen scheppen en die aan jullie geven. Jullie hebben net zoveel aanleg tot goed als ieder ander, en Anders hebben net zoveel aanleg tot kwaad als ieder ander.'
`Dat is niet wat ons wordt geleerd, meneer.'
Zijn paard wierp zijn hoofd in de nek en danste opzij, ongeduldig om achter de andere aan te gaan. Met een klopje op de glanzende bruine hals van het dier, alsof hij tegen hem sprak via die zachtaardige hand, kalmeerde hij het.
`Zoals ik al zei, is jullie het verkeerde geleerd. Jij bent net zo goed als ieder ander, Beata, of dat nu een Haken of een Ander of wie dan ook is. Dat is ons doel in deze strijd: om ervoor te zorgen dat alle mensen gelijke kansen hebben.
Wees maar voorzichtig met dat ding, sergeant, die Dominie Dirtch.' Beata salueerde met haar hand aan haar slaap. 'Ja, meneer, dat zal ik zeker zijn.'
Zijn blik boorde zich stevig in de hare en hij klopte met zijn vuist tegen zijn hartstreek om het saluut te beantwoorden. Toen ging zijn paard met een sprong over in galop om de andere in te halen.
Terwijl Beata hem weg zag rijden, besefte ze dat dit waarschijnlijk de opwindendste gebeurtenis van haar leven was: praten met de Biechtmoeder en Meester Rahl.