Deel 31

 

31
Du Chaillu liep naar haar zwaardmeesters en vertelde hun blijkbaar dat ze maar moesten gaan zitten en uitrusten terwijl zij met de Caharin sprak. Terwijl ze dat deed, porde Kahlan Richard
met haar vingertop in zijn ribben naar hun spullen toe.
Tak een deken waar Du Chaillu op kan zitten,' mompelde Kahlan. `Waarom heeft ze er een van ons nodig? Ze hebben hun eigen dekens bij zich. Bovendien hoeft ze niet op een deken te zitten om me te vertellen waarom ze hier is.'
Kahlan porde hem weer in zijn ribben. 'Doe het nou maar,' zei ze zachtjes zodat de anderen het niet zouden horen. 'Voor het geval dat het je niet was opgevallen, de vrouw is in verwachting en kan wel even rust gebruiken.'
`Maar dat betekent nog niet...'
`Richard,' snauwde Kahlan om hem het zwijgen op te leggen. 'Als je erop staat dat iemand zich aan je wil onderwerpt, bereik je dat het gemakkelijkst door diegene een kleine overwinning te gunnen zodat hij of zij met behoud van de eigen waardigheid kan doen wat jij wilt. Als je wilt, zal ik hem bij haar brengen.'
`Nou,' zei Richard, 'goed dan. Ik denk...'
`Zie je wel? Je hebt het zojuist bewezen. En jij draagt de deken.' `Dus Du Chaillu krijgt een kleine overwinning, maar ik niet?'
gij bent een grote jongen. Du Chaillu's prijs is een deken om op te zitten terwijl ze je vertelt waarom ze hier is. De prijs is zeer gering. Ga niet verder met een oorlog die we al hebben gewonnen, enkel en alleen om de vernedering van de tegenstander vernietigend en totaal te maken.'
`Maar zij...'
`Ik weet het. Du Chaillu ging te ver met wat ze tegen je zei. Jij weet het, ik weet het en zij weet het. Maar haar gevoelens waren gekwetst en dat kan ik me wel een beetje voorstellen. We maken allemaal vergissingen.
Ze begreep de omvang van het gevaar niet waarvan we nog maar net hebben ontdekt dat we eraan blootstaan. Ze heeft ingestemd met vrede tegen de prijs van onze deken om op te zitten. Ze wil alleen maar dat je hoffelijk tegen haar bent. Je zult er niet slechter van worden om rekening te houden met haar gevoeligheden.'
Richard wierp een blik over zijn schouder toen ze bij hun spullen aankwamen. Du Chaillu praatte met de zwaardmeesters.
`Heb je haar bedreigd?' fluisterde Richard terwijl hij zijn deken uit zijn ransel trok.
`Jazeker,' fluisterde Kahlan terug. Ze legde een hand op zijn arm. 'Wees vriendelijk. Haar oren tuiten waarschijnlijk nog enigszins van het gesprekje dat we hebben gehad.'
Richard liep naar haar toe, plette zorgvuldig een stuk grasland en spreidde zijn deken op de grond uit voor Du Chaillu. Met zijn vlakke hand streek hij de grootste kreukels eruit. Hij zette een waterzak in het midden. Toen hij klaar was, stak hij uitnodigend een hand uit.
`Alsjeblieft, Du Chaillu' — hij kon zich er niet toe brengen haar aan te spreken als zijn vrouw, maar hij dacht niet dat dat iets uitmaakte — 'wil je gaan zitten en met me praten? Je woorden zijn belangrijk, en tijd is kostbaar.'
Ze inspecteerde de manier waarop hij het gras plat had gestreken, alles één kant op, en bekeek de deken kritisch. Tevreden met de schikking ging ze op een uiteinde zitten en vouwde haar benen onder zich. Met rechte rug, haar kin hoog en haar handen ineen in haar schoot, zag ze er op de een of andere manier adellijk uit. Maar dat was ze waarschijnlijk ook, vermoedde Richard.
Richard duwde zijn gouden cape naar achteren over zijn schouders en ging in kleermakerszit op het andere eind van de deken zitten. Die was niet zo groot, dus hun knieën raakten elkaar bijna. Hij glimlachte beleefd en bood haar de waterzak aan.
Terwijl ze minzaam de waterzak aannam, herinnerde hij zich de eerste keer dat hij haar had gezien. Ze had een halsring omgehad en was aan een muur geketend geweest. Ze was naakt en smerig geweest, en rook alsof ze daar al maanden was, wat ook zo was, maar haar houding was zodanig dat ze hem net zo adellijk had geleken als nu, schoon en gekleed in haar gebedsjurk.
Hij herinnerde zich ook dat ze, toen hij had geprobeerd haar te bevrijden, bang was geweest dat hij haar wilde doden en hem had gebeten. Alleen al bij de gedachte kon hij haar beet weer bijna voelen.
De verontrustende gedachte kwam bij hem op dat deze vrouw de gave had. Hij kende de reikwijdte van haar kracht niet, maar hij kon in haar ogen zien dat ze die had. Zijn eigen gave stelde hem in staat om die tijdloze blik te herkennen in de ogen van anderen die op zijn minst een zweempje van de gave hadden.
Zuster Verna had Richard verteld dat ze dingetjes op Du Chaillu had geprobeerd om haar te testen. Verna zei dat de bezweringen die ze naar Du Chaillu had gestuurd, verdwenen als kiezelstenen die in een put werden gegooid, en dat ze niet onopgemerkt bleven. Du Chaillu wist wat er werd geprobeerd, had Verna gezegd, en was in staat dat ongedaan te maken.
Uit andere dingen had Richard lang geleden afgeleid dat Du Chaillu's gave ook een primitieve vorm van profeteren omvatte. Aangezien ze maanden in ketenen was vastgehouden, betwijfelde hij of ze in staat was de wereld om zich heen te beïnvloeden met haar magische kracht. Mensen met magie die anderen openlijk kon treffen, hoefden niet te bijten, vermoedde hij, noch zouden ze zich gevangen laten houden om geofferd te worden. Maar ze was in staat anderen te verhinderen magie tegen haar te gebruiken, geen ongebruikelijke vorm van mystieke bescherming tegen het wapen van de magie, had Richard gemerkt.
Nu de akkoorden in de wereld van het leven waren, zou Du Chaillu's magie, wat de reikwijdte er ook van was, verdwijnen, als dat al niet was gebeurd. Hij wachtte totdat ze had gedronken en de waterzak had teruggegeven voordat hij begon.
`Du Chaillu, ik moet...'
`Vraag hoe het met ons volk gaat.'
Richard keek even naar Kahlan. Kahlan rolde met haar ogen en knikte hem toe.
Richard zette de waterzak neer en schraapte zijn keel.
`Du Chaillu, het verheugt me om te zien dat het goed met je gaat. Dank je dat je mijn advies om je kind te houden hebt opgevolgd. Ik weet dat het een enorme verantwoordelijkheid is om een kind groot te brengen. Ik weet zeker dat je ervoor beloond zult worden met een levenslange vreugde om je beslissing, en dat het kind wel zal varen door wat je het zult leren. Ik weet ook dat mijn woorden niet zo zwaar wogen in je beslissing als je eigen hart.'
Richard hoefde geen moeite te doen om oprecht te klinken, want dat was hij echt. 'Het spijt me dat je je andere kinderen hebt moeten achterlaten om deze lange en zware reis te maken om me je wijze woorden te brengen. Ik weet dat je zo'n lange en moeizame reis niet zou hebben ondernomen als het niet belangrijk was.'
Ze wachtte, duidelijk nog niet tevreden. Richard, die geduldig probeerde haar spelletje mee te spelen, liet zijn adem ontsnappen en ging verder.
`Alsjeblieft, Du Chaillu, vertel me hoe het met de Baka Tau Mana gaat, nu ze eindelijk zijn teruggekeerd naar het vaderland van hun voorouders.' Eindelijk glimlachte Du Chaillu voldaan. 'Ons volk is welvarend en gelukkig in zijn vaderland, dankzij jou, Caharin, maar we zullen later over hen praten. Nu moet ik je vertellen waarom ik ben gekomen.'
Richard probeerde niet te fronsen. 'Ik verlang ernaar te horen wat je te zeggen hebt.'
Ze deed haar mond open, maar fronste toen zelf. 'Waar is je zwaard?' `Ik heb het niet bij me.'
`Waarom niet?'
`Ik moest het in Aydindril achterlaten. Het is een lang verhaal en het is niet...'
`Maar hoe kun je de Zoeker zijn als je je zwaard niet hebt?'
Richard ademde diep in. `De Zoeker van Waarheid is een persoon. Het Zwaard van de Waarheid is een werktuig dat door de Zoeker wordt gebruikt, zoals jij het fluitje hebt gebruikt om vrede te brengen. Ik ben zonder zwaard nog steeds de Zoeker, net zoals jij zonder het fluitje nog steeds de geestenvrouw bent.'
`Toch bevalt het me niet.' Ze keek ontzet. 'Ik hield van je zwaard. Het heeft die ijzeren halsring van mijn nek gesneden en mijn hoofd gelaten waar het was. Het heeft je bij ons bekend gemaakt als de Caharin. Je zou je zwaard bij je moeten hebben.'
Hij besloot dat hij haar spelletje lang genoeg had meegespeeld, en met zijn gedachten bij de essentiële zaken die hem bezighielden boog hij zich naar voren en fronste alsnog.
`Ik zal mijn zwaard ophalen zo gauw ik in Aydindril ben. We waren op weg daarnaartoe toen we jou hier tegenkwamen. Hoe korter ik hier blijf zitten terwijl het een goede dag is om te reizen, des te eerder zal ik in Aydindril aankomen en mijn zwaard kunnen ophalen.
Het spijt me, Du Chaillu, als ik een gehaaste indruk maakte. Het was niet mijn bedoeling onbeleefd te zijn, maar ik vrees voor onschuldige levens en de levens van degenen om wie ik geef. Het is ook voor de veiligheid van de Baka Tau Mana dat ik haast heb.
Ik zou je dankbaar zijn als je me vertelde wat je hier doet. Er gaan mensen dood. Enkelen van jouw eigen mensen hebben hun leven verloren. Ik moet zien of ik iets kan doen om de akkoorden tegen te houden. Misschien kan het Zwaard van de Waarheid me helpen. Ik moet zorgen dat ik in Aydindril kom om het op te halen. Kunnen we alsjeblieft een beetje opschieten?'
Du Chaillu glimlachte nu hij haar het gepaste respect had betoond. Langzaam leek ze de glimlach los te moeten laten, en daarmee verdween ook haar poeha. Voor het eerst leek ze onzeker, en plotseling zag ze er klein en angstig uit.
`Echtgenoot, ik heb een verontrustend visioen over je gehad. Als geestenvrouw heb ik soms van die visioenen.'
`Dat is best, maar ik wil het niet horen.'
Ze keek naar hem op. 'Wat?'
`Je zei dat het een visioen was.'
`ja.'
`Ik wil niets horen over visioenen.'
`Maar... maar... dat moet. Het was een visioen.'
`Visioenen zijn een vorm van profetie. Profetie heeft me nog nooit geholpen en is bijna altijd een bron van ellende voor me geweest.'
`Maar visioenen helpen.'
`Nee, dat doen ze niet.'
`Ze onthullen de waarheid.'
`Ze zijn net zo min waar als dromen.'
`Dromen kunnen ook waar zijn.'
`Nee, dromen zijn niet waar. Het zijn alleen maar dromen. Visioenen zijn ook niet waar. Het zijn alleen maar visioenen.'
`Maar ik heb jou in een visioen gezien.'
`Dat kan me niet schelen. Ik wil het niet horen.'
`Je stond in brand.'
Richard zuchtte. 'Ik heb ook dromen gehad waarin ik kon vliegen. Dat betekent nog niet dat het waar is.'
Du Chaillu boog zich naar hem toe. 'Droom jij dat je kunt vliegen? Echt waar? Bedoel je als een vogel?' Ze ging weer rechtop zitten. 'Zoiets heb ik nog nooit gehoord.'
`Het is maar een droom, Du Chaillu. Net als jouw visioen.'
`Maar ik heb hier een visioen over gehad. Dat betekent dat het waar is.' `Omdat ik kan vliegen in mijn droom, is het nog niet waar. Ik spring niet van grote hoogtes af met klapperende armen. Het is maar een droom, net als jouw visioen.
Ik kan niet vliegen, Du Chaillu.'
`Maar je kunt wel branden.'
Richard legde zijn handen op zijn knieën en ging een beetje achterover-hangen terwijl hij diep en geduldig inademde.
`Goed, prima. Wat gebeurde er verder in dat visioen?'
`Niets. Dat was alles.'
`Niets? Was dat het? Ik stond in brand? Alleen een droom waarin ik in brand stond?'
`Geen droom.' Ze stak een vinger op om haar woorden te benadrukken. `Een visioen.'
`En je hebt dat hele eind gereisd om me dat te vertellen? Nou, heel erg bedankt dat je zo'n grote afstand hebt afgelegd om me dat te vertellen, maar we moeten nu echt weer verder Zeg tegen je volk dat de Caharin ze het beste wenst. Goede reis naar huis.'
Richard deed alsof hij op ging staan.
`Of heb je nog iets anders te zeggen?' vervolgde hij.
Du Chaillu ontdooide een beetje bij deze vraag. 'Het maakte me angstig om mijn man in brand te zien staan.'
`Het zou mij ook angstig maken om in brand te staan.'
`Ik zou het niet prettig vinden als de Caharin in brand stond.'
`De Caharin zou het ook niet prettig vinden om in brand te staan. En heeft je visioen je verteld hoe ik zou kunnen zorgen dat ik niet in brand kom te staan?'
Ze sloeg haar blik neer en frunnikte aan de deken. 'Nee.'
`Zie je wel? Wat heb je er dan aan?'
`Het is goed om zulke dingen te weten,' zei ze terwijl ze een bolletje pluis over de deken rolde. 'Het zou kunnen helpen.'
Richard krabde aan zijn voorhoofd. Ze verzamelde haar moed om hem iets belangrijkers te vertellen, iets verontrustenders. Het visioen was een smoesje, vermoedde hij. Hij sprak op vriendelijker toon in de hoop het haar te ontfutselen.
`Du Chaillu, dank je voor je waarschuwing. Ik zal in gedachten houden dat het me kan helpen.'
Ze keek hem aan en knikte.
`Hoe heb je me gevonden?' vroeg hij.
lij bent de Caharin.' Ze zag er weer adellijk uit. 'Ik ben de geestenvrouw van de Baka Tau Mana, de hoeder van de oude wetten. Je vrouw.' Richard begreep het. Ze was met hem verbonden, op een zelfde wijze als de D'Haranen, als Cara. En net als Cara kon Du Chaillu voelen waar hij was.
`Ik was een dagreis ten zuiden van hier. Je bent me bijna misgelopen. Begin je problemen te krijgen met voelen waar ik ben?'
Ze wendde haar blik af en knikte. 'Ik kon altijd uitkijken naar de horizon, met de wind in mijn haar en het licht van de zon of de sterren op mijn gezicht, en dan kon ik wijzen en zeggen: "Daar is de Caharin." ' Ze nam een ogenblik de tijd om haar stem te hervinden. 'Het is steeds moeilijker geworden om te weten waarheen ik moet wijzen.'
`Tot een paar dagen geleden waren we in Aydindril,' zei Richard. le moet aan je reis zijn begonnen lang voordat ik hierheen kwam.'
`Ja. Je was hier nog niet toen ik begreep dat ik naar je toe moest gaan.' Ze gebaarde over haar schouder. le was veel, veel verder naar het noordoosten.'
`Waarom ben je hierheen gekomen om me te treffen als je me in het noordoosten kon voelen, in Aydindril?'
`Toen ik je steeds minder ging voelen, wist ik dat er problemen waren. Mijn visioenen vertelden me dat ik naar je toe moest komen voordat ik je niet meer zou kunnen vinden. Als ik was gegaan naar de plek waar ik wist dat je was toen ik op pad ging, zou je daar niet meer zijn geweest als ik aankwam. In plaats daarvan heb ik mijn visioenen geraadpleegd, toen ik die nog had, en ben gereisd naar waar zij me vertelden dat je zou zijn.
Tegen het eind van onze reis kon ik voelen dat je in deze omstreken was. Kort daarna kon ik je niet meer voelen. We waren nog een flink eind weg, dus het enige dat we konden doen was voortreizen in deze richting. De goede geesten hebben mijn gebeden verhoord en ervoor gezorgd dat onze wegen kruisten.'
`Ik ben blij dat de goede geesten je hebben geholpen, Du Chaillu. Je bent een goed mens en je verdient hun hulp.'
Ze frunnikte weer aan de deken. 'Maar mijn echtgenoot gelooft niet in mijn visioenen.'
Richard bevochtigde zijn lippen. 'Mijn vader heeft me geleerd geen paddestoelen te eten die ik in het bos vond. Hij zei altijd dat hij voor zich zag hoe ik een giftige paddestoel at en dan ziek werd en doodging. Hij bedoelde niet echt dat hij zag dat het ging gebeuren, maar dat hij er bang voor was. Hij waarschuwde me voor wat er zou kunnen gebeuren als ik paddestoelen at die ik niet kende.'
`Ik begrijp het,' zei ze met een glimlachje.
`Was dat van jou een echt visioen? Misschien was het een visioen van iets dat alleen maar mogelijk is — een visioen van een gevaar — maar niet van iets dat echt gaat gebeuren?'
`Het is waar dat sommige visioenen iets laten zien wat mogelijk is, maar wat nog niet vastligt in de toekomst. Het zou kunnen dat dat hiermee ook het geval was.'
Richard pakte haar hand in zijn twee handen. 'Du Chaillu,' zei hij met vriendelijke stem, 'wil je me nu alsjeblieft vertellen waarom je naar me toe bent gekomen?'
Ze streek eerbiedig de gekleurde strookjes langs haar arm glad, alsof ze zich de gebeden herinnerde die haar volk met haar mee had gestuurd. Dit was een vrouw die haar verantwoordelijkheid met geestkracht, moed en waardigheid droeg.
`De Baka Tau Mana zijn gelukkig dat ze in hun vaderland zijn na al die generaties die gescheiden waren van de plek van ons hart. Ons vaderland is alles wat het volgens de overlevering moest zijn. Het land is vruchtbaar. Het weer gunstig. Het is een goede plek om onze kinderen groot te brengen. Een plek waar we vrij kunnen zijn. Ons hart zingt nu we daar zijn.
Elk volk zou moeten hebben wat je ons hebt gegeven, Caharin. Elk volk zou veilig moeten kunnen leven zoals het wil.'
Er verscheen een smartelijke uitdrukking op haar gezicht. 'Jullie kunnen dat niet. Jij en je volk van dat land in de Nieuwe Wereld waarover je me hebt verteld zijn niet veilig. Er komt een groot leger aan.'
`Jagang,' fluisterde Richard. 'Heb je daar een visioen van gehad?' `Nee, echtgenoot. We hebben het met onze eigen ogen gezien. Ik schaam-
de me om je hierover te vertellen omdat we bang van hen waren, en ik wilde onze angst niet toegeven.
Toen ik aan de muur gekluisterd was en wist dat de Majendie elke dag zouden kunnen komen om me te offeren, was ik minder bang, omdat ik wist dat alleen ik zou sterven en niet mijn hele volk. Mijn volk was sterk en zou een nieuwe geestenvrouw vinden om mijn plaats in te nemen. Ze zouden de Majendie afslaan als die het moeras in kwamen. Ik zou kunnen sterven in de wetenschap dat de Baka Ban Mana zouden voortleven.
We oefenen elke dag met onze wapens, zodat niemand ons kan vernietigen. We staan klaar, zoals de oude wetten voorschrijven, om te strijden voor ons leven tegen iedereen die het tegen ons wil opnemen. Behalve de Caharin kan geen enkele man tegen een van onze zwaardmeesters op.
Maar hoe goed onze zwaardmeesters ook zijn, ze zouden niet tegen een leger als dit kunnen vechten. Als zij hun oog ten slotte op ons zouden laten vallen, zullen we niet in staat zijn deze vijand af te slaan.'
`Ik begrijp het, Du Chaillu. Vertel me eens wat je hebt gezien.'
`Wat ik heb gezien, kan ik je niet beschrijven. Ik weet niet hoe ik je duidelijk moet maken hoeveel mannen we hebben gezien. Hoeveel paarden. Hoeveel wagens. Hoeveel wapens.
Dit leger strekt zich dagenlang van horizon tot horizon uit als het langstrekt. Ze zijn niet te tellen. Ik zou je net zo min kunnen vertellen hoeveel grassprieten er op deze vlakte staan. Ik heb geen woorden om zo'n groot aantal uit te drukken.'
`Ik geloof dat je dat zojuist hebt gedaan,' mompelde Richard. 'Ze hebben je volk dus niet aangevallen?'
`Nee. Ze kwamen niet door ons vaderland. We zijn alleen bang voor de toekomst, als deze mannen besluiten ons op te slokken. Dit soort mannen zal ons niet altijd met rust laten. Dit soort mannen pakt alles; er is nooit genoeg voor hen.
Onze mannen zullen allemaal sterven. Onze kinderen zullen allemaal vermoord worden. Onze vrouwen zullen allemaal worden meegenomen. Tegen deze vijand maken we geen kans.
Jij bent de Caharin, dus je moet dit weten. Dat is de oude wet.
Als geestenvrouw van de Baka Tau Mana schaam ik me dat ik je mijn angst moet tonen en je moet vertellen dat ons volk bang is dat we allemaal zullen omkomen in de muil van dit beest. Ik wou dat ik je kon vertellen dat we met moed naar de kaken van de dood kijken, maar dat doen we niet. We kijken met huiverend hart.
Jij bent de Caharin, dus jij begrijpt dat niet. Jij kent geen angst.'
`Du Chaillu,' zei Richard met een geschrokken lach, 'ik ben heel vaak bang.'
`Jij? Nooit.' Haar blik dwaalde naar de deken. 'Dat zeg je alleen maar zodat ik me niet hoef te schamen. Jij bent de dertig zonder angst tegemoet getreden en hebt hen verslagen. Alleen de Caharin zou zoiets kunnen. De Caharin kent geen angst.'
Richard tilde haar kin op. 'Ik ben de dertig tegemoet getreden, maar niet zonder angst. Ik was doodsbang, net zoals ik dat nu ben voor de akkoorden en de oorlog die ons wacht. Je angst toegeven is geen zwakte, Du Chaillu.'
Ze glimlachte om zijn vriendelijkheid. 'Dank je, Caharin.'
`Dus de Imperiale Orde heeft niet geprobeerd jullie aan te vallen?' `Voorlopig zijn we veilig. Ik ben je komen waarschuwen omdat ze de Nieuwe Wereld in komen. Ze zijn langs ons heen getrokken. Ze komen eerst naar jullie toe.'
Richard knikte. Ze waren op weg naar het noorden, het Middenland in. Het leger van generaal Reibisch, bijna honderdduizend man sterk, marcheerde naar het oosten om het zuidelijk deel van het Middenland te bewaken. De generaal had Richards toestemming gevraagd om niet terug te keren naar Aydindril; hij was van plan de zuidelijke passen het Middenland in te bewaken, en vooral de minder voor de hand liggende wegen D'Hara in. Het had Richard een goed plan geleken.
Het geluk had de man met zijn D'Haraanse leger nu op de weg van Jagang gebracht.
Het leger van Reibisch was misschien niet groot genoeg om de Imperiale Orde aan te kunnen, maar D'Haranen waren dappere krijgers en ze zouden op de juiste plek zijn om de passen naar het noorden te bewaken. Als ze eenmaal wisten waar het leger van Jagang heen ging, konden ze meer mannen sturen om zich bij het leger van Reibisch te voegen. Jagang had tovenaars en Zusters met de gave in zijn leger. Generaal Reibisch had ook een aantal Zusters van het Licht bij zich. Zuster Verna —inmiddels priores Verna — had Richard beloofd dat de Zusters zouden vechten tegen de Orde en tegen de magie die de Orde gebruikte. De magie was nu aan het verdwijnen, maar dat gold ook voor de magie van degenen die Jagang hielpen, met uitzondering misschien van de Zusters van de Duisternis en de tovenaars die bij hen hoorden, die wisten hoe ze Subtractieve Magie moesten gebruiken.
Generaal Reibisch had, net als Richard en de andere generaals in Aydindril en D'Hara, gerekend op de Zusters en op hun vermogen om in de gaten te houden waar Jagangs leger zich bevond als het oprukte de Nieuwe Wereld in, en had verwacht dat ze met die kennis het D'Haraanse leger zouden helpen een gunstige plek te vinden om post te vatten. Nu faalde de magie en bleven ze als blinden achter.
Gelukkig hadden Du Chaillu en de Baka Tau Mana voorkomen dat de Orde hen zou verrassen.
`Dit is een grote hulp, Du Chaillu.' Richard glimlachte naar haar. 'Je brengt belangrijk nieuws. Nu weten we wat Jagang aan het doen is. Ze hebben dus niet geprobeerd door jullie land te trekken? Ze zijn er eenvoudigweg aan voorbijgegaan?'
`Ze hadden een omweg moeten maken om ons nu aan te vallen. Door hun enorme aantallen kwamen de randen van hun leger vlakbij, maar als een stekelvarken in de buik van een hond hebben onze zwaardmeesters het pijnlijk voor ze gemaakt om langs ons te strijken.
We hebben een paar aanvoerders van die honden op twee poten gevangengenomen. Ze hebben ons verteld dat hun leger voorlopig niet geïnteresseerd is in ons kleine landje en ons volk, en dat ze ons daarom links lieten liggen. Ze jagen op groter wild. Maar op een dag zullen ze terugkeren en de Baka Tau Mana uitroeien.'
`Hebben ze jullie hun plannen verteld?'
`Iedereen praat, als je het maar op de juiste manier vraagt.' Ze glimlachte. 'De akkoorden zijn niet de enige die vuur gebruiken. Wij...' Richard stak zijn hand op. 'Het is me duidelijk.'
`Ze hebben ons verteld dat hun leger naar een plek ging die voedselvoorraden kon leveren.'
Richard streek doelloos langs zijn onderlip terwijl hij over dat belangrijke nieuwtje nadacht.
`Dat is eigenlijk wel logisch. Ze zijn al een tijdje bezig om zich in de Oude Wereld te verzamelen. Ze kunnen niet eeuwig op één plek blijven, zo'n groot leger niet. Een leger moet gevoed worden. Een leger van die omvang moet rondtrekken en heeft proviand nodig. Veel proviand. De Nieuwe Wereld biedt hun behalve land om te veroveren ook een aanlokkelijk maal.'
Hij keek op naar Kahlan, die links achter hem stond. 'Waar zouden ze heen gaan om aan proviand te komen?'
`Er zijn allerlei mogelijkheden,' zei Kahlan. 'Ze zouden overal waar ze komen kunnen plunderen en kunnen bemachtigen wat ze nodig hebben terwijl ze dieper doordringen het Middenland in. Zolang ze hun route uitstippelen met dat aspect in hun achterhoofd, kunnen ze het leger nog een hele tijd voeden, als een vleermuis die insecten uit de lucht plukt.
Of ze zouden kunnen toeslaan op een plek met grotere voorraden. In Lifany bijvoorbeeld zouden ze aan een hoop graan kunnen komen. Sanderia heeft enorme kuddes schapen en zou vlees kunnen leveren. Als ze eerst doelen kiezen met voldoende voedsel, zouden ze hun leger tot ver in de toekomst kunnen bevoorraden, waardoor ze later de vrijheid hebben om hun doelen willekeurig te kiezen, enkel om strategische redenen. Dan staat ons een moeilijke tijd te wachten.
Als ik hen was, zou dat mijn plan zijn. Als ze geen dringende behoefte aan voedsel hebben, zijn we aan hen overgeleverd wat betreft het kiezen van een plek om ze tegen te houden.'
`We zouden generaal Reibisch kunnen gebruiken,' zei Richard, die hardop nadacht. 'Misschien kan hij de Orde de weg versperren of hun voortgang in elk geval vertragen, terwijl we mensen en voedselvoorraden evacueren voordat Jagang ze kan bereiken.'
`Dat zou een enorm karwei zijn, om zoveel voorraden te verplaatsen. Als Reibisch de troepen van Jagang verrast,' zei Kahlan, ook hardop denkend, 'en ervoor zorgt dat ze niet verder kunnen oprukken, en we zouden er genoeg andere strijdkrachten vanaf de zijkanten heen kunnen dirigeren...'
Du Chaillu schudde haar hoofd. 'Toen we uit ons vaderland werden verbannen door de wetgevers,' zei ze, 'werden we gedwongen op de natte plek te leven. Toen het in het noorden dagen achtereen regende, kwamen er grote overstromingen. De rivier trad buiten haar oevers en werd heel breed.
Met haar sterke stroming, kolkend met modder en grote ontwortelde bomen, sleepte ze alles mee wat ze tegenkwam. We konden niet standhouden tegen de kracht en de furie van zoveel water; dat zou niemand kunnen Je denkt dat je het kunt, totdat je het aan ziet komen. Dan zoek je hoger gelegen grond op, of je sterft.
Zo is het met dit leger ook. Je kunt je niet voorstellen hoe groot het is.' Bij het zien van de vrees in haar ogen en het horen van haar nadrukkelijke woorden kreeg Richard kippenvel op zijn armen. Hoewel ze het aantal niet kon aangeven, was dat niet belangrijk. Hij begreep het idee alsof ze haar beeld en indrukken van de Imperiale Orde rechtstreeks overbracht op zijn geest.
`Du Chaillu, dank je dat je ons deze informatie hebt gebracht. Je hebt misschien heel wat levens gered met je woorden. Nu zullen we in elk geval niet onverwachts worden overvallen, zoals anders waarschijnlijk wel het geval was geweest. Dank je.'
`Generaal Reibisch is al op weg naar het oosten, dus dat is een punt in ons voordeel,' zei Kahlan. 'We moeten hem een bericht sturen.' Richard knikte. 'We kunnen via een omweg naar Aydindril gaan, zodat we hem kunnen ontmoeten en samen kunnen besluiten wat onze volgende stap is. Bij hem kunnen we ook paarden krijgen. Dat zou ons uiteindelijk tijd besparen. Ik wou alleen dat hij niet zo ver weg was. Tijd is van cruciaal belang.'
Na de veldslag waarin het D'Haraanse leger Jagangs gigantische expeditieleger had verslagen, had Reibisch zijn leger doen omkeren en hij trok zo snel mogelijk naar het oosten. De D'Haranen gingen terug om de wegen naar het noorden vanuit de Oude Wereld te bewaken, waar Jagang zijn strijdmacht had verzameld alvorens het Middenland of misschien D'Hara binnen te vallen.
`Als we de generaal kunnen bereiken en hem kunnen waarschuwen dat Jagangs leger eraan komt,' opperde Cara, 'dan kunnen we hem zijn boodschappers naar D'Hara laten sturen om versterkingen te laten komen.' `En naar Kelton, Jara en Grennidon, onder andere,' zei Kahlan. 'Er is een aantal staten die al aan onze kant staan en een staand leger hebben.' Richard knikte. 'Dat lijkt me zinnig. We weten nu in elk geval waar we ze nodig hebben. Ik wou alleen dat we sneller in Aydindril konden komen.'
`Weet je zeker dat dat nu nog wat uitmaakt?' vroeg Kahlan. 'Vergeet niet dat het de akkoorden zijn, en niet de Loer.'
`Wat Zedd ons heeft gevraagd te doen, helpt misschien niet,' zei Richard, `maar aan de andere kant weten we dat toch niet zeker? Misschien heeft hij ons wel de waarheid verteld over wat we dringend moesten doen, maar heeft hij er alleen de naam Loer aan gegeven in plaats van akkoorden.'
`We zouden kunnen verliezen van Jagang voordat de akkoorden ons te pakken krijgen. Dood is dood.' Kahlan zuchtte terneergeslagen. 'Ik ken Zedds spelletje niet, maar we hadden meer aan de waarheid gehad.' `We moeten in Aydindril zien te komen,' zei Richard beslist. 'Er zit niets anders op.'
Zijn zwaard was in Aydindril.
Ongeveer zoals Cara hem kon voelen door haar band en zoals Du Chaillu altijd wist waar hij was, zo was Richard tot Zoeker benoemd en was hij verbonden met het Zwaard van de Waarheid. Hij had een band met de kling. Zonder het zwaard had hij het gevoel dat er iets in hem ontbrak.
`Du Chaillu,' vroeg Richard, 'toen dat grote leger langs jullie trok op weg naar het noorden...'
`Ik heb niet gezegd dat ze naar het noorden gingen.'
Richard knipperde met zijn ogen. 'Maar... daar moeten ze wel heen gaan. Ze komen naar boven het Middenland in... of anders D'Hara. Voor allebei moeten ze naar het noorden komen.'
Du Chaillu schudde nadrukkelijk haar hoofd. 'Nee. Ze gaan niet naar het noorden. Ze kwamen aan de zuidzijde langs ons land en bleven vlak bij de kust; nu draaien ze met de kust mee en gaan naar het westen.' Richard staarde haar verstomd aan. 'Het westen?'
Kahlan liet zich naast hem op haar knieën zakken. 'Du Chaillu, weet je dat zeker?'
`Ja. We hebben ze geschaduwd. We hebben verkenners in alle richtingen gestuurd, omdat mijn visioenen me vertelden dat deze mannen een groot gevaar vormden voor de Caharin. Sommige leidinggevenden die we gevangen hebben genomen, kenden de naam Richard Rahl. Daarom moest ik je komen waarschuwen. Dit leger kent je bij naam.
Je hebt hun schade toegebracht en hun plannen gedwarsboomd. Ze koesteren een grote haat jegens jou. Dat hebben hun mannen ons verteld.' `Zouden jouw visioenen van mij terwijl ik in brand stond kunnen slaan op het vuur van de haat die deze mannen jegens mij koesteren?'
Du Chaillu overdacht deze vraag. 'Je begrijpt wel iets van visioenen, echtgenoot. Het zou kunnen zijn zoals je zegt. Een visioen betekent niet altijd letterlijk wat het laat zien. Soms betekent het alleen dat het een mogelijkheid en een gevaar is dat in de gaten gehouden moet worden, en soms is het, zoals je zegt, een visioen van een indruk of een idee, niet van een gebeurtenis.'
Kahlan stak haar hand uit en pakte Du Chaillu bij haar mouw. 'Maar waar gaan ze heen? Ergens zullen ze toch naar het noorden afslaan en het Middenland in gaan. Er staan levens op het spel. Heb je ontdekt waar ze heen gingen? We moeten weten waar ze zullen afslaan naar het noorden.'
`Nee,' zei Du Chaillu, die van de wijs gebracht leek door hun verrassing. `Ze zijn van plan de kust van het grote water te volgen.'
`Van de oceaan?' vroeg Kahlan.
`Ja, zo noemden ze het. Ze zijn van plan het grote water te volgen en naar het westen te gaan. De mannen wisten niet hoe de plek heette waar ze heen gingen, alleen dat ze ver naar het westen moesten, naar een land dat, zoals jullie al zeiden, grote voedselvoorraden heeft.'
Kahlan liet de mouw van de vrouw los. 'Goede geesten,' fluisterde ze, `we zitten in de problemen.'
`Dat mag je wel zeggen,' zei Richard terwijl hij zijn vuist balde. 'Generaal Reibisch is helemaal in het oosten en gaat de verkeerde kant op.' `Erger nog,' zei Kahlan en ze draaide zich om naar het zuidwesten, alsof ze kon zien waar de Orde naar op weg was.
`Natuurlijk,' fluisterde Richard. 'Dat is het land waar Zedd het over had, vlak bij dat Nariefdal, het geïsoleerde land ten zuidwesten van hier waar zoveel graan wordt verbouwd. Klopt dat?'
`Ja,' zei Kahlan, nog steeds naar de horizon starend. `Jagang is op weg naar de broodmand van het Middenland.'
`Toscla; zei Richard, die zich herinnerde hoe Zedd het had genoemd. Kahlan draaide zich naar hem terug en knikte mismoedig.
`Het ziet er wel naar uit,' zei ze. 'Ik had nooit gedacht dat Jagang zo ver om zou gaan. Ik had verwacht dat hij snel de Nieuwe Wereld in zou komen en zou toeslaan, om ons niet de tijd te gunnen om onze strijdkrachten te verzamelen.'
`Dat had ik ook verwacht. Generaal Reibisch dacht dat ook; hij jaagt zijn leger op om een toegangsweg te gaan bewaken die Jagang niet zal gebruiken.'
Richard tikte met een vinger tegen zijn knie terwijl hij hun alternatieven overdacht. 'Het zou ons in elk geval wat meer tijd geven. En nu weten we waar de Imperiale Orde heen gaat, naar Toscla.'
Kahlan schudde haar hoofd terwijl ook zij de alternatieven leek te overdenken. 'Zedd kende de plek onder een oude naam. De naam van dat land is in de loop der tijden veranderd. Het heeft onder andere Vengren, Vendice en Turslan geheten. Het wordt al heel lang geen Toscla meer genoemd.'
`0,' zei Richard, die niet echt luisterde omdat hij in zijn hoofd alvast een lijst maakte van de dingen waarmee ze rekening moesten houden. 'Hoe heet het dan nu?'
`Nu is het Anderith,' zei ze.
Richard keek op. Hij voelde een tintelende ijskoude rilling omhoog-kruipen langs zijn dijen. 'Anderith? Waarom? Waarom heet het Anderith?'
Kahlan trok rimpels in haar voorhoofd toen ze de uitdrukking op zijn gezicht zag. 'Het is genoemd naar een van hun vroegere grondleggers. Hij heette Ander.'
Het tintelende gevoel schoot verder omhoog naar Richards rug en armen.
`Ander.' Hij knipperde met zijn ogen. 'Joseph Ander?'
`Hoe weet je dat?'
`Herinner je je de tovenaar die "de Berg" werd genoemd? Van wie Kolo zei dat ze hem hadden laten afrekenen met de akkoorden?' Kahlan knikte. 'Dat was zijn bijnaam; zo noemde iedereen hem. Zijn echte naam was Joseph Ander.'