Deel 56
56
'Nee,' zei Richard tegen Du Chaillu Ze sloeg woedend haar
armen over elkaar. Doordat haar grote ronde buik zo ver naar voren
stak, was haar pose bij-
na lachwekkend.
Richard boog zich naar haar over en dempte zijn stem. 'Du
Chaillu, begrijp je dan niet dat ik graag alleen zou willen zijn
met mijn... met Kahlan, eventjes maar? Alsjeblieft?'
Du Chaillu's woede nam af. Haar frons smolt weg.
`0, ik begrijp het. Je wilt intiem zijn met je andere vrouw.
Dat is goed. Het is lang geleden.'
`Dat is niet...' Richard zette zijn handen in zijn zij. 'En
hoe zou jij dat trouwens moeten weten?'
Ze beantwoordde zijn vraag niet, maar glimlachte. 'Nou, goed
dan. Als je belooft dat het niet te lang duurt.'
Hij wilde zeggen dat het zo lang duurde als het duurde, maar
hij was bang voor wat ze daarop zou antwoorden. Richard rechtte
zijn rug en zei alleen: 'Dat beloven we.'
Kapitein Meiffert, een grote, blonde D'Haraanse officier die
de leiding had over de troepen die naar Richard en Kahlan waren
gestuurd om hen te escorteren naar Anderith, was net zo weinig
enthousiast over het idee dat zij zich zouden afzonderen als Du
Chaillu, maar hij was wat omzichtiger in het uiten van zijn
bezwaren. Generaal Reibisch had de man blijkbaar verteld dat hij
tegen Meester Rahl kon zeggen wat hij dacht, als het een
belangrijke kwestie betrof, zonder angst gestraft te worden.
`Meester Rahl, we zouden te ver weg zijn om te reageren als u ons
nodig mocht hebben... Om te helpen de Biechtmoeder te beschermen,'
voegde hij er als nadere overweging aan toe, met de gedachte dat
dat Richards besluit misschien zou doen wankelen.
`Bedankt, kapitein. Er leidt maar één pad heen. Aangezien
niemand weet waar we naartoe gaan, kan er niemand in een
hinderlaag liggen. Het is niet ver en we zullen niet lang
wegblijven. U en uw mannnen zullen hier patrouilleren terwijl
Kahlan en ik een kijkje gaan nemen.'
la, meneer,' zei kapitein Meiffert berustend. Hij begon
onmiddellijk bevelen uit te delen aan zijn mannen om hen te
verspreiden over verschillende posten en er een paar op verkenning
te sturen.
Richard wendde zich tot de twee bodes die van generaal
Reibisch kwamen. 'Zeg de generaal dat ik tevreden ben over zijn
snelle optrekken, en dat ik blij ben dat hij hier denkt te zijn
voor het leger van Jagang. Zeg hem dat de orders die hij al heeft
gekregen, nog van kracht zijn; ik wil dat hij op een afstand
blijft.'
Er kwamen en gingen bijna elke dag bodes, die langs
verschillende Dominie Dirtch aan de grens binnenkwamen, zodat ze
minder opvielen. Richard had generaal Reibisch orders gegeven om in
het noorden te blijven, uit de buurt van Jagangs scherm van
verkenners, wachtposten en spionnen. Als het op een slag aankwam,
was de verrassing een van de waardevolste elementen waarover het
D'Haraanse leger kon beschikken. Daar was de generaal het wel mee
eens, maar hij had er een hekel aan om Richard met slechts duizend
man in mogelijk vijandig gebied te laten verkeren.
In de brieven die Richard de man had geschreven, had hij
uitgelegd dat hij de bezorgdheid van de generaal wel begreep, maar
dat ze zijn leger verborgen moesten houden totdat en tenzij het
geroepen werd. Richard had hem tot in details de gruwelijke en
nutteloze dood beschreven die hen aan de grens zou wachten als het
leger probeerde door de Dominie Dirtch te breken. Totdat ze de
goedkeuring van het Anderithse volk hadden verkregen, konden ze hun
grens niet met geweld naderen.
Bovendien vertrouwde Richard Minister Chanboor niet. Hij was
een te gladde prater. Van de waarheid sleet je tong niet glad; van
leugens wel. De Dominie Dirtch waren een spinnenweb, wachtend om de
onvoorzichtigen te verschalken. De schijn van een gemakkelijke
verovering kon een valstrik zijn om het D'Haraanse leger de dood in
te lokken. Als Richard ergens bang voor was, dan was het wel dat al
die moedige jongemannen werden afgeslacht voor de Dominie Dirtch.
En dat terwijl met zo'n opoffering niets zou worden bereikt. Ze
zouden sterven en de Dominie Dirtch zou er nog ongeschonden
staan.
Generaal Reibisch had teruggeschreven en Richard beloofd dat
als ze eenmaal hun positie in het noorden hadden bereikt, ze
ogenblikkelijk en snel in zuidelijke richting zouden oprukken als
Richard dat van hen vroeg, maar hij beloofde te blijven waar hij
was tot hij werd geroepen. la, Meester Rahl,' zei de grootste van
de twee bodes terwijl hij een vuist tegen zijn hartstreek sloeg,
'ik zal de generaal uw woorden overbrengen.' Ze keerden beiden hun
paarden en draafden de weg af.
Richard controleerde of zijn boog en pijlkoker goed vasthingen
voordat hij in zijn zadel klom. Kahlan wierp hem haar speciale
glimlach toe terwijl ze hun paarden het pad op draaiden. Richard
wist dat zij ook opgelucht was om eindelijk alleen te zijn, ook al
was het maar voor een kort ritje over een smal pad.
Het was vermoeiend dat ze voortdurend mensen om zich heen
hadden. Als ze elkaars hand vasthielden, werd dat gezien. Als ze
dat deden ten overstaan van mensen met wie ze praatten, zag Richard
aan de blikken dat het nieuws was dat binnen een paar dagen talloze
oren zou bereiken. Hij zag aan het staren dat er nog jaren over zou
worden gepraat. Maar het was in elk geval iets positiefs voor de
mensen om over te roddelen. Ze konden beter praten over Meester
Rahl en zijn vrouw de Biechtmoeder die elkaars hand vasthielden dan
over iets naars.
Richard keek hoe Kahlan heen en weer wiegde in het zadel,
gefascineerd door de versmalling van haar romp naar haar middel toe
en de welving van haar heupen. Hij vond dat ze het verleidelijkste
figuur had dat hij ooit had gezien. Soms kon hij zich nauwelijks
voorstellen dat een vrouw als zij van hem zou houden, een man die
was opgegroeid in een klein plaatsje in het Westland.
Richard miste zijn vaderland. Hij vermoedde dat die gevoelens
de kop opstaken doordat het bospad bergopwaarts hem zo deed denken
aan plekken die hij kende. Er waren heuvels en bergen ten westen
van waar hij was opgegroeid, afgelegen plekken, die erg leken op de
bossen en bergen waarin ze zich nu bevonden.
Hij wilde dat ze terug konden gaan om zijn ouderlijk huis in
Hartland te bezoeken. Hij had opmerkelijke dingen gezien sinds hij
daar de afgelopen herfst was vertrokken, maar hij veronderstelde
dat niets je zo na aan het hart lag als de plek waar je was
opgegroeid.
Toen het pad langs een steile afgrond liep en ze een goed
uitzicht hadden, keek Richard naar het noordwesten, door openingen
tussen de pieken. Ze waren waarschijnlijk dichter bij waar hij was
opgegroeid dan ze sinds zijn vertrek daar waren geweest. Ze waren
over diezelfde bergen het Middenland in getrokken, over de grote
grens heen toen die er nog was, naar een stadje dat Koningshaven
heette. Dat lag niet zo ver naar het noordwesten.
Maar ongeacht de afstand leek zijn thuis in Hartland nu heel
ver weg vanwege zijn zwaarwegende verantwoordelijkheden.
Afgezien van zijn verantwoordelijkheid omdat hij Meester Rahl
was en iedereen op hem vertrouwde, was er Jagang, die als hij ook
maar enigszins de kans kreeg de Nieuwe Wereld zou onderwerpen, net
als hij met de Oude had gedaan. De mensen waren voor alles
afhankelijk van Richard, van de band die hen beschermde tegen de
droomwandelaar tot het verenigen van iedereen tot één macht om
tegenstand te bieden aan Jagangs enorme legers.
Soms, als hij erover nadacht, leek het wel alsof hij het leven
van iemand anders leidde. Soms voelde hij zich een bedrieger, alsof
de mensen op een dag wakker zouden worden en zouden zeggen: 'Wacht
eens even, die Meester Rahl is alleen maar een woudloper die
Richard heet. En luisteren we naar hem? Volgen we hem in een
oorlog?'
En dan waren er de akkoorden. Richard en Kahlan waren
onlosmakelijk verbonden met de akkoorden. Zij waren er
verantwoordelijk voor dat de akkoorden in de wereld van het leven
waren. Hoewel het onopzettelijk was gebeurd, hadden zij de
akkoorden des doods opgeroepen. Gedurende hun reizen door Anderith
om de mensen toe te spreken, hadden ze verhalen gehoord over
vreemde sterfgevallen. De akkoorden beleefden veel plezier aan hun
bezoek aan de wereld van het leven. Ze hadden enorm veel lol in het
doden van mensen.
In reactie op het gevaar grepen mensen terug op oude
bijgelovigheden. Op sommige plekken verzamelden mensen zich om eer
te bewijzen aan de kwade geesten waaraan de wereld was
overgeleverd. Er werden offergaven van voedsel en wijn op open
plekken in het bos of op braakliggende velden achtergelaten.
Sommige mensen dachten dat de mensheid morele grenzen had
overschreden, te verdorven was geworden, en dat de geesten der
wrake door de Schepper waren gestuurd om de wereld te straffen.
Sommige mensen legden stenen midden op de weg, en bij kruisingen
werden er extra veel opgestapeld. Niemand kon Richard precies
uitleggen waarom, maar het ergerde de mensen dat hij aan die oude
gebruiken twijfelde. Sommigen legde dode bloemen voor hun deur om
middernacht. Er was een grote vraag naar geluksamuletten.
Maar de akkoorden gingen gewoon door met doden.
Het enige dat de last van dit alles draaglijk maakte, was
Kahlan. Zij maakte het doenlijk om de strijd aan te gaan. Voor haar
zou hij alles doorstaan.
Kahlan wees. 'Daar is het.'
Richard en zij stegen af. De meeste bomen waren sparren of
pijnbomen. Richard keek rond totdat hij een jonge zilverbladige
esdoorn vond en bond de teugels van hun paarden aan een lage tak.
Als je de teugels aan een pijnboom of spar, of erger nog, een
balsemboom knoopte, hield je daar meestal kleverige teugels aan
over.
Richard keek op toen hij gesnuif hoorde. Op korte afstand
stond een paard met gespitste oren naar hen te kijken. Er hing aan
weerszijden gras uit haar mond, maar ze was opgehouden met
kauwen.
`Hé, hallo, meisje,' riep Richard.
Op haar hoede wierp het paard haar hoofd naar achteren en
deinsde een paar passen terug om de afstand groter te maken. Toen
Richard probeerde dichterbij te komen, liep ze nog verder
achteruit, dus bleef hij staan. Het paard was zacht kastanjebruin
en had een rare grillige zwarte vlek op haar romp. Toen Richard
haar weer riep om haar te lokken, draaide ze zich om en rende
weg.
`Ik vraag me af hoe dat zit,' zei hij tegen Kahlan.
Kahlan stak uitnodigend haar hand naar hem uit. Richard pakte
die. `Ik weet het niet. Misschien is ze weggelopen. Ze moet in elk
geval niets van ons hebben.'
`Zoiets zal het wel zijn,' zei Richard terwijl hij zich door
haar bij de hand liet meevoeren.
`Dit is de enige weg erheen,' vertelde ze hem toen ze langs de
oever van het meer liepen, om een groepje sparren heen.
De wolken waren de hele dag al aan het aangroeien en er
dreigde een onweersbui. Nu ze een rotspunt opliepen die aan het
eind van de vlakke landtong uitstak, kwam de zon te voorschijn
tussen de hoog oprijzende, bolle wolken.
Het was een schitterend gezicht: een bundel warm zonlicht brak
door de amberkleurige wolken en scheen schuin tussen de bergen door
op het roerloze meer. Aan de overkant viel het water over een
uitstekende rotspunt, waardoor er een nevel hing in de warme lucht,
die glinsterde in het zonlicht boven het gouden water. Richard
ademde diep in en genoot van de zoete geur van het bos en het meer.
Het was bijna alsof hij thuis was.
`Hier is het.' Ze gebaarde. 'Daarboven, hoger dan hier, is de
desolate plek waar de pakaplant groeit en de gambietmot leeft. Dit
zuivere water komt uit dat vergiftigde gebied.'
De lucht trilde in het middaglicht. 'Het is prachtig. Ik zou
hier wel altijd kunnen blijven. Ik heb bijna het gevoel dat ik
nieuwe paden moet gaan verkennen.'
Ze stonden een tijdje hand in hand van het uitzicht te
genieten. `Richard, ik wilde je vertellen dat ik de laatste paar
weken, al die tijd dat we mensen hebben toegesproken... echt trots
op je ben geweest. Trots op de manier waarop je mensen hoop hebt
gegeven voor de toekomst. Wat er ook gebeurt, ik wil dat je dat
weet. Dat ik trots ben op de manier waarop je het hebt
aangepakt.'
Hij fronste. `Je klinkt alsof je niet gelooft dat we zullen
winnen.'
Ze haalde haar schouders op. 'Dat maakt niet uit. Er gebeurt
wat er gebeurt. Mensen doen niet altijd het juiste. Soms
onderkennen ze het kwaad niet. Soms kiezen ze het kwaad omdat dat
hun goed uitkomt of omdat ze bang zijn, of omdat ze denken dat ze
er zelf iets wijzer van worden.
Het belangrijkste is dat we ons best hebben gedaan, en jij
hebt de mensen de waarheid laten zien. Jij stelt hun welzijn en hun
veiligheid boven al het andere, dus als we inderdaad triomferen,
zal het om de juiste redenen zijn. Je hebt hun de kans gegeven om
hun gevoel te tonen.'
`We zullen winnen.' Richard keek uit over het roerloze water.
`De mensen zullen de waarheid inzien.'
`Ik hoop het.'
Hij legde zijn arm om haar schouder en kuste haar kruin. Hij
zuchtte van genoegen om het bergmeer en de stilte.
`Diep in de bergen ten westen van waar ik ben opgegroeid, zijn
plekken waarvan ik vermoed dat ik de enige ben die er ooit is
geweest. Plekken waar het water van de rotsen hoog boven je hoofd
valt, hoger dan hier, en regenbogen maakt in de middaglucht. En
nadat je in de heldere poelen hebt gezwommen, kun je op de rotsen
achter de waterval gaan liggen en naar de wereld kijken door het
vallende water.
Ik heb er vaak van gedroomd om je daar mee naartoe te nemen.'
Kahlan wond een haarstreng rond haar vinger. 'Op een dag, Richard,
zullen we naar jouw speciale plekken gaan.'
Zoals ze dicht bij elkaar naar de waterval stonden te kijken,
wilde Richard de betovering van de droom eigenlijk niet verbreken,
en al helemaal niet om over de reden dat ze hier waren te praten,
maar uiteindelijk deed hij het toch.
`Waarom heet het de Ovens?'
Kahlan stak haar kin naar voren om te wijzen. 'Achter de
waterval is een grot waar het warm is. Soms zelfs heet, heb ik
gehoord.'
`Ik vraag me af waarom Joseph Ander de plek noemde.'
Kahlan legde een hand op zijn schouder. 'Misschien kon zelfs
Joseph Ander een mooie plek waarderen.'
`Misschien,' mompelde hij terwijl hij rondkeek of hij iets kon
ontdekken wat de interesse van de tovenaar voor deze plek had
kunnen wekken. Richard had geen hoge dunk van Joseph Anders
gevoeligheid of vermogen om deze natuurlijke schoonheid te
waarderen. Hoewel de man uitvoerige betogen hield over de
schoonheid van de natuur, was dat altijd in relatie tot de
ordelijke opbouw van een samenleving.
Het viel Richard op dat al het gesteente van de bergen om hen
heen eigenaardig groenig grijs was, behalve het gesteente van de
klip aan de overkant van het meer, waar de waterval was. Dat was
donkerder. Niet veel, maar het was zonder twijfel anders. Het had
meer grijs dan groen, waarschijnlijk doordat de structuur van het
graniet zwartgespikkeld was, hoewel dat van deze afstand moeilijk
te zien was.
Richard wees naar de overkant van het meer, naar de rotswand
waarlangs het water in een majestueuze boog naar beneden
viel.
`Kijk eens naar die rots en vertel me wat je ervan
denkt.'
Kahlan, in haar witte Biechtmoedersjurk die glansde in het
zonlicht, zag er bijna uit als Richards droombeeld van een goede
geest. Ze keek hem verbaasd aan.
`Wat bedoel je? Het is een rots.'
`Dat weet ik, maar kijk er eens naar. Vertel me wat je eraan
opvalt.' Ze keek naar de klip en weer naar hem. 'Het is een grote
rots.' `Nee, kom op, wees even serieus.'
Kahlan zuchtte en keek een tijdje aandachtig naar de klip. Ze
keek om zich heen naar de bergen, vooral naar de dichtstbijzijnde,
een stukje aan de linkerkant, die zo prominent uit het water
oprees.
`Nou,' zei ze uiteindelijk, 'hij is donkerder dan het
gesteente van de bergen hier.'
`Goed zo. Wat valt je er verder nog aan op?'
Ze keek nog wat langer naar de wand. 'Het is een
ongebruikelijke kleur. Ik heb hem eerder gezien.'
Plotseling keek ze naar hem op. 'De Dominie Dirtch.'
Richard glimlachte. 'Dat dacht ik ook. De Dominie Dirtch
hebben dezelfde tint als die rots daar, maar geen van de bergen om
ons heen heeft die kleur.'
Ze trok haar gezicht in een ongelovige frons. 'Wil je beweren
dat de Dominie Dirtch uit dit gesteente zijn gehouwen — hier hoog
in de bergen —en helemaal naar beneden zijn gesleept naar waar ze
nu staan?' Richard haalde zijn schouders op. 'Zou kunnen, lijkt me,
hoewel ik niet veel weet van het verplaatsen van zulke enorme
steenmassa's. Ik heb de Dominie Dirtch goed bekeken; ze leken uit
één stuk te zijn gehouwen. Ze bestonden niet uit losse stukken. Het
exemplaar dat wij hebben gezien in elk geval niet.'
`Maar wat dan?'
`Joseph Ander was een tovenaar, en de tovenaars uit zijn tijd
waren tot dingen in staat die zelfs Zedd verbijsterend zou vinden.
Misschien heeft Joseph Ander deze rots gewoon als uitgangspunt
genomen.'
`Hoe bedoel je? Hoe dan?'
`Ik weet het niet. Ik weet niet zoveel van magie als jij;
misschien zou jij het me kunnen vertellen. Maar als hij nu eens een
klein stuk gesteente van hier heeft meegenomen voor elke Dominie
Dirtch en ze dan, toen hij was waar ze vandaag de dag staan, groot
heeft gemaakt.'
`Groot gemaakt?'
Richard opende zijn handen in een hulpeloos gebaar. 'Ik weet
het niet. Dat hij magie heeft gebruikt om het gesteente te doen
groeien, of zelfs de structuur ervan heeft gebruikt als een soort
basis om het met Additieve Magie te reproduceren om de Dominie
Dirtch te maken.'
`Ik dacht dat je iets doms zou gaan zeggen,' zei Kahlan. 'Maar
dat kan eigenlijk best, voor zover ik iets van magie
weet.'
Richard was opgelucht dat hij zich niet belachelijk had
gemaakt. 'Ik denk dat ik maar eens naar die grot zwem om te kijken
wat daar is.'
`Niets, voor zover ik heb gehoord. Alleen een warme grot. Hij
is niet diep; misschien zeven meter.'
`Nou, ik ben niet echt dol op grotten, maar ik denk dat het
geen kwaad kan om een kijkje te gaan nemen.'
Richard trok zijn overhemd uit. Hij keerde zich naar het
water. `Trek je je broek niet uit?'
Richard keek om en zag haar listige grijns.
`Ik dacht dat ik de paardenlucht er meteen uit zou
wassen.'
`0,' zei Kahlan overdreven teleurgesteld.
Met een glimlach keerde Richard zich weer naar het water om
erin te springen. Voordat hij dat kon doen, dook er een raaf
krijsend op hem neer. Richard moest achteruitspringen om te
voorkomen dat de grote zwarte vogel hem raakte.
Met een arm gestrekt achter zich dreef Richard Kahlan
achteruit de rotspunt af.
De vogel kraste. De luide kreet echode tussen de bergen. De
raaf dook weer naar beneden en miste Richards hoofd maar net. De
vogel klom weer hoger de lucht in en cirkelde. De lucht floot
tussen zijn veren door toen hij weer op hen neerdook en hen wegjoeg
bij het water.
`Is die vogel gek geworden?' vroeg Kahlan. 'Misschien
beschermt hij een nest? Of gedragen alle raven zich zo?'
Richard had haar bij haar arm vast en trok haar mee naar de
bomen. `Raven zijn intelligente vogels en ze zullen zeker hun nest
beschermen, maar ze kunnen ook heel vreemd doen. Ik ben bang dat
deze meer is dan een raaf.'
`Meer? Hoe bedoel je?'
De vogel ging op een tak zitten en streek zijn glanzende
zwarte veren recht; hij zag er zelfvoldaan uit, zoals vaak het
geval is bij raven. Richard pakte zijn overhemd aan toen ze het hem
aanreikte. 'Ik zou zeggen dat het een akkoord is.'
Zelfs van die afstand leek de vogel hem te verstaan. Hij
klapperde met zijn vleugels, sprong heen en weer op de tak en
maakte een zeer geagiteerde indruk.
`Weet je nog, in de bibliotheek? De raaf bij het raam, die
zo'n drukte maakte?'
`Goede geesten,' fluisterde ze ongerust. 'Denk je dat dit
dezelfde kan zijn? Dat hij ons dat hele eind is gevolgd?'
Richard keek haar aan. 'En als het nu een akkoord is, en het
heeft ons gehoord en is hierheen gekomen om ons op te
wachten?'
Nu keek Kahlan werkelijk angstig. 'Wat moeten we doen?'
Ze kwamen bij hun paarden aan. Richard rukte zijn boog van het
zadel. Hij trok een pijl met een stalen punt uit de
pijlkoker.
`Ik denk dat ik hem dood moet maken.'
Op het ogenblik dat Richard van achter het paard vandaan
stapte, zag de vogel de boog en sprong met een luide krijs de lucht
in — deinsde bijna achteruit --, alsof hij niet had verwacht dat
Richard zijn toevlucht tot een wapen zou nemen.
Toen Richard de pijl aanlegde, vloog de vogel op en vluchtte
als een bezetene schreeuwend en krijsend weg.
`Nou,' mompelde Richard, 'dat was vreemd.'
`Nu weten we in elk geval dat het een akkoord was. Het akkoord
dat je in het dorp van het Moddervolk hebt aangeschoten — de kip
die geen kip was — moet dat aan de andere akkoorden hebben
verteld.' Onthutst schudde Richard zijn hoofd. 'Dat zal wel.'
`Richard, ik wil niet dat je in dat meer gaat zwemmen. Er
kunnen wel akkoorden op de loer liggen. Het zou dom zijn om te gaan
zwemmen nu de akkoorden los zijn.'
`Maar ze lijken bang van me.'
Ze legde haar hand tegen de zijkant van zijn nek om zijn blik
vast te houden.
`En als ze nu alleen maar doen alsof om je overmoedig te
maken, zodat ze je midden in dat diepe water te pakken kunnen
nemen? Kun je je dat voorstellen? Zedd heeft gezegd dat we uit de
buurt van water moesten blijven.'
Ze wreef over haar armen en leek plotseling verkleumd te zijn.
`Richard, laten we hier alsjeblieft weggaan. Er is iets met deze
plek...' Richard deed zijn overhemd aan en trok haar naar zich
toe.
`Ik denk dat je gelijk hebt. We moeten geen onnodig risico
nemen, niet na de ontmoeting met die raaf die geen raaf is.
Bovendien zou Du Chaillu zo kwaad zijn dat we dood waren, dat ze
voortijdig zou bevallen.' Kahlan greep zijn overhemd in haar
vuisten. Ze zag er plotseling verdrietig uit. 'Richard... denk je
dat we...'
`Dat we wat?'
Ze liet zijn overhemd los en klopte op zijn borst. 'Hier weg
kunnen gaan.' `Ik vind dat we dat moeten doen.'
Ze haastten zich terug, nu ze allebei graag uit de buurt
wilden zijn van het meer. Hij hielp haar op haar paard. 'Ik denk
dat we toch al gevonden hebben waar we voor kwamen: het gesteente
waarvan de Dominie Dirtch zijn gemaakt. Ik denk dat we onze plannen
moeten veranderen.' `Wat bedoel je?'
`Ik denk dat we beter terug kunnen gaan naar Schoonveld om al
die boeken nog een keer door te kijken, in het licht van wat we nu
weten.' `Maar de stemming dan? De plaatsen die we nog moeten
bezoeken?' `We zouden de mannen toch moeten verdelen en ze erop uit
moeten sturen om toe te zien op het stemmen, het tellen en het
rapporteren van de resultaten in Schoonveld. We kunnen ze nu op pad
sturen en de mannen eerst de mensen in de plaatsjes toe laten
spreken. Er zijn mannen bij die ik wel vertrouw om uit onze naam te
spreken. Ze hebben vaak genoeg gehoord wat we te zeggen
hebben.
We kunnen ze net zo goed hier verdelen en ze op weg sturen
terwijl wij teruggaan naar het landhuis. Bovendien zou het niet
slecht zijn om in elk geval alle mensen van Schoonveld over te
halen om op ons te stemmen.'
Kahlan knikte. 'Onze eerste verantwoordelijkheid betreft de
akkoorden. We hebben er niets aan om de stemming te winnen als de
akkoorden iedereen vermoorden.'
Richards aandacht werd door iets getrokken. Hij sprong van
zijn zadel en wierp Kahlan de teugels van zijn paard toe. Hij liep
over het grasveldje terug naar het bosje sparren.
`Wat is er?' riep Kahlan, die graag wilde vertrekken.
Richard tilde een enigszins uitgedroogde tak op. 'Een zadel.
Iemand heeft zijn spullen hier achtergelaten en ze bedekt om ze
droog te houden.' `Misschien van dat paard dat we hebben gezien,'
zei ze.
`Het kan van een pelsjager of zo zijn,' zei Richard. 'Maar het
ziet eruit alsof het hier al een tijdje ligt.'
`Nou, als je niet van plan bent iemands spullen te stelen,
Richard, zullen we dan maken dat we hier wegkomen?'
Toen de raaf een kreet gaf, haastte Richard zich terug naar
zijn paard. `Ik vind het alleen raar, dat is alles.'
Toen ze over het pad liepen, keek Richard over zijn schouder.
Hoog in de lucht zag hij verscheidene raven cirkelen. Hij wist niet
welke raaf geen raaf was. Misschien waren ze dat allemaal wel
niet.
Hij pakte zijn boog van zijn plek aan het zadel en hing hem
over zijn schouder.