Deel 9

 

9
Kahlan ging zitten en wreef in haar ogen terwijl de donder buiten dreunde. Het klonk alsof de storm weer was opgestoken. Ze kneep haar ogen tot spleetjes om iets te kunnen zien in de sche-
mering. Richard lag niet naast haar. Ze wist niet welk uur van de nacht het was, maar ze waren laat naar bed gegaan. Ze had het gevoel dat het ergens midden in de donkere periode was, nog lang geen ochtend. Ze besloot dat Richard naar buiten moest zijn gegaan om te plassen.
De harde regen op het dak maakte een geluid alsof ze onder een waterval zat. Bij hun eerste bezoek had Richard het huis van de geesten gebruikt om het Moddervolk te leren hoe je pannendaken kon maken die niet lekten als het regende, in tegenstelling tot hun daken van gras, dus dit was waarschijnlijk de droogste plek in het hele dorp.
De mensen waren verrukt geweest over het idee van daken die niet lekten. Ze vermoedde dat het niet al te lang zou duren voordat in het hele dorp de daken van gras waren vervangen door pannendaken. Zij was in elk geval dankbaar voor haar droge onderkomen.
Kahlan hoopte dat Richard een beetje begon te kalmeren nu ze wisten dat er niets geheimzinnigs aan Juni's dood was. Hij had elke kip in het dorp bekeken, evenals de Vogelman, en geen van beiden had een kip gevonden die geen kip was. Of wat voor gevederd monster dan ook. Het onderwerp was gesloten. Morgenochtend zouden de mannen de zwerm loslaten. Zedd en Ann waren zeer slecht te spreken over Richard. Als Richard echt geloofde dat het vonkje een akkoord was geweest — iets uit de onderwereld — wat in de naam der Schepping had hij dan gedacht ermee te doen als hij het in zijn vuist had gevangen? Daar had Richard niet over nagedacht, of anders zweeg hij uit angst Zedd nog meer reden te geven te denken dat hij geen gezond verstand had.
Maar Zedd was in elk geval niet hardvochtig geweest in zijn langdurige opsomming van een deel van de talloze mogelijke oorzaken voor de recente gebeurtenissen. Hij had eerder belerend dan bestraffend gesproken, hoewel er ook iets van dat laatste had doorgeklonken.
Richard Rahl, de Meester van het D'Haraanse Rijk, de man voor wie koningen en koninginnen bogen, de man aan wie naties zich hadden overgegeven, stond stil te luisteren terwijl zijn grootvader heen en weer ijsbeerde en hem vermanend, prekend en de les lezend toesprak, soms pratend als Eerste Tovenaar, soms als Richards grootvader en soms als zijn vriend.
Kahlan wist dat Richard Zedd te veel respecteerde om iets te zeggen; als Zedd teleurgesteld was, dan was dat zo.
Voordat ze zich hadden teruggetrokken voor de nacht, vertelde Ann hun dat ze een antwoord had gekregen in haar reisboekje. Verna en Warren kenden het boek waar Richard naar had gevraagd, De Tegenhanger van de Berg. Verna had geschreven dat het een boek was met voornamelijk profetieën, maar dat het in bezit van Jagang was geweest. Warren en zij hadden het, volgens Nathans instructies, vernietigd met de andere boeken die Nathan had genoemd, behalve Het Boek van Inversie en Duplex, dat Jagang niet had.
Toen ze eindelijk naar bed waren gegaan, had Richard nors geleken, of in elk geval afwezig en in gedachten verzonken. Hij was niet in de stemming om met haar te vrijen. En als ze eerlijk moest zijn, was ze daar na de dag die ze hadden gehad niet rouwig om.
Kahlan zuchtte. Hun tweede nacht samen, en ze waren niet in de stemming om intiem te zijn. Hoe vaak had ze niet gehunkerd naar een kans om bij hem te zijn?
Kahlan liet zich op haar rug vallen en drukte een hand tegen haar vermoeide ogen. Ze wilde dat Richard opschoot en weer in bed kwam voordat ze in slaap viel. Ze wilde hem in elk geval een kus geven en hem vertellen dat ze wist dat hij alleen maar deed wat hij het beste vond, wat hem het juiste leek, en dat ze dat helemaal niet dom van hem vond. Ze was niet echt kwaad geweest, maar ze had zo graag alleen met hem willen zijn in plaats van de hele dag buiten in de regen kippen na te jagen. Ze wilde hem vertellen dat ze van hem hield.
Ze draaide zich op haar zij, naar zijn lege plek toe, om te wachten. Haar oogleden zakten dicht en ze moest zich dwingen ze weer te openen. Toen ze haar hand op de deken wilde leggen waar hij hoorde te liggen, besefte ze dat hij zijn helft van de deken over haar heen had gelegd. Waarom zou hij dat doen als hij weer snel terug zou komen?
Kahlan ging zitten. Ze wreef weer in haar ogen. In het zwakke licht van het kleine vuur zag ze dat zijn kleren weg waren.
Het was een lange dag geweest. Ze hadden de nacht ervoor niet veel geslapen. Waarom zou hij midden in de nacht in de regen naar buiten zijn gegaan? Ze hadden slaap nodig. Morgenochtend zouden ze vertrekken. Ze moesten terug naar Aydindril.
Morgenochtend. Ze vertrokken morgenochtend. Tot zolang had hij nog. Kahlan gromde terwijl ze haastig naar hun spullen liep. Hij was gaan zoeken naar enige vorm van bewijs. Ze wist het zeker. Iets om hun te laten zien dat hij zich niet dom gedroeg.
Ze zocht in haar ransel totdat haar vingers haar kleine kandelaartje vonden. Het had een taps toelopende bovenkant, zodat de kaars droog zou blijven en in de regen kon branden. Ze trok een lange splinter te voorschijn van naast de haard, hield die in het vuur en stak de kaars ermee aan. Ze sloot het glazen deurtje, zodat de wind de vlam niet kon uitblazen. De houder en de kaars waren piepklein en gaven niet veel licht, maar het was het beste dat ze had en beter dan niets in een pikzwarte nacht in de regen.
Kahlan trok haar vochtige blouse van de paal die Richard naast het vuur had gezet. De aanraking van de koude natte stof tegen haar vel terwijl ze haar armen door de mouwen duwde, stuurde pijnlijke rillingen over haar schouders. Ze zou haar kersverse echtgenoot zelf eens een lesje gaan leren. Ze zou erop staan dat hij terug naar bed kwam en gehoorzaam zijn armen om haar heen sloeg totdat ze het weer warm had. Het was zijn schuld dat ze nu al huiverde. Met een grimas trok ze haar koude, doorweekte broek over haar blote benen.
Naar wat voor bewijs zou hij op zoek zijn? De kip?
Toen ze voor het naar bed gaan haar haar had gedroogd bij het vuur, had Kahlan hem gevraagd waarom hij dacht dat hij dezelfde kip meerdere malen had gezien. Richard had gezegd dat de dode kip die die ochtend bij het huis van de geesten had gelegen een donkere plek rechts boven op haar snavel had, net onder haar kam. Hij zei dat de kip die de Vogelman had aangewezen dezelfde vlek had.
Richard had dat verband later pas gelegd. Hij zei dat de kip die zat te wachten boven de deur van het gebouw waar Juni's lichaam lag dezelfde vlek aan de zijkant van haar snavel had. Hij zei dat geen van de kippen in de drie gebouwen zo'n vlek had gehad.
Kahlan had hem erop gewezen dat kippen de hele dag van de grond liepen te pikken en dat het regende en modderig was, dus dat het waarschijnlijk vuil was. Bovendien zat dat soort vuil waarschijnlijk aan de snavel van meer dan één vogel. Het was er eenvoudigweg afgespoeld toen ze door de regen naar de gebouwen waren gedragen.
De Moddermensen waren er zeker van dat ze alle kippen in het dorp hadden verzameld, dus de kip waarnaar hij op zoek was, moest een van de kippen in de drie gebouwen zijn. Daar wist Richard niets tegen in te brengen.
Ze vroeg waarom die ene kip — opgestaan uit de dood — hen de hele dag zou hebben gevolgd. Met welk doel? Daar had Richard ook niets op te zeggen.
Kahlan besefte dat ze niet erg behulpzaam was geweest. Ze wist dat Richard geen neiging had tot grillige opwellingen. Zijn volharding was niet echt stijfkoppig en ook niet bedoeld om haar op stang te jagen.
Ze had opener en liefdevoller naar hem moeten luisteren. Ze was zijn vrouw. Als hij niet op haar kon rekenen, op wie dan wel? Geen wonder dat hij niet in de stemming was geweest om met haar te vrijen. Maar een kip...
Kahlan duwde de deur open en werd begroet door een natte windvlaag. Cara was naar bed gegaan. De jagers die het huis van de geesten bewaakten, zagen haar, renden naar haar toe en kwamen om haar heen staan. Ze keken allemaal op naar haar gezicht in het kaarslicht, dat in de regenachtige duisternis zweefde. Hun glanzende lijven materialiseerden als verschijningen elke keer dat het weerlichtte.
`Welke kant is Richard opgegaan?' vroeg ze.
De mannen knipperden zwijgend met hun ogen.
`Richard,' herhaalde ze. 'Hij is niet binnen. Hij is een tijdje geleden weggegaan. Welke kant ging hij op?'
Een van de mannen keek vragend naar zijn collega's voordat hij sprak. Ze hadden stuk voor stuk hun hoofd geschud.
`We hebben niemand gezien. Het is donker, maar we zouden hem toch zien als hij naar buiten kwam.'
Kahlan zuchtte. 'Misschien niet. Richard is woudloper geweest. De nacht is zijn element. Hij kan zich onzichtbaar maken in het donker, zoals jullie je onzichtbaar kunnen maken in het gras.'
De mannen knikten begrijpend, geen moment twijfelend aan haar woorden. 'Dan is hij ergens hier buiten, maar we weten niet waar. Soms kan Richard de Heetgebakerde als een geest zijn. Hij is anders dan alle mannen die we eerder hebben gezien.'
Kahlan glimlachte. Richard was een uitzonderlijke persoon, het kenmerk van een tovenaar.
De jagers hadden hem een keer meegenomen om met pijlen te schieten, en hij had hen verbaasd door alle pijlen die hij afschoot te vernielen. Hij schoot ze midden in de roos, de een boven op de ander, zodat elke pijl de voorgaande in tweeën spleet.
Richards pijlen werden geleid door zijn gave, hoewel hij dat niet geloofde; hij dacht dat het gewoon een kwestie van oefening en concentratie was. 'De roos roepen', noemde hij dat. Hij zei dat hij de roos naar zich toe riep en al het andere liet verdwijnen, en als hij voelde dat de pijl dat ene punt in de lucht vond, liet hij hem los. Hij kon het in een oogwenk.
Kahlan moest toegeven dat toen hij haar leerde schieten, ze soms kon voelen wat hij bedoelde. Wat hij haar had geleerd, had zelfs een keer haar leven gered. Maar toch wist ze dat er magie bij kwam kijken.
De jagers hadden grote eerbied voor Richard. Hoe hij pijlen schoot was nog maar één ding. Het was moeilijk om geen eerbied te hebben voor Richard. Als zij zei dat hij zich onzichtbaar kon maken, hadden ze geen reden om daaraan te twijfelen.
Het was bijna heel slecht begonnen. Bij de eerste ontmoeting op de grasvlakte, toen Kahlan hem had meegenomen naar het Moddervolk, had Richard de klap bij wijze van begroeting verkeerd geïnterpreteerd en hij had Savidlin, een van hun leiders, een flinke hengst verkocht. Daarmee had hij onbewust eer bewezen aan zijn kracht en een waardevolle vriend gemaakt, maar hij had er ook de bijnaam 'Richard de Heetgebakerde' aan te danken.
Kahlan veegde regenwater van haar gezicht. 'Goed. Ik wil hem vinden.' Ze gebaarde in het donker. 'Elk van jullie moet een andere kant opgaan. Als je hem vindt, zeg hem dan dat ik hem wil spreken. Als je hem niet ziet, kom dan hier weer terug nadat je in jouw richting hebt gezocht, dan gaan we daarna allemaal weer een andere kant op, totdat we hem vinden.' Ze begonnen tegenwerpingen te maken, maar ze zei hun dat ze moe was en terug wilde naar bed, en dat ze haar nieuwe echtgenoot bij zich wilde hebben. Ze smeekte hun om haar alsjeblieft te helpen, anders zou ze alleen gaan zoeken.
Het viel haar in dat dat precies was wat Richard deed: alleen zoeken, omdat niemand hem geloofde.
Schoorvoetend stemden de mannen toe, ze verspreidden zich in verschillende richtingen en verdwenen in het donker. Zonder lastige laarzen aan hadden ze niet zoveel tijd nodig als zij om door de modder te manoeuvreren.
Kahlan trok haar laarzen uit en gooide ze achter zich tegen de deur van het huis van de geesten. Ze glimlachte omdat ze de modder in elk geval gedeeltelijk te slim af was geweest.
Er waren talloze vrouwen in Aydindril, van de adel tot hoge functionarissen of echgenotes van hoge functionarissen, die bezwijmd zouden zijn als ze de Biechtmoeder op dat ogenblik hadden kunnen zien, op blote voeten, tot haar enkels in de modder en doorweekt tot op de huid.
Kahlan ploeterde door de modder en probeerde zich voor te stellen of er enig systeem zou zitten in Richards zoektocht. Richard deed maar zelden iets zonder reden. Hoe zou hij het aanpakken, het hele dorp in zijn eentje in het donker afzoeken?
Kahlan kwam terug op haar eerste gedachte, dat hij op zoek was naar de kip. Misschien besefte hij dat de dingen die Zedd, Ann en zijzelf hadden gezegd steekhoudend waren. Misschien was hij niet op zoek naar een kip. Maar wat deed hij dan wel buiten, midden in de nacht?
De regen plensde neer op haar kruin, liep langs haar nek en rug en deed haar huiveren. Haar lange haar, dat ze zo zorgvuldig had gedroogd en geborsteld, was nu weer zwaar van het water. Haar blouse kleefde tegen haar lichaam als een tweede huid. Een akelig koude tweede huid.
Waar zou Richard heen zijn gegaan?
Kahlan bleef staan en hield de kaars op.
Juni.
Misschien was hij naar Juni gegaan. Ze voelde een steek van verdriet; misschien was hij naar de dode baby gaan kijken. Hij wilde misschien voor beiden rouwen.
Dat zou wel iets voor Richard zijn. Misschien wilde hij tot de goede geesten bidden voor de twee zielen die nieuw waren in de wereld van de geesten. Zoiets zou Richard kunnen doen.
Kahlan liep onder een stroompje ijskoud water door dat van een dak af kwam en dat ze niet had gezien; ze snakte naar adem toen het in haar gezicht terechtkwam en de voorkant van haar kleding doorweekte. Ze trok natte strengen haar naar achteren en spuugde er een paar uit haar mond terwijl ze verder liep. Haar vingers werden gevoelloos van het omhooghouden van de kaars in de ijskoude regen.
Ze keek nauwgezet om zich heen in het donker om erachter te komen waar ze precies was en te controleren of ze wel de goede kant op ging. Ze herkende een laag muurtje met drie potten met kruiden erop. Er woonde hier niemand in de buurt; het waren de kruiden die geteeld werden voor de kwade geesten, die niet ver van hier huisden. Van hieraf wist ze de weg.
Een stukje verder en dan een hoek om, en ze vond de deur van het huis van de doden. Tastend met haar gevoelloze vingers vond ze de klink. De deur, die was opgezwollen door de regen, klemde zo dat hij piepte. Ze stapte door de deuropening en deed de deur zachtjes achter zich dicht. `Richard? Richard, ben je hier?'
Geen antwoord. Ze hield de kaars op. Met haar andere hand bedekte ze haar neus tegen de lucht. Ze kon de stank op haar tong proeven. Het licht van haar kandelaar viel over het platform met het kleine lijfje. Ze stapte naderbij en kromp ineen toen ze een hard insect hoorde knappen onder haar blote voet, maar de tragische aanblik die het platform bood, maakte haar er meteen weer onverschillig voor.
Die aanblik deed haar verstarren. Kleine armpjes staken bevroren de lucht in. De beentjes waren verstijfd en er was een paar centimeter ruimte onder de hieltjes. Minuscule handjes vormden kommetjes. Zulke piepkleine vingertjes leken onbestaanbaar.
Kahlan kreeg een brok in haar keel. Ze bedekte haar mond om de onverwachte kreet van verdriet voor wat er had kúnnen zijn te smoren. Het arme ding. De arme moeder.
Achter haar hoorde ze een vreemd, zich herhalend geluid. Terwijl ze naar de kleine levenloze gestalte staarde, probeerde ze vergeefs te doorgronden wat het zachte hortende getik kon zijn. Het hield op. Het begon weer. Het hield weer op. Afwezig deed ze het af als het druppen van water.
Kahlan kon het niet laten om haar hand uit te steken. Ze legde haar vinger zachtjes in het kommetje van het kleine handje. Met die ene vingertop was de hand gevuld. Ze verwachtte bijna dat de vingertjes zich om de hare zouden sluiten. Maar dat gebeurde niet.
Ze onderdrukte opnieuw een snik en voelde een traan langs haar wang rollen. Ze vond het zo erg voor de moeder. Kahlan had zoveel doden gezien, zoveel lichamen, dat ze niet wist waarom deze haar zo aangreep, maar het was nu eenmaal zo.
Ze liet zich gaan en huilde voor het kind zonder naam. In het eenzame huis van de doden stroomde haar hart over voor dit ongeleefde leven, dit vat dat zonder ziel in de wereld was afgeleverd.
Het geluid achter haar ging haar nu toch zo irriteren dat ze zich omdraaide om te zien wat haar gebed tot de goede geesten verstoorde. Kahlan zoog haar snik met een verschrikte kreet naar binnen.
Daar, op Juni's borst, stond een kip.
Ze pikte Juni's ogen uit.