Hoofdstuk 20
'Ik zou wel gek zijn om haar te laten weten dat ik vernomen heb dat ze in Londen is! Ze had het me zelf wel eens mogen vertellen!' zei Franco nijdig terwijl hij met zijn lange benen van de ene kant van de studeerkamer naar de andere liep, waar hij zijn handen afwezig over de fluwelen gordijnen liet gaan.
'Hoewel ik me ook heb laten vertellen dat die lieve zuster van mij zich geen moment verveelt,' vervolgde hij. 'Zij en haar vriendin de gravin van Sedgewick hebben het druk genoeg! Ze is nog maar een paar weken in de stad, en nu al is ze het gesprek van de dag. Alle fortuinzoekers lopen als hondjes achter haar aan, met inbegrip van Reggie, het broertje van onze lieve kleine Sabina. En dan heb ik het nog niet eens over de graaf d'Arlingen. En dat gaat me nu echt wel een beetje te ver. Ik bedoel, Laura weet het, hoewel het duidelijk is dat lady Honoria niet op de hoogte is, want anders zou ze het nooit toestaan. Om je de waarheid te zeggen,' Franco draaide zich met een ruk om naar zijn vriend, 'heb ik er schoon genoeg van om van anderen steeds maar weer over Laura's escapades te moeten horen.'
'Zoals van onze gemeenschappelijke vriendin, de lieftallige en welwillende lady Westbridge!' zei Trent op een toon die absoluut niets verried van zijn gevoelens. 'Je had gelijk wat haar betreft; ze houdt je niet alleen van alles op de hoogte, maar bovendien is ze onvoorstelbaar meegaand.'
'O, dat is ze zeker!' Franco's grijns kwam niet van harte. 'Maar echt, Trent! Ik ben per slot van rekening toch zeker haar broer! Wat moet ik doen?'
'Misschien zou je haar eens met een bezoekje moeten vereren,' zei Trent effen. 'Misschien heeft ze wel behoefte aan wat goede raad van haar broer, denk je ook niet?'
'Ach, ze luistert toch niet naar me!' verklaarde Franco bijna wanhopig, om kort daarna te vertrekken. En nadat hij de deur achter zich gesloten had, moest Trent onwillekeurig aan Franco's zuster blijven denken. Ze hield zijn gedachten veel meer bezig dan hem lief was.
'De lieftallige Laura' werd ze in de roddelpers al genoemd. Ze was nog geen maand in Londen, en ze had het nu al voor elkaar dat er over haar gesproken en geschreven werd! De laatste P.B. Haar figuur en gezicht verschenen op briefkaarten om door Jan en Alleman bekeken te kunnen worden, ook al zat ze natuurlijk stijf in de korsetten en droeg ze een bijzonder hooggesloten jurk. Maar het was die Mona Lisa-glimlach van haar die haar verried, die glimlach die haar zowel iets mysterieus als verleidelijks gaf. Een belofte en een uitdaging die een bedreiging zouden kunnen zijn voor diegenen die niet wisten hoe ze in werkelijkheid was onder al die lagen van zijde die ze maar al te gemakkelijk wilde afleggen om dan niet alleen haar lichaam te onthullen, maar ook de diepten van haar hartstocht en zinnelijkheid. De verrekte meid!
En toen vervloekte Trent ook zichzelf, en dat deed hij in het Spaans dat hij met evenveel vanzelfsprekendheid gebruikte als het Engels. Ze was er rijp voor geweest om genomen te worden, en hij was zo dom geweest om die uitdaging aan te nemen. Hij had haar gewoon aan de eerste de beste moeten overlaten, man of vrouw, het zou haar toch niets hebben kunnen schelen. Het was maar al te duidelijk dat ze erop had liggen wachten en dat ze het zo graag wilde dat ze er bijna om gesmeekt had, de kleine teef! En nu, nadat ze zich had laten ontmaagden en ze zich bekwaamd had in de kunst van bedrog en het spelen van elke rol die haar op een bepaald moment maar zinde, was de kleine Laura Morgan opeens de ster van Londen geworden, en werd ze achtervolgd door bijna elke man die reikhalzend uitkeek naar het fortuin, en die haar op de koop toe misschien ook nog wel wilde hebben. Het was een grote vergissing geweest waar hij nu spijt van had, en waar hij waarschijnlijk voor zou moeten boeten door uiteindelijk zelf met het lastige wicht te trouwen voor een ander haar daartoe zou kunnen verleiden. Zoals Reggie Forrester bijvoorbeeld, met wiens zuster hij de laatste tijd regelmatig naar bed ging, iets dat hij aan Franco te danken had. En dan was er natuurlijk ook Michel Rémy nog, de graaf d'Arlingen en voormalig minnaar van Ginny die toevallig ook nog eens de vader van die arme, domme Vicomte was die Laura bijna vermoord had toen ze zijn trots achteloos aan flarden had geschoten.
'Ik kan niets beginnen met die zus van mij,' had Franco eerder gezegd. 'Kon jij maar iets doen! Ik herinner me nog ...'
'O, verdomme! Er zijn bepaalde dingen die je maar beter gewoon kunt vergeten!'
'Ben je dan van gedachten veranderd en wil je niet meer met haar trouwen? Niet dat ik je dat kwalijk neem! Ze is onmogelijk koppig en niet voor rede vatbaar; en ik beklaag al die arme drommels die denken dat ze verliefd op haar zijn!'
Franco had ook gezegd dat zijn zusje nog wel eens behoorlijk zou kunnen schrikken wanneer ze tot de ontdekking kwam dat de hertog van Royse van wie iedereen opeens de mond vol had, in werkelijkheid een oude bekende van haar was.
Verdomme! dacht Trent nijdig. En hij vroeg zich voor de zoveelste keer af waarom hij zich niet verzet had tegen de plannen van meneer Bishop en zijn grootvader. Door een ironische speling van het lot was hij hertog van Royse geworden; daardoor, en door de maatschappelijke ambities van zijn vader. Maar helaas had hij ook alle verantwoordelijkheden in zijn schoenen geschoven gekregen die nu eenmaal onverbrekelijk deel uitmaakten van een dergelijke titel. Successierechten, pachters, grote landgoederen in Ierland en in Engeland zelf. En de zetel in het House of Lords waarvan Bishop meende dat het wel eens 'nuttig' zou kunnen blijken te zijn.
Toen hij te horen had gekregen dat zijn vader aan een hartaanval overleden was, had Trent niets gevoeld.
Men had hem erbij verteld dat de titel van hertog nu op hem was overgegaan, en zijn reactie op die informatie was precies dezelfde geweest als van zijn overgrootvader Dominic: 'Krijg wat met die rottitel!'
En natuurlijk had hij dat alles van niemand minder vernomen dan van meneer Bishop. De alwetende meneer James Bishop en het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten hielden er, naar het scheen, verschillende plannen en ideeën op na. En wat betrof de omvang van hun plannen en de mate waarin zij van hem gebruik zouden maken, dat werd pas duidelijk toen het te laat was en hij er al veel te diep in zat.
'Het gaat om het nut, Challenger! Eh, Uwe Genade, moet ik nu zeggen, nietwaar? We hebben je nu juist erg dringend nodig. Er is op dit moment in Europa heel wat gaande, en wel met name in Engeland. En je krijgt niet alleen een zetel in het House of Lords, maar je zult ook helemaal worden opgenomen in de hoogste kringen. En het enige dat we van je vragen is dat je je ogen en oren wijd open houdt, dat je als het ware eerst de kat uit de boom kijkt. En misschien dat je dan later eens een rede voor de andere Lords zou kunnen houden, of zo. O ja, en Parkhurst, van de ambassade, zal van tijd tot tijd contact met je opnemen, en jij natuurlijk ook met hem! Wanneer het maar nodig mocht zijn.'
Meneer Bishop had zijn stoel boos naar achteren geschoven toen Trent nijdig had gevraagd: 'Maar verdomme, hoe staat het dan met de rest? Ik ben Amerikaan, of waren jullie dat vergeten? Als ik dat niet geweest was, zou ik helemaal niet betrokken zijn geraakt bij al die geheimzinnige manoeuvres van jullie. En zoals jullie verdomd goed weten moet ik mijn Amerikaanse nationaliteit opgeven om de titel te kunnen opeisen en om een zetel in het Huis te kunnen krijgen, om zodoende de gelegenheid te krijgen om nuttige diplomatieke redevoeringen te houden. En wat schiet iemand daarmee op, hè?'
'O, dat moet je zelf maar bekijken. Het is allemaal al geregeld. Sub rosa, natuurlijk. En zodra dit allemaal achter de rug is ... nu ja, dan kun je je keus bepalen, hmmm? Wat ons betreft ben je Amerikaan zolang als je wilt; maar niet naar buiten toe, niet voor de buitenwereld. Als je begrijpt wat ik bedoel.'
'Ha!' had Trent uitgeroepen, waarbij hij Bishop een ijzige blik had toegeworpen. 'En dat is dan natuurlijk de enige garantie die jullie mij kunnen geven?'
'Ik heb me altijd aan mijn woord gehouden,' verklaarde Bishop kil. 'Wel, dan horen we dus nog van je? En intussen weet ik zeker dat je jezelf wel zult amuseren. Tot ziens dan maar, Challenger, of, zoals ik zou moeten zeggen, Uwe Genade, hertog van Royse.'
De godvergeten meneer Bishop, zijn kille veronderstellingen en kil berekende bevelen, ze konden naar de hel lopen! dacht Trent nu. Toen glimlachte hij op een manier die alleen maar heel lelijk genoemd kon worden. Ze hadden hem aangeraden, ja, zelfs aangemoedigd, om zich te amuseren, om zoveel mogelijk van zijn nieuwe status te genieten. Nou, dat zou hij doen ook. Hij zou zijn rol tot in de puntjes spelen. En waarom verdomme ook niet? Hij had niets te verliezen, en misschien alleen maar een paar dingen te winnen!
En in ieder geval kon hij zich verheugen op Laura Morgan en hun onvermijdelijke ontmoeting. Het zou spannend worden, want hij had er geen idee van hoe het zou aflopen en hoe zij, of hijzelf, zou reageren.
Het ergerde hem op een vreemde manier dat het beeld van de zilverkleurige en roze Sabina zo gemakkelijk uit zijn gedachten kon worden verdrongen door de vurige donkere schoonheid van Laura. Hij kon zich nog maar al te goed herinneren hoe dat dikke, donkere haar van haar tot over haar middel viel. Hij herinnerde zich de kleur en het zijdeachtige van haar huid, en hoe ze gevoeld had, overal.
Met op zijn voorhoofd een diepe rimpel, waardoor hij er nog dreigender uitzag dan anders, ijsbeerde Trent op zijn lange benen door het vertrek. Hij haatte zichzelf en hij haatte haar omdat haar beeld zich als een giftige angel in zijn brein gehecht leek te hebben. Vroeg of laat zou hij haar ontmoeten, maar intussen was er nog van alles wat geregeld moest worden. Zakelijke dingen, officiële dingen waaraan hij zijn aandacht zou moeten schenken terwijl hij zijn tijd veel liever op een andere manier zou besteden. Trent was bijna opgelucht toen Hodges, de butler die hij van zijn vader had geërfd, aanklopte om de komst van meneer Weatherby te melden.
'O, ja, ja, natuurlijk, ik verwachtte hem al. Laat hem binnen, Hodges, en breng maar wat port of zo, iets wat men bij dit soort bezoeken pleegt te drinken.'
Meneer Hodges knikte kort en waardig en trok zich vervolgens terug. De nieuwe hertog, dacht hij, leek in het geheel niet op zijn vader. En uiterlijk al helemaal niet. Het gerucht ging dat de moeder van Zijne Excellentie Spaanse was. Maar ook al zag hij er dan donker en onheilspellend uit, deze nieuwe hertog was tenminste een gentleman, en dat was al heel wat! Er werd zelfs gefluisterd dat lady Margaret misschien weer in huis kwam, om tijdens het seizoen als zijn gastvrouw op te treden.
Meneer Weatherby, zijn advocaat, kwam met een vracht aktetassen die allemaal vol zaten met documenten en andere officiële stukken die doorspekt waren met Latijnse termen. Meneer Weatherby, een oudere man met zilverkleurig haar en lange bakkebaarden, nam de etiquette en dat wat hij als zijn plicht beschouwde - namelijk de gedetailleerde verklaring en voorlezing van alle stukken die betrekking hadden op het bezit dat deze jongeman van zijn vader, de vorige hertog, geërfd had - veel te zwaar op.
Verdomme! dacht Trent later, nadat hij zeker vier, maar het hadden er ook vijf kunnen zijn, glazen van de voortreffelijke whisky had gedronken die Hodges geserveerd had. Wat had hij zich niet allemaal op de hals gehaald? Jachthutten, een reusachtig buiten ergens in Cornwall met daaromheen uitgestrekte landerijen die door een aantal pachtboeren bewerkt werden, dit fraaie huis in de stad, en dan ook nog eens zijn bezit in Ierland waar nota bene een kasteel bij hoorde! Het was te veel om allemaal zo snel te kunnen bevatten, ook al had hij heel beleefd naar meneer Weatherby zitten luisteren en hem, naar hij hoopte, de juiste vragen gesteld. God zij dank had de oude advocaat hem de verzekering gegeven dat hij het bezit natuurlijk voor Zijne Excellentie zou willen blijven beheren, wanneer Zijne Excellentie dat wilde! Meneer Weatherby had ook gezegd dat hij geschreven had aan lady Margaret Sinclair, de douairière hertogin van Royse, en dat ze geantwoord had dat ze natuurlijk gaarne bereid was om Zijne Excellentie de huidige hertog te ontvangen op een moment dat hem schikte.
Nog iets wat geregeld moest worden! Het was natuurlijk niet haar schuld, en dat wist hij. Het was zijn vader die hij overal de schuld van gaf, en zijn vader leefde niet meer zodat hij niet meer beschuldigd en met zijn zonden geconfronteerd kon worden. O, verdomme! Trent had in het vuur zitten staren dat hij Hodges eerder had laten aanleggen, en nu deden de vlammen hem opeens terugdenken aan de kampvuurtjes die hem destijds, wanneer hij warmte nodig had, gewarmd hadden. Het gevoel van ruimte om hem heen. Het uitgestrekte land, de eindeloze luchten, en altijd weer nieuwe plaatsen die ontdekt moesten worden.
Dus wat deed hij dan hier? In Londen, Engeland waar hij moest wennen aan het spelen van die godvergeten rol van hertog? Hij moest wel gek zijn geweest dat hij zich door Bishop tot deze absurde maskerade had laten overhalen, en dat terwijl er zo verschrikkelijk veel dingen waren die hij stukken liever deed, en plaatsen waar hij veel liever was dan hier.
'Lady Westbridge, Uwe Genade. Ze zegt dat u haar verwachtte.' Hodges' gezicht was even uitdrukkingsloos als altijd.
'O ja, dank je. Ze zou me komen helpen met die stapels kaartjes en invitaties die zich op mijn bureau steeds verder ophopen.'
'Ja, mijnheer, natuurlijk, mijnheer. Maar als Uwe Genade er misschien over zou willen denken om een secretaresse in dienst te nemen ...'
'Ik heb nog geen tijd gehad om daarover na te denken,' zei Trent ongeduldig, en hij vroeg zich heel even af of Hodges' gezicht eindelijk eens uit de plooi zou raken wanneer hij Sabina, meteen bij binnenkomst, hartstochtelijk zou omhelzen, haar languit op het rode Perzische tapijt leggen en haar ter plekke vurig zou beminnen. Maar nee, misschien kon hij dat toch maar beter niet voor de ogen van die arme Hodges doen. Hoewel, Sabina zelf had daar waarschijnlijk niet eens bezwaar tegen. Hij was tot de ontdekking gekomen dat Sabina ongewoon welwillend was, en dat zelfs in verscheidene opzichten!