Gevaren

We namen een nieuwe ezel die we vastbonden aan een struik op de berghelling, of als het regende in de grote grot die bijna onzichtbaar was geworden door de grote berg puin die Mohammad van de richel had gegooid. Nu kon ik water halen wanneer ik wilde. Mijn ezelrijkunst was sterk verbeterd en ik liet me niet tegenhouden door mijn zwangerschap.

We hadden nog wat water in onze tank, maar op een middag verveelde ik me zo dat ik het dier zadelde, op zijn rug klom en naar de bron vertrok. Het was bewolkt en koud, en ik sloeg mijn jas dicht om me heen en was blij dat de gebloemde sjaal mijn oren warm hield. Ik reed langs Farao’s zuil en toen ik achter het Kruisvaarderskasteel langsreed schoot er een hoofd uit een illegaal gedolven gat onder aan de heuvel en zwaaide er iemand naar me. ‘Wheen idki, a duniya sha-tiya.’

Ik wist niet precies wat hij bedoelde en ik kon niet zien wie het was omdat zijn mendeel binnenstebuiten rond zijn hoofd en gezicht geknoopt zat en zijn lichaam de kleur had van de grond waar hij net uitkwam, maar hij rende op me af en greep het hoofdstel vast zodat de ezel bleef staan. Mijn tekort aan kennis van de Arabische taal weerhield hem er niet van om te proberen zijn boodschap duidelijk te maken. Hij maakte armgebaren naar de donkere wolken: ‘Shita!’ Hij wees nadrukkelijk naar de vallei: ‘Nee!’ Hij keerde mijn ezel om, gaf hem een tik op zijn achterwerk om hem weer aan het lopen te zetten en stuurde me terug naar huis. Onderweg vielen er een paar spatjes.

Boven Jabal Khubtha verscheen een regenboog en de lucht daarachter vulde zich met donkere wolken. Het regende zelden in Petra, maar toen ik binnen een halfuur het gerommel van het water tegen de wanden van de wadi hoorde beuken, begreep ik eindelijk wat hij me had willen zeggen.

Ik had geluk dat er zoveel te vinden viel op de berghelling. Ik had geluk gehad dat de schatgraver niet te diep had gezeten om mij te zien en dat hij niet was weggedoken uit angst dat ik hem zou verraden, want anders had ik zonder kans op ontsnapping tussen de rotsen bij de bron gezeten.

Waarom zag ik de gevaren zelf niet?

Het was niet alleen de regen die in Petra viel die door de vallei stroomde, maar ook al het water dat rondom het dorp Wadi Musa viel. De flank van het Sh-rah-gebergte dat een paar kilometer ten noorden en zuiden van het dorp liep, was als een soort halve trechter waar waarschijnlijk al duizenden en misschien zelfs wel miljoenen jaren regenwater doorheen stroomde naar de vallei. Van daaruit stroomde het door de door aardbevingen gevormde Siq, Petra en door de Wadi Siyyagh, om uiteindelijk op te drogen in Wadi Araba.

Als er al genoeg regen viel om over de bodem te gaan stromen, duurde de bui meestal maar een paar uur. Net lang genoeg om een nieuwe laag aarde bloot te leggen, die afgespeurd kon worden naar oude munten en aardewerk. Maar eens in de zoveel decennia was er een enorme overstroming. Dan regende het harder en langer en stuwde er dagenlang een enorme rivier van modder en stenen door de vallei. En als zo’n golf door de Siq stroomde, kon die wel vijftig meter hoog zijn.

Dat was de reden dat de Nabateeërs hun dam hadden gebouwd. Toen ze in Petra gingen wonen, besloten ze de verwoestende zege te onderwerpen. Ze bouwden een dam in de Siq, en door een tunnel ter breedte van een treinspoor uit de noordelijke rotswand te hakken, leidden ze de stroom om naar de kleine vallei die achter Jabal Khubtha lag. Ze hieuwen waterbekkens uit in de voet van de berg en kanalen om het water daarheen te leiden, en alles wat zich daar niet verzamelde vloeide verder naar de Matahavallei, terug naar het hart van Wadi Musa, vlak onder de grot van waaruit ik met Mohammad naar mijn eerste overstroming had gekeken.

Maar de dam van de Nabateeërs had het niet eeuwig uitgehouden. Tegen de tijd dat Johann Ludwig Burckhardt in 1812 Petra herontdekte, stroomde het water alweer honderden jaren door de Siq. De huidige dam is gebouwd nadat er in het voorjaar van 1963 achtentwintig Franse toeristen werden overvallen door een plotselinge overstroming. De buschauffeur, die zich had vastgeklampt aan een waterkanaal, en twee meisjes die zich hadden vastgehouden aan hem, overleefden het, maar de rest werd meegesleurd naar de Mozesvallei en kwam samen met hun plaatselijke gids en de ezels met hun voorraden en bagage om het leven.

De mannen van Petra en Wadi Musa gingen op pad om te helpen zodra de vloed voorbij was, maar ze konden niets anders meer doen dan de lijken bergen. Mohammad was destijds een jaar of twaalf en herinnerde zich vooral de sinaasappels waarmee het hele spoor naar de vallei bezaaid had gelegen, tot stilstand gekomen in de struiken en tegen de rotsen. De vloed van rotsen en modder voerde een aantal van de slachtoffers helemaal tot aan Wadi Siyyagh. Een aantal mannen van de Saydiyeen-stam vond zelfs nog verder een lijk, en tien jaar later wezen ze een team van de Franse ambassade waar ze het in Wadi Maruan hadden begraven.

Maar de dam van de Nabateeërs en de modernere versie ervan beschermden alleen de Siq. De vloed stroomde nog steeds door de Siyyagh en ik begon te leren wanneer ik op moest passen. Er waren genoeg zonnige dagen om drinkwater te halen en ik stapte over op Nabateens bekkenwater om de was mee te doen. Er was een spaarbekken aan de voet van de Hoge Plek waar elke keer als het geregend had een paar meter in stond. Het had makkelijk schoon genoeg kunnen blijven om als drinkwater gebruikt te worden, maar het was onmogelijk om iedereen duidelijk te maken dat ze het water dan met schone kommen moesten scheppen.

Umm Awwad, die er recht tegenover woonde, liet haar dochters altijd thee zetten en drong elke keer opnieuw aan dat ik wachtte tot het middageten klaar was. Hun grot was fris en open genoeg om het vuur brandend te houden wanneer het regende, en hij kwam uit op een rotsterras waar je heerlijk kon zitten als het mooi weer was. Ik had thuis maar zelden iets wat echt gedaan moest worden, dus ik vond het heerlijk om gewoon een beetje naar de spelende kinderen te kijken en te zien hoe de bakker shraak na shraak krulde op de gekromde saj.

De ezel graasde tevreden tot het tijd was de bepakking op zijn rug te laden en naar huis te rijden.

Als ik langs bewoonde huizen kwam werd me altijd gevraagd of ik binnen wilde komen. Meestal kon ik niet ontkomen. Maar ik werd erg goed in me terugtrekken in mijn eigen gedachten. Vaak verdween mijn gastvrouw naar een andere grot om het eten klaar te maken, of ze kletste over me met een vriendin die er ook was en dan waren ze het erover eens dat Mohammad de goede vrouw had uitgezocht: eentje die een mudraga en hoofdsjaal droeg en aardig en stil was. Stil zijn werd als een grote verdienste gezien, een verdienste die een groot voordeel was tot ik de taal goed leerde spreken.