En meer… en meer…

Normaal gesproken zou de volgende ochtend de bruidsstoet plaatsgevonden hebben, de gtaar, waarbij ik van mijn vaders tent naar die van mijn echtgenoot gebracht zou zijn, dus toen Mohammad de tent binnenkwam smeekte de menigte hem om in ieder geval met me over de stoffige vlakte te mogen paraderen. Mohammad deelde lappen stof uit, zoals hij gedaan zou hebben als ze me naar zijn huis hadden gebracht, maar hij vond het niet goed dat ze me onder een aba stopten en met me door de hitte wandelden. Ik sta er nog steeds versteld van dat hij toen precies wist wat goed voor me was.

Bij het horen van het onverwachte geluid van een auto trokken alle vrouwen en kinderen uit de tent, en wachtten buiten tot de pick-up voor de ingang stopte. De bedoeïenen die achter op de wagen stonden vuurden bij wijze van felicitatie vreugdeschoten in de lucht. Mohammads vader begroette hen op identieke wijze.

Het was een groep naaste familie van Mohammad van de al-Manajah-stam. Ibrahim was erheen gestuurd om ze te gaan vertellen van Mohammads bruiloft en ze hadden hun beste kleren aangetrokken, hun vrouwen achtergelaten op de hoogvlakte Ras-a-Nagb halverwege Akaba, en waren samen met hem teruggekomen in de gehuurde pick-up.

De enige vrouw van het gezelschap was Ataiga, een tante van Mohammads vader. De mannen gingen met zijn allen naar de shig en zij, een vrouw met gelooide huid en veel blauwe tatoeages, kwam de tent binnen en dwong me bij haar te komen zitten op de nieuwe gewatteerde farrsha die tot dan toe zorgvuldig boven op de stapel dekens bewaard was. Ataiga gaf me een bruine sjaal die ik over mijn haar bond, en tien dinar die ik in een hoek van de sjaal knoopte. Een paar kleine meisjes raakten mijn bedekte hoofd goedkeurend aan. ‘Quayas,’ zeiden ze.

Mohammad wist dat ik me begon te vervelen. Hij had het zelf te druk voor me en hij wist dat ik niet zou vluchten (de angst die veel bruidegoms van gearrangeerde huwelijken hadden), dus stuurde hij me op pad met Maryam, die geen Engels sprak. De jonge vrouw met de lichte huid en rechte rug leidde me achter de tenten de heuvel af. Met haar Sid-al-Aaly was ze net zo lang als ik. Onder in de smalle vallei waar de lucht zwaar was en geen geluid van de bruiloft doorklonk, hurkten we tussen de oleanderstruiken om te plassen voor we door een steil waterkanaal omhoog klommen naar haar huis. Ze woonde in een van de grotten op het uitstekende stuk rots dat Elizabeth en ik op onze eerste dag in Petra hadden bezocht. Maar vandaag was Maryams gezette echtgenoot thuis. Hij zat op zijn hurken op de gladde betonvloer van de grootste grot tussen kleine bussen verf. Hij had de kast, het enige meubelstuk, in het midden van de kamer gezet en schilderde rondom op de wit gestuukte muren handgrote ruitvormen in glanzend blauw, geel, rood en groen. Mijn eerste indruk van Salaama al-Mokhtar zou met het verstrijken van de jaren alleen maar versterkt worden: hij streefde ernaar verbeteringen aan te brengen.

De bruiloft ging onverminderd door zonder mijn aanwezigheid. Toen we terugkwamen werden er paardenraces gehouden, een aantal mannen hield een schietwedstrijd, en er werd gezongen en gekookt. De traditionele geluksgeit en nog een paar andere die net geslacht waren, lagen nu in drie reusachtige pannen op rij op het vuur te stoven in de yoghurt. Geitenkopsoep, de enige echte. Ik poseerde voor een foto.

Ursula, een Duitse vrouw die in Amman woonde, kwam mee met Ismayeen. ‘Ga bij je bruid zitten,’ maande ze Mohammad.

Ze vond net als ik dat hij hoorde te genieten van het moment en anderen het werk moest laten doen. Maar hij zei: ‘Morgen kom ik bij je zitten,’ en verdween weer. Maar ze wist hem nog even terug te halen en het enige plaatje te schieten dat later in de buurt van een trouwfoto zou komen. Mohammad staat tussen Ismayeen en mij, en achter ons verwarmt het avondlicht de Sh’rah.

Hoe ik het me had voorgesteld? Thuis hadden we geen trouwfoto’s van pap met mam in een witte jurk op de schouw staan, en ook geen albums vol foto’s van bruids- en bloemenmeisjes die we tevoorschijn konden halen als oma op bezoek kwam. Ik vroeg me af of ik nooit over mijn bruiloft had gedroomd omdat ik me er gewoon niets bij voor kon stellen.

De vrouwen joelden met z’n allen toen de nishaama de ene na de andere enorme met eten gevulde siddr naar de gasten in de shig brachten. De vrouwen en huilende baby’s moesten nog even wachten. Maar al snel kwamen de jongemannen met de schalen terug naar de pannen waaruit de neven uit Ras-a-Nagb het eten opschepten. Ze verdeelden de overgebleven rijst en shraak, schepten het vlees uit de pannen erop en lepelden er grote hoeveelheden hete yoghurtsaus overheen voor de schalen naar de vrouwen en kinderen werden gebracht.

Ursula en ik werden bediend door mijn schoonvader, die ons tegelijk met de mannen een, vergeleken met de hunne, kleine schaal bracht. Hij liet twee andere vrouwen met ons mee-eten en hield alle anderen uit de buurt zodat we rustig konden eten, en meteen daarna, zonder ons de kans te geven na te genieten, stuurde hij een jonge man naar ons toe met handenvol zeeppoeder en een jerrycan water zodat we ons konden wassen. We werden bekeken, dus waste ik me zorgvuldig en spoelde ik mijn mond grondig met de nauwelijks opgeloste zeep en spuugde ik daarna op de grond, zoals ik hen had zien doen.

Al snel daarna werd er opnieuw gedanst, en dat was vooral leuk voor de mensen die deze dans begrepen. Weer werden de matten voor de opening voor de vrouwentent gelegd en gingen de mannen dansen en zitten. Weer keek ik naar mijn echtgenoot. Het schijnsel van het vuur en de lampen voor de tent wierpen enorme dansende schaduwen van de wiegende thaubs op de façade van het Paleisgraf.

Later, veel later, toen iedereen te moe was om nog te dansen of te lachen, werden we door een groep vrienden van Mohammad naar onze grot gebracht. De hele weg zongen ze onophoudelijk, en hun woorden weerkaatsten in het bekken en echoden tegen de bergwanden die ons omringden. Het was een lange bruiloft geweest. Een bijzonder geslaagde bruiloft in de ogen van Mohammad, maar ik was alleen maar blij dat ik hem nu eindelijk weer voor mezelf had.