6

 

'Ik had het prettig gevonden,' zei Gottstein, 'u wat Aardse luxe aan te bieden, doctor, maar om principiële redenen heb ik die hier niet voorhanden. De goede mensen van de Maan hebben een hekel aan de kunstmatige scheidslijnen die ontstaan als Aardelingen een voorkeursbehandeling genieten. Het is beter hun gevoeligheden te ontzien door ons zo veel mogelijk als Lunairen te gedragen, al vrees ik dat mijn loop me altijd zal verraden. Hun verdomde zwaartekracht is wat dat betreft onmogelijk.'

'Dat ben ik met u eens,' zei de Aardeling. 'Ik wens u geluk met uw nieuwe functie...'

'Nog niet helemaal de mijne, meneer.'

'Niettemin mijn gelukwensen. Toch. vraag ik me eerlijk gezegd een beetje af waarom u mij wilde spreken.'

'We waren scheepsgenoten. We zijn onlangs met hetzelfde schip hier gearriveerd.'

De Aardeling wachtte beleefd af.

'En ik ken u nog van veel langer geleden,' vervolgde Gottstein. 'We hebben elkaar lang geleden al eens even ontmoet.'

'Ik ben bang dat ik me niet herinner...' begon de Aardeling met zachte stem.

'Dat verbaast me niets. Waarom zou u dat nog weten? Ik was toen een poosje lid van de staf van senator Burt. Die was toen voorzitter - en hij is dat nog steeds, trouwens - van de Commissie voor Technologie en Milieu. Dat was het moment waarop hij behoorlijk in de clinch lag met Hallam, Frederick Hallam.'

Het leek alsof de Aardeling opeens een beetje verstrakte. 'U kende Hallam?'

'Sinds mijn aankomst op de Maan bent u de tweede persoon die me dat vraagt. Ja, ik kende hem. Niet van nabij. Ik heb anderen ontmoet die hem beter kenden. Merkwaardigerwijs stemde hun mening over hem meestal overeen met de mijne. Voor een persoon die kennelijk het idool is van een hele planeet heeft Hallam maar bitter weinig sympathie weten te wekken bij de mensen die hem van nabij kennen.'

'Bitter weinig? Helemaal niets, denk ik,' zei de Aardeling.

Gottstein negeerde de onderbreking. 'Het was toentertijd mijn baan - althans de opdracht die de senator mij had gegeven - een onderzoek in te stellen naar de Elektronenpomp en na te gaan of de bouw en de uitbreidingen daarvan gepaard waren gegaan met verspilling en persoonlijke verrijking. Dat was natuurlijk een legitieme vraag voor wat in feite een commissie van onderzoek was, maar de senator hoopte, onder ons gezegd, dat hij iets zou aantreffen wat Hallam persoonlijk in diskrediet moest brengen. Hij vond dat die man de hele wetenschappelijke wereld in een ware wurggreep hield. In dat opzicht is hij echter niet geslaagd.'

'Dat is wel gebleken. Hallam is tegenwoordig machtiger dan ooit!'

'Er was niets onregelmatigs gebeurd. En al helemaal niets dat met Hallam in verband gebracht kon worden. De man is door en door eerlijk.'

'Vast wel, in dat opzicht. Macht heeft haar eigen marktwaarde. Die is niet altijd in geld uit te drukken.'

'Maar wat me destijds fascineerde, al was het iets waar ik me niet nader in kon verdiepen, was een man die een klacht had die niet was gericht tegen de persoon Hallam, of zijn macht, maar tegen de Elektronenpomp zelf. Ik was aanwezig bij het verhoor, maar ik heb het niet geleid. En u was die klager, is het niet?'

'Ik herinner me het voorval dat u bedoelt,' zei de Aardeling voorzichtig, 'maar u kan ik me nog steeds niet herinneren.'

'Ik vroeg me toen af hoe iemand in vredesnaam op wetenschappelijke gronden bezwaar kon hebben tegen de Elektronenpomp. U hebt bij die gelegenheid zo veel indruk op mij gemaakt, dat u een herinnering bij me wakker riep toen ik u in het schip zag. En uiteindelijk schoot het me weer te binnen. Ik heb nog niet naar de passagierslijst gekeken, maar misschien red ik het met mijn geheugen. Bent u niet Dr. Benjamin Andrew Denison?'

De Aardeling zuchtte. 'Benjamin Allan Denison, ja. Maar waarom moet dat worden opgerakeld? Ik heb liever niet, Gevolmachtigde, dat die oude koeien uit de sloot worden gehaald. Ik ben hier op de Maan met het doel een nieuw leven op te bouwen; van de grond af aan desnoods. Verdomme, ik heb zelfs overwogen mijn naam te veranderen.'

'Dat zou niet hebben geholpen. Het was uw gezicht dat ik heb herkend. Ik heb geen enkel bezwaar tegen uw nieuwe leven, doctor Denison. Ik zal u op geen enkele manier dwars zitten. Maar ik wil u graag nog wat vragen stellen wegens redenen die niets met uw persoon te maken hebben. Ik weet niet meer precies wat uw bezwaren tegen de Elektronenpomp waren. Kunt u dat kort toelichten?'

Denison boog zijn hoofd. De stilte duurde en duurde maar voort, maar de aanstaande Gevolmachtigde verbrak haar niet. Hij liet zelfs na even zijn keel te schrapen.

'Eigenlijk was het niets,' zei Denison. 'Ik sloeg ergens een slag naar. Een ongefundeerde angst voor veranderingen in de intensiteit van de cohesieve kernkrachten. Niets!'

'Niets?' Nu schraapte Gottstein zijn keel wel. 'Neem me niet kwalijk dat ik probeer dit goed te begrijpen. Ik heb al gezegd dat het me destijds fascineerde. Ik had toen geen gelegenheid er dieper in te duiken en ik betwijfel of de informatie tegenwoordig nog uit de archieven is los te peuteren. Het hele onderzoek is geheim verklaard. De senator heeft er indertijd geen beste beurt mee gemaakt en hij is dus absoluut niet gebaat bij publiciteit. Toch weet ik me bepaalde details nog te herinneren. U bent ooit een collega van Hallam geweest. U was geen natuurkundige.'

'Dat klopt. Ik was stralingschemicus. Net als hij.'

'Zeg het maar als mijn geheugen me bedriegt, maar uw vroege loopbaan was meer dan uitstekend, is het niet?'

'De objectieve criteria spraken duidelijke taal in mijn voordeel. Ik hield mezelf niet voor de gek: ik was een briljante werker.'

'Opmerkelijk hoe het allemaal weer bij me opkomt! Hallam was daarentegen verre van briljant.'

'Niet bijzonder, in elk geval.'

'En toch zijn voor u de dingen daarna helemaal de verkeerde kant op gegaan. Toen we u verhoorden - ik meen dat u zich vrijwillig bij ons had gemeld - werkte u zelfs voor een fabrikant van speelgoed...'

'Cosmetica,' zei Denison met haperende stem. 'Voor mannen nog wel. Dat was niet bepaald een aanbeveling om door de commissie serieus te worden genomen.'

'Nee, dat is zo. Het spijt me. U was een verkoper.'

'Manager verkoop. Ik was nog steeds briljant. Ik heb het tot vice-president gebracht voordat ik ontslag nam om naar de Maan te gaan.'

'Had Hallam daar iets mee te maken? Met uw vertrek uit de wereld van de wetenschap, bedoel ik.'

'Gevolmachtigde,' zei Denison, 'alstublieft! Dat is allemaal niet meer van belang. Ik was erbij toen Hallam de mutatie van het wolfram voor het eerst constateerde en toen de reeks van gebeurtenissen begon die uiteindelijk leidden tot de Elektronenpomp. Ik kan niet precies zeggen wat er gebeurd zou zijn als ik daar geen getuige van was geweest. Hallam en ik zouden een paar maanden later misschien overleden zijn aan een stralingsziekte, of zes weken later aan een kernontploffing. Ik weet het niet. Maar ik was er nu eenmaal, en ten dele door mijn toedoen is Hallam geworden wat hij nu is. En ten dele door mijn toedoen ben ik nu wat ik nu ben. Naar de hel met alle verdere details! Hebt u hier genoeg aan? U zult wel moeten!'

'Ik denk dat ik er genoeg aan heb. U had dus een persoonlijke wrok tegen Hallam?'

'Ik was destijds in elk geval niet bijzonder op hem gesteld. En nog steeds niet, om de waarheid te zeggen.'

'Zou u dan willen zeggen dat uw bezwaren tegen de Elektronenpomp waren ingegeven door uw verlangen Hallam eens een lesje te leren?'

'Ik maak bezwaar tegen dit kruisverhoor,' zei Denison.

'Pardon? Niets van wat ik vraag is bedoeld om tegen u gebruikt te worden. Alle vragen dienen alleen mijn eigen belang, want ik maak me zorgen over de Pomp en een aantal andere dingen.'

'Wel, er was natuurlijk een zeker emotioneel verband, neem ik aan. Omdat ik een hekel had aan Hallam was ik maar al te graag bereid aan te nemen dat zijn populariteit en zijn roem op valse gronden gebaseerd waren. Ik ging nadenken over de Elektronenpomp in de hoop iets te vinden dat niet deugde.'

'En daarom hebt u toen zoiets gevonden?'

'Nee,' zei Denison heftig, terwijl hij met zijn vuist op de armleuning sloeg en fier rechtop ging zitten, 'niet "daarom"! Ik vond een fout, maar dat was een echte fout. Dat dacht ik tenminste. Het is niet zo dat ik een fout verzon enkel om op die manier Hallam onderuit te kunnen halen.'

'Geen sprake van verzinnen, doctor,' zei Gottstein op sussende toon. 'Het zou niet bij me opkomen zoiets ook maar te suggereren! Toch weten we allemaal dat we bij het bepalen van zaken die op het grensgebied van onze kennis liggen noodzakelijkerwijs moeten uitgaan van bepaalde vooronderstellingen. Die veronderstellingen hebben betrekking op een grijs gebied van onzekerheden in onze kennis, en we kunnen ze bijsturen in de ene dan wel in de andere richting, in volkomen eerlijkheid, maar mede onder invloed van... eh... onze emoties op het desbetreffende moment. U hebt uw vooronderstellingen destijds misschien mede gebaseerd op anti-Hallam versies van het mogelijke?'

'Dit is een vruchteloze discussie, meneer. Destijds was ik van mening dat ik een geldig punt bij de kop had. Maar ik ben geen natuurkundige. Ik ben - was - stralingschemicus.'

'Hallam was ook stralingschemicus, maar op dit ogenblik is hij de beroemdste natuurkundige van de wereld.'

'Hij is nog steeds stralingschemicus. Alleen loopt hij ondertussen een kwart eeuw achter.'

'U niet! U hebt hard gewerkt om natuurkundige te worden.'

'U hebt grondig onderzoek gedaan,' zei Denison op gemelijke toon.

'Ik zei het al: u hebt destijds diepe indruk op me gemaakt. Verbazingwekkend hoe alles weer bij me bovenkomt! Maar nu wil ik het even over iets anders hebben. Kent u een natuurkundige die Peter Lamont heet?'

'Ik heb hem wel eens ontmoet.' Hij zei het met tegenzin.

'Zou u zeggen dat hij ook briljant was?'

'Daarvoor ken ik hem niet goed genoeg; ik vind dat het woord niet te gauw gebruikt moet worden.'

'Maar zou u zeggen dat hij wist waarover hij het had?'

'Bij gebrek aan bewijs voor het tegendeel zou ik zeggen: ja.'

De Gevolmachtigde leunde rustig achteruit in zijn stoel. Die zag er nogal frêle uit en zou op de Aarde zijn gewicht zeker niet hebben kunnen dragen. 'Zou u me willen vertellen hoe u met Lamont in aanraking bent gekomen?' vroeg hij. 'Kent u hem alleen van naam? Hebt u hem persoonlijk ontmoet?'

'We hebben een aantal keren met elkaar gesproken,' zei Denison. 'Hij was van plan een geschiedenis van de Elektronenpomp te schrijven. Vanaf het allereerste begin. Een volledig verslag van de legendarische onzin die in de loop van de jaren in de wereld is gekomen. Ik was gevleid dat hij me benaderde. Kennelijk was hij mijn naam ergens tegengekomen. Verdomme, Gevolmachtigde, ik was gewoon gevleid door het feit dat hij wist dat ik bestond! Maar ik heb hem niet veel wijzer kunnen maken. Wat zou daarvan het nut zijn geweest? Ik zou er niets mee hebben gewonnen dan nieuwe spot, en daar had ik meer dan genoeg van. Ik had de buik vol van mijn gepieker, mijn zelfbeklag.'

'Weet u misschien waar Lamont zich de afgelopen paar jaar mee heeft beziggehouden?'

'Waar wilt u naar toe, Gevolmachtigde?' vroeg Denison voorzichtig.

'Ongeveer een jaar geleden, misschien iets langer, heeft Lamont een gesprek gehad met Burt. Ik behoor niet meer tot de staf van de senator, maar af en toe ontmoeten we elkaar nog. Hij heeft het me verteld. Hij was bezorgd. Hij meende dat Lamont misschien een steekhoudend bezwaar tegen de Elektronenpomp had ontdekt, maar kon geen praktische manier bedenken om de zaak aan te pakken. Ook ik maakte me zorgen...'

'Wat een bezorgdheid overal,' zei Denison hatelijk.

'Maar op dit moment ben ik me iets gaan afvragen. Als Lamont met u gesproken heeft en...'

'Stop! Geen woord verder, Gevolmachtigde. Ik meen te moeten vaststellen dat u afglijdt in een bepaalde richting en ik wil niet dat u verder die kant op gaat. Als u verwacht dat ik zal zeggen dat Lamont mijn denkbeelden gestolen heeft, en dat ik weer eens slecht behandeld word, zit u op het verkeerde spoor. Laat ik me zo duidelijk mogelijk uitdrukken. Ik had geen sluitende theorie. Het was een pure gok. Ik maakte me zorgen. Ik maakte mijn denkbeelden bekend. Niemand geloofde me. Ze hebben me ontmoedigd. Ik kon mijn denkbeelden op geen enkele manier bewijzen, dus ik heb de zaak uit mijn hoofd gezet. Ik heb er in mijn gesprek met Lamont op geen enkele manier melding van gemaakt. We hebben het alleen gehad over de allereerste dagen van de geschiedenis van de Pomp. Als hij later met iets voor de dag is gekomen, ook al leek het misschien op mijn ideeën, dan heeft hij dat onafhankelijk van mij bedacht. Zo te horen is zijn theorie veel hechter en gebaseerd op grondige wiskundige berekeningen. Ik maak geen aanspraak op auteursrecht. Totaal niet!'

'U schijnt Lamonts theorie te kennen?'

'Ze heeft de laatste maanden de ronde gedaan. De knaap kan niet publiceren en niemand neemt hem serieus, maar in het informele circuit is erover gesproken. Zelfs ik heb ervan gehoord.'

'Akkoord, doctor. Maar ik neem de theorie wel serieus. Voor mij is het immers al de tweede waarschuwing. Het verslag van de eerste waarschuwing - de uwe - heeft de senator nooit bereikt. Het had niets te maken met de financiële onregelmatigheden waarnaar hij toen op zoek was. De feitelijke leider van het onderzoek - dat was ik niet - vond het, neem me niet kwalijk, je reinste flauwekul. Ik niet. Toen de kwestie opnieuw aan de orde kwam, werd ik hoogst ongerust. Ik was vastbesloten met Lamont te gaan praten, maar een aantal natuurkundigen die ik raadpleegde...'

'Waaronder Hallam?'

'Nee, ik heb Hallam hierover niet gesproken. Maar de andere natuurkundigen zeiden dat Lamonts verhalen elke grond missen. Niettemin was ik nog steeds van plan met hem te spreken. En toen werd me gevraagd deze functie te aanvaarden, en hier ben ik nu, en hier bent u. Dus u begrijpt wel dat ik u graag wilde ontmoeten. Bent u van mening dat de theorieën die door uzelf en door doctor Lamont naar voren zijn gebracht een zekere geldigheid hebben?'

'U bedoelt dat het voortgezette gebruik van de Elektronenpomp zal leiden tot de ontploffing van de zon, en misschien wel van deze hele arm van de Melkweg?'

'Dat is precies wat ik bedoel.'

'Hoe kan ik dat weten? Ik heb alleen mijn eigen gissing, maar dat is niet meer dan een gissing. En wat de theorie van Lamont betreft: daarvan ken ik de details niet. Ze is immers niet gepubliceerd. En ook al was dat wel het geval geweest, de wiskunde ervan zou me waarschijnlijk boven mijn pet gaan... Trouwens, wat doet het ertoe? Lamont zal niemand kunnen overtuigen. Hallam heeft hem geruïneerd, zoals hij dat vroeger ook met mij heeft gedaan, en het grote publiek zou hem uit eigenbelang op de korte termijn niet willen geloven, zelfs als hij Hallam bij wijze van spreken zou kunnen uitschakelen. Ze willen de Pomp gewoon niet missen, en het is veel gemakkelijker Lamonts theorie niet te geloven dan te proberen er iets aan te doen.'

'Maar u maakt zich nog steeds zorgen, niet waar?'

'In die zin dat we misschien onze ondergang tegemoet gaan en dat ik dat liever niet zie gebeuren, natuurlijk!'

'Dus u bent naar de Maan gekomen om iets te doen wat Hallam, uw oude vijand, u op de Aarde zou verhinderen te doen.'

'U houdt kennelijk ook nogal van gokken,' zei Denison traag.

'Vindt u?' zei Gottstein onaangedaan. 'Misschien ben ik ook wel briljant. Is mijn gok juist?'

'Misschien. Ik heb de hoop op een terugkeer naar de wetenschap nog niet opgegeven. Als mijn optreden ertoe zou leiden dat de mensheid het spookbeeld van de ondergang kwijtraakt - hetzij door een bewijs dat het niet bestaat, hetzij door het te verjagen als het wel bestaat - zou me dat genoegen doen.'

'Juist. Ik wil nog een ander punt even met u bespreken, doctor Denison. Mijn voorganger, de aftredende Gevolmachtigde, meneer Montez, is van mening dat het centrum van de wetenschappelijke vooruitgang zich hier op de Maan bevindt. Hij schijnt te vinden dat hier een disproportioneel deel van de menselijke potentie aan initiatief en intellectuele vermogens geconcentreerd is.'

'Daar kan hij gelijk in hebben,' zei Denison. 'Ik weet het niet.'

'Daar kan hij gelijk in hebben,' beaamde Gottstein op peinzende toon. 'Maar als dat zo is, vindt u dan niet dat het uw plannen in de weg zit? Wat u ook doet, de mensen zullen zeggen en denken dat het een prestatie van de Lunaire wetenschap is geweest. U zult er maar heel weinig persoonlijke erkenning aan overhouden, hoe belangrijk de door u gepresenteerde uitkomsten ook zijn... En dat zou toch heel onrechtvaardig zijn.'

'Ik heb meer dan genoeg van dat eeuwige streven naar roem en erkenning, Gevolmachtigde. Ik ben op zoek naar een doel in mijn leven, een beter doel dan ik had in mijn baan als vice-president van een fabriek voor ultrasonische ontharingsmiddelen. Ik zoek dat doel in een terugkeer naar de wetenschap. Als ik iets bereik wat in mijn eigen ogen een prestatie is, ben ik al dik tevreden.'

'Daar zou ik me niet mee tevreden stellen, moet ik zeggen. De verdiensten die iemand heeft, behoren ook erkend te worden. Maar het zou mij, als Gevolmachtigde, niet moeilijk zijn eventuele feiten op zodanige manier aan de Aardse gemeenschap te presenteren dat aan uw rol ten volle recht gedaan wordt. Ongetwijfeld bent u menselijk genoeg om te willen krijgen wat u rechtens toekomt.'

'U bent heel vriendelijk. En in ruil daarvoor?'

'U bent cynisch. En dat begrijp ik best. In ruil daarvoor wil ik uw hulp. De aftredende Gevolmachtigde, meneer Montez, heeft enige twijfels over de aard van de wetenschappelijke onderzoekingen die op de Maan plaatsvinden. De communicatie tussen de bevolkingen van de Aarde en de Maan is niet optimaal, en een betere coördinatie van de inspanningen die op beide werelden geleverd worden is natuurlijk in het voordeel van alle partijen. Het is misschien wel begrijpelijk dat er een zeker wantrouwen heerst, maar als u iets kunt doen om dat wantrouwen te verminderen zou dat op zichzelf al even waardevol zijn als de eventuele wetenschappelijke resultaten van uw onderzoek.'

'U kunt toch niet menen, Gevolmachtigde, dat ik de aangewezen persoon ben om de Lunairen duidelijk te maken dat het Aardse wetenschappelijke establishment een en al welwillendheid en vakmanschap is?'

'U moet een enkele wraakzuchtige geleerde niet gelijkstellen aan de Aarde als geheel, doctor Denison. Laat ik het anders formuleren. Ik zou het op prijs stellen op de hoogte te worden gehouden van uw wetenschappelijke vorderingen, opdat ik ervoor kan zorgen dat u beloond wordt naar verdienste. En om uw bevindingen op de juiste waarde te kunnen schatten - ik ben immers geen man van de wetenschap, zoals u weet - zou ik het plezierig vinden als u ze kon plaatsen in het bredere kader van de huidige stand van de wetenschap op de Maan. Akkoord?'

'U vraagt iets lastigs,' zei Denison. 'Voorlopige resultaten die voortijdig uitlekken, hetzij door onzorgvuldigheid, hetzij door overmatig enthousiasme, kunnen een reputatie enorme schade toebrengen. Ik zou met niemand over wat dan ook willen spreken als ik niet eerst honderd procent zeker was van mijn zaak. Mijn vroegere ervaringen met de commissie waar u lid van was hebben me de nodige voorzichtigheid bijgebracht.'

'Dat begrijp ik best,' zei Gottstein op hartelijke toon. 'Ik laat het graag aan u over te beslissen op welk moment het nuttig kan zijn mij te informeren... Maar nu heb ik al te veel beslag gelegd op uw tijd. Het is al laat en u zult wel naar uw bed verlangen.'

Dat betekende: wegwezen. Denison vertrok, en Gottstein keek hem na met een peinzende blik in zijn ogen.