1c
Tritt was zich bewust van zijn plompheid. Hij vond die niet lelijk. Hij dacht er helemaal niet over na. Als hij dat wel had gedaan zou hij de plompheid mooi hebben gevonden. Zijn lijf was ontworpen voor een bepaald doel en het ontwerp was uitstekend.
'Odeen,' vroeg hij, 'waar is Dua?'
'Buiten ergens,' mompelde Odeen, bijna alsof het hem niets kon schelen. Het ergerde Tritt dat de triade zo weinig werk maakte van zichzelf. Dua deed moeilijk en Odeen kon het allemaal niets schelen.
'Waarom heb je haar laten gaan?'
'Hoe moet ik haar dan tegenhouden, Tritt? En wat steekt er voor kwaads in?'
'Dat weet je best. We hebben twee kinderen. Er moet een derde bij komen. Het valt tegenwoordig helemaal niet mee om een kleine Middelster te maken. Dua moet heel goed eten om daartoe in staat te zijn. En nu zwerft ze daarbuiten weer rond bij zonsondergang. Hoe kun je bij zonsondergang nou behoorlijk voedsel naar binnen krijgen?'
'Ze is gewoon geen grote eetster.'
'En wij hebben gewoon geen kleine Middelster. Odeen,' vervolgde Tritt met een flemende stem, 'hoe kan ik nou echt van je houden zonder Dua erbij?'
'Toe nou,' mompelde Odeen, en Tritt verbaasde zich voor de zoveelste keer over de verlegenheid die de meest simpele constateringen bij zijn partner wisten op te roepen.
'Je weet nog wel dat ik degene ben die ervoor gezorgd heeft dat Dua bij ons kwam,' zei Tritt. Wist Odeen dat nog? Dacht Odeen ooit na over de triade en de betekenis daarvan? Soms voelde Tritt zich zo gefrustreerd dat hij wel... dat hij... Eigenlijk wist hij niet precies wat hij moest doen, maar hij wist des te beter dat hij zich gefrustreerd voelde. Zoals destijds, toen hij een Emotioneel had gewild, en Odeen geen stappen had willen doen.
Tritt wist wel dat hij niet in staat was zich uit te drukken in fraaie, ingewikkelde zinnen. Ouderlingen praatten niet veel, maar denken deden ze des te meer. Zij dachten na over belangrijke dingen. Odeen had het altijd over atomen en over energie. Wie konden de atomen en de energie nou iets schelen? Tritt dacht na over de triade en over de baby's.
Odeen had hem ooit verteld dat het aantal Zachten langzaam maar zeker afnam. Kon het hem iets schelen? Kon het de Hardheren iets schelen? Kon het wel iemand iets schelen, behalve de Ouderlingen?
Er waren maar twee levensvormen op de hele wereld, de Zachten en de Hardheren. En het voedsel scheen op hen neer.
Odeen had hem ook ooit verteld dat de zon langzaam afkoelde. Er was minder voedsel, zei hij, dus er waren ook minder mensen. Tritt geloofde daar niets van. De zon voelde nog even warm aan als toen hij nog een baby was geweest. Het kwam gewoon omdat niemand meer aandacht schonk aan de triaden. Er waren te veel in zichzelf opgaande Rationelen, te veel dwaze Emotionelen.
Het werd hoog tijd dat de Zachten zich weer gingen toeleggen op de werkelijk belangrijke dingen in het leven. Zoals Tritt. Hij behartigde de belangen van de triade. Eerst was de kleine Linkser gekomen, daarna de kleine Rechtser. Die groeiden nu voorspoedig op. Maar ze moesten nog een kleine Middelster hebben. Die was het moeilijkste te maken, maar zonder een Middelster zou er geen nieuwe triade kunnen worden gevormd.
Hoe kwam het dat Dua was zoals ze was? Ze was altijd al anders dan anderen geweest, maar het werd steeds erger.
Tritt had vage gevoelens van kwaadheid tegenover Odeen. Odeen praatte voortdurend maar met al die Harde woorden. En Dua luisterde daarnaar. En Odeen bleef alsmaar verder praten, en op het laatst leek het wel een stelletje Rationelen. En daar schoot de triade absoluut niets mee op.
Odeen zou beter moeten weten.
Altijd was het Tritt die overal voor moest zorgen. Altijd was het Tritt die deed wat er gedaan moest worden. Odeen was bevriend met de Hardheren, maar toch zei hij niets. Ze hadden een Emotioneel nodig en toch deed hij zijn mond niet open. Hij sprak met hen over energie en repte met geen woord over de behoeften van de triade.
Tritt was degene geweest die in actie was gekomen. De herinnering daaraan vervulde hem met trots. Hij had Odeen zien staan praten met een Hardheer, en was naderbij gekomen. Zonder dat zijn stem trilde, had hij hun gesprek onderbroken en gezegd: 'We hebben een Emotioneel nodig.'
De Hardheer draaide zich om en keek hem aan. Tritt was nog nooit zo dicht bij een Hardheer geweest. Zijn lichaam bestond uit een enkel stuk. Als een deel van hem zich wilde omdraaien moest hij zijn hele lijf draaien. Hij bezat wel enkele uitsteeksels die zich onafhankelijk konden bewegen, maar deze veranderden nooit van vorm. Ze werden nooit zacht en kneedbaar, en ze waren onregelmatig van vorm en lelijk. En ze hadden een hekel aan aanrakingen.
'Is dat zo, Odeen?' vroeg de Hardheer. Hij wendde zich niet tot Tritt.
Odeen kromp ineen. Het leek wel alsof hij in de grond wilde kruipen. Hij kromp meer ineen dan Tritt ooit eerder had gezien. 'Mijn Rechtser is een beetje overijverig,' zei hij. 'Mijn Rechtser is... is...' Hij stotterde en zwoegde en kon geen woorden vinden.
Tritt wel. 'We hebben er een nodig voor de versmelting,' zei hij.
Tritt begreep dat Odeen nu het liefste van schaamte zou zijn gestorven, maar het kon hem niet schelen. Het was tijd.
'Wel, beste Linkser,' zei de Hardheer tegen Odeen, 'denk jij er ook zo over?' Hardheren spraken op dezelfde manier als Zachten, alleen wat bitser, en met minder boventonen. Ze waren moeilijk te verstaan. Dat vond Tritt tenminste, maar Odeen scheen eraan gewend te zijn.
'Ja,' zei Odeen tenslotte.
De Hardheer wendde zich nu eindelijk tot Tritt. 'Help mijn geheugen eens even, jonge Rechtser. Hoe lang zijn Odeen en jij nu bij elkaar?'
'Lang genoeg,' zei Tritt, 'om een Emotioneel te verdienen.' Hij hield zijn lijf hoekig en stevig, en stond zichzelf niet toe bang te worden. Daar was deze kwestie te belangrijk voor. 'En mijn naam is Tritt,' zei hij nog.
De Hardheer leek geamuseerd. 'Ja, dat is een goede keuze geweest. Jij en Odeen passen goed bij elkaar, maar dat maakt het vinden van een geschikte Emotioneel moeilijk. We hebben nu bijna onze keuze bepaald. Dat wil zeggen: mijn eigen oordeel staat al lang vast, maar de anderen moeten nog overtuigd worden. Nog even geduld, Tritt.'
'Mijn geduld is op.'
'Ik weet het, maar houd nog eventjes vol.' Weer toonde hij enige geamuseerdheid.
Toen hij veilig uit de buurt was, verhief Odeen zijn gestalte en verbreedde zich van kwaadheid. 'Hoe kon je dat nou doen, Tritt?' zei hij. 'Weet je wel wie dat was?'
'Een Hardheer.'
'Dat was Losten. Hij is mijn speciale leraar. Ik wil niet dat hij kwaad op me wordt!'
'Waarom zou hij kwaad zijn? Ik was heel beleefd.'
'Nou ja, laat maar.' Odeen nam zijn normale gestalte weer aan. Dat wilde zeggen dat hij niet meer boos was. (Tritt voelde zich daardoor opgelucht, maar hij probeerde het niet te laten merken.) 'Het brengt me ernstig in verlegenheid als mijn domme Rechtser zich zo maar rechtstreeks tot mijn Hardheer wendt.'
'Waarom heb je het zelf dan niet gedaan?
'Er bestaat zoiets als het geschikte moment.'
'Maar voor jou is het moment nooit geschikt!'
Maar daarna wreven zij zich tegen elkaar aan, en hielden op met ruziemaken. Niet lang daarna was Dua gekomen.
Losten zelf bracht haar. Tritt wist dat niet; hij had geen oog voor de Hardheer, enkel voor Dua. Maar Odeen vertelde hem achteraf dat het Losten was geweest.
'Zie je wel?' zei Tritt. 'Ik ben degene die tegen hem gesproken heeft. Daarom heeft hij haar gebracht.'
'Nee,' zei Odeen. 'Het moment was gekomen. Hij zou haar zelfs gebracht hebben als wij geen van beiden met hem hadden gesproken.'
Tritt geloofde hem niet. Hij was er honderd procent zeker van dat de komst van Dua uitsluitend aan hem te danken was.
Dat nam niet weg dat Dua uniek was in de hele wereld. Tritt had talloze Emotionelen gezien. Ze waren allemaal aantrekkelijk. Hij zou ieder van hen hebben geaccepteerd voor een versmelting. Maar toen hij Dua eenmaal had gezien, besefte hij dat geen van de anderen voldaan zou hebben. Enkel Dua. Niemand anders dan Dua.
En Dua wist precies wat ze moest doen. Precies. Niemand had het haar ooit geleerd, liet ze achteraf weten. Niemand had er ooit met haar over gesproken. Zelfs de andere Emotionelen niet - want die had ze ontweken.
Wanneer ze bij elkaar waren wisten ze niettemin alle drie precies wat ze moesten doen.
Dua verdunde haar materie. Ze vervluchtigde meer dan Tritt ooit eerder een persoon had zien doen. Ze vervluchtigde zelfs meer dan Tritt ooit voor mogelijk had gehouden. Ze werd een soort kleurige damp die de kamer vulde en hem bedwelmde. Hij bewoog zich zonder te beseffen dat hij zich bewoog. Hij dook kopje onder in de lucht die Dua was.
Er was helemaal geen gevoel van penetratie, niet in het minst. Tritt voelde geen weerstand, geen wrijving. Er was alleen een gevoel van binnenwaarts drijven en van snelle kloppingen. Hij voelde dat hijzelf van de weeromstuit ook dunner en vluchtiger werd, maar dan zonder de onaangename, pijnlijke gevoelens die daar altijd mee gepaard waren gegaan. Nu Dua hem vulde kon hij zichzelf moeiteloos doen vervluchtigen tot een geheel eigen soort rookwalm. Het was alsof hij vloeibaar werd, een eindeloze, soepele stroming.
Vaag kon hij zien dat Odeen hem van de andere kant benaderde, vanaf Dua's linkerzijde. En ook hij verdunde zich.
Toen raakte hij Odeen - en het was alsof alle stukjes van de wereld eindelijk op hun plaats vielen. Toch voelde het niet aan als een schok. Tritt voelde zonder te voelen, wist zonder te weten. Hij gleed Odeen binnen en Odeen gleed bij hem naar binnen. Hij kon niet uitmaken of hij nu Odeen omringde, of Odeen hem, of allebei, of geen van beide.
Het was alleen... genot.
De intensiteit van dat genot verdoofde zijn zintuigen, en toen hij vreesde dit niet langer te kunnen verdragen, traden zijn zintuigen helemaal buiten werking.
Tenslotte maakten ze zich van elkaar los en staarden elkaar aan. Ze hadden zich dagenlang versmolten. Een versmelting vergde natuurlijk steeds de nodige tijd. Hoe beter ze was, hoe langer ze duurde, maar als ze voorbij was leek het altijd alsof het maar een enkel ogenblik had geduurd, en hadden ze geen besef meer van tijd. In hun later leven duurde het maar zelden langer dan die eerste keer.
'Dat was heerlijk,' zei Odeen.
Tritt keek sprakeloos naar Dua. Zij had het mogelijk gemaakt.
Zij verdichtte zich, hernam haar vorm in heftige bewegingen. Zij leek het meest aangedaan van hen drieën.
'We zullen het nog eens doen,' zei ze gejaagd, 'maar later, later. Laat me nu gaan.'
En toen was ze vlug weggegaan. Ze hadden haar niet tegengehouden. Ze waren nog te diep onder de indruk om daaraan te denken. Maar zo was het na afloop altijd gegaan. Na een versmelting verdween ze meteen. Kennelijk was er iets in haar dat behoefte had aan eenzaamheid.
Tritt had er moeite mee. Op steeds meer punten bleek zij te verschillen van andere Emotionelen. En dat hoorde niet.
Odeen dacht daar anders over. Hij placht vaak te zeggen: 'Waarom laat je haar niet met rust, Tritt? Ze is niet zoals de anderen, en dat wil zeggen dat ze beter is dan de anderen. De versmelting zou niet zo heerlijk zijn als zij hetzelfde was als de anderen. Wil je soms van de voordelen profiteren zonder daarvoor de prijs te betalen?'
Tritt begreep dat niet helemaal. Hij wist alleen dat zij behoorde te doen wat gedaan behoorde te worden. 'Ik wil dat ze zich gedraagt zoals het hoort,' zei hij.
'Dat weet ik, dat weet ik. Maar laat haar toch maar een beetje met rust.'
Odeen berispte Dua vaak genoeg zelf voor haar vreemde gedrag, maar hij vond het nooit leuk als Tritt dat deed. 'Jij hebt geen tact, Tritt,' placht hij te zeggen. Tritt wist niet precies wat het woord 'tact' betekende.
En nu... Die eerste versmelting was al heel lang geleden, maar nog steeds was er geen kleine Emotioneel geboren. Hoe lang zou dat nog duren? Het had al veel te lang geduurd. En tot overmaat van ramp zonderde Dua zich de laatste tijd steeds meer af, in plaats van minder.
'Ze eet niet genoeg,' zei Tritt.
'Als het moment daar is...' begon Odeen.
'Jij hebt het altijd over momenten die al dan niet gekomen zijn. Jij vond om te beginnen al niet dat het moment voor Dua gekomen was. En nu zeg je steeds dat het moment voor een kleine Emotioneel nog niet is aangebroken. Dua zou...'
Maar Odeen wendde zich van hem af. 'Ze is buiten, Tritt,' zei hij. 'Als je er heen wilt gaan om haar te halen, alsof je niet haar Rechtser maar haar Ouderling was, ga je gang. Maar ik zeg: laat haar met rust.'
Tritt trok zich terug. Hij had nog heel wat te zeggen, maar hij wist niet hoe hij het onder woorden moest brengen.