3c

 

Tritt was in zijn sas. De versmelting was hoogst bevredigend geweest. Alle voorgaande gelegenheden waren in vergelijking met deze nogal magertjes geweest. Hij was buitengewoon tevreden over wat er gebeurd was. Toch hield hij zich in. Hij vond het beter niets te zeggen.

Odeen en Dua waren eveneens gelukkig. Tritt merkte het. En het leek wel of zelfs de kinderen ervan glommen.

Maar Tritt was natuurlijk het gelukkigst van allemaal.

Hij hoorde Odeen en Dua met elkaar praten. Hij begreep er geen woord van, maar dat kwam er niet op aan. Hij vond het niet erg dat zij zo veel genoegen aan elkaar beleefden. Hij had zijn eigen genoegens, en stelde zich tevreden met luisteren.

Op een gegeven ogenblik zei Dua: 'En proberen ze werkelijk met ons te communiceren?' (Tritt kwam er nooit helemaal achter wie die 'ze' waren. Hij nam aan dat 'communiceren' een of ander geleerd woord was voor 'praten'. Dus waarom noemden ze het niet gewoon 'praten'? Soms overwoog hij tussenbeide te komen. Maar als hij dan een vraag stelde, zou Odeen weer zeggen 'Toe nou, Tritt', en Dua zou golvingen van ongeduld laten zien.)

'Jazeker,' zei Odeen. 'Daar zijn de Hardheren stellig van overtuigd. Ze brengen soms markeringen aan op de materie die ze naar ons sturen en ze zeggen dat het heel goed mogelijk is via zulke markeringen met elkaar te communiceren. Lang geleden hebben de Hardheren zulke markeringen trouwens in omgekeerde richting zelf gebruikt, toen het nodig was de anderlingen uit te leggen hoe ze hun deel van de Positronenpomp moesten bouwen.'

'Ik vraag me af hoe die anderlingen eruitzien. Hoe denk jij dat ze eruitzien?'

'Uit de wetten kunnen we de aard van hun sterren afleiden, want dat is gemakkelijk. Maar hoe kunnen we de aard van levende wezens te weten komen? Dat kan ons nooit lukken.'

'Zouden ze niet kunnen communiceren hoe ze eruitzien?'

'Als we begrepen wat ze communiceren zouden we daar misschien iets uit kunnen afleiden. Maar we begrijpen het niet.'

Dua deed verongelijkt. 'Begrijpen de Hardheren het niet?'

'Ik weet het niet. Zo ja, dan hebben ze het mij in elk geval niet verteld. Losten heeft me ooit gezegd dat het niet van belang is hoe ze eruitzien, zo lang de Positronenpomp maar in werking blijft.'

'Misschien wilde hij gewoon niet dat je hem lastig viel.'

'Ik val hem niet lastig,' zei Odeen stijfjes.

'Nou, je weet best wat ik bedoel. Hij had gewoon geen zin om zich in die details te verdiepen.'

Vanaf dat moment kon Tritt niet langer toehoren. Ze begonnen een hele poos te kibbelen over de vraag of de Hardheren wel of niet moesten toestaan dat Dua de markeringen te zien kreeg. Dua beweerde dat ze misschien kon aanvoelen wat ze betekenden.

Daar werd Tritt een beetje kwaad om. Tenslotte was Dua maar een Zachte, en niet eens een Rationeel. Hij begon zich af te vragen of Odeen er wel goed aan deed haar dit allemaal te vertellen. Het bracht Dua maar op rare gedachten...

Dua kon zien dat Odeen er ook kwaad door werd. Eerst lachte hij. Daarna zei hij dat een Emotioneel geen verstand had van zulke ingewikkelde dingen. Vervolgens wilde hij helemaal niets meer zeggen. Dua moest een poosje heel lief tegen hem doen voordat hij weer bijdraaide.

Bij een andere gelegenheid was Dua degene die kwaad werd - absoluut woest.

Het begon heel rustig. Het was zelfs een van die keren dat de twee kinderen bij hen waren. Odeen liet hen met hem spelen. Hij vond het zelfs goed dat de kleine Rechtser, Torun, aan hem begon te trekken. Sterker nog: hij liet zichzelf gaan op een volstrekt onwaardige manier. Het leek hem niets te kunnen schelen dat hij helemaal uit zijn vorm werd gebracht. Dat was een zeker teken dat hij in de beste stemming was. Tritt bleef in een hoek rusten en zag het tafereel met welgevallen aan.

Dua moest lachen om Odeens verfomfaaide lijf. Ze drukte haar eigen materie flirtend tegen zijn bobbels en uitstulpingen. Ze wist heel goed, net als Tritt, dat de huid van een Linkser heel gevoelig is als de eivorm is losgelaten.

'Ik heb nog eens nagedacht, Odeen...' zei Dua. 'Als de wetten van het andere universum via de Positronenpomp steeds een beetje in ons universum binnensijpelen, gebeurt het dan ook niet omgekeerd dat onze wetten een beetje in hun universum komen?'

Odeen grauwde bij Dua's aanraking en probeerde zich los te werken zonder de kleintjes van streek te brengen. Hij hijgde: 'Ik kan geen antwoord geven als je niet eerst ophoudt, heks!'

Ze hield op. 'Dat is een zeer goede gedachte, Dua,' zei hij toen. 'Je bent een verbazingwekkend schepsel. Het is uiteraard waar. De vermenging vindt naar beide kanten plaats... Tritt, wil je de kinderen alsjeblieft naar buiten brengen?'

Maar ze gingen al uit eigen beweging weg. Zo klein waren ze niet meer. Ze waren al behoorlijk groot. Annis zou nu gauw met zijn opleiding beginnen en Torun had al aardig wat trekjes van een stevige Ouderling.

Tritt bleef en hij vond dat Dua er prachtig uitzag als Odeen op deze manier met haar praatte.

'Als de andere wetten onze zon afremmen en doen afkoelen, jagen onze wetten hun zonnen dan niet op? Worden ze niet heter?' vroeg Dua.

'Helemaal goed, Dua. Een Rationeel had het niet beter kunnen uitdrukken.'

'Hoe heet worden hun zonnen?'

'Ach, niet zo erg. Een klein beetje maar, een heel klein beetje.'

'Toch is dat nu steeds de bron van mijn ongeruste gevoel,' zei Dua.

'Weet je, het probleem is dat hun zonnen zo groot zijn. Als onze zonnen wat koeler worden, is dat niet erg. Zelfs als ze helemaal uitdoofden gaf dat nog niets, tenminste zolang we de Positronenpomp hebben. Bij grote, kolossale zonnen kan echter zelfs een relatief kleine verhitting al problematisch zijn. Er is in elk van die sterren zo veel materie, dat zelfs een kleine toeneming van de kernfusies al zal leiden tot een ontploffing.'

'Een ontploffing! En wat gebeurt er dan met de wezens?'

'Welke wezens?'

'De levende wezens in dat universum.'

Odeen dacht even na. 'Ik weet het niet,' zei hij toen.

'Wel, wat zou er dan gebeuren als onze zon ontplofte?'

'Ze kan niet ontploffen.'

(Tritt vroeg zich af waar al die opwinding over ging. Hoe kon een zon nou ontploffen? Dua leek steeds bozer te worden en Odeen was in verwarring.)

'Maar als dat nou eens wel zo was,' drong Dua aan, 'zou hij dan niet ontzettend heet worden?'

'Ik neem aan van wel.'

'En zou hij ons dan niet allemaal doden?'

Odeen aarzelde, en zei vervolgens, met duidelijke ergernis: 'Wat maakt het uit, Dua? Onze zon ontploft niet, dus stel niet van die dwaze vragen.'

'Je hebt zelf gezegd dat ik vragen moet stellen, Odeen, en het maakt wel degelijk iets uit, want de Positronenpomp werkt in beide richtingen. Wij hebben hun kant even hard nodig als onze eigen kant.'

Odeen staarde haar aan. 'Dat heb ik je nooit verteld.'

'Ik voel het.'

'Jij voelt een heleboel, Dua...' begon Odeen.

Maar nu begon Dua te schreeuwen. Ze raakte helemaal buiten zichzelf. Tritt had haar nog nooit zo meegemaakt. 'Verander niet van onderwerp, Odeen!' gilde ze. 'Probeer je er niet van af te maken en behandel me niet als een onnozel wicht, als een dom Emotioneeltje! Je hebt zelf gezegd dat ik bijna een Rationeel ben, en ik ben genoeg Rationeel om te begrijpen dat de Positronenpomp niet kan werken zonder de anderlingen. Als de wezens in het andere universum worden vernietigd, zal de Positronenpomp niet meer werken en onze zon is dan kouder dan ooit en we zullen allemaal omkomen van de honger. Vind je dat allemaal niet belangrijk?'

Odeen schreeuwde nu ook. 'Daaruit blijkt wel hoe weinig jij ervan afweet! We hebben hun hulp nodig omdat we te weinig energie hebben en daarom wisselen we materie uit. Als de zon in het andere universum ontploft, komt er een enorme golf van energie vrij, een gigantische golf, die wel een miljoen levenscycli zal voortduren. Er zal zo veel energie zijn dat we die rechtstreeks kunnen aftappen, zonder uitwisseling van materie in welke richting dan ook! Dus we hebben hen niet nodig, en het is niet terzake wat er gebeurt in...'

Ze leken op het punt te staan elkaar te lijf te gaan. Tritt was verstijfd van schrik. Hij moest nu eigenlijk iets zeggen, proberen hen uit elkaar te houden, sussend optreden. Maar hij wist niets te bedenken om te zeggen. Toen bleek dat het niet nodig was.

Er bevond zich een Hardheer vlak buiten hun woongrot. Nee, drie Hardheren. Ze hadden geprobeerd de aandacht te trekken, maar het geluid van hun stemmen was verloren gegaan.

'Odeen! Dua!' gilde Tritt.

Daarna zweeg hij, trillend over heel zijn lichaam. Hij had een angstig voorgevoel dat hij wist waarover de Hardheren kwamen praten. Hij besloot zich af te zonderen.

Maar een Hardheer stak een van zijn permanente, ondoorzichtige aanhangsels uit en zei: 'Ga niet weg.'

Het klonk bits, onvriendelijk. Tritt werd nog veel banger dan hij al was.