2c
Tritt was echter nog nooit zo ongeduldig geweest. Hij deed niet alsof hij begreep waarom Dua optrad zoals ze optrad. Hij wilde het niet eens proberen. Het kon hem niets schelen. Hij begreep nooit waarom Emotionelen deden wat ze deden. En bovendien gedroeg Dua zich niet eens zoals de andere Emotionelen.
Zij dacht nooit na over het belangrijkste. Ze keek wel naar de zon, maar dan verdunde ze haar lichaam zozeer dat het waardevolle licht, het voedsel, grotendeels door haar heen ging. En dan zei ze dat het zonlicht zo mooi was. Maar daar ging het niet om. Het ging erom dat ze moest eten! Wat was er voor moois aan eten? Wat was trouwens 'mooi'?
Ze wilde steeds op een andere manier versmelten. 'Laten we eerst een poosje praten,' had ze ooit gezegd. 'We praten er nooit over. We denken er nooit over na.'
'Laat haar maar begaan, Tritt,' zei Odeen dan altijd. 'Daar wordt het alleen maar beter door.'
Odeen was altijd geduldig. Hij vond altijd dat de zaken er beter op werden als ze zouden wachten. En anders had hij wel tijd nodig om erover na te denken.
Tritt wist niet zeker of hij wel goed begreep wat dat 'nadenken' betekende. Voor hem kwam het er eigenlijk op neer dat Odeen dan niets ondernam.
Zoals in de tijd dat Dua er nog niet was. Als het aan Odeen had gelegen zou hij nog steeds aan het nadenken zijn. Tritt ging er gewoon op af en vroeg het. Zo moest je het aanpakken.
En nu wilde Odeen niet in actie komen tegenover Dua. En dan ging het nog wel om de baby-Emotioneel, de belangrijkste zaak van allemaal! Nou, als Odeen niets deed zou Tritt het zelf wel weer doen.
In feite was hij daarmee al bezig. Hij bewoog zich naar beneden door de lange gang terwijl al deze gedachten door zijn hoofd speelden. Hij was er zich nauwelijks van bewust geweest dat hij al zo ver gekomen was. Bedoelden ze dit als ze het over 'nadenken' hadden? Wel, hij zou zich niet bang laten maken. Hij zou niet terugdeinzen!
Flegmatiek keek hij om zich heen. Dit was de weg naar de grotten van de Hardheren. Hij wist dat hij over niet al te lange tijd met zijn kleine Linkser deze kant zou opgaan. Odeen had hem ooit de weg gewezen.
Hij wist niet precies wat hij er deze keer bij zijn aankomst zou gaan doen. Toch voelde hij helemaal geen angst. Hij wilde een baby-Emotioneel. Het was zijn goed recht een baby-Emotioneel te krijgen. Niets was belangrijker dan dat! De Hardheren zouden ervoor zorgen dat hij er een kreeg. Hadden zij er immers ook niet voor gezorgd dat ze Dua kregen toen hij erom gevraagd had?
Maar wie zou hij het vragen? Kon dat een willekeurige Hardheer zijn? Vaag nam hij het besluit dat het niet zo maar een Hardheer moest zijn. Hij wist de naam van degene naar wie hij moest vragen. En dan zou hij er met hem over praten.
Hij herinnerde zich de naam. Hij herinnerde zich zelfs wanneer hij deze voor het eerst had gehoord. Dat was de dag waarop de kleine Linkser oud genoeg was geworden om voor het eerst op eigen initiatief van vorm te veranderen. (Wat een heerlijke dag! 'Kom eens kijken, Odeen, vlug! Annis is helemaal ovaal en hard! En op eigen kracht! Dua, kijk eens!' Ze hadden zich allemaal naar hem toe gehaast. Annis was destijds hun enige kind geweest. Ze hadden daarna heel lang op een tweede baby moeten wachten. Dus ze waren komen binnenstormen en hij had zich in de hoek helemaal breed gemaakt. Hij wrong zijn lichaam in allerlei bochten en verbreidde zich als een laag natte klei over zijn rustbank. Odeen was weer weggegaan omdat hij het druk had. 'Ach, dat doet hij heus nog wel een keertje, Tritt,' had hij gezegd. Ze hadden uren zitten kijken maar hij had het niet meer gedaan.)
Tritt voelde zich gekwetst omdat Odeen niet gewacht had. Hij had hem wel willen uitschelden, maar Odeen had er erg moe uitgezien. Er waren duidelijke rimpels in zijn eivorm waar te nemen. En hij deed geen poging ze weg te werken.
'Is er iets mis, Odeen?' vroeg Tritt bezorgd.
'Een zware dag. En ik weet niet zeker of ik de diffentiaalvergelijkingen afkrijg voor de volgende versmelting.' (Tritt wist niet meer precies welke Harde woorden hij had gebruikt. Het was iets dergelijks geweest. Odeen gebruikte altijd van zulke woorden.)
'Wil je nu versmelten?'
'Nee, hoor. Ik zag Dua zojuist naar boven gaan en je weet hoe ze is als we dat tegenhouden. Er is ook echt geen haast. Er is overigens een nieuwe Hardheer bijgekomen.'
'Een nieuwe Hardheer?' vroeg Tritt met een duidelijk gebrek aan belangstelling. Odeen hechtte heel veel waarde aan zijn contacten met Hardheren, maar Tritt had liever gezien dat hij er niets om gaf. Odeen had meer aandacht voor wat hij zijn 'opleiding' noemde dan welke andere Rationeel in hun streek ook. Dat was niet fair. Odeen ging daar te veel in op. Dua ging te veel op in haar eenzame zwerftochten over de oppervlakte. Niemand toonde echte belangstelling voor de triade, alleen Tritt zelf.
'Hij heet Estwald,' zei Odeen.
'Estwald?' Tritt voelde even een vleugje belangstelling. Misschien omdat hij zo zijn best deed om Odeens gevoelens te peilen.
'Ik heb hem nooit gezien, maar iedereen praat over hem.' Odeens ogen waren een beetje uitgepuild, zoals altijd wanneer hij bedachtzaam sprak. 'Hij is verantwoordelijk voor dat nieuwe apparaat dat ze hebben.'
'Wat voor apparaat?'
'De Positron... Nou ja, dat zou je niet begrijpen, Tritt. Het is een nieuw ding dat ze hebben. Dat zal deze hele wereld gaan transformeren.'
'Wat is transformeren?'
'Alles helemaal veranderen.'
Tritt was meteen gealarmeerd. 'Ze moeten niet alles gaan veranderen!'
'Ze zullen alles beter gaan maken. Anders is niet altijd hetzelfde als slechter. Hoe dan ook, Estwald is verantwoordelijk. Hij is erg knap, heb ik begrepen.'
'Waarom mag je hem dan niet?'
'Ik heb niet gezegd dat ik hem niet mag.'
'Maar je wekt de indruk dat je hem niet mag.'
'O nee, geen sprake van, Tritt. Het is alleen zo dat ik... op de een of andere manier...' Odeen lachte. 'Ik ben jaloers. Hardheren zijn zo intelligent dat een Zachte in vergelijking daarmee niets voorstelt, maar daar was ik aan gewend geraakt, omdat Losten me altijd weer zei dat ik zo slim was - voor een Zachte, neem ik aan. Maar nu deze Estwald is komen opdagen, en zelfs Losten vol bewondering is, stel ik helemaal niets meer voor.'
Tritt stulpte de voorkant van zijn lijf uit om Odeen even aan te raken. Deze keek hem glimlachend aan. 'Maar dat is alleen onnozelheid van mij. Wie kan het iets schelen hoe slim die Hardheren zijn? Geen van hen heeft een Tritt!'
Daarna gingen ze samen alsnog Dua zoeken. Door een wonderlijk toeval was ze net op weg naar beneden na haar zwerverij. Het werd een voortreffelijke versmelting, hoewel het tijdsinterval maar een dag of wat duurde. Tritt maakte zich in die tijd een beetje zorgen over de versmeltingen. Annis was nog zo klein dat zelfs een korte afwezigheid volgens hem riskant was, al waren er natuurlijk altijd andere Ouderlingen die konden invallen.
Nadien noemde Odeen de naam van Estwald nog een paar keer. Hij noemde hem meestal 'de Nieuwe', ook nog toen er al heel wat tijd was verlopen. Hij had hem nog steeds nooit gezien. 'Ik geloof dat ik hem ontloop,' had hij ooit opgemerkt, toen Dua bij hen was, 'omdat hij zo veel afweet van het nieuwe apparaat. Ik wil dat allemaal niet te vlug weten. Het is veel leuker er langzaam achter te komen.'
'De Positronenpomp?' had Dua gevraagd.
Dat was ook weer zo'n raar trekje in Dua, vond Tritt. Het ergerde hem. Zij kon die Harde woorden met bijna even veel gemak uitspreken als Odeen zelf. Dat hoorde niet voor een Emotioneel.
Dus nam Tritt zich voor Estwald te benaderen, want Odeen had gezegd dat deze slim was. Bovendien had Odeen hem nog nooit ontmoet. Estwald zou dus niet kunnen zeggen: 'Ik heb er met Odeen al over gepraat, Tritt, maak je maar geen zorgen.'
Iedereen dacht dat je met de hele triade sprak als je met de Rationeel sprak. Niemand besteedde enige aandacht aan de Ouderlingen. Maar deze keer zouden ze wel moeten!
Hij was in de grotten van de Hardheren en alles leek hier anders te zijn. Er was niets te zien wat ook maar in de verte leek op dingen die Tritt kende. Het was allemaal verkeerd en angstaanjagend. Toch wilde Tritt zo graag met Estwald praten dat hij zich niet echt bang liet maken. 'Ik wil mijn kleine Middelster,' hield hij zichzelf voor. En dat gaf hem genoeg moed om verder te gaan.
Eindelijk zag hij een Hardheer. Het was er maar een. Hij was iets aan het doen, stond ergens overheen gebogen, was bezig met iets. Odeen had hem ooit gezegd dat Hardheren voortdurend bezig waren met hun... hoe het dan ook heette. Tritt wist het woord niet meer en het kon hem ook niets schelen.
Hij ging er kalm naar toe en bleef staan. 'Hardheer,' begon hij.
De Hardheer keek hem aan en de lucht om hem heen leek te trillen. Odeen had Tritt wel eens beschreven dat dit soms gebeurde als twee Hardheren met elkaar praatten. Pas daarna leek de Hardheer Tritt echt te zien. 'Kijk eens aan, een Rechtser. Wat kom je hier doen? Heb je je kleine Linkser misschien bij je? Begint vandaag een nieuw schoolsemester?'
Tritt ging niet in op deze vragen. 'Waar kan ik Estwald vinden, meneer?'
'Wie vinden?'
'Estwald.'
De Hardheer bleef een hele poos zwijgen. Daarna vroeg hij: 'Waarvoor wil je Estwald spreken, Rechtser?'
Tritt hield voet bij stuk. 'Het is belangrijk dat ik hem te spreken krijg. Bent u misschien Estwald, Hardheer?'
'Nee, die ben ik niet... Hoe heet je, Rechtser?'
'Tritt, Hardheer.'
'Aha. Jij bent de Rechtser in Odeens triade, is het niet?'
'Ja.'
Het leek alsof de stem van de Hardheer nu vriendelijker klonk. 'Ik ben bang dat je Estwald op dit ogenblik niet kunt spreken. Hij is niet hier. Is er niemand anders die je kan helpen?'
Tritt wist niet wat hij moest zeggen. Hij bleef dus maar gewoon staan.
'Ga nu maar naar huis,' zei de Hardheer. 'Praat met Odeen. Hij zal je helpen. Ga naar huis, Rechtser.'
De Hardheer wendde zich af. Hij scheen al zijn aandacht nodig te hebben voor andere zaken dan de persoon Tritt, en Tritt stond daar maar, aarzelend. Daarna begaf hij zich met vloeiende, geluidloze bewegingen naar een volgende rotsholte. De Hardheer keek niet op of om.
Het was Tritt niet meteen duidelijk waarom hij zich speciaal in deze richting had bewogen. Aanvankelijk had hij alleen een vaag gevoel dat het de goede kant op was. Maar daarna begreep hij het. Er hing een ijle warmte van voedsel in de lucht, en hij nam het met kleine teugjes tot zich.
Hij had niet beseft dat hij honger had, maar nu nam hij het voedsel gretig tot zich.
Er was geen zon. Instinctief keek hij naar boven, maar hij bevond zich uiteraard in een grot. Toch smaakte het voedsel hem beter dan ooit aan de oppervlakte het geval was geweest. Hij keek nieuwsgierig om zich heen. En nog het meest was hij nieuwsgierig naar de vraag waarom hij nieuwsgierig was.
Hij was vaak ongeduldig geweest als Odeen weer eens nieuwsgierig was geweest naar dingen die van geen enkel belang waren. En nu was hij zelf nieuwsgierig, Tritt in eigen persoon! Maar hij was nieuwsgierig naar iets dat wel van belang was. In een flits begreep hij dat het wel van belang was. En met plotselinge helderheid drong het bovendien tot hem door dat hij niet nieuwsgierig zou zijn geweest, als niet iets in zijn binnenste hem had duidelijk gemaakt dat het van belang was!
Hij kwam snel in actie, verbaasd over zijn eigen moed. Na een poosje vertraagde hij zijn pas. Hij kwam weer langs de Hardheer met wie hij eerder had gesproken. 'Ik ga nu weer naar huis, Hardheer,' zei hij.
De Hardheer mompelde enkel iets onverstaanbaars. Hij was nog steeds iets aan het doen, stond ergens overheen gebogen, was op de een of andere manier bezig met dwaze dingen, en zag het belangrijke ding over het hoofd.
Als de Hardheren zo groots en zo machtig en zo knap waren, dacht Tritt, hoe konden ze dan zo stom zijn?