12
Denison probeerde zijn schaamtegevoel de baas te worden. Keer op keer maakte hij een grijpend gebaar alsof hij van plan was de broek die hij niet droeg op te hijsen. Hij had alleen sandalen aan en een uiterst miniem slipje, dat bovendien onaangenaam strak zat. En verder droeg hij natuurlijk de deken.
Selene, die op soortgelijke wijze was uitgedost, lachte. 'Hoor eens Ben, er mankeert niets aan je blote lijf, afgezien van een zekere losheid van vel. Dit is hier doodgewoon. En als het broekje je hindert moet je het gewoon uitdoen.'
'Geen sprake van,' mopperde hij, terwijl hij de deken zo verschikte dat deze zijn buik aan het oog onttrok. Ze griste de deken weg.
'Geef op dat ding,' zei ze. 'Wat voor Lunair moet jij worden als je die Aardse preutsheid niet aflegt? Je weet toch dat schaamte gewoon de keerzijde is van lust? Sla er maar een woordenboek op na.'
'Ik moet er nog aan wennen, Selene.'
'Je zou kunnen beginnen door me af en toe even aan te kijken in plaats je blik langs me heen te laten glijden alsof ik ingesmeerd ben met een soort olie. Ik heb opgemerkt dat je de andere vrouwen uitstekend weet op te nemen.'
'Als ik naar jou kijk...'
'Dan zul je misschien blijk geven van te veel belangstelling en in verlegenheid raken. Maar als je gewoon goed blijft kijken ga je het heel gewoon vinden en valt het je niet eens meer op. Wacht, ik zal stil blijven staan, dan kun je eens goed kijken. Ik zal mijn slipje uitdoen.'
'Selene,' gromde Denison getergd, 'we zijn midden onder de mensen en je zet me compleet voor gek. Blijf alsjeblieft gewoon doorlopen en geef me de tijd om aan de situatie te wennen.'
'Goed, maar ik hoop dat je in de gaten hebt dat de mensen die we tegenkomen ons niet aanstaren.'
'Nee, jou niet. Maar mij wel. Ze hebben waarschijnlijk nog nooit eerder zo'n oud en vormeloos lijf gezien.'
'Dat kan wel kloppen,' zei Selene opgewekt, 'maar ze zullen er gewoon aan moeten wennen.'
Denison liep diep ongelukkig verder, zich pijnlijk bewust van elke grijze haar op zijn borst en elke rimpel in zijn buik. Pas toen het minder druk werd in de gang en ze nog maar af en toe mensen tegenkwamen begon hij een zekere opluchting te voelen.
Hij keek nu nieuwsgierig om zich heen, minder geobsedeerd door Selenes spitse borsten en gladde dijen dan eerder het geval was geweest. De gang leek eindeloos.
'Hoe ver hebben we al gelopen?' vroeg hij.
'Ben je moe?' Selene klonk berouwvol. 'We hadden een scooter kunnen nemen. Ik vergeet steeds dat je van de Aarde komt.'
'Dat mag ik hopen. Is dat niet het ideaal waar elke immigrant naar streeft? Ik ben in het minst niet moe. Bijna in het minst niet, tenminste. Maar ik heb het een beetje koud.'
'Dat is pure inbeelding, Ben,' zei Selene op besliste toon. 'Jij denkt alleen maar dat je het koud zou moeten hebben omdat een zo groot deel van je huid onbedekt is. Zet dat nu maar gewoon uit je hoofd.'
'Jij hebt gemakkelijk praten,' zuchtte hij. 'Ik loop een beetje behoorlijk, mag ik hopen?'
'Heel goed. Ik krijg jou nog wel eens aan de kangoeroesprong.'
'En aan glijwedstrijden op steile hellingen zeker! Je bent misschien vergeten dat ik al van ietwat gevorderde leeftijd ben. Maar serieus, hoe ver hebben we gelopen?'
'Een kilometer of drie, schat ik.'
'Lieve hemel! Hoeveel kilometers gangen hebben jullie wel niet?'
'Ik ben bang dat ik het niet weet. De gangen in de woongedeelten nemen in het totaal maar een relatief kleine plaats in. Verder zijn er nog mijngangen, geologische gangen, industriële gangen, mycologi-sche... Vast wel vele honderden kilometers bij elkaar.'
'Heb je daar kaarten van?'
'Natuurlijk zijn er kaarten. We kunnen niet blindelings werken.'
'Jij persoonlijk, bedoel ik.'
'Nou nee, niet bij me, maar ik heb geen kaarten nodig voor dit gedeelte, ik ben hier goed bekend. Ik heb hier als kind vaak rondgezworven. Dit zijn oude gangen. De meeste nieuwe gangen - en er komt gemiddeld vier of vijf kilometer per jaar bij, denk ik - zijn in het noorden. Daar zou ik met geen mogelijkheid de weg kunnen vinden als ik geen kaart bij me had. En misschien zelfs mét een kaart niet.'
'Waar gaan we heen?'
'Ik heb beloofd je iets ongewoons te laten zien - en daarmee bedoel ik niet mezelf, dus die opmerking kun je je besparen - en aan die belofte wil ik me houden. Het is de meest ongewone mijn van de hele Maan en hij is in geen enkele toeristische route opgenomen.'
'Je wilt toch niet beweren dat er op de Maan diamanten worden gevonden?'
'Nog iets beters.'
De wanden van de gang waren hier nog niet afgewerkt - grijs rotsgesteente, zwak maar voldoende verlicht door neonbuizen. De temperatuur was gematigd en aangenaam constant, en de ventilatie was effectief zonder een gevoel van tocht te veroorzaken. Het was bijna onvoorstelbaar dat er zich een paar honderd meter hogerop een Maanoppervlak bevond dat beurtelings kookte en bevroor naarmate de zon kwam en ging in haar grootse tweewekelijkse boog van horizon tot horizon, haar verdwijning achter de kim, en haar terugkeer twee weken later.
'Is alles wel goed luchtdicht afgesloten?' vroeg Denison, die zich plotseling onaangenaam bewust werd van het feit dat hij zich niet al te diep onder de grens van een vacuüm zonder einde bevond.
'Ja, hoor. Deze wanden zijn ondoordringbaar. Bovendien zijn ze allemaal voorzien van veiligheden. Als de luchtdruk in een van de gangsectoren met meer dan tien procent afneemt treden toeters en sirenes in werking zoals je nog nooit van je leven hebt gehoord en gaan er lampen flikkeren en lichten er pijlen op die zelfs een blinde laten zien welke weg naar de veiligheid leidt.'
'Hoe vaak gebeurt dat?'
'Niet vaak. Ik geloof niet dat er de afgelopen vijf jaar iemand om het leven is gekomen door het weglekken van lucht.' Met een verdedigende klank in haar stem vervolgde ze: 'Jullie hebben op de Aarde natuurrampen. Een grote aardbeving of een vloedgolf kan duizenden het leven kosten.'
'Daar kan ik niet tegenop, Selene,' zei hij. Hij stak zijn handen op. 'Ik geef me over.'
'Akkoord,' zei ze. 'Ik was niet van plan me op te winden... Hoor je dat?'
Ze bleef staan en luisterde aandachtig.
Denison luisterde eveneens, en schudde toen zijn hoofd. Opeens begon hij om zich heen te kijken. 'Het is zo rustig hier. Waar is iedereen gebleven? Weet je zeker dat we niet verdwaald zijn?'
'Dit is geen natuurlijke grot met onverkende uitlopers. Die zijn er op de Aarde, is het niet? Ik heb er foto's van gezien.'
'Ja. De meeste daarvan zijn kalkgrotten die zijn uitgeslepen door water. Maar daar kan op de Maan natuurlijk geen sprake van zijn.'
'Dan kunnen we dus ook niet verdwaald zijn,' zei Selene met een glimlach. 'Dat we zo alleen zijn hier moet je maar aan bijgeloof toeschrijven.'
'Waaraan?' Denison was verrast en zijn gezicht rimpelde zich van verbazing en ongeloof.
'Niet doen,' zei ze. 'Daar krijg je blijvende rimpels van. Zo is het beter. Ontspan de spieren van je gezicht. Je ziet er nu veel beter uit dan toen je hier arriveerde, weet je. Dat komt door de lage zwaartekracht en door je oefeningen.'
'En door mijn pogingen in de pas te blijven met een blote jongedame die over ongewoon veel vrije tijd beschikt en over een ongewoon gebrek aan belangstelling voor leukere dingen dan saaie rondleidingen van iemand als ik.'
'Nu doe je weer alsof ik een gids ben, en verder ben ik niet bloot.'
'Trouwens die blootheid is nog niet half zo verontrustend als het feit dat je een Aanvoelster bent... Maar wat bedoelde je daarnet met dat bijgeloof?'
'Geen echt bijgeloof, denk ik, maar de meeste stadsbewoners hebben de neiging dit gedeelte van het gangencomplex te mijden.'
'Waarom?'
'Om wat ik je nu ga laten zien.' Ze liepen verder. 'Hoor je het nu?'
Ze bleven staan en Denison luisterde ingespannen. 'Bedoel je dat zachte tikkende geluid?' vroeg hij. 'Tik... tik... Is dat waar je op doelt?'
Ze rende vooruit met trage, soepele passen - de vertraagd lijkende beweging van een Lunair die zich ongehaast voortrept. Hij volgde haar en probeerde haar gang na te bootsen.
'Hier... hier...'
Denison volgde met zijn blik de richting van haar gretig uitgestoken vinger. 'Lieve hemel!' zei hij. 'Waar komt dat vandaan?'
Er kwamen daar druppels naar beneden van een vocht dat overduidelijk water was. Trage druppels, die stuk voor stuk werden opgevangen in een keramisch trechtertje dat in de rotswand uitmondde.
'Uit het gesteente. We hebben wel degelijk water op de Maan, moet je weten. Het meeste daarvan winnen we uit het gips. Dat is genoeg voor ons doel want we gaan er heel zuinig mee om.'
'Dat weet ik. Vertel mij wat! Het is mij nog nooit gelukt een douchebeurt tot het einde toe af te ronden. Ik snap niet hoe jullie erin slagen zo schoon te blijven.'
'Dat heb ik je al eens uitgelegd. Maak eerst je lichaam nat. Zet daarna de douche uit en wrijf je in met een beetje zeep. Wrijf goed en... Nou ja, Ben, ik heb geen zin het allemaal voor de zoveelste keer te vertellen. Er is op de Maan trouwens niets waar je echt vuil van kunt worden... Maar daar hadden we het niet over. Op enkele plaatsen hebben we echte watervoorraden aangetroffen, meestal in de vorm van ijs, dicht onder de oppervlakte in de schaduw van een berg. Als wij zo'n ijsklomp hebben gevonden begint die langzaam te smelten. Deze druppelt al vanaf het moment dat deze gang is aangelegd, en dat is acht jaar geleden.'
'Maar waarom dan dat bijgeloof?'
'Nou, water is natuurlijk de essentiële grondstof waarvan het leven op de Maan afhankelijk is. We drinken het, wassen ons ermee, gebruiken het om er ons voedsel mee te laten groeien, onze zuurstof te produceren, kortom: om alles gaande te houden.
Vrij water moet dus wel enorm veel respect inboezemen. Toen deze voorraad was ontdekt hebben ze met de uitbreiding van het gangenstelsel in deze buurt willen wachten tot het druppelen zou ophouden. Zelfs de wanden hebben ze hier niet afgewerkt.'
'Dat lijkt inderdaad verdacht veel op bijgeloof.'
'Nou, misschien is ontzag een beter woord. Ze hadden niet verwacht dat het langer dan een paar maanden zou duren, want dat was nog nooit gebeurd. Maar toen deze druppelaar zijn eerste verjaardag achter de rug had leek hij het eeuwige leven te hebben. Zo wordt hij trouwens ook genoemd, "De Eeuwige", zelfs op de officiële kaarten. Natuurlijk zijn de mensen er in de loop van de jaren een zekere betekenis aan gaan hechten - een gevoel dat het ongeluk zou brengen als het druppelen zou ophouden.'
Denison lachte.
'Niemand gelooft dat echt,' zei Selene op warme toon, 'maar iedereen gelooft het een beetje. Weet je, het is natuurlijk niet werkelijk een eeuwige bron, dus er moet ooit een eind aan komen. In feite is het tempo waarin de druppels vallen nu al drie keer zo klein als bij het begin, dus de bron begint op te drogen. Ik denk dat de mensen het gevoel hebben dat het een veeg teken zou zijn als de laatste druppel uitgerekend tijdens hun persoonlijke aanwezigheid hier zou vallen. Dat lijkt me de meest rationele verklaring voor hun tegenzin hier in de buurt te komen.'
'Ik neem aan dat jij dat allemaal niet gelooft?'
'Wat ik wel of niet geloof doet niet terzake. Ik ben er trouwens zeker van dat het ophouden van het druppelen niet zo abrupt zal gebeuren dat iemand het zich persoonlijk zou kunnen verwijten. Het druppelen zal gewoon steeds langzamer gaan, en nog langzamer, en tenslotte ophouden. Niemand zal het exacte tijdstip van dat laatste kunnen vaststellen. Dus waarom zouden we ons daarover zorgen maken?'
'Dat ben ik met je eens.'
'Maar ik heb wel andere zorgen,' zei ze, soepel van onderwerp veranderend, 'en die wil ik graag onder vier ogen met jou bespreken.' Ze spreidde de deken op de grond en ging er met gekruiste benen op zitten.
'En dat is de ware reden waarom je me hierheen hebt gebracht?' Hij ging op zijn zij naast haar liggen, steunend op een elleboog, en keek haar aan.
'Zie je wel,' zei ze, 'het kost je al geen moeite meer naar mij te kijken. Je begint aan mij gewend te raken... Er moeten trouwens ook op de Aarde perioden zijn geweest waarin halve of hele naaktheid geen opzien baarde.'
'Soms, hier en daar,' gaf Denison toe, 'maar nergens meer sinds de Crisis. Zolang ik leef...'
'Wel, doe op de Maan maar zoals de Lunairen, dat lijkt me een verstandig advies.'
'Ga je me nog vertellen waarom je me hierheen hebt meegenomen? Of moet ik vermoeden dat je gaat proberen me te verleiden?'
'Om je te verleiden had ik net zo goed thuis kunnen blijven, dank je. Dit is iets anders. De oppervlakte zou de beste plaats zijn geweest, maar als we daarheen waren gegaan zouden onze voorbereidingen te veel de aandacht hebben getrokken. Ons tochtje hierheen valt niet op, en dit is de enige plek in de stad waar we er redelijk zeker van kunnen zijn dat we niet gestoord zullen worden.' Ze aarzelde.
'Nou?'
'Barron is kwaad. Woedend zelfs.'
'Dat verbaast me niets. Ik heb je gewaarschuwd dat hij kwaad zou worden als je hem vertelde dat ik wist dat jij een Aanvoelster bent. Waarom vond je het nodig het hem te zeggen?'
'Omdat het moeilijk is dingen achter te houden voor je... partner. Trouwens, waarschijnlijk ziet hij me niet meer zo.'
'Dat spijt me.'
'Ach, het ging toch al niet meer zo best. Het heeft lang genoeg geduurd. Wat me meer dwars zit, veel meer, is dat hij heftig weigert jouw interpretatie te accepteren van je observaties en je experimenten met de pioneur.'
'Dat had ik je voorspeld.'
'Hij zei dat hij je resultaten had gezien.'
'Hij heeft er een blik op geworpen en iets gebromd.'
'Ik vind het nogal een desillusie. Gelooft iedereen dan alleen maar wat hij wil geloven?'
'Zo lang mogelijk. Soms nog langer.'
'En jij?'
'Of ik ook zo menselijk ben, bedoel je? Jazeker. Ik geloof niet dat ik al echt oud ben. Ik geloof dat ik zeer aantrekkelijk ben. Ik geloof dat jij mijn gezelschap zoekt omdat je me charmant vindt, ook al wil je voortdurend over natuurkundige onderwerpen praten.'
'Nee, serieus!'
'Ik mag aannemen dat Neville heeft gezegd dat mijn uitkomsten binnen de statistische foutenmarge liggen, waardoor ze van twijfelachtige waarde zijn, hetgeen klopt... En toch geef ik er de voorkeur aan te geloven dat die uitkomsten de betekenis hebben waar ik bij voorbaat van uitging.'
'Alleen omdat je dat wenst te geloven?'
'Niet alleen omdat ik het wil. Bekijk het eens op deze manier. Veronderstel eens dat de Pomp geen kwaad kan, maar dat ik koppig van mening blijf dat hij wél kwaad kan. In dat geval zal blijken dat ik een zot ben, en mijn wetenschappelijke reputatie zou ernstige schade lijden. Maar ik ben al een zot in de ogen van de mensen die meetellen, en ik heb helemaal geen wetenschappelijke reputatie.'
'Waarom niet, Ben? Je hebt daar al verschillende keren op gezinspeeld. Kun je me het hele verhaal niet vertellen?'
'Het zal je verbazen hoe weinig er te vertellen is. Toen ik vijfentwintig was, was ik nog zo kinderlijk dat ik mezelf wilde amuseren door een dwaas te beledigen om geen enkele andere reden dan het feit dat hij een dwaas was. Aangezien hij het ook niet kon helpen dat hij een dwaas was, was ik bij die gelegenheid de grootste dwaas van ons beiden. Mijn belediging dreef hem tot hoogten die hij anders met geen mogelijkheid zou hebben kunnen bereiken...'
'Je hebt het over Hallam?'
'Uiteraard. En naarmate hij hoger steeg, zakte ik verder weg. En tenslotte kwam ik zo op de Maan terecht.'
'Is dat zo erg?'
'Nee, ik geloof eerder dat het prima is. Op de duur, via een omweg, heeft hij me daarmee een dienst bewezen, zou je kunnen zeggen... Maar nu even terug naar wat ik wilde zeggen. Ik heb zojuist proberen uit te leggen dat ik niets te verliezen heb als ik geloof dat de Pomp schadelijk is en daarin ongelijk blijk te hebben. Aan de andere kant zou ik meewerken aan de ondergang van het universum als ik geloofde dat de Pomp niet schadelijk is en ik daarin ongelijk zou hebben. Natuurlijk heb ik zelf het grootste deel van mijn leven al achter de rug en ik vermoed dat ik mezelf er wel van zou kunnen overtuigen dat ik geen bijzondere redenen heb om de mensheid een warm hart toe te dragen. Aan de andere kant zijn er echter maar een paar mensen die me hebben gekwetst, en het zou hoogst onbillijk zijn als ik daar ook alle andere mensen voor zou laten boeten.
En als je liever een minder nobele reden hoort, Selene, wil ik even wijzen op mijn dochter. Vlak voordat ik naar de Maan vertrok, heeft zij een kindpermissie aangevraagd. Die zal ze wel krijgen en dan word ik binnenkort - neem me niet kwalijk dat ik het zeg - opa. Ik zou het eigenlijk zeer waarderen als mijn kleinkind een normale levensverwachting tegemoet mocht zien. Dus ik ga liever uit van mijn geloof dat de Pomp gevaarlijk is, en handel dienovereenkomstig.'
'Maar daar gaat het mij nu juist om,' zei Selene op dringende toon. 'Is die Pomp nou gevaarlijk of niet? Ik bedoel de waarheid! Niet wat wie dan ook wil geloven!'
'Dat zou ik jou moeten vragen. Jij bent een Aanvoelster. Wat zegt je intuïtie?'
'Dat is nu net mijn probleem, Ben. Ik kan voor geen van beide opvattingen de nodige zekerheid krijgen. Ik neig ertoe te denken dat de Pomp schadelijk is, maar misschien komt dat alleen doordat ik dat wil geloven.'
'Goed, dat kan. Maar waarom?'
Selene glimlachte verlegen en haalde haar schouders op. 'Het zou leuk zijn als Barron ongelijk kreeg. Als hij overtuigd is van zijn gelijk is hij dat op een onuitstaanbare manier.'
'Dat weet ik. Je wilt gewoon zijn gezicht wel eens zien als hij moet terugkrabbelen. Ik begrijp heel goed hoe intens zo'n verlangen kan zijn. Als de Pomp echt gevaarlijk zou zijn, bijvoorbeeld, en ik zou in staat zijn dat te bewijzen, zou ik waarschijnlijk worden gevierd als de redder van de mensheid, maar ik zweer je dat ik dan veel liever de uitdrukking op Hallams gezicht zou zien. Ik ben niet erg trots op dat verlangen, dus in de praktijk zou ik er ongetwijfeld voor zorgen dat de nodige eer voor een groot deel naar Lamont gaat, die er tenslotte recht op heeft, en mijn eigen genoegen beperken tot het zien van Lamonts gezicht als hij Hallams gezicht ziet. De wraak zal weerspiegeld... Nu begin ik onzin uit te kramen... Selene?'
'Ja, Ben?'
'Wanneer heb je ontdekt dat je een Aanvoelster bent?'
'Ik weet het niet precies.'
'Je hebt op school natuurkunde gehad, neem ik aan?'
'Zeker. En ook een beetje wiskunde, maar daar was ik niet zo goed in. Nou je erover begint, in natuurkunde was ik ook niet best. Als ik het niet meer wist begon ik de antwoorden te raden. Je weet wel, raden wat je moet doen om de juiste antwoorden te krijgen. Heel vaak bleek dat te werken, en als ze me dan vroegen waarom ik het zus of zo had gedaan kon ik dat nooit goed uitleggen. Ze vermoedden dat ik de boel oplichtte, maar dat konden ze nooit bewijzen.'
'Kwamen ze niet op het idee dat je een Aanvoelster was?'
'Ik geloof van niet. Ikzelf toen ook niet, trouwens. Pas... wel, een van mijn eerste sekspartners was een natuurkundige. In feite is hij trouwens de vader van mijn kind, aangenomen dat hij werkelijk de leverancier was van het gebruikte sperma. Hij zat met een of ander natuurkundig probleem en daar begon hij over toen we na afloop in bed lagen, gewoon om het ergens over te hebben, neem ik aan. En ik zei: "Weet je waar me dat aan doet denken?" En dat heb ik hem vervolgens verteld. Hij heeft het later voor de grap eens uitgeprobeerd, zei hij, en het bleek te werken. Feitelijk was dat overigens de eerste stap in de richting van de pioneur, waarvan jij hebt gezegd dat hij veel beter is dan het protonensynchrotron.'
'Was dat jouw idee?' Denison hield een vinger onder het druppelende water en aarzelde voordat hij deze in zijn mond stak. 'Is dit water veilig?'
'Het is volmaakt steriel,' zei Selene, 'en het gaat naar het algemene reservoir voor een behandeling. Maar het bevat veel sulfaten, carbonaten en andere dingen, dus je zult het vast niet lekker vinden.'
Denison veegde zijn vinger af aan zijn broekje. 'Heb jij de pioneur uitgevonden?'
'Niet uitgevonden. Ik had het oorspronkelijke idee. Daarna moest er nog heel wat ontwikkeld worden. Dat is voornamelijk het werk van Barron geweest.'
Denison schudde zijn hoofd. 'Weet je, Selene, jij bent een opmerkelijk fenomeen. Je hoort onder observatie te staan. Van moleculaire biologen.'
'Vind je? Dat is niet mijn idee van vermaak.'
'Ongeveer een halve eeuw geleden bereikte de grote trend op het gebied van de genetische reconstructie een climax...'
'Ik weet het. Afgelopen, uit. Onwettig verklaard. En nog steeds onwettig, voor zover je onderzoek onwettig kunt maken. Ik ken mensen die er niettemin mee zijn doorgegaan.'
'Heus? Ook wat betreft het Aanvoelen?'
'Nee, ik geloof van niet.'
'Aha, maar daar gaat het mij om. Op het hoogtepunt van het streven naar genetische manipulatie werden er pogingen gedaan om het Aanvoelen te stimuleren. Bijna alle grote geleerden beschikten natuurlijk over zekere intuïtieve vermogens, en men had het idee dat deze de voornaamste sleutel tot de creativiteit waren. Men kon aannemelijk maken dat een superieur talent voor intuïtie of Aanvoelen het resultaat was van een bijzondere combinatie van genen, en er volgden allerlei speculaties over de aard van die genencombinatie.'
'Ik vermoed dat er diverse combinaties bestaan die dat effect hebben.'
'En ik vermoed dat je intuïtie je dit ingeeft en dat je gelijk hebt. Maar er waren anderen die zeiden dat een speciaal gen, of een klein groepje van met elkaar verbonden genen, van bijzonder belang was voor de bedoelde genencombinatie, en dat je dus zou kunnen spreken van een Aanvoelingsgen... En toen stortte de boel in elkaar.'
'Zoals ik al zei.'
'Maar voordat dat gebeurde,' vervolgde Denison, 'waren er pogingen gedaan om genen zodanig te veranderen dat het Aanvoelvermogen zou toenemen. Sommigen beweerden dat ze daarmee enig succes hadden geboekt. Die veranderde genen maken sindsdien deel uit van het genenreservoir van de mensheid, daar ben ik zeker van, en als jij ze toevallig hebt geërfd... Is een van jouw grootouders misschien bij dat programma betrokken geweest?'
'Niet dat ik weet,' zei Selene, 'maar ik kan het ook niet uitsluiten. Een van hen, misschien, dat zou kunnen... Als je het niet erg vindt laat ik die vraag liever rusten. Ik wil het niet weten.'
'Daar kan ik inkomen. Het hele onderwerp is hoogst impopulair geworden bij het grote publiek. Iemand die wordt beschouwd als een product van genetische manipulatie zou beslist niet in blijdschap worden omarmd... Zo zeiden ze bijvoorbeeld dat het vermogen van Aanvoelen steevast gepaard ging met een aantal ongewenste eigenschappen.'
'O, dank je zeer!'
'Ze zeiden dat. Het beschikken over intuïtie lokt bij anderen kennelijk een zekere mate van jaloezie en vijandschap uit. Zelfs een zo aardige en bijna heilige Aanvoeler als Michael Faraday wekte de jaloezie en de haat op van Humphry Davy. Wie zal zeggen of het niet inderdaad een soort karakterfout is als je bij anderen jaloezie weet op te wekken? En in jouw geval...'
'Wek ik bij jou dan haat en jaloezie op?' vroeg Selene.
'Ik geloof van niet. Maar wat dacht je van Neville?'
Selene zweeg.
'Tegen de tijd dat je met Neville in contact kwam,' zei Denison, 'stond je al hoog en breed bekend als Aanvoelster, neem ik aan.'
'Niet "hoog en breed", zou ik zeggen. Maar een aantal natuurkundigen had er wel een vermoeden van, denk ik. Maar ze zijn hier even weinig als op de Aarde genegen de eer met anderen te delen, dus ze zullen er zichzelf wel min of meer van hebben weten te overtuigen dat mijn opmerkingen tegenover hen enkel wilde gissingen waren. Maar Barron wist het natuurlijk wel degelijk.'
'Juist.' Denison zweeg.
Selenes lippen trilden een beetje. 'Ik heb half en half het gevoel dat je wilde zeggen: aha, dus daarom heeft hij het met je aangelegd.'
'Nee, natuurlijk niet, Selene! Je bent attractief genoeg om ook zonder dat uiterst begeerlijk te zijn.'
'Dat vind ik ook, maar alle kleine beetjes helpen, en Barron moest vanzelfsprekend wel belangstelling hebben voor mijn Aanvoelvermogen. Waarom ook niet? Maar hij drong er wel op aan dat ik mijn baantje als toeristengids aanhield. Hij zei dat ik een belangrijke natuurlijke hulpbron van de Maan was en dat hij niet wilde dat de Aarde mij zou monopoliseren op de manier waarop ze dat met het synchrotron doen.'
'Een merkwaardige gedachtengang. Misschien lag het heel anders. Hoe minder mensen wisten dat jij een Aanvoelster was, hoe minder mensen een idee zouden hebben van jouw bijdrage aan de prestaties die op zijn conto werden geschreven.'
'Nu praat je net als Barron!'
'Ja? En het is mogelijk dat hij zich flink aan je ergert op momenten dat je Aanvoelvermogen voortreffelijk functioneert.'
Selene haalde haar schouders op. 'Barron is van nature achterdochtig. Niemand is volmaakt.'
'Is het dan wel verstandig hier met mij alleen te zijn?'
'Ga je nou niet gekwetst voelen omdat ik hem verdedig,' zei Selene op scherpe toon. 'Hij denkt in de verste verte niet aan de mogelijkheid van seksueel wangedrag van ons beiden. Jij komt van de Aarde. In feite kan ik je wel zeggen dat hij me heeft aangemoedigd met jou aan te pappen. Hij denkt dat ik daar iets van kan opsteken.'
'En is dat gelukt?' vroeg Denison koeltjes.
'Zeker... Maar hoewel dat misschien zijn voornaamste reden is om onze vriendschap aan te moedigen, is het niet de mijne.'
'Wat is jouw reden dan?'
'Zoals je goed weet,' zei Selene, 'en zoals je me graag hardop wilt horen zeggen, is dat het feit dat ik graag in jouw gezelschap ben. Anders zou ik dat wat ik wil, in aanzienlijk minder tijd kunnen bereiken.'
'Goed, Selene. Zijn we weer vriendjes?'
'Vriendjes! Reken maar.'
'Wat heb je dan van mij opgestoken? Mag ik dat weten?'
'Het zou nogal wat tijd vragen om dat uit te leggen. Je weet dat de reden waarom we geen Pompstation kunnen beginnen waar we dat willen, erop neerkomt dat we het para-universum niet kunnen lokaliseren, ook al kunnen zij ons wel lokaliseren. Dat kan zijn doordat zij veel intelligenter zijn dan wij, of in technologisch opzicht veel verder gevorderd...'
'Hetgeen niet per se hetzelfde is,' mompelde Denison.
'Dat weet ik. Daarom zei ik "of". Maar het kan ook zijn dat we noch erg dom nog erg achterlijk zijn. Het zou bijvoorbeeld heel simpel zo kunnen zijn dat zij moeilijker te vinden zijn. Als de cohesieve kernkrachten in het para-universum sterker zijn, zullen ze daar veel kleinere zonnen hebben en, naar alle waarschijnlijkheid, aanzienlijk kleinere planeten. Die ene wereld van hen zou dan veel moeilijker te lokaliseren zijn dan die van ons.'
Ze zweeg even en vervolgde toen: 'Of stel je eens voor dat ze bij het zoeken uitgaan van het elektromagnetische veld. Het elektromagnetische veld van een planeet is veel groter dan de planeet zelf en dus veel gemakkelijker te lokaliseren. Dat zou betekenen dat ze wel de Aarde kunnen vinden, maar niet de Maan, want die heeft geen elektromagnetisch veld van enige betekenis. Dat is misschien de reden waarom we er niet in geslaagd zijn op de Maan een Pompstation aan de gang te krijgen. En als hun kleine planeetjes geen elektromagnetisch veld hebben kunnen wij ze niet opsporen.'
'Dat is een aantrekkelijke gedachte,' zei Denison.
'Denk verder eens aan de inter-universele uitwisseling van natuurwetten. Die zorgt ervoor dat hun cohesieve kernkracht zwakker wordt, en dat hun zonnen afkoelen, terwijl die kracht bij ons sterker wordt, onze zonnen heter maakt en laat ontploffen. Wat zou dat kunnen betekenen? Stel eens dat zij ook zonder onze hulp, eenzijdig energie hier vandaan kunnen halen, maar enkel in een proces met een desastreus gering rendement. Onder normale omstandigheden zouden ze daar dus weinig of niets aan hebben. Ze zouden onze medewerking nodig hebben om energie in geconcentreerde vorm naar hen toe te sturen, namelijk wolfram-186, in ruil waarvoor wij plutonium-186 accepteren. Maar stel eens dat onze arm van de Melkweg implodeert tot een quasar. Daardoor zou in de buurt van ons zonnestelsel een hoeveelheid energie vrijkomen die aanzienlijk groter is dan wat we nu bieden en die misschien wel een miljoen jaar voortduurt.
Zodra die quasar is ontstaan, wordt zelfs dat desastreus lage rendement toereikend. Het zou hun daarom niets kunnen schelen of wij al dan niet vernietigd worden. In feite is er zelfs iets te zeggen voor de stelling dat het voor hen veiliger is als onze zon zou ontploffen. Voordien kunnen we de Pompen namelijk op elk gewenst moment, om welke reden dan ook, buiten werking stellen. Zij zouden ze met geen mogelijkheid weer aan de gang kunnen krijgen. Maar na de ontploffing hebben ze hun handen helemaal vrij. Niemand kan meer gaan dwarsliggen... En de mensen die zeggen: "Als die Pomp gevaarlijk is, waarom houden die vreselijk slimme para-lui er dan niet mee op?", die weten dus niet waarover ze het hebben.'
'Heeft Neville dat argument tegenover jou gebruikt?'
'Inderdaad.'
'Maar de para-zon zou onderwijl steeds verder afkoelen, is het niet?'
'Wat geeft dat?' vroeg Selene ongeduldig. 'Met hun Pompen hebben ze hun zon nergens meer voor nodig.'
Denison haalde diep adem. 'Jij kunt dit onmogelijk weten, Selene, maar op de Aarde ging het gerucht dat Lamont een boodschap van de para-mensen had ontvangen die erop neerkwam dat de Pomp gevaarlijk was, maar dat zij er geen einde aan konden maken. Natuurlijk nam niemand dat bericht serieus, maar stel eens dat het waar was, dat Lamont werkelijk een boodschap van die strekking heeft ontvangen. Zou het dan niet zo kunnen zijn dat sommige para-mensen genoeg humanitaire gevoelens hebben om niet te willen meewerken aan het vernietigen van een wereld met denkende wezens? En dat ze worden weerhouden door een meerderheid van o zo praktisch redenerende soortgenoten?'
Selene knikte. 'Dat zou best het geval kunnen zijn... Dit alles wist ik al, of had ik aangevoeld, voordat jij op het toneel verscheen. Maar toen zei jij dat geen enkel getal tussen één en oneindig aannemelijk was. Weet je nog?'
'Natuurlijk.'
'Welnu, de verschillen tussen ons universum en het hunne liggen zo nadrukkelijk op het terrein van de cohesieve kernkracht dat tot dusverre nergens anders aandacht aan is besteed. Maar er zijn nog drie andere krachtvormen: de elektromagnetische, de zwakke kernkracht en de zwaartekracht. De onderlinge verhouding tussen deze vier is 130 : 1 : 10-10 : 10-42. Maar als er vier zijn, waarom is er dan niet een oneindig aantal, waarvan de andere te zwak zijn om te worden waargenomen of ons universum merkbaar te beïnvloeden?'
'Als een kracht te zwak is om te worden waargenomen of enige invloed uit te oefenen,' zei Denison, 'dan is het volgens de geldende definities zo, dat die kracht niet bestaat.'
'In dit universum,' zei Selene, terwijl ze met haar vingers knipte. 'Wie kan weten wat er in dat andere universum al dan niet bestaat? Als er een oneindig aantal mogelijke interacties of krachten bestaat, die onderling oneindig in intensiteit kunnen verschillen als een ervan tot standaard wordt genomen, is ook het aantal verschillende universa dat kan bestaan dus oneindig.'
'Misschien de oneindigheid van het continuüm; dus niet de reeks aleph-nul, maar aleph-een.'
Selene fronste haar voorhoofd. 'Wat betekent dat?'
'Het is niet belangrijk. Ga verder.'
'In plaats van verder te proberen in contact te komen met het ene universum dat ons heeft weten te vinden,' vervolgde Selene, 'en waar wij in de praktijk misschien niets aan blijken te hebben, zouden we moeten uitzoeken welk universum van alle mogelijke universa het best bij onze behoeften aansluit en het gemakkelijkst kan worden opgespoord. Laten we kortom gewoon een universum ontwerpen, immers: alles wat we bedenken moet bestaan. En laten we het vervolgens gaan zoeken.'
Denison glimlachte. 'Selene, ik heb precies dezelfde gedachte gehad. En hoewel er geen wet is die vastlegt dat ik me nimmer falikant kan vergissen, is het hoogst onwaarschijnlijk dat een briljant iemand als ik zich falikant vergist als een briljant iemand als jij onafhankelijk tot dezelfde conclusie komt... Weet je wat?'
'Ja?' vroeg Selene.
'Ik begin jullie verdomde Maanvoedsel lekker te vinden. Of er tenminste aan gewend te raken. Laten we naar huis gaan en iets eten, dan kunnen we daarna beginnen onze plannen uit te werken. En dan nog iets.'
'Ja?'
'Nu we gaan samenwerken... Wat had je gedacht van een kus - tussen experimenteel onderzoeker en Aanvoelster?'
Selene dacht even na. 'We hebben allebei al heel wat kussen gegeven en ontvangen, neem ik aan. Wat dacht je ervan het te doen als tussen man en vrouw?'
'Dat moet ik kunnen klaarspelen. Hoe moet ik het aanpakken om niet al te onhandig te lijken? Welke regels gelden er op de Maan bij het kussen?'
'Volg je instinct,' opperde Selene kalmpjes.
Voorzichtig bracht Denison zijn armen achter zijn rug en boog hij zich naar Selene toe. En een poosje later bracht hij zijn armen achter haar rug.
'En toen heb ik zijn kus beantwoord,' zei Selene op peinzende toon.