10
Selene lachte, en het geluid klonk metaalachtig in Denisons oortelefoon. Haar figuur ging schuil in het ruimtepak dat ze aanhad.
'Kom nou, Ben,' zei ze. 'Er is geen reden om bang te zijn. Je bent ondertussen een oude rot geworden. Je bent al een maand hier!'
'Achtentwintig dagen,' mompelde Denison. Hij had het gevoel dat zijn ruimtepak hem verstikte.
'Een maand,' hield Selene vol. 'Bij je komst was het ruim voorbij halve-Aarde en nu is het ook weer ruim voorbij halve-Aarde.' Ze wees naar de blinkende sikkel van de Aarde aan de zuidelijke hemel.
'Ja, maar wacht even. Ik ben hier buiten niet zo dapper als ik onder de grond ben. Als ik nou eens zou vallen?'
'En wat zou dat? De zwaartekracht is laag naar jouw begrip, de helling is helemaal niet steil en je pak is sterk. Als je valt moet je je gewoon laten glijden en rollen. Dat is trouwens bijna even leuk als lopen.'
Denison keek argwanend om zich heen. Het maanlandschap lag er prachtig bij in het koude licht van de Aarde. Het was zwart en wit; het wit was mild en aangenaam in vergelijking met de zonbeschenen landschappen die hij een week tevoren had gezien tijdens een tocht naar de reeks zonnebatterijen die zich van horizon tot horizon aaneenrijden op de bodem van de Mare Imbrium. En ook het zwart deed zachter aan nu het felle contrast van het ware daglicht ontbrak. De sterren waren van een hemelse helderheid en de Aarde... de Aarde was enorm aanlokkelijk met haar witte spiralen boven het blauw, en haar glimpjes bruin.
'Wel,' zei hij, 'vind je het erg als ik me aan jou vasthoud?'
'Natuurlijk niet. En we zullen niet helemaal tot bovenaan gaan. Het is ten slotte pas je eerste helling. Probeer met mij in de pas te blijven. Ik zal langzaam bewegen.'
Ze nam grote, trage, sierlijke stappen, en hij probeerde daarmee in de maat te blijven. De licht stijgende bodem was bedekt met stof en met elke stap deed hij een poederwolkje ontstaan, dat echter in het luchtledige ook weer snel neersloeg. Hij wist stap na stap bij haar in de pas te blijven, maar het kostte hem moeite.
'Goed,' zei Selene, die hem met haar arm onder de zijne steunde. 'Heel goed voor een Aardje... of nee, voor een Immie, moet ik zeggen...'
'Dank je.'
'Het is niet echt een verbetering, vrees ik. Immie is voor een immigrant even beledigend als Aardje voor een Aardeling. Kan ik niet beter zeggen dat je het heel goed doet voor een man van jouw leeftijd?'
'Nee! Dat is pas echt beledigend!' Denison hijgde een beetje en hij voelde dat zijn voorhoofd vochtig werd.
'Elke keer als je je voet bijna neerzet,' zei Selene, 'moet je je een beetje afzetten met je andere voet. Daardoor wordt je stap groter en het lopen gemakkelijker. Nee, nee - kijk hoe ik het doe.'
Denison pauzeerde dankbaar en keek hoe Selene zich met lage, soepele sprongen begon te verplaatsen. Ondanks het groteske ruimtepak slaagde ze er op de een of andere manier in er tijdens het bewegen slank en sierlijk uit te zien. Ze kwam terug en ging op haar knieën naast hem zitten.
'Doe nu langzaam een stap, Ben, dan geef ik een tik tegen je andere voet als je je daarmee moet afzetten.'
Ze probeerden het een aantal keren. 'Dit is nog erger dan hardlopen op de Aarde,' zei Denison toen. 'Ik moet nu even uitrusten.'
'Goed. Het komt gewoon doordat je spieren nog niet gewend zijn op de juiste manier met elkaar samen te werken. Het is een strijd tegen jezelf, weet je, niet tegen de zwaartekracht... Nou, ga maar zitten en zorg dat je weer op adem komt. We zullen niet veel verder naar boven gaan.'
'Is het schadelijk voor het.pak als ik languit op mijn rug ga liggen?' vroeg Denison.
'Nee, natuurlijk niet, maar het is geen goed idee. Niet op de blote grond. Het is hier maar 120 graden absoluut, of 150 graden onder nul, als je dat liever hoort, dus hoe minder contact je hebt met de bodem hoe beter. Ik zou maar gewoon gaan zitten.'
'Goed.' Behoedzaam, licht kreunend ging Denison zitten. Met opzet keek hij in noordelijke richting, bij de Aarde vandaan. 'Kijk eens naar die sterren!'
Selene zat schuin tegenover hem. Als ze haar hoofd op een bepaalde manier draaide kon hij haar gezicht vaag in het Aardlicht zien glanzen achter haar kijkglas.
'Zie je de sterren dan niet op de Aarde?' vroeg ze.
'Niet zoals hier. Zelfs als er geen wolken zijn absorbeert de Aardse atmosfeer een deel van hun licht. Door temperatuurverschillen in de atmosfeer gaan ze twinkelen, en het licht van steden, zelfs steden in de verte, dooft ze.'
'Dat klinkt afschuwelijk.'
'Vind jij het fijn hier, Selene? Buiten, bedoel ik.'
'Ik ben er niet dol op, eerlijk gezegd, maar zo af en toe een keertje vind ik niet erg. En het is natuurlijk een deel van mijn werk toeristen hierheen te begeleiden.'
'En nu heb je dat voor mij weer moeten opbrengen.'
'Dat is iets heel anders, Ben. Hoe vaak moet ik je dat nog zeggen? We hebben voor de toeristen een vaste route. Die is heel tam, heel saai. Je denkt toch niet dat we hen hierheen meenemen om lekker wat te glijden, is het wel? Deze plek is voor de Lunairen... en de Immies. Vooral voor de Immies, eigenlijk.'
'Hij is kennelijk niet erg in trek. Wij zijn de enigen hier!'
'Tja, er zijn speciale dagen voor dit soort dingen. Je moet het hier maar eens zien op dagen dat er races zijn. Ik geloof trouwens niet dat je het hier dan leuk zou vinden.'
'Ik weet niet eens zeker of ik het nu wel zo leuk vind. Is dat glijden een speciale sport van de Immies?'
'Daar komt het wel op neer. Lunairen zijn in het algemeen niet erg verknocht aan het oppervlak.'
'En doctor Neville?'
'Wat hij van het oppervlak vindt, bedoel je?'
'Ja.'
'Ik geloof, eerlijk gezegd, dat hij nog nooit hier boven is geweest. Hij is een echte stadsjongen. Waarom vraag je dat?'
'Nou, toen ik hem vroeg of ik met een onderhoudsploeg mee kon naar de zonnebatterijen vond hij dat prima, maar zelf wilde hij niet mee. Ik heb het hem nog gevraagd, want ik wilde graag iemand bij me hebben om eventueel vragen aan te kunnen stellen, maar hij weigerde het nogal pertinent.'
'Ik hoop dat je iemand anders hebt gevonden om je vragen te beantwoorden.'
'O, jawel. Ook een Immie, nu je het zegt. Misschien verklaart dat ook doctor Nevilles houding tegenover de Elektronenpomp.'
'Hoe bedoel je?'
'Wel...' Denison leunde achterover op zijn ellebogen en stak zijn benen een voor een omhoog, waarbij hij hun opgaan en trage vallen met een zeker lui genoegen bekeek. 'Ha, dit is niet gek, zeg! Kijk eens, Selene... Ik bedoel de gretigheid waarmee Neville streeft naar een eigen Pomp op de Maan, terwijl de zonnebatterijen op doeltreffende manier in alle behoeften voorzien. Wij konden zulke batterijen op de Aarde niet gebruiken, omdat de zon daar nooit zo permanent aanwezig, nooit zo helder en nooit zo stralend in alle golflengten is als hier. Er is geen planetair lichaam in het hele zonnestelsel, geen lichaam van enige omvang tenminste, dat voor het gebruik van zonnebatterijen zo geschikt is als de Maan. Zelfs Mercurius is te heet. Maar het gebruik ervan bindt jullie aan de oppervlakte en jullie hebben een hekel aan de oppervlakte...'
Selene ging plotseling overeind staan en zei:' Kom op, Ben, je hebt nu wel genoeg gerust! Hup!'
Hij stond moeizaam op. 'Een Pompstation daarentegen,' zei hij, 'zou betekenen dat geen enkele Lunair meer naar buiten zou hoeven gaan als hij daar geen zin in heeft.'
'Wij gaan nog een eindje verder naar boven, Ben. Tot die kam, ginds. Zie je hem? Waar het Aardlicht achter een horizontale streep verdwijnt.'
Ze legden het laatste stuk in stilte af. Denison merkte dat er een eindje naast hen een geëffend pad liep, een brede baan op de helling die grotendeels van stof was gezuiverd.
'Daar is het voor een beginner veel te glad,' zei Selene, alsof ze zijn gedachten had geraden. 'Wees nou niet meteen te ambitieus, anders wil je dadelijk nog dat ik je de kangoeroeloop leer.'
Bij die woorden maakte ze een kangoeroesprong, waarin ze zich vlak voor het neerkomen honderdtachtig graden omdraaide. 'Hier,' zei ze. 'Ga zitten, dan zorg ik voor...'
Denison ging zitten, met zijn gezicht hellingafwaarts gericht. De aanblik bracht twijfel in zijn ogen. 'Kun je daar werkelijk overheen glijden?'
'Natuurlijk. De zwaartekracht is hier kleiner dan op de Aarde, dus je drukt met minder gewicht tegen de bodem, en dus is er minder wrijving. Overal op de Maan heb je meer kans om uit te glijden dan op de Aarde. Daarom maken de vloeren in onze woonverblijven en onze gangen op jou waarschijnlijk een onaffe indruk. Wil je mijn standaardlesje over dat onderwerp graag horen? Het lesje dat ik de toeristen altijd geef?'
'Nee, Selene.'
'Bovendien gaan we natuurlijk glijders gebruiken.' Ze had een kokertje in haar hand, waaraan enkele klemmen en twee dunne slangetjes bevestigd waren.
'Wat is dat?' vroeg Ben.
'Gewoon een cilindertje met vloeibaar gas. Daardoor wordt pal onder je voeten een dampstraal uitgestoten. Het laagje gas tussen de zolen van je laarzen en de bodem verkleint de wrijving tot praktisch nul. Je krijgt een gevoel alsof je je in de vrije ruimte beweegt.'
'Ik keur dat niet goed,' zei Denison, slecht op zijn gemak. 'Het is pure verspilling om op de Maan op deze manier met gas om te gaan.'
'Kom nou! Wat denk je dat we voor gas gebruiken in deze glijders? Kooldioxyde? Zuurstof? Dit gas is zelf een afvalprodukt. Het is argon. Het zit hier bij tonnen in de grond, als resultaat van de afbraak, miljarden jaren lang, van kalium-40... Ook dat is een van mijn vaste lesjes, Ben... Er zijn op de Maan voor argon maar enkele specialistische toepassingen. We kunnen nog wel een miljoen jaar onbekommerd blijven glijden zonder de voorraad noemenswaard aan te tasten... Goed, je glijders zitten op hun plaats. Nu moet je even wachten tot ik de mijne heb aangebracht.'
'Hoe werken ze?'
'Automatisch. Je begint gewoon te glijden. Daardoor wordt een contact ingedrukt waarna het gas vrijkomt. Je hebt maar voorraad voor een paar minuten, maar meer heb je niet nodig.'
Ze ging staan en hielp hem overeind. 'Naar beneden kijken... Kom op, Ben, dit is maar een licht hellinkje. Kijk eens, bijna helemaal vlak!'
'Nou, dat zie ik anders,' zei Denison tegensputterend. 'In mijn ogen is het een steile wand.'
'Onzin. Nou luisteren en onthouden wat ik zeg. Houd je voeten een kleine twintig centimeter uit elkaar, en de ene niet meer dan een centimeter of vijf verder naar voren dan de andere. Het doet er niet toe welke de voorste is. Houd je knieën gebogen. Probeer niet je tegen de wind in te buigen, want er is hier geen wind. Probeer niet naar boven of naar achteren te kijken, maar je kunt desnoods wel naar opzij kijken. En vooral dit: als je tenslotte op het vlakke gedeelte bent aangekomen, probeer dan niet te vlug tot stilstand te komen. Je zult dan meer vaart hebben dan je denkt. Wacht gewoon tot de glijder leeg is. Door de wrijving kom je dan geleidelijk vanzelf stil te staan.'
'Dat kan ik onmogelijk allemaal onthouden.'
'Jawel, dat kun je best. En ik blijf vlak naast je om je te helpen. Mocht je toch vallen, en ik kan je niet opvangen, probeer dan niet iets te doen. Ontspan je en laat je gewoon verder rollen of glijden. Er zijn hier geen bulten of richels waar je mee in botsing kunt komen.'
Denison slikte eens en bekeek het parcours. De zuidelijke helling glansde in het Aardlicht. Kleine oneffenheden werden door de lichtval geaccentueerd: ze lichtten op als heldere streepjes en puntjes tegen de gedempte grijswitte ondergrond, waardoor de helling als geheel er gespikkeld uitzag. De grote halve cirkel van de Aarde hing bijna recht voor hen uit in de pikzwarte hemel.
'Klaar?' vroeg Selene. Haar gehandschoeide hand rustte tussen zijn schouderbladen.
'Klaar,' bevestigde Denison zwakjes.
'Daar ga je dan,' zei ze. Ze gaf hem een duw en Denison voelde dat hij in beweging kwam. In het begin ging het zeer langzaam. Hij draaide zich enigszins wankelend naar haar toe, en zij zei: 'Maak je geen zorgen. Ik blijf vlak bij je.'
Hij kon de grond onder zijn voeten voelen - maar dan opeens niet meer! De glijder was in werking getreden.
Even had hij een gevoel alsof hij stil stond. Hij voelde geen luchtbeweging langs zijn lichaam, geen wrijving tegen de zolen van zijn voeten. Maar toen hij weer naar Selene keek zag hij dat de lichte en donkere plekken van het landschap aan die kant met langzaam toenemende snelheid achter hem weggleden.
'Houd je ogen op de Aarde gericht,' klonk Selenes stem in zijn oor, 'tot je op snelheid bent. Hoe hoger je vaart, hoe groter je stabiliteit. Houd je knieën gebogen... Je doet het heel goed, Ben!'
'Voor een Immie,' bracht Denison moeizaam uit.
'Hoe voelt het?'
'Alsof je zweeft,' zei hij. De patronen van licht en schaduw schoten nu aan beide zijden in vage strepen voorbij. Hij keek even naar de ene kant en vervolgens naar de andere, en probeerde het gevoel van een achterwaartse vlucht van de omgeving te vervangen door een zelf gewild gevoel van een vlucht voorwaarts. En zodra hij daarin geslaagd was merkte hij met een plotselinge schok dat hij zijn blik snel weer op de Aarde moest richten om zijn evenwicht te bewaren. 'Dat is voor jou misschien niet zo'n goede vergelijking,' zei hij. 'Jullie hebben op de Maan geen ervaring met zweven.'
'Maar nu begrijp ik het. Zweven is dus zoiets als glijden - en wat dat is weet ik precies!'
Ze wist hem gemakkelijk bij te houden.
Denison ging nu zo snel dat hij zelfs een gevoel van beweging had als hij recht voor zich uit keek. Het Maanlandschap dat voor hem lag kwam snel op hem af en schoot aan weerszijden voorbij. 'Hoe hoog zijn de snelheden die je tijdens het glijden bereikt?' vroeg hij.
'Tijdens goede races,' zei Selene, 'zijn snelheden van boven de honderdvijftig kilometer per uur gemeten - natuurlijk wel op hellingen die steiler zijn dan deze. Jij zult hier waarschijnlijk een top van rond de vijftig of vijfenvijftig halen.'
'Het lijkt wel of ik veel harder ga.'
'Nee, dat is niet zo. We zijn nu op het vlakke, Ben, en je bent niet gevallen. Nu moeten we ons kalm laten uitdrijven. De glijders zullen zometeen leeg zijn en dan voelen we weer wrijving met de bodem. Probeer de zaken niet te verhaasten. Blijf gewoon doorgaan.'
Selene was nog maar nauwelijks uitgesproken of Denison voelde de wrijving onder zijn voeten toenemen. Daardoor kreeg hij meteen een gevoel van hoge snelheid en hij moest zijn vuisten ballen om niet toe te geven aan een instinctieve reactie waarin hij zijn armen wilde uitsteken om zich te beschermen tegen een botsing, die niet zou plaatsvinden. Als hij zijn armen abrupt zou bewegen, wist hij, zou hij zijn evenwicht verliezen en achterover vallen.
Hij kneep zijn ogen dicht, hield zijn adem in tot hij het gevoel kreeg dat zijn longen zouden ontploffen, en hoorde Selene vervolgens zeggen: 'Uitstekend, Ben, prima. Ik heb nog nooit een Immie meegemaakt die niet tijdens zijn eerste glijpartij onderuit is gegaan, dus als je alsnog valt zou er niets aan de hand zijn. Geen schande.'
'Ik ben niet van plan te vallen,' fluisterde Denison. Hij haalde een paar keer diep, gulzig adem en deed zijn ogen wijd open. De Aarde zag er nog altijd even vredig uit, even onaangedaan. Hij ging nu langzamer... en langzamer... en langzamer.
'Sta ik nu stil, Selene?' vroeg hij. 'Ik weet het niet zeker.'
'Je staat stil. Niet bewegen. Je moet even rusten voordat we terugkeren naar de stad... Verdorie, ik heb het hier toch ergens neergelegd voor we naar boven gingen...'
Denison sloeg haar ongelovig gade. Ze was samen met hem naar boven geklommen en naar beneden gegleden. Zelf was hij bekaf van de inspanning en de opwinding, maar zij bewoog zich moeiteloos van links naar rechts met grote kangoeroesprongen. Ze leek wel honderd meter bij hem vandaan toen ze riep: 'Hier heb ik het!'
Een paar tellen later was ze terug, met een dikke rol plastic onder de arm.
'Weet je nog?' zei ze opgewekt. 'Toen je op de heenweg vroeg wat dit was, heb ik gezegd dat we er op de terugweg gebruik van zouden maken.' Ze ontrolde het plastic en spreidde het uit over de stoffige Maanbodem.
'Voluit heet het Lunair Luchtbed,' zei ze, 'maar wij noemen het gewoon luchtbed. Wij vinden het bijvoeglijk naamwoord op deze wereld natuurlijk een vanzelfsprekendheid.' Ze stak een buisje in het plastic en haalde een hendeltje over.
Het luchtbed begon zich te vullen. Denison had half en half een sissend geluid verwacht, maar er was op de Maan natuurlijk geen lucht om geluidsgolven te geleiden.
'Voordat je weer vragen stelt over ons verspillend gedrag,' zei Selene, 'zeg ik alvast dat dit ook argon is.'
Het plastic dijde uit tot een matras op zes korte, stompe pootjes. 'Het is sterk genoeg om je te dragen,' zei ze. 'Het maakt maar weinig contact met de bodem en door het vacuüm er omheen blijft het warm.'
'Wil je beweren dat het ding warm is?' vroeg Denison verbaasd.
'Het argon wordt bij het binnenstromen heter, maar alleen in relatieve zin. Het wordt uiteindelijk 270 graden absoluut, dus bijna warm genoeg om ijs te doen smelten, en in elk geval warm genoeg om ervoor te zorgen dat je isolerend pak minder warmte verliest dan jij eraan toevoegt. Toe maar, ga liggen.'
Denison gehoorzaamde met een gevoel van luxe.
'Heerlijk,' zei hij na een diepe zucht.
'Mama Selene denkt aan alles,' zei ze.
Ze kwam achter hem vandaan, in een boogvormige beweging, met haar hakken tegen elkaar gedrukt alsof ze kunstschaatsen aan had, waarna ze met enkele onnavolgbare, sierlijke bewegingen elegant vlak naast hem neerkwam, met haar heup en een elleboog op de bodem rustend.
Denison floot. 'Hoe kreeg je dat voor elkaar?'
'Lang oefenen! En probeer het maar niet na te doen. Je zou je elleboog breken. Overigens moet ik je waarschuwen. Als ik het te koud krijg zal ik naast je op het luchtbed kruipen.'
'Dat lijkt me wel veilig,' zei hij, 'gezien de pakken die we aanhebben.'
'Aha, daar hoor ik mijn dappere wellusteling weer... Hoe voel je je nu?'
'Prima, geloof ik. Wat een ervaring!'
'Wat een ervaring? Je hebt een record gevestigd door geen enkele keer te vallen! Vind je het erg als ik dat de lui in de stad in geuren en kleuren vertel?'
'Nee. Ik vind het wel prettig als de mensen me waarderen... Je verwacht toch niet dat ik dit nog eens herhaal, of wel?'
'Nu meteen? Natuurlijk niet. Dat zou ik zelf niet eens doen. We rusten nu een poosje, wachten tot je hartslag weer normaal is, en gaan dan terug. Als je je voeten naar me uitsteekt zal ik de glijders losmaken. De volgende keer zal ik je leren hoe je de glijders zelf kunt aanbrengen.'
'Ik weet niet zeker of er wel een volgende keer zal zijn.'
'Natuurlijk wel! Vond je het dan niet leuk?'
'Een beetje. En tegelijk angstaanjagend.'
'Die angst is de volgende keer een beetje minder, en daarna weer minder, en uiteindelijk vind je het alleen nog maar fijn en dan zal ik een echte wedstrijdglijder voor je maken.'
'Nee, hoor, daar ben ik veel te oud voor.'
'Niet op de Maan. Je bent alleen uiterlijk oud.'
Terwijl hij daar lag voelde Denison de eindeloze rust van de Maan bezit van hem nemen. Hij had deze keer de Aarde in zijn blikveld. Haar voortdurende aanwezigheid had hem tijdens de afdaling meer dan wat ook een gevoel van stabiliteit en veiligheid gegeven, en dat stemde hem dankbaar.
'Kom jij vaak hier buiten, Selene?' vroeg hij. 'Ik bedoel: in je eentje, of met een of twee anderen. En als er geen wedstrijden zijn of zo.'
'Nagenoeg nooit. Als er geen mensen om me heen zijn kan ik het hier nauwelijks uithouden. Dat dat nu wel lukt, verbaast me eigenlijk ten zeerste.'
'Ach,' zei Denison op neutrale toon.
'Verwondert je dat niet?'
'Moet dat dan? Mijn opvatting is dat ieder mens doet wat hij doet omdat hij het wil of omdat hij het moet, en in beide gevallen is dat zijn zaak, niet de mijne.'
'Dank je, Ben. Dat meen ik. Het is fijn om dat te horen. Een van de aardige kanten van jou is, Ben, dat je als Immie volkomen bereid bent ons te laten zijn zoals we zijn. Wij zijn nu eenmaal mensen van onder de grond, wij Lunairen. Holenmensen, grottenmensen. Wat mankeert daaraan?'
'Niets.'
'Dan moet je de Aardjes maar eens horen. Ik leid toeristen rond, dus ik weet er alles van. Alles wat ze beweren heb ik al een miljoen keer gehoord, maar het meest van alles hoor ik...' - ze gaf haar stem nu het typerende accent van de doorsnee Aardeling die Planetair Standaard spreekt — '... "Maar, lieve meid, hoe kunnen jullie het toch al die tijd in grotten uithouden? Geeft dat niet een vreselijk opgesloten gevoel? Hebben jullie dan nooit behoefte aan een blauwe hemel en bomen en de zee? Willen jullie de wind niet voelen, de geur van bloemen ruiken?" En zo kan ik nog uren doorgaan, Ben. En dan zeggen ze: "Maar ik neem aan dat je niet weet hoe de blauwe lucht en de bomen en de bloemen eruitzien, en dat je ze dus niet mist..." Alsof we geen Aardse televisiestations ontvangen en alsof we geen toegang hebben tot de Aardse literatuur, in beeld en geluid - en soms zelfs met geuren.'
Denison toonde zich geamuseerd. 'Wat is het officiële antwoord op zulke opmerkingen?' vroeg hij.
'Niets speciaals. We zeggen gewoon: "Daar zijn we nu eenmaal aan gewend, mevrouw." Of "meneer", als het een man is. Meestal zijn het vrouwen. De mannen hebben het te druk met het bekijken van onze bloesjes en met de vraag wanneer we ze zullen uitdoen, denk ik. Weet je wat ik die idioten het liefste zou vertellen?'
'Zeg het maar, geef je maar bloot. Je bloes zit veilig binnen je pak, dus daar moet ik het niet van hebben.'
'Leuk hoor, die woordspeling... Ik zou willen zeggen: "Hoor eens, mevrouw, waarom zouden wij belangstelling moeten hebben voor die vervloekte wereld van jullie? Wij hebben er geen zin in aan de buitenkant van een planeet te hangen en te wachten tot we worden weggeblazen. We willen niet dat schrale lucht tegen ons aan blaast en dat smerig vocht op ons neervalt. We hebben geen behoefte aan jullie verdomde bacteriën en jullie stinkend gras en jullie saaie blauwe hemel en jullie saaie witte wolken. We kunnen de Aarde aan onze eigen hemel zien als we dat willen, maar dat willen we niet vaak. De Maan is ons thuis en de Maan is datgene wat we er zelf van maken. Precies wat we ervan maken. We zijn er de eigenaars van en we bouwen onze eigen ecologie op, en we hebben geen behoefte aan uw medelijden. We gaan gewoon onze eigen gang. Gaat u maar gauw terug naar uw eigen wereld, waar uw borsten door de zwaartekracht gaan hangen tot voorbij uw knieën!" Dat zou ik het liefste vertellen.'
'Goed,' zei Denison. 'Als je echt in de verleiding komt dat tegen een Aardje te zeggen, moet je het eerst even aan mij komen vertellen. Dat lucht op.'
'Weet je, van tijd tot tijd komt een Immie met de suggestie dat we op de Maan een soort Aardepark moeten inrichten, met Aardse planten en misschien ook een paar dieren. Een kleine herinnering aan thuis - zo noemen ze het meestal.'
'En daar ben jij tegen, neem ik aan.'
'Natuurlijk ben ik daar tegen! Wiens thuis? De Maan is ons thuis. Een Immie die daar anders over denkt kan maar beter naar zijn thuis terugkeren! Soms zijn Immies erger dan Aardelingen.'
'Dat zal ik onthouden,' zei Denison.
'Jij niet - tot nu toe,' zei Selene.
Ze zwegen even en Denison vroeg zich af of Selene zou voorstellen naar de ondergrondse stad terug te gaan. Aan de ene kant zou het niet lang meer duren voor hij een dringende behoefte aan een echt bed zou krijgen, maar aan de andere kant had hij zich nooit zo ontspannen gevoeld als nu. Hij vroeg zich af hoe lang de zuurstof in zijn pak nog toereikend zou zijn.
'Ben,' vroeg Selene op een gegeven ogenblik, 'vind je het erg als ik je een vraag stel?'
'Helemaal niet. Als je belangstelling hebt voor mijn privéleven -wat dat betreft heb ik geen geheimen. Ik ben een meter vijfenzeventig, weeg op de Maan achtentwintig pond, heb lang geleden een vrouw gehad, waarvan ik nu gescheiden ben, heb een kind, een dochter, volwassen en getrouwd inmiddels, heb gestudeerd aan de universiteit van...'
'Nee, Ben, ik bedoel het serieus. Kan ik je iets vragen over je werk?'
'Natuurlijk kun je dat, Selene. Ik weet alleen niet hoeveel ik je daarvan kan uitleggen.'
'Wel... Je weet dat Barron en ik...'
'Ja, dat weet ik,' onderbrak Denison haar bruusk.
'We praten met elkaar. Soms vertelt hij me bepaalde dingen. Hij zei dat jij denkt dat de Elektronenpomp misschien het universum zal laten ontploffen.'
'Ons deel van het universum. Deze arm van de Melkweg zou waarschijnlijk veranderen in een quasar.'
'Echt? Denk je dat werkelijk?'
'Toen ik naar de Maan kwam,' zei Denison, 'was ik er niet zeker van. Nu wel. Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat het zal gebeuren.'
'En wanneer gebeurt het, denk je?'
'Dat kan ik niet precies zeggen. Misschien over een paar jaar. Misschien pas over enkele tientallen jaren.'
Ze zwegen even. Toen zei Selene zachtjes: 'Barron denkt van niet.'
'Dat weet ik. Ik doe geen pogingen om hem te bekeren. Iemand die weigert iets te geloven kun je niet van gedachten doen veranderen door een frontale aanval. Dat is de fout die Lamont heeft gemaakt.'
'Wie is Lamont?'
'Het spijt me, Selene. Ik sprak hardop in mezelf.'
'Geeft niet. Vertel het me, het interesseert me. Alsjeblieft.'
Denison draaide zich half om en keek haar aan. 'Zoals je wilt,' zei hij. 'Ik wil het je best vertellen. Lamont was een natuurkundige op de Aarde die op zijn manier heeft geprobeerd de wereld te waarschuwen voor de gevaren van de Pomp. Hij is daarin niet geslaagd. De mensen van de Aarde willen de Pomp, ze willen gratis energie. Ze willen zo graag gratis energie dat ze weigeren te geloven dat dat niet kan.'
'Maar waarom willen ze dat als het hun dood betekent?'
'Ze weigeren gewoon te geloven dat het hun dood zal zijn. Dat is de gemakkelijkste manier om een probleem op te lossen: simpelweg ontkennen dat het bestaat. Je vriend, doctor Neville, doet precies hetzelfde. Hij heeft een hekel aan de oppervlakte, dus hij maakt zichzelf wijs dat de zonnebatterijen niet voldoen - ook al zou iedere onpartijdige waarnemer van mening zijn dat ze voor de Maan een perfecte bron van energie vormen. Hij wil een Pomp om onder de grond te kunnen blijven, dus hij weigert te geloven dat er gevaar aan verbonden kan zijn.'
'Ik geloof niet dat Barron zou weigeren iets te geloven als er degelijke bewijzen voor waren,' zei Selene. 'Kun jij echte bewijzen laten zien?'
'Ik vind van wel. Het is eigenlijk heel verbazingwekkend allemaal, Selene. De hele zaak hangt af van subtiele aspecten in de relatie tussen quarks onderling. Weet je wat ik bedoel?'
'Je hoeft het niet uit te leggen. Ik heb zo vaak met Barron over allerlei dingen gepraat dat ik het misschien ook zonder uitleg wel kan volgen.'
'Wel, ik dacht dat ik het Lunaire protonensynchrotron voor dit doel nodig had. Het heeft een doorsnee van veertig kilometer, beschikt over supergeleidende magneten, en kan energie van 20.000 Mev en meer aan. Het is me echter gebleken dat jullie beschikken over iets wat jullie een pioneur noemen. Die past in een gewone kamer en kan hetzelfde doen als het synchrotron. Ik moet de Maan gelukwensen met een hoogst opmerkelijk staaltje van wetenschappelijke vooruitgang.'
'Dank je,' zei Selene voldaan. 'Namens de Maan, bedoel ik.'
'Welnu, de resultaten van mijn werk met de pioneur laten zien in welke mate de cohesieve kernkracht sterker wordt. Die toeneming blijkt overeen te komen met de theorie van Lamont en kan niet verklaard worden uit de orthodoxe theorie.'
'Heb je die resultaten aan Barron laten zien?'
'Nee. En als ik het doe verwacht ik dat Neville ze zal verwerpen. Hij zal zeggen dat het bewijs slechts marginaal is. Hij zal zeggen dat ik een vergissing heb begaan. Hij zal zeggen dat ik niet met alle factoren rekening heb gehouden. Hij zal zeggen dat ik ontoereikende controles heb uitgevoerd... En wat hij in werkelijkheid daarmee zegt is dat hij de Elektronenpomp wil en dat hij niet van dat voornemen is af te brengen.'
'Je bedoelt dat er geen uitweg is?'
'Natuurlijk is die er wel, maar niet via de rechtstreekse manier. Niet op de manier van Lamont.'
'Wat is zijn manier dan?'
'Lamont zocht de oplossing in een gedwongen afschaffing van de Pompen, maar je kunt de klok niet terugdraaien. Je kunt het kuiken niet weer in het ei stoppen, wijn in de druif, een kind in de baarmoeder. Als je wilt dat een baby van je horloge afblijft kun je hem niet uitleggen dat hij zijn vingertjes thuis moet houden - je moet hem een aantrekkelijker alternatief voor het horloge geven.'
'Wat dan?'
'Tja, dat is iets waar ik niet zo zeker van ben. Ik heb wel een idee, een simpel idee - misschien te simpel om effectief te kunnen zijn -dat is gebaseerd op het zeer evidente feit dat het getal twee belachelijk en onbestaanbaar is.'
Er volgde een stilte die enkele minuten voortduurde. Toen zei Selene, met een stem die even bedachtzaam klonk als de zijne: 'Laat me eens raden wat je bedoelt.'
'Bij mijn weten bedoel ik niets,' zei Denison.
'Laat me toch maar eens raden. Het zou zin kunnen hebben te veronderstellen dat ons eigen universum het enige is dat kan bestaan of dat bestaat, want het is het enige waarin wij leven en dat wij ervaren. Zodra er echter bewijzen komen dat er nog een tweede universum is, dat wat wij het para-universum noemen, wordt het volstrekt belachelijk te veronderstellen dat er slechts twee universa zijn, niet meer en niet minder. Als er een tweede universum kan bestaan, dan kunnen er oneindig veel universa bestaan. Tussen één en oneindig bestaan er in dit soort gevallen geen zinnige getallen. Niet alleen het getal twee, maar elk eindig getal is belachelijk en onbestaanbaar.'
'Dat is precies wat ik be...' begon Denison, maar daarna zweeg hij.
Even later werkte hij zich op tot een zittende positie en keek neer op het meisje in het ruimtepak. 'Ik geloof dat we nu maar beter kunnen teruggaan naar de stad,' zei hij.
'Ik raadde alleen maar,' zei ze.
'Nee,' zei hij. 'Dat was het niet. Wat het ook was, niet alleen maar raden!'