5a
Dua schaamde zich bijna dood. Het duurde een hele poos voordat zij die schaamte wist te overwinnen, althans in voldoende mate om weer te kunnen nadenken. Als een opgejaagde had ze zich blindelings weggehaast van de afschuw in haar thuisgrot, zonder het vaagste idee van waar ze heenging of zelfs waar ze was.
Het was nacht. Geen fatsoenlijke Zachte zou op dit tijdstip aan de oppervlakte zijn, zelfs niet de meest frivole Emotioneel. En het zou nog een hele tijd duren voordat de zon opkwam. Daar was Dua blij om. De zon was voedsel en op dat moment haatte Dua voedsel en wat haar daarmee was aangedaan.
Het was ook koud, maar dat drong amper tot haar door. Waarom zou zij zich druk maken over de kou, zo vroeg ze zich af, nu ze haar hadden vetgemest om te zorgen dat ze haar plicht zou doen - vetgemest naar lichaam en geest. Vanaf nu waren koude en honger eigenlijk haar vrienden.
Ze doorzag Tritt. Arme vent, hij was zo gemakkelijk te doorzien. Zijn daden waren puur instinctief en hij moest eigenlijk geprezen worden omdat hij zijn instinct zo moedig gevolgd was. Zijn terugkeer uit de grotten van de Hardheren, met de gestolen voedselbal, was een staaltje van vermetelheid geweest (en zij, zij had hem zelf gevoeld en ze zou hebben geweten wat er gaande was als Tritt niet zo verlamd was geweest door zijn euveldaad dat hij er gewoon niet aan durfde te denken, en als zij niet zo verlamd was geweest door haar euveldaad en door de nieuwe toppen van gevoeligheid die ze ermee bereikte, dat de meest wezenlijke en voor de hand liggende dingen niet tot haar doordrongen).
Tritt had de bol ongemerkt naar huis gebracht en als een soort tijdbom gemonteerd, en had vervolgens haar voedingsapparaat versierd om haar te verleiden er gebruik van te maken. En zij was thuisgekomen, zich pijnlijk bewust van haar ijlheid na het rotsvrijen, vol schaamte bovendien, en vol medelijden voor Tritt. En vervuld van die schaamte en dat medelijden had ze gegeten - en geholpen bij het maken van een baby.
Sindsdien had ze naar gewoonte maar spaarzaam gegeten, en nooit meer aan het voedingsapparaat, maar daar werd ook niet meer op aangedrongen. Tritt repte er met geen enkel woord meer over. Hij had tevredenheid uitgestraald (geen wonder), dus er was geen reden meer voor gevoelens van schaamte. Tritt had de voedselbal op zijn plaats gelaten. Hij durfde niet het risico nemen hem terug te brengen. Hij had wat hij had willen hebben, en het was nu maar het beste en het gemakkelijkste de bal te laten waar hij was en er niet meer aan te denken.
Tot hij betrapt werd, dus.
Maar de slimme Odeen moest Tritts plan in de gaten hebben gehad. Hij moest de nieuwe verbindingen aan de elektroden hebben opgemerkt, hij moest begrepen hebben wat Tritt in het schild voerde. Ongetwijfeld had hij daarvan tegenover Tritt niets laten blijken; dat zou de arme Rechtser alleen maar verlegen en bezorgd hebben gemaakt, en Odeen behandelde Tritt altijd met veel liefhebbende omzichtigheid.
En natuurlijk was het ook niet nodig dat Odeen er iets van zei. Hij hoefde alleen maar de leemten in Tritts plan op te vullen om te zorgen dat het zou werken.
Dua had nu geen illusies meer. Zij zou de smaak van de voedselbal hebben geproefd, de buitengewone lading daarvan hebben opgemerkt, hebben aangevoeld dat de energie haar op een vreemde manier voedde zonder haar een verzadigd gevoel te geven - ware het niet dat Odeen haar had afgeleid met zijn gepraat.
Het was een samenzwering van hen beiden geweest, of Tritt daar nu bewust of onbewust aan had deelgenomen. Hoe had zij kunnen geloven dat Odeen opeens een geduldige, nauwkeurige leraar zou zijn geworden? Hoe had ze de uiteindelijke bedoelingen zo onnozel over het hoofd kunnen zien? Hun zorg voor haar kwam enkel voort uit de zorg voor het voltooien van een nieuwe triade, verder nergens uit. En alleen dat feit toonde al aan hoe laag ze haar aansloegen.
Wel...
Ze onderbrak haar gedachtegang lang genoeg om te voelen hoe moe ze was, en ze perste zich in een rotsspleet die haar zou beschermen tegen de schrale, kille wind. Twee van de zeven sterren bevonden zich in haar gezichtsveld en ze keek er verstrooid naar. Naarmate haar externe zintuigen zich meer met trivialiteiten bezighielden, slaagde ze er beter in haar gedachten op een rij te zetten.
Ze was gedesillusioneerd.
'Verraden,' mompelde ze in zichzelf. 'Verraden!'
Konden zij dan niet verder kijken dan hun eigen belang?
Dat Tritt bereid was alles te gronde te richten zolang hij maar verzekerd was van zijn baby's, dat sprak vanzelf. Hij was een wezen dat op instinct afging. Maar Odeen?
Odeen dacht logisch over de dingen na. Wilde dat zeggen dat hij bereid was ter wille van zijn logica alles op te offeren? Had alles wat logisch was daardoor automatisch een bestaansrecht, tot elke prijs? Estwald had een Positronenpomp ontworpen. Moest deze nu automatisch worden gebruikt, met als gevolg dat de hele wereld, Hardheren en Zachten in gelijke mate, aan de genade van de pomp waren overgeleverd - en bovendien nog aan de genade van de wezens in het andere universum? Wat zou er gebeuren als die anderlingen ermee ophielden, en als deze wereld achterbleef zonder Positronenpomp, maar met een gevaarlijk afgekoelde zon?
Nee, ze zouden er niet mee ophouden, die andere wezens, want ze waren overgehaald om ermee te beginnen en ze zouden worden overgehaald ermee door te gaan tot ze vernietigd werden - en dan hadden de Rationelen, Hardheer of Zacht, hen niet meer nodig - net zoals zijzelf, Dua, zou moeten overgaan (zou worden vernietigd) nu ze haar niet meer nodig hadden.
Zij en die anderlingen: allebei verraden!
Bijna zonder het te merken had ze zich steeds dieper in de rotsspleet genesteld. Ze begroef zichzelf, trok zich terug uit het zicht van de sterren, buiten het bereik van de wind, uit de wereld als zodanig. Ze was een en al gedachte geworden.
Estwald was degene die ze haatte. Hij was voor haar het zinnebeeld van alles wat zelfzuchtig en hard was. Hij had de Positronenpomp ontworpen en hij zou daarmee zonder gewetensbezwaar een wereld met misschien wel tienduizenden levende wezens vernietigen. Hij was zo eenzelvig dat hij zich nergens vertoonde en zo machtig dat zelfs de andere Hardheren bang voor hem schenen te zijn.
Wel, dan zou ze het tegen hem opnemen. Ze zou hem tegenhouden!
De wezens in het andere universum hadden aan de bouw van de Positronenpomp bijgedragen door middel van een bepaald soort tekens. Odeen had daar ooit iets over gezegd. Waar zouden zulke vormen van communicatie bewaard worden? Hoe zouden ze eruitzien? Hoe konden ze worden gebruikt voor verdere communicatie?
Het was opmerkelijk hoe helder ze nu kon denken. Hoogst opmerkelijk. Ze ontleende een bitter plezier aan het feit dat ze haar eigen denken zou gebruiken om die wrede denkers af te troeven.
Ze zouden niet in staat zijn haar tegen te houden, want zij kon komen op plekken waar geen Hardheer kon komen, waar geen Rationeel of Ouderling kon komen - en waar geen andere Emotioneel zou willen gaan.
Misschien zouden ze haar op de duur te pakken krijgen, maar dat kon haar op dit moment niets schelen. Ze wilde vechten om haar doel te bereiken, tot elke prijs, tot elke prijs, ook al moest ze daarvoor door rotsen gaan, in rotsen wonen, de grotten van de Hardheren besluipen, voedsel stelen, als dat nodig was, van hun opslagbatterijen, uitzwermen met de andere Emotionelen en zich voeden met zonlicht als dat kon.
Maar uiteindelijk zou ze hen allemaal eens een lesje leren, en daarna mochten ze doen waar ze zin in hadden. Dan zou ze misschien ook klaar zijn om over te gaan... maar pas dan...