3
Lamont had geen reden om de basis van dat prestige in twijfel te trekken, en het was dan ook met een zeker gevoel van heldenverering (waarvoor hij zich later schaamde en dat hij, niet zonder succes, uit zijn geheugen probeerde te verwijderen) dat hij zich voor de eerste keer meldde voor een uitvoerig gesprek met Hallam in het kader van zijn voorgenomen geschiedschrijving.
Hallam leek niet onwelwillend te zijn. In de loop van dertig jaar was hij in de publieke achting zo hoog gestegen, dat je bijna aan een aureool kon gaan denken. Door de jaren heen was zijn uiterlijk indrukwekkender geworden, zij het niet charmanter. Zijn lichaam straalde een air van gewichtigheid uit waardoor het leek of hij nogal gezet was. De grove trekken van zijn gezicht konden worden uitgelegd als een teken van intellectuele bezonkenheid. Hij liep nog steeds gemakkelijk rood aan en het was algemeen bekend dat hij buitengewoon lange tenen bezat.
Hallam had zich kort laten informeren voordat Lamont zijn entree maakte. 'Jij bent Dr. Peter Lamont,' zei hij, 'en ik hoor dat je goed werk hebt geleverd op het terrein van de para-theorie. Ik herinner me je dissertatie. Die ging over para-fusie, is het niet?'
'Jawel, meneer.'
'Wel, fris mijn geheugen eens even op. Vertel me waarover het ging. In gewone woorden, natuurlijk, alsof je het uitlegt aan een leek. Trouwens,' - hij grinnikte even - 'in zekere zin bén ik een leek. Ik ben maar een simpele stralingschemicus, zoals je weet, en theorie is niet mijn sterkste punt, afgezien van een paar ideetjes zo nu en dan.'
Op Lamont maakten deze woorden destijds een oprechte indruk, en misschien was het toespraakje inderdaad niet zo ijselijk neerbuigend van toon als hij later bij hoog en bij laag volhield dat het geweest was. Het was in elk geval typerend, zoals Lamont later ontdekte (of althans staande hield), voor de manier waarop Hallam waardevolle ideeën pikte uit het werk dat door anderen was verricht. Nadien kon hij steeds levendig over dit speciale onderwerp spreken zonder al te veel - of enige - woorden te wijden aan de man wiens verdienste het was geweest.
Lamont was toen echter nog jong en hij voelde zich gevleid. Daarom begon hij meteen met gretige welsprekendheid zijn eigen ontdekkingen toe te lichten. 'Ik wil niet zeggen dat het een grote prestatie was, doctor Hallam. Het deduceren van de natuurwetten in het para-universum, de para-wetten, is een zaak van voetangels en klemmen. We hebben zo weinig uitgangspunten. Ik ging uit van het weinige dat we weten en nam geen veronderstellingen over waarvoor we geen bewijzen hebben. Als de cohesieve krachten binnen de kern groter zijn, ligt het voor de hand dat kleine atoomkernen gemakkelijker met elkaar kunnen fuseren.'
'Para-fusie,' zei Hallam.
'Jawel, meneer. Het kwam er toen gewoon op aan die gedachte in detail uit te werken. De vereiste berekeningen waren nogal gecompliceerd, maar toen ik eenmaal een aantal bruikbare transformaties had gevonden, verdwenen de meeste problemen vanzelf. Zo blijkt bijvoorbeeld dat lithiumhydride daar tot gedwongen fusie kan worden gebracht bij temperaturen die een factor vier lager zijn dan hier. We hebben hier atoomsplitsingstemperaturen nodig om lithiumhydride tot ontploffing te brengen, maar een gewone lading dynamiet, om het zo maar uit te drukken, is in het para-universum al genoeg om dat te bereiken. Misschien zou je lithiumhydride in het para-universum zelfs met een gewone lucifer kunnen laten ontploffen, maar dat is niet erg waarschijnlijk. Wij hebben hun lithiumhydride aangeboden, moet u weten, omdat kernfusie voor hen misschien een voor de hand liggende energiebron is, maar ze zijn er van afgebleven.'
'Ja, dat weet ik.'
'Kennelijk vinden ze het veel te riskant - zoals het gebruik van tonnen nitroglycerine als raketbrandstof, maar dan nog veel erger.'
'Heel goed. En verder ben je bezig een geschiedenis van de Pomp te schrijven?'
'Een officieus relaas, meneer. Als het manuscript klaar is wil ik u vragen het te lezen, als ik dat mag, zodat ik kan profiteren van uw eerstehands kennis van het onderwerp. Eigenlijk zou ik nu al een beetje van die kennis willen profiteren, als u even tijd hebt.'
'Ik kan me wel even vrij maken. Wat wil je precies weten?' Hallam glimlachte. Daarna heeft hij in Lamonts aanwezigheid nooit meer geglimlacht.
'De ontwikkeling van een werkende en praktisch bruikbare Pomp, professor Hallam, heeft zich met buitengewone snelheid voltrokken,' begon Lamont. 'Toen het Project Pomp...'
'Het Project Interuniversele Elektronenpomp,' corrigeerde Hallam, nog steeds met die glimlach.
'Ja, natuurlijk,' zei Lamont, nadat hij zijn keel had geschraapt. 'Ik gebruikte even de populaire benaming. Toen het project eenmaal gestart was, werden de technische details met grote voortvarendheid aangepakt en werd er geen tijd verspild.'
'Dat klopt,' zei Hallam niet zonder enige zelfvoldaanheid. 'Er zijn mensen die zeggen dat dit te danken was aan mijn krachtige en inventieve manier van leidinggeven, maar daar moet je in het boek maar niet te veel de nadruk op leggen. Het is een feit dat het project destijds over een groot aantal talentvolle personen beschikte, en ik zou niet graag zien dat de briljante bijdragen van individuele projectleden onderbelicht bleven wegens een overdrijving van mijn rol.'
Lamont schudde zijn hoofd in een gebaar van lichte ergernis. Hij vond de opmerking niet terzake. 'Dat bedoel ik helemaal niet,' zei hij. 'Ik bedoel de intelligentie aan het andere einde - de para-mensen, zoals het publiek ze noemt. Zij zijn ermee begonnen. Wij hebben hen ontdekt na de eerste verwisseling van wolfram door plutonium. Maar zij hebben ons als eersten ontdekt, anders hadden ze immers niet voor een verwisseling kunnen zorgen. Zij moeten dus op puur theoretische gronden te werk zijn gegaan, terwijl wij het aanknopingspunt hadden van het teken dat ze ons hadden gegeven. En dan is er het stuk ijzerfolie dat ze ons hebben gestuurd...'
Hallams glimlach was nu verdwenen, en voorgoed. Hij fronste zijn wenkbrauwen en zei op hoge toon: 'Die symbolen zijn nooit ontcijferd. Niets wijst erop...'
'De geometrische figuren werden wel begrepen, meneer. Ik heb de kwestie bestudeerd en het is zonneklaar dat ze een soort blauwdruk waren voor de constructie van een Pomp. Volgens mij lijkt het erop dat...'
Hallam schoof zijn stoel met een heftige beweging naar achteren. 'Laten we hiermee ophouden, jongeman,' zei hij. 'Wij hebben het werk gedaan, niet zij.'
'Jawel, maar is het niet de waarheid dat zij...'
'Dat zij wat!'
Lamont werd zich nu bewust van de storm van emoties die hij had ontketend, maar hij begreep niet wat daarvan de oorzaak kon zijn. Met onvaste stem zei hij: 'Dat ze intelligenter zijn dan wij, dat zij het eigenlijke werk hebben gedaan? Kan dat betwijfeld worden, meneer?'
Hallam was rood aangelopen en stond nu rechtop. 'Nou en of!' riep hij. 'Ik wil niet meewerken aan bakerpraatjes. Die zijn er al genoeg in omloop. Luister eens goed, jongeman.' Hij kwam op Lamont toegelopen - deze zat nog en was volledig verbouwereerd - en stak een dikke wijsvinger naar hem uit. 'Als jouw verhaal de strekking krijgt dat wij een stelletje marionetten waren aan de touwtjes van de para-mensen, zal het niet door dit instituut worden uitgegeven. En ook door geen enkel ander instituut, als het aan mij ligt. Ik sta niet toe dat de mensheid en haar intelligentie worden gekleineerd en dat de para-mensen een rol als van goden wordt toegedicht.'
Lamont kon toen niets anders doen dan weggaan. Hij voelde zich verward en ontdaan nu zijn poging om welwillendheid te kweken om onbegrijpelijke redenen een felle aversie bleek te hebben opgeroepen.
En daarna bemerkte hij dat zijn historische bronnen een voor een droogvielen. Mensen die een week tevoren nog spraakzaam en vriendelijk waren geweest, wisten zich plotseling niets meer te herinneren en hadden ook geen tijd meer voor nieuwe gesprekken.
Aanvankelijk ergerde Lamont zich alleen, maar daarna maakte zich langzaam maar zeker een ijzige woede van hem meester. Hij bekeek de gegevens die hij had nu met nieuwe ogen, en hij begon uit te horen en aan te dringen waar hij tevoren slechts vriendelijke vraagjes had gesteld. Wanneer hij Hallam tegenkwam in het kader van zijn werk binnen de afdeling, negeerde deze hem, met gefronste wenkbrauwen, terwijl Lamont hem op zijn beurt kwaad aankeek.
Het netto-resultaat van dit alles was dat Lamonts carrière als veelbelovend para-theoreticus al gauw op een dood spoor kwam en dat hij zich met des te grotere hardnekkigheid wijdde aan zijn andere carrière, die van geschiedvorser.