14

 

'Ik ben blij,' zei Denison met nadruk, 'dat de dagperiode voorbij is.' Hij stak zijn rechterarm uit en staarde naar de beschermende lagen die er omheen zaten. 'Het zonlicht hier op de Maan is een van de dingen waaraan ik maar niet kan wennen, en waaraan ik ook niet wil wennen. In vergelijking daarmee is zelfs dit pak iets prettigs.'

'Wat is er mis met de zon?' vroeg Selene.

'Je wilt toch niet beweren dat je ervan houdt, Selene!'

'Nee, natuurlijk niet. Ik haat de zon. Maar ik zie haar ook zelden of nooit. Jij bent daarentegen een... Jij bent gewend aan de zon.'

'Niet zoals hij zich hier op de Maan vertoont. Hij staat hier aan een inktzwarte hemel. Hij dempt het licht van de sterren niet, maar overweldigt het, vernietigt het. Hij is heet, gemeen en gevaarlijk. De zon is een vijand en zolang hij aan de hemel staat heb ik onwillekeurig het gevoel dat geen van onze pogingen om de veldspanning te verminderen zal slagen.'

'Dat is bijgeloof, Ben,' zei Selene met een lichte bijklank van uitputting in haar stem. 'De zon heeft daar niets mee te maken. We waren trouwens in de schaduw van de krater en daar was het net als 's nachts. Met sterren en al.'

'Niet helemaal,' zei Denison. 'Iedere keer als we in noordelijke richting keken, Selene, konden we daar die strook zinderend zonlicht zien glinsteren. Ik wilde dat niet, maar mijn blik werd steeds weer die kant op gezogen. En iedere keer voelde ik tijdens het kijken dat harde ultraviolette licht tegen mijn kijkglas ketsen.'

'Dat is maar verbeelding. In de eerste plaats bevat weerkaatst licht geen noemenswaardige hoeveelheid ultraviolette straling. En in de tweede plaats beschermt het ruimtepak je tegen alle vormen van straling.'

'Maar niet tegen hitte. Niet erg goed, tenminste.'

'Maar nu is het nacht.'

'Ja,' zei Denison voldaan, 'en dat stel ik op prijs.' Hij keek met nog steeds niet verzadigde nieuwsgierigheid om zich heen. De Aarde hing natuurlijk op haar gebruikelijke plek aan de hemel. Ze had nu een volle sikkelvorm, bollend naar het zuidwesten. Erboven was het sterrenbeeld Orion te zien - een jager die oprees uit de prachtig gesneden zetel van de Aarde. De horizon glansde in het getemperde licht van de wassende Aarde.

'Het is prachtig,' zei hij. 'Selene,' vervolgde hij, 'laat de pioneur al iets zien?'

'Nog niet,' antwoordde ze, 'maar dat is eigenlijk goed nieuws. De veldspanning is stabiel vlak boven de vijftig.'

'Niet laag genoeg,' zei Denison.

'Het kan verder omlaag worden gebracht,' zei Selene. 'Ik weet zeker dat alle parameters in orde zijn.'

'Ook het magnetisch veld?'

'Daar ben ik niet helemaal zeker van.'

'Als we dat krachtiger maken wordt onze hele opstelling instabiel.'

'Dat zou niet gebeuren. Ik weet dat het niet zal gebeuren.'

'Selene, ik vertrouw je intuïtie meer dan wat ook, maar niet meer dan de feiten. De boel wordt instabiel. We hebben het immers uitgeprobeerd.'

'Dat weet ik, Ben. Maar niet precies op deze plek. Het is nu al opmerkelijk lang tweeënvijftig gebleven. Als we het uren in plaats van minuten op dat niveau houden, zouden we het magnetisch veld natuurlijk minuten lang in plaats van slechts enkele seconden tienvoudig kunnen versterken... Laten we dat eens proberen.'

'Nog niet,' zei Denison.

Selene aarzelde, deed dan een stap terug en wendde zich af. 'Je hebt nog steeds geen heimwee naar de Aarde, is het wel?'

'Nee. Dat is eigenlijk vreemd, maar ik heb inderdaad geen heimwee. Ik had gedacht dat ik vast en zeker de blauwe hemel, het groene landschap en het stromende water zou gaan missen - en al die andere clichécombinaties van bijvoeglijke met zelfstandige naamwoorden die op de Aarde gangbaar zijn. Ik mis ze geen van alle. Ik droom er niet eens van.'

'Zoiets komt wel meer voor,' zei Selene. 'Althans: er zijn Immies die zeggen dat ze geen heimwee voelen. Ze zijn natuurlijk in de minderheid, en niemand heeft nog kunnen vaststellen wat de leden van deze minderheid gemeenschappelijk hebben. Er zijn wel allerlei gissingen die zeer uiteenlopen, van ernstig gebrek aan gevoelsvermogen tot het omgekeerde, een overmatige gevoeligheid, blijkend uit een angst om gevoelens van heimwee te laten blijken om daardoor een emotionele ineenstorting te voorkomen.'

'In mijn geval liggen de zaken nogal duidelijk, denk ik. Voor mij was het Aardse bestaan de laatste twee decennia en langer geen lolletje, terwijl ik hier tenminste aan het werk ben op een terrein dat ik mezelf eigen heb gemaakt. En ik heb jouw hulp... Meer dan dat, Selene: ik heb jouw gezelschap.'

'Het is erg aardig van je,' zei Selene op ernstige toon, 'dat je mijn hulp en mijn gezelschap in die volgorde van belang zet. Je hebt trouwens niet veel hulp nodig. Doe je maar alsof, terwille van mijn gezelschap?'

Denison lachte zachtjes. 'Ik weet niet precies welk antwoord je het meest zou vlijen.'

'Probeer het eens met de waarheid.'

'De waarheid is moeilijk vast te stellen, want ik stel ze allebei buitengewoon op prijs.' Hij wendde zich weer tot de pioneur. 'De veldspanning is nog steeds intact, Selene.'

Haar kijkglas glansde in het licht van de Aarde. 'Volgens Barron,' zei ze, 'is het ontbreken van heimwee een natuurlijke zaak en het bewijs van een gezonde geest. Hij zegt dat het menselijk lichaam weliswaar is aangepast aan de Aardse omstandigheden, en dat het aan de Maan moet wennen, maar dat de menselijke geest daar niets mee te maken heeft. De menselijke geest wijkt kwalitatief zozeer af van alle andere geesten dat hij moet worden gezien als een geheel nieuw fenomeen. Hij heeft nog geen tijd gehad om zich aan de Aardse omstandigheden aan te passen, met alle beperkingen vandien, en kan zich dus zonder speciale maatregelen schikken in de omstandigheden van een heel andere omgeving. Hij zegt dat de opsluiting in de grotten van de Maan in feite misschien wel de best denkbare situatie is, omdat ze correspondeert, in het groot, met de opsluiting van de hersens in de menselijke schedel.'

'Geloof jij dat?' vroeg Denison geamuseerd.

'Als Barron aan het woord is weet hij zulke dingen heel plausibel te maken.'

'Ik denk dat het even goed plausibel te maken is dat het welbehagen in de grotten van de Maan een vórm is van het bekende verlangen naar een terugkeer in de moederschoot. Eigenlijk,' voegde hij er peinzend aan toe, 'zou je best kunnen volhouden, gezien de beheersing van de temperatuur en de luchtdruk, en de aard en de verteerbaarheid van het voedsel, dat de hele Lunaire kolonie - neem me niet kwalijk, Selene - de hele Lunaire stad een opzettelijke reconstructie is van de prenatale omstandigheden in een baarmoeder.'

'Daar zou Barron het absoluut niet mee eens zijn,' zei Selene.

'Dat denk ik ook niet,' zei Denison. Hij keek naar de volle sikkel van de Aarde en zag de verre wolkenformaties aan de rand. Hij verviel tot zwijgen, liet het beeld diep in zich doordringen, en bleef zelfs op zijn plaats toen Selene weer naar de pioneur ging.

Hij zag de Aarde in haar nest van sterren, en keek naar de gekartelde horizon van de Maan waar hij af en toe een stofwolkje meende waar te nemen - als van het neerkomen van een kleine meteoriet.

Hij had Selene tijdens de vorige Maannacht met enige bezorgdheid op dat verschijnsel attent gemaakt, maar zij had haar schouders opgehaald.

'Door de libratie van de Maan verschuift de Aarde kleine stukjes aan de hemel,' had ze gezegd. 'Een enkele keer raakt een bundel Aardelicht een bodemtopje juist op het moment van zo'n libratie en dan lijkt het net alsof dat topje naar beneden valt. Het visuele effect is dat van een opwarrelend stofwolkje. Het is iets heel gewoons. Wij besteden er geen aandacht aan.'

'Maar het zou toch ook af en toe een meteoriet kunnen zijn?' had Denison gevraagd. 'Of slaan hier nooit meteorieten in?'

'Natuurlijk wel. Je wordt waarschijnlijk elke keer dat je buiten bent door diverse exemplaartjes geraakt. Je pak zorgt voor de bescherming.'

'Ik bedoel niet de microscopische stofdeeltjes. Ik bedoel echte meteorieten - het soort dat echte stofwolken maakt. Het soort dat je kan doden.'

'Nou, die zijn er ook, maar ze zijn zeldzaam en de Maan is groot. Tot nu toe is er niemand geraakt.'

En toen Denison de hemel bestudeerde en aan dit gesprek terugdacht, zag hij iets dat hij, verzonken in zijn gedachten als hij was, voor een meteoriet hield. Een streep licht aan de hemel kon echter alleen op de Aarde, met haar atmosfeer, een meteoriet zijn, en niet in het vacuüm van de Maan.

Het licht aan de hemel was mensenwerk, en al spoedig was het overduidelijk een klein ruimtevaartuig dat snel daalde en vlak naast hen landde.

Een enkele figuur in een ruimtepak stapte uit, terwijl de piloot, amper zichtbaar als een zwarte vlek in het felle licht, binnen bleef.

Denison wachtte. De etiquette van de ruimte vereiste dat nieuwkomers zich als eersten bekend maakten.

'Gevolmachtigde Gottstein hier,' meldde de nieuwe stem, 'zoals u waarschijnlijk uit mijn waggelende gang al had begrepen.'

'Ben Denison hier,' zei Denison.

'Ja, dat verwachtte ik al.'

'Bent u hierheen gekomen om mij op te zoeken?'

'Zeker.'

'In een ruimtesloep? U had ook...'

'Ik had ook gebruik kunnen maken van Sluis P-4, die minder dan een kilometer hier vandaan is. Dat klopt. Maar ik was niet enkel op zoek naar u.'

'Nou, ik zal maar niet vragen wat u daarmee bedoelt.'

'Daar hoef ik niet geheimzinnig over te doen. U zult vast wel verwacht hebben dat ik nieuwsgierig zou worden door het feit dat u experimenten uitvoert op het oppervlak van de Maan.'

'Dat is geen geheim. Daar mag iedereen belangstelling voor hebben.'

'Toch schijnt niemand op de hoogte te zijn van de details van die experimenten. Behalve natuurlijk het feit dat ze op de een of andere manier iets te maken hebben met de Elektronenpomp.'

'Dat is een redelijke veronderstelling.'

'Ja? Naar mijn idee zouden zulke experimenten, wilden ze enige waarde hebben, een veel grootschaliger opzet vereisen. Niet dat ik dat zelf bedacht heb, hoor. Ik heb mensen geraadpleegd die het kunnen weten. En het is zonneklaar dat u niet grootschalig bezig bent. Bij mij kwam daarom de gedachte op dat u misschien toch niet het juiste onderwerp van mijn speciale belangstelling zou zijn. Terwijl mijn aandacht door uw doen en laten werd afgeleid zouden anderen misschien bezig zijn met activiteiten van groter belang.'

'Waarom zou iemand mij willen gebruiken als afleiding?'

'Dat weet ik niet. Als ik het wist zouden mijn zorgen een stuk minder zijn.'

'Dus u hebt mij in het oog laten houden.'

Gottstein grinnikte. 'Dat ook. Vanaf uw aankomst op de Maan. Maar terwijl u hier op de oppervlakte aan het werk was, hebben we de hele omgeving, kilometers ver, geobserveerd. Merkwaardigerwijs schijnt het zo te zijn, doctor Denison, dat u en uw gezellin de enigen zijn die op het Maanoppervlak verblijven voor andere dan pure routineklusjes.'

'Waarom is dat zo merkwaardig?'

'Omdat het betekent dat u werkelijk meent dat u iets aan het onderzoeken bent met uw rare installatie, wat het dan ook is. En aangezien ik niet kan geloven dat u incompetent bent, lijkt het me de moeite waard u te horen zeggen wat u aan het uitvoeren bent.'

'Ik experimenteer op het gebied van de para-fysica, Gevolmachtigde, precies zoals de geruchten beweren. En ik kan daar nog aan toevoegen dat mijn experimenten tot dusverre slechts gedeeltelijk tot succes hebben geleid.'

'Uw gezellin is, naar ik meen, Selene Lindstrom L, gids voor toeristen?'

'Inderdaad.'

'Een ongebruikelijke keus als assistente.'

'Ze is intelligent, ijverig, belangstellend, en buitengewoon aantrekkelijk.'

'En genegen samen te werken met een Aardeling?'

'En zeer genegen samen te werken met een immigrant die een Lunair burger zal worden zodra hij zich voor die status zal hebben gekwalificeerd.'

Selene kwam naderbij. Haar stem zong in hun oren. 'Goededag, Gevolmachtigde. Ik had uw persoonlijke gesprek liever niet willen afluisteren, maar in een ruimtepak hoor je nu eenmaal alles wat niet achter de horizon wordt gezegd.'

Gottstein draaide zich om. 'Dag, juffrouw Lindstrom. Ik wist uiteraard dat mijn woorden niet geheim bleven. Hebt u belangstelling voor de para-fysica?'

'Zeker.'

'En u bent niet ontmoedigd door de mislukking van de experimenten?'

'Het zijn geen complete mislukkingen,' zei ze. 'Ze zijn lang niet zo mislukt als doctor Denison op dit ogenblik denkt.'

'Wat?' Denison draaide zich op zijn hielen om, verloor daarbij haast zijn evenwicht en woelde een wolk van stof los.

Alle drie keken ze nu in de richting van de pioneur, en daarboven, op zo'n anderhalve meter hoogte, hing een lichtbron als een heldere ster.

'Ik heb de intensiteit van het magnetische veld vergroot,' zei Selene, 'en het nucleaire veld bleef aanvankelijk stabiel, maar werd vervolgens langzaam maar zeker zwakker en zwakker en...'

'Het lekt!' riep Denison. 'Verdomme, ik heb het niet zien gebeuren!'

'Het spijt me, Ben,' zei Selene. 'Eerst was je verdiept in je gedachten, daarna arriveerde de Gevolmachtigde, en ik heb gewoon de verleiding niet kunnen weerstaan eens een proef te nemen...'

'Maar wat zien we daar nu eigenlijk?' vroeg Gottstein.

'Energie die spontaan is ontstaan doordat materie uit een ander universum naar het onze lekt,' zei Denison.

En nog terwijl hij die woorden uitsprak ging het licht knipperend uit en ontstond er vele meters verderop een soortgelijke, maar zwakkere ster.

Denison haastte zich naar de pioneur, maar Selene, een en al Lunaire gratie, wist zich veel doelmatiger te bewegen en kwam er het eerste bij. Ze sloot de veldspanning af en de verre ster doofde uit.

'Het lekpunt is niet stabiel, weet je,' zei ze.

'Niet op deze kleine schaal,' zei Denison, 'maar als je weet dat een verschuiving van een lichtjaar theoretisch even goed mogelijk is als een verschuiving van honderd meter, kun je een verschuiving van honderd meter een wonder van stabiliteit noemen!'

'Maar nog niet wonderbaarlijk genoeg,' zei Selene op vlakke toon.

Gottstein onderbrak hen. 'Laat mij eens raden waar jullie het over hebben. Jullie bedoelen dat materie hier of ginds of waar dan ook in het universum onwillekeurig kan binnenlekken?'

'Niet helemaal onwillekeurig, Gevolmachtigde,' zei Denison. 'De waarschijnlijkheid van een lekkage neemt af naarmate de afstand tot de pioneur groter wordt, en nogal snel bovendien, meen ik. De mate van die waarschijnlijkheidsvermindering hangt samen met een hele reeks factoren, waarvan ik nu denk dat we ze aardig in de hand hebben. Maar zelfs dan is een verschuiving van een paar honderd meter zeer waarschijnlijk, zoals u trouwens met eigen ogen hebt kunnen zien.'

'En die verschuiving had ook ergens in de stad kunnen uitkomen, of binnen een van onze helmen?'

'Nee, nee,' zei Denison ongeduldig. 'Het lek is, althans bij de technieken die wij gebruiken, sterk afhankelijk van de dichtheid van de materie zoals die in ons universum al bestaat. Er is nul procent kans dat het lekpunt zich van een plaats waar een absoluut vacuüm heerst zou verplaatsen naar een plaats met een luchtdruk die zelfs maar één honderdste is van de druk in onze helmen of in de stad. Het zou trouwens bij voorbaat geen praktisch idee zijn geweest de lekkage ergens anders dan in een vacuüm te laten optreden. Daarom moesten we onze proeven natuurlijk hier op de oppervlakte uitvoeren.'

'Dan is dit dus niet een soort Elektronenpomp?'

'Helemaal niet,' zei Denison. 'In de Elektronenpomp vindt een tweerichtingverkeer van materie plaats, en hier hebben we te maken met een eenzijdige lekkage. En het gaat hierbij ook niet om dezelfde universa.'

'Ik vraag me af,' zei Gottstein, 'of u vanavond misschien met mij zou willen dineren.'

Denison aarzelde. 'Alleen ik?'

Gottstein probeerde een buiging in de richting van Selene te maken, welke echter door zijn ruimtepak nogal grotesk uitviel. 'Het zou me een groot genoegen zijn bij een andere gelegenheid het gezelschap van juffrouw Lindstrom te genieten, maar deze keer moet ik onder vier ogen met u spreken, doctor Denison.'

'Kom, ga je gang,' zei Selene opgewekt, toen Denison nog steeds bleek te aarzelen. 'Ik heb morgen een zware dag voor de boeg en jij zult tijd nodig hebben om je zorgen te maken over de instabiliteit van het lekpunt.'

'Goed dan,' zei Denison aarzelend. 'Laat jij me weten wanneer je eerstkomende vrije dag is, Selene?'

'Dat doe ik toch altijd, niet waar? Trouwens, we zullen voor die tijd al contact met elkaar hebben... Gaan jullie twee nu maar. Ik zorg wel voor de spullen hier.'