6
'Zinloos!' zei Lamont op scherpe toon. 'Ik heb absoluut niets bereikt.' Hij had een ietwat gekwelde blik die goed paste bij zijn diepliggende ogen en zijn spitse, lichtelijk scheve kin. Die gekwelde blik bezat hij zelfs als alles naar wens verliep, hetgeen op dit moment bepaald niet het geval was. Zijn tweede onderhoud met Hallam was nog een groter fiasco geweest dan het eerste.
'Je moet het niet zo dramatisch nemen,' zei Myron Bronowski sussend. 'Je had er immers ook niets van verwacht? Dat heb je me zelf gezegd.' Hij wierp pinda's omhoog en probeerde ze vervolgens tussen zijn dikke lippen op te vangen. Het lukte hem iedere keer. Hij was niet erg groot, niet erg mager.
'Dat maakt het nog geen aangename belevenis! Maar je hebt gelijk, het doet er niet toe. Er zijn andere dingen die ik kan doen en ook van plan ben te doen, en daarnaast vertrouw ik op jou. Als jij nu maar eens ontdekte hoe...'
'Hou maar op, Pete. Dat verhaal ken ik van buiten. Ik hoef alleen maar even te ontraadselen hoe het denkpatroon van een niet-menselijke intelligentie in elkaar zit.'
'Een méér-dan-menselijke intelligentie. Deze wezens in het para-universum proberen zich duidelijk uit te drukken.'
'Dat kan wel wezen,' zuchtte Bronowski, 'maar dat proberen ze dan toch via mijn intelligentie, en die is weliswaar meer dan menselijk, denk ik soms, maar niet véél. Soms lig ik me 's nachts in het donker wel eens af te vragen of verschillende intelligenties wel met elkaar kunnen communiceren; en na een bijzonder zware dag zelfs of de term "verschillende intelligenties" überhaupt betekenis heeft.'
'Zeker wel,' zei Lamont heftig. Je kon duidelijk zien dat zijn handen zich tot vuisten balden in de zakken van zijn laboratoriumjas. 'Kijk maar eens naar Hallam en mij. Kijk maar eens naar dat idool van de dwazen, Dr. Frederick Hallam, en naar mij. Wij zijn verschillende intelligenties, want hij begrijpt me niet als ik tegen hem praat. Zijn idiote gezicht wordt steeds roder, zijn ogen puilen uit en zijn oren raken verstopt. Ik zou zeggen dat zijn geest ophoudt met functioneren als ik er zeker van was dat hij een geest heeft.'
'Foei, om zo te praten over de Vader van de Elektronenpomp,' mompelde Bronowski.
'Dat is het hem nou net! De vermeende Vader van de Elektronenpomp. Een klassiek voorbeeld van een onecht kind! Zijn bijdrage stelde niks voor. Dat weet ik!'
'Ik ook. Je hebt het me vaak genoeg verteld.'
Bronowski wierp wederom een pinda op. Ja hoor, het lukte.