2b

 

Odeen wachtte af of Tritt iets zou ondernemen. Hij was er tamelijk zeker van dat Tritt niet letterlijk naar de oppervlakte zou gaan om Dua daar weg te halen. Dan zou hij de kinderen in de steek moeten laten, en dat deed Tritt niet zo gauw. Tritt wachtte een poos, zonder iets te zeggen, en toen hij wegging was dat in de richting van de kinderkamer.

Odeen was bijna blij dat Tritt was weggegaan. Niet helemaal, natuurlijk, want Tritt was kwaad en zeer afstandelijk geweest, zodat hun interpersoonlijke contact verzwakt was en in plaats daarvan een muur van misnoegen was ontstaan. Daardoor was Odeen zijns ondanks in een melancholieke stemming geraakt. Het was alsof de puls van zijn levensader langzamer was gaan kloppen.

Soms vroeg hij zich af of Tritt dat gevoel deelde... Nee, dat was niet eerlijk. Tritt had een speciale relatie met de kinderen.

En wat Dua betreft: wie kon zeggen wat haar gevoelens waren? Wie kon trouwens vertellen wat welke Emotioneel dan ook voelde? Ze verschilden zozeer van de anderen, dat ze Linksers en Rechtsers, afgezien van hun geestelijke vermogens, in verhouding praktisch aan elkaar gelijk maakten. Maar zelfs als je rekening hield met het grillig denkpatroon van Emotionelen: wie kon dan zeggen welke gevoelens Dua - in het bijzonder Dua - er op nahield?

Dat was de reden waarom Odeen erin slaagde zich bijna blij te voelen toen Tritt wegging, want Dua was het probleem. Het uitstel in het produceren van een derde kind begon inderdaad te lang te duren, en het leek wel of Dua steeds minder in plaats van meer gevoelig werd voor de argumenten die ze te horen kreeg. In zichzelf bespeurde Odeen trouwens ook een groeiend ongeduld, waar hij geen goede verklaring voor had, en waarover hij graag Losten wilde raadplegen.

Hij begaf zich naar beneden, waar de grotten van de Hardheren zich bevonden, met haastige, onophoudelijk vloeiende bewegingen die echter niet half zo stijlloos waren als het vreemd opwindende mengsel van fladderen en jagen dat de golvingen van de Emotionelen kenmerkte, en niet half zo koddig als het pompeuze, zwaarwichtige bewegen van een Ouderling...

(Hij had daarbij een scherpe herinnering aan Tritt: hoe deze waggelend de achtervolging had ingezet van de kleine Rationeel die toen, als baby, natuurlijk bijna even ongrijpbaar was als een Emotioneel; en hoe Dua de baby de weg had moeten versperren en hem had teruggebracht; en hoe Tritt had geaarzeld tussen een fikse bestraffing of een warme omhelzing van het kleine hoopje leven. Vanaf het begin had Tritt zich veel gemakkelijker kunnen verdunnen voor de baby's dan voor Odeen. En als Odeen hem daarmee plaagde, zei Tritt op ernstige toon (want over zulke dingen behoorde je natuurlijk geen grapjes te maken): 'Zeker, maar de kinderen hebben het veel harder nodig.')

Odeen was nogal ingenomen met zijn manier van voortvloeien, die hij sierlijk en indrukwekkend achtte. Hij had ooit iets van die aard opgemerkt tegenover Losten, voor wie hij als zijn persoonlijke Hardheer-leraar geen geheimen had, en Losten had gezegd: 'Denk je dan niet dat een Emotioneel of een Ouderling dezelfde gedachten heeft over haar of zijn manier van voortbewegen? Als jullie allemaal verschillend denken en verschillend handelen, is het dan niet logisch dat jullie ook aan verschillende dingen genoegen beleven? Een triade is nog geen beletsel voor individualiteit, weet je.'

Odeen wist niet zeker of hij het woord 'individualiteit' wel goed begreep. Betekende het dat je alleen was? Hardheren waren natuurlijk ook alleen. Onder hen waren er geen triaden. Hoe hielden ze dat vol?

Odeen was nog heel jong geweest toen die vraag bij hem was opgekomen. Hij had nog pas enkele eerste contacten met de Hardheren achter de rug, en het kwam plotseling bij hem op dat hij niet met zekerheid wist dat ze geen triaden kenden. Dat was weliswaar een onder de Zachten algemeen gangbare legende, maar berustte die legende wel op waarheid? Odeen dacht daar over na en besloot dat je zoiets gewoon moest vragen, en dat je geen dingen enkel van horen zeggen mag aannemen.

'Bent u een Linkser of een Rechtser, Hardheer?' had Odeen gevraagd. (Als hij later aan die vraag terugdacht, begon Odeen alsnog te trillen. Hoe ontzettend naïef was hij geweest! Het was maar een schrale troost dat elke Rationeel een vraag van deze strekking vroeg of laat aan een Hardheer placht voor te leggen - meestal vroeg.)

'Geen van beide, kleine Linkser,' had Losten volkomen kalm geantwoord. 'Er zijn geen Linksers en Rechtsers onder de Hardheren.'

'Of Middelst... Emotionelen?'

'Of Middelsters?' En de Hardheer had de vorm van zijn permanente zintuigenvlak veranderd op de manier die Odeen later leerde associëren met geamuseerdheid en plezier. 'Nee. Ook geen Middelsters. Enkel Hardheren van een en dezelfde soort.'

Odeen kon de vraag niet voor zich houden. Onvrijwillig, helemaal tegen zijn zin flapte hij uit: 'Maar hoe kunt u dat dan uithouden?'

'Bij ons ligt dat anders, kleine Linkser. Wij zijn eraan gewend.'

Zou Odeen aan zoiets gewend kunnen raken? Er was de Ouderlijke triade die zijn leven tot dan toe had gevuld, en de zekere wetenschap dat hij over niet al te lange tijd een eigen triade zou vormen. Wat was een leven zonder triaden? Van tijd tot tijd dacht hij diep over die vraag na. Hij dacht trouwens over alles diep na, als dat nodig was. Soms slaagde hij erin een glimp op te vangen van wat het misschien betekende. Dat de Hardheren alleen zichzelf hadden; geen Linkserbroer, geen Middelsterzus, geen Rechtserbroer; geen versmelting, noch kinderen, noch Ouderlingen. Zij hadden alleen hun geest, alleen de taak het universum te bestuderen.

Misschien hadden ze daar genoeg aan. Naarmate Odeen ouder werd, begon hij de vreugden van het wetenschappelijk onderzoek meer te begrijpen en te waarderen. Ze waren bijna genoeg - bijna - maar als hij dan aan Tritt en Dua dacht, vond hij toch eigenlijk weer dat zelfs het hele universum in vergelijking met hen niet genoeg was.

Tenzij... Het was vreemd, maar een hoogst enkele keer had hij het idee dat er misschien ooit een tijd, een situatie, een bepaalde omstandigheid zou komen, die... Maar dan verdween de glimp van begrip weer, of liever gezegd de glimp van de glimp, en bleef er zelfs geen schaduw meer van hangen. Maar een poos later placht de ervaring zich hernieuwd voor te doen, en de laatste tijd, vond hij, steeds indringender en langer - zo lang dat het begrip bijna voor het grijpen leek.

Maar dat waren allemaal dingen waar hij zich nu niet mee moest bezighouden. Hij moest nagaan hoe het met Dua gesteld was. Hij vervolgde zijn weg langs de welbekende route, waarlangs zijn Ouderling hem destijds voor het eerst had meegevoerd (zoals Tritt binnenkort hun eigen jonge Rationeel, hun eigen baby-Linkser zou meenemen).

En natuurlijk was hij meteen weer diep in gedachten verzonken.

Het was een beangstigende ervaring geweest. Er waren ook andere jonge Rationelen geweest, allemaal glanzend en trillend, voortdurend van vorm veranderend, ondanks de Ouderlijke vermaningen van alle kanten dat iedereen zich vast en stevig moest houden om de triade niet te schande te maken. Een kleine Linkser, een speelmakkertje van Odeen, had zich echter op een typische baby-manier heel dun gemaakt en wilde ondanks het bidden en smeken van zijn vreselijk in verlegenheid gebrachte Ouderling niet ontdunnen. (Later was het een doodnormale student geworden... Geen Odeen echter, zoals Odeen niet kon nalaten met aanzienlijke zelfgenoegzaamheid vast te stellen.)

Die eerste schooldag ontmoetten ze een aantal Hardheren. Bij ieder daarvan moesten ze even blijven staan. Het patroon van de vibraties van de jonge Rationelen werd bij die gelegenheid op verschillende ingewikkelde manieren vastgelegd, waarna beslist werd of hij als leerling zou worden geaccepteerd dan wel nog een interval zou moeten wachten. En vervolgens: welke lessen de jongeling zou krijgen.

Odeen had zijn lichaam bij de nadering van een Hardheer in een wanhopige poging zo glad en stevig mogelijk gemaakt, en hij had niet getrild.

De Hardheer zei (en het eerste beluisteren van de vreemde klank van zijn stem had Odeen bijna de lust ontnomen volwassen te worden): 'Dit is een behoorlijk stevige Rationeel. Met welke naam word je aangesproken, Linkser?'

Het was de eerste keer dat iemand Odeen had aangesproken als 'Linkser', zonder enig verkleinwoord, en daardoor voelde hij zich vaster dan ooit toen hij antwoordde: 'Odeen, Hardheer,' volgens de beleefde aanspreekvorm die zijn Ouderling er bij hem ingehamerd had.

Vaag herinnerde Odeen zich dat ze hem hadden meegenomen door een reeks Hardgrotten met hun apparaten, hun machines, hun bibliotheken — een wirwar van nieuwe indrukken voor oog en oor. Beter dan de waarnemingen zelf herinnerde hij zich het gevoel van wanhoop dat zich van hem had meester gemaakt. Wat zouden ze met hem gaan doen?

Zijn Ouderling had hem verteld dat hij zou gaan leren, maar hij had niet precies geweten wat 'leren' was en toen hij zijn Ouderling om toelichting had gevraagd, bleek deze het evenmin te weten.

Het duurde een poosje om er achter te komen, maar de ervaring was aangenaam, hoogst aangenaam, al zaten er ook schaduwkanten aan.

De Hardheer die hem voor het eerst 'Linkser' had genoemd was zijn eerste leraar. De Hardheer leerde hem de geluidsgolven verstaan; wat aanvankelijk een onverstaanbare code had geleken, bleken woordreeksen te zijn. Die woorden waren even duidelijk als de woorden die hij met zijn eigen vibraties vormde.

Maar toen verscheen de eerste Hardheer niet meer en nam een andere het van hem over. Het duurde een tijdje voordat Odeen het opmerkte. Op die prille leeftijd was het voor hem nog heel moeilijk geweest de Hardheren uit elkaar te houden en de verschillen in hun stempatronen te herkennen. Maar op een gegeven ogenblik was hij er zeker van geweest. Die zekerheid was langzaam gegroeid, en tegelijk had hij zich zorgen gemaakt over de verandering. Hij begreep niet wat die te betekenen had.

Hij verzamelde zijn moed en vroeg tenslotte: 'Waar is mijn leraar, Hardheer?'

'Gamaldan? Hij zal niet langer bij je zijn, Linkser.'

Odeen was even sprakeloos. Daarna zei hij: 'Maar Hardheren gaan niet over...' Hij maakte de zin niet helemaal af. Ze stierf weg.

De nieuwe Hardheer was passief, zei bijna niets, en al helemaal niets uit zichzelf.

Maar zo zou het altijd zijn, was Odeen later gebleken. Ze spraken nooit over zichzelf. Ze spraken vrijelijk over alle mogelijke onderwerpen, maar over zichzelf lieten ze niets los.

Op grond van tientallen kleine aanwijzingen moest Odeen echter op de duur wel tot de conclusie komen dat ook de Hardheren overgingen; dat ze niet onsterfelijk waren (zoals sommige Zachten voor vanzelfsprekend aannamen). Toch had geen enkele Hardheer dit ooit met zoveel woorden gezegd. Odeen en de andere studenten-Rationelen spraken er wel eens over met elkaar, aarzelend, slecht op hun gemak. Ieder beschikte dan wel over een kleine aanwijzing die onmiskenbaar duidde op de sterfelijkheid van de Hardheren. Ze plaatsten dan een paar vraagtekens, maar wilden de onvermijdelijke conclusie niet trekken, en lieten het onderwerp dus weer rusten.

De Hardheren schenen er geen bezwaar tegen te hebben dat er aanwijzingen voor hun sterfelijkheid bestonden. Ze deden geen moeite ze te verbergen. Maar ze maakten er ook nooit melding van. En als de vraag hun rechtstreeks werd gesteld (wat van tijd tot tijd natuurlijk gebeurde) gaven ze nooit antwoord; noch bevestigend, noch ontkennend.

Maar als ze overgingen, moesten ze ook ooit geboren zijn. Ook daar zeiden ze echter niets over, en Odeen zag nooit een jonge Hardheer.

Odeen geloofde dat Hardheren hun energie niet aan de zon maar aan de rotsen onttrokken - of althans dat een verpulverd brok zwarte rots in hun lichaam was opgenomen. Sommige andere studenten deelden die mening. Anderen wezen de gedachte echter met verontwaardiging van de hand. Het meningsverschil kon nooit worden beslecht, want niemand zag ooit hoe een Hardheer zich voedde, en zelf lieten zij zich over dit onderwerp niet uit.

Uiteindelijk aanvaardde Odeen hun geslotenheid als een vanzelfsprekendheid, als een deel van henzelf. Misschien, overwoog hij, kwam het door hun individualisme, door het feit dat ze geen triaden vormden. Daardoor hadden ze een soort afweerscherm om zich heen.

Bovendien leerde Odeen dingen van zo groot belang dat vragen inzake het persoonlijk leven van de Hardheren in vergelijking daarmee nogal triviaal waren. Hij leerde bijvoorbeeld dat de hele wereld aan het krimpen was, aan het slinken...

Het was Losten, de nieuwe leraar, die hem dit vertelde.

Odeen had een vraag gesteld over de lege rotsholten die zich tot diep in het binnenste van de wereld uitstrekten, en daar had Losten zo te zien plezier om gehad. 'Ben je bang om daar vragen over te stellen, Odeen?'

(Hij was nu Odeen, niet meer zo maar een anonieme Linkser. Hij had steeds een gevoel van trots wanneer een Hardheer hem met zijn persoonlijke naam aansprak. Velen van hen deden dat. Odeen was een wonder van begripsvermogen, en het gebruik van zijn naam leek een erkenning van dat feit te zijn. Meer dan eens had Losten zijn tevredenheid uitgesproken over het feit dat Odeen zijn pupil was.)

Odeen was daar inderdaad een beetje bang voor, wat hij na enig aarzelen ook toegaf. Het was altijd gemakkelijker tekortkomingen toe te geven aan Hardheren dan aan mede-Rationelen, laat staan aan Tritt. Ze toe te geven aan Tritt was ondenkbaar! (Dit was nog in de periode voordat Dua kwam.)

'Waarom vraag je het dan toch?'

Weer aarzelde Odeen. Toen zei hij langzaam: 'Ik ben bang voor de lege rotsholten omdat ik als kind heb gehoord dat ze vol zitten met allerlei monsterlijke dingen. Maar daar weet ik niets van af uit eigen ervaring. Ik weet alleen wat mij verteld is door andere kinderen, en die kunnen het evenmin uit eigen waarneming hebben geweten. Ik wil er achter komen wat de waarheid is, en die wens is zo sterk geworden dat mijn nieuwsgierigheid nu groter is dan mijn angst.'

Dat deed Losten zichtbaar plezier. 'Prima! Nieuwsgierigheid is nuttig, angst nutteloos. Je innerlijke ontwikkeling is uitstekend, Odeen, en onthoud dat het bij belangrijke zaken altijd uitsluitend op je innerlijke ontwikkeling aankomt. Onze hulp daarbij is slechts marginaal. Aangezien je het graag wilt weten, is het gemakkelijk je te vertellen dat de lege grotten werkelijk leeg zijn. Ze bevatten niets anders dan de onbelangrijke dingen die er in vervlogen tijden in zijn achtergelaten.'

'Door wie achtergelaten, Hardheer?' Odeen voelde zich altijd op onplezierige manier gedwongen deze formele aanspreekvorm te gebruiken wanneer het evident was dat zijn leraar kennis bezat die hijzelf compleet miste.

'Door degenen die er in vervlogen tijden hebben gewoond. Er is een tijd geweest, duizenden cycli geleden, dat er duizenden Hardheren en miljoenen Zachten waren. Er zijn er nu veel minder van ons, Odeen, dan er vroeger waren. Tegenwoordig zijn er nog geen driehonderd Hardheren meer en minder dan tienduizend Zachten.'

'Waarom?' vroeg Odeen geschokt. (Nog maar driehonderd Hardheren over. Dit was bepaald een openlijke erkenning van het feit dat ook Hardheren overgingen, maar het was nu niet het ogenblik om daar dieper op in te gaan.)

'Omdat de hoeveelheid energie afneemt. De zon koelt af. Elke nieuwe cyclus wordt het moeilijker leven te maken en het leven te laten voortbestaan.'

(Zo? Betekende dit niet dat ook Hardheren geboren werden? En ook dat de Hardheren dus eveneens van de zon afhankelijk waren voor hun voedsel, en niet van de rotsen? Odeen borg deze gedachten op in zijn geheugen en zette ze voor dit moment van zich af.)

'Zal dat zo doorgaan?' vroeg Odeen.

'De zon zal steeds verder slinken, Odeen, en op een zekere dag geen voedsel meer geven.'

'Wil dat zeggen dat wij allen, Hardheren en Zachten, zullen overgaan?'

'Wat zou het anders kunnen betekenen?'

'Maar we kunnen toch niet allemaal overgaan! Als we energie nodig hebben, en de zon komt aan haar eind, dan moeten we andere bronnen zoeken. Andere sterren.'

'Odeen, alle sterren komen aan hun eind. Het hele universum komt aan zijn einde.'

'Maar als de sterren uitvallen, is er dan geen andere vorm van voedsel? Geen andere energiebron?'

'Nee. Alle energiebronnen in het universum raken uitgeput.'

Odeen liet die gedachte met tegenzin op zich inwerken, en zei toen: 'Dan maar andere universa. Wij mogen het niet opgeven enkel omdat ons universum het opgeeft!' Hij trilde toen hij deze woorden uitsprak. Hij was in hoogst laakbare onbeleefdheid uitgedijd en zijn half-doorzichtige gestalte was nu duidelijk groter geworden dan die van de Hardheer.

Losten gaf echter alleen maar blijk van uitzonderlijke tevredenheid. 'Prachtig, mijn allerbeste,' zei hij. 'Dit moet ik de anderen vertellen!'

Odeen was weer gekrompen tot zijn normale formaat. Hij had gemengde gevoelens van verlegenheid en genoegen bij het horen van de woorden 'mijn allerbeste', want op die manier had nog nooit iemand hem aangesproken - behalve Tritt, natuurlijk.

Niet lang daarna was Losten zelf Dua komen brengen. Odeen had zich vergeefs afgevraagd of er misschien een verband bestond tussen de beide gebeurtenissen, maar na een poos zette hij die vraag van zich af. Tritt had inmiddels zo dikwijls beweerd dat het aan zijn eigen actie te danken was dat Losten met Dua was gekomen, dat Odeen zich er niet meer het hoofd over wilde breken. Het was allemaal veel te verwarrend.

Maar nu was hij wederom op weg naar Losten. Er was lange tijd voorbijgegaan sedert die dagen waarin hij voor het eerst vernam dat het universum ten einde liep en dat (naar hem bleek) de Hardheren resolute pogingen deden om niettemin voort te bestaan. Zelf was hij op vele terreinen bekwaam geworden, en Losten had bekend dat er op het gebied van de fysica nog maar weinig nuttigs was dat hij hem kon leren. Bovendien waren er nog andere jonge Rationelen die begeleid moesten worden, en sindsdien had hij Losten lang niet meer zo vaak gezien als voorheen.

Odeen trof Losten met twee halfvolwassen Rationelen aan in de Stralingsruimte. Losten zag hem meteen door de glazen scheidingswand en kwam naar buiten, waarbij hij de deur zorgvuldig achter zich dichtdeed.

'Mijn allerbeste,' zei hij. Hij stak zijn ledematen uit in een gebaar van vriendschap (zodat Odeen, zoals zo vaak in het verleden, de perverse neiging kreeg ze aan te raken, een neiging die hij wist te onderdrukken). 'Hoe gaat het met je?'

'Ik wilde u niet storen, meneer Losten.'

'Storen? Die twee daar kunnen zich best een poosje zelf redden. Ze zijn waarschijnlijk blij dat ik weg ben, want ze zullen mijn overmatig geklets wel beu zijn.'

'Onzin,' zei Odeen. 'U hebt mij altijd geboeid en ik weet zeker dat u hen niet minder boeit.'

'Zo, zo. Het is aardig dat jij dat zegt. Ik zie je vaak in de bibliotheek en ik hoor van anderen dat je goede vorderingen maakt in je voortgezette studie, dus ik mis mijn beste student nogal, dat begrijp je. Hoe gaat het met Tritt? Is hij nog altijd zo'n koppige Ouderling?'

'Hij wordt met de dag koppiger. Hij is het die onze triade kracht geeft.'

'En Dua?'

'Dua? Ik ben gekomen... Zij is zeer ongewoon, weet u.'

Losten knikte. 'Ja, dat weet ik.' De daarbij getoonde expressie had Odeen leren begrijpen als melancholie.

Odeen wachtte even en besloot toen recht op zijn doel af te gaan. 'Meneer Losten,' vroeg hij, 'is zij naar ons gebracht, naar Tritt en mij, omdat ze ongewoon was?'

'Zou dat je verbazen?' vroeg Losten. 'Jij bent zelf ook zeer ongewoon, Odeen, en je hebt me diverse keren verteld dat Tritt het is.'

'Jawel,' zei Odeen met overtuiging, 'dat is hij.'

'Behoort jullie triade dan ook niet een ongewone Emotioneel te hebben?'

'Er zijn veel manieren om ongewoon te zijn,' zei Odeen peinzend. 'Sommige manieren van Dua ergeren Tritt en baren mij zorgen. Mag ik uw raad?'

'Altijd.'

'Ze is niet erg verzot op... versmelting.'

Losten keek ernstig en toonde geen spoor van verlegenheid.

'Ze is er wel verzot op als we ermee bezig zijn,' vervolgde Odeen, 'maar het is niet altijd gemakkelijk haar ertoe over te halen.'

'Hoe denkt Tritt over de versmelting?' vroeg Losten. 'Ik bedoel: afgezien van het genoegen dat de daad zelf verschaft? Wat betekent de versmelting verder nog voor hem, behalve dat genot?'

'Kinderen, natuurlijk,' zei Odeen. 'Ik ben er dol op en Dua is er ook dol op, maar Tritt is de Ouderling. Begrijpt u?' (Het kwam plotseling bij Odeen op dat Losten met geen mogelijkheid alle subtiliteiten van een triade kon begrijpen.)

'Ik probeer het,' zei Losten. 'Volgens mij heeft Tritt dus meer baat bij een versmelting dan enkel de versmelting zelf. En jij? Welke bate ontvang jij, afgezien van het genot?'

Odeen dacht even na. 'Dat weet u wel, denk ik. Een soort geestelijke stimulans.'

'Ja, dat weet ik, maar ik wil er zeker van zijn dat jij het ook weet. Ik wil er zeker van zijn dat je het niet vergeten bent. Je hebt me vaak genoeg verteld dat je na een periode van versmelting, met haar vreemde leemte in de tijd - en ik moet bekennen dat ik je bij die gelegenheden vaak tamelijk lang heb gemist - plotseling dingen bleek te begrijpen die voordien duister hadden geschenen.'

'Het was alsof mijn geest in die tussenperioden gewoon actief bleef,' zei Odeen. 'Het was alsof die tijd, ook al was ik me niet bewust van het verstrijken ervan, en van mijn hele bestaan, toch onmisbaar voor me was, omdat ik er dieper in kon nadenken, intensiever, niet afgeleid door de beslommeringen van het dagelijks leven.'

'Ja,' bevestigde Losten, 'en als je er uitkwam was je begrip met sprongen vooruitgegaan. Het is een bekend verschijnsel bij Rationelen, al moet ik toegeven dat niemand vooruitging met zulke grote sprongen als jij. Ik ben er eerlijk van overtuigd dat geen enkele Rationeel in de geschiedenis dat heeft gepresteerd.'

'Echt waar?' vroeg Odeen. Hij probeerde er niet al te gevleid uit te zien.

'Aan de andere kant,' zei Losten, die zich leek te amuseren over het plotselinge verlies aan vastheid van de ander, 'kan ik het ook mis hebben. Maar hoe dan ook: het gaat erom dat jij en Tritt allebei iets aan een versmelting hebben dat verder gaat dan enkel het genot van de versmelting zelf.'

'Ja. Dat staat vast.'

'En wat zijn voor Dua de extra baten?'

Er viel een langdurige stilte. 'Ik weet het niet,' zei Odeen.

'Heb je het haar nooit gevraagd?'

'Nooit.'

'Maar als zij aan een versmelting niets anders overhoudt dan de versmelting zelf,' zei Losten, 'terwijl jij en Tritt de versmelting zelf plus nog iets anders krijgen, waarom zou zij dan even verzot op versmeltingen zijn als jullie beiden?'

'Andere Emotionelen blijken er geen behoefte...' begon Odeen op verdedigende toon.

'Andere Emotionelen zijn Dua niet. Dat heb je me vaak genoeg gezegd, en, naar ik meen, met tevredenheid.'

Odeen voelde zich beschaamd. 'Ik had gedacht dat het misschien ergens anders aan lag.'

'Ja?'

'Het is moeilijk uit te leggen. We kennen elkaar in de triade. We voelen elkaar. In zekere zin zijn we alle drie deel van een enkel individu. Een schemerig individu, dat komt en gaat. Een individu dat meestal in ons onderbewustzijn blijft. Als we er te geconcentreerd aan denken, verdwijnt het, dus de details ervan kunnen we nooit leren kennen. Wij...' Odeen zweeg, zo te zien nogal wanhopig. 'Het is moeilijk een triade uit te leggen aan iemand...'

'Niettemin probeer ik het te begrijpen. Jij denkt dat je een beeld hebt opgevangen van Dua's innerlijke geest, van iets dat ze probeert geheim te houden, is het niet?'

'Ik weet het niet zeker. Het is maar een vage indruk, iets dat ik af en toe in een hoekje van mijn geest meen te voelen.'

'Ja?'

'Soms vermoed ik dat Dua geen baby-Emotioneel wil.'

Losten keek hem ernstig aan. 'Jullie hebben pas twee kinderen, meen ik. Een kleine Linkser en een kleine Rechtser.'

'Ja, pas twee. De Emotioneel is moeilijk te maken, dat weet u wel.'

'Ja.'

'En Dua wil niet de moeite nemen de daarvoor noodzakelijke energie te absorberen. Of het zelfs maar te proberen. Ze heeft altijd hele reeksen redenen, maar ik kan ze geen van alle geloven. Volgens mij wil ze om de een of andere reden gewoon geen Emotioneel. Wat mij betreft, ach, als Dua nu werkelijk een poosje geen.Emotioneel wil, dan kan ze haar zin krijgen. Maar Tritt is een Ouderling en hij wil er wel een, hij moet en zal er per se een hebben. En ik kan Tritt eigenlijk niet teleurstellen, zelfs niet terwille van Dua.'

'Als Dua een rationele reden had om niet aan een Emotioneel te willen beginnen, zou dat voor jou verschil uitmaken?'

'Voor mij zeker, maar niet voor Tritt. Zulke dingen begrijpt hij niet.'

'Maar dan zou jij je best doen om hem zijn geduld te laten bewaren?'

'Ja, dat zou ik doen, althans zo lang mogelijk.'

Losten zei: 'Is het bij je opgekomen dat bijna niemand van de Zachten' - hier aarzelde hij even, alsof hij het juiste woord zocht, waarna hij de gebruikelijke term van de Zachten bezigde - 'overgaat voordat de kinderen geboren zijn, alle drie, de baby-Emotioneel als laatste?'

'Ja, dat weet ik.' Odeen vroeg zich af hoe Losten kon denken dat hij die elementaire kennis niet bezat.

'De geboorte van een baby-Emotioneel komt dus neer op een teken dat het tijd is om over te gaan.'

'Gewoonlijk pas als de Emotioneel oud genoeg is...'

'Maar het moment van de overgang nadert. Is het niet denkbaar dat Dua niet wil overgaan?'

'Hoe kan dat nu, Losten? Het is met de overgang precies zo als met het moment voor een versmelting. Wie zou zich daartegen willen verzetten?' (Hardheren deden niet aan versmelting; misschien begrepen ze het niet.)

'Neem eens even aan dat Dua gewoon nooit wenst over te gaan. Wat zou je daarvan zeggen?'

'Nou, dat we allemaal tenslotte moeten overgaan. Als Dua alleen de komst van haar laatste baby een beetje wil uitstellen, nou ja, dan wil ik haar wel tegemoetkomen en zal ik misschien zelfs proberen Tritt over te halen. Maar als ze er echt nooit een wil krijgen... nee, dat is beslist ontoelaatbaar.'

'Waarom?'

Odeen zweeg even om over die vraag na te denken. 'Ik weet het niet, meneer Losten. Ik weet alleen dat we moeten overgaan. Dat begin ik elke cyclus sterker te voelen en beter te weten, en soms denk ik bijna dat ik ook begrijp waarom.'

'En ik denk soms dat jij een filosoof bent, Odeen,' zei Losten droogjes. 'Laten we eens nadenken. Tegen de tijd dat de derde baby er is en voorspoedig opgroeit kan Tritt uitzien naar de overgang in de zekerheid van een welbesteed leven. Jijzelf zult de voldoening kennen dat je veel hebt geleerd en ook jij kunt overgaan na een welbesteed leven. Maar Dua?'

'Ik weet het niet,' zei Odeen hulpeloos. 'Andere Emotionelen klampen zich hun leven lang aan elkaar vast en schijnen plezier te beleven aan dat eeuwige geklets onder elkaar. Maar Dua heeft daar helemaal geen zin in.'

'Nou ja, ze is nu eenmaal ongewoon. Zijn er geen dingen waar ze wel plezier in heeft?'

'Ze vindt het prettig als ik haar over mijn werk vertel,' mompelde Odeen.

'Daarvoor hoef je je helemaal niet te schamen, Odeen,' zei Losten. 'Elke Rationeel praat met zijn Rechtser en zijn Middelster over zijn werk. Jullie doen allemaal alsof dat niet zo is, maar jullie doen het stuk voor stuk.'

'Maar Dua luistert ook, meneer Losten!' zei Odeen.

'Dat geloof ik graag. Ze is niet zoals de andere Emotionelen. Heb je nooit de indruk dat ze het na een versmelting allemaal iets beter begrijpt?'

'Jawel, dat is me soms wel opgevallen. Ik heb er natuurlijk niet speciaal op gelet, want...'

'Want je denkt dat Emotionelen dit soort dingen niet echt kunnen begrijpen. Maar er schijnt een flinke portie Rationeel in Dua verscholen te zitten.'

(Odeen keek Losten plotseling nogal onthutst aan. Ooit had Dua hem verteld hoe ongelukkig ze zich had gevoeld als kind; een enkele keer slechts. Hoe de andere Emotionelen haar met schrille geluiden hadden uitgejouwd. De hatelijke bijnaam die ze haar hadden gegeven : Link-Emo. Had Losten daar misschien lucht van gekregen? Hij zag er echter even onaandoenlijk uit als altijd, moest Odeen vaststellen.)

'Dat heb ik ook wel eens gedacht,' gaf Odeen toe. En vervolgens, heftig: 'Daarom ben ik juist trots op haar!'

'Daar is niets op tegen,' zei Losten. 'Waarom zou je haar dat niet gewoon vertellen? En als ze het Rationele element in haar persoon verder wil ontwikkelen, waarom zou ze niet? Onderwijs haar intensiever in de dingen die je weet. Geef antwoord op haar vragen. Zou dat afbreuk doen aan je triade?'

'Dat kan me niets schelen... Waarom zou dat trouwens gebeuren? Tritt zal het tijdverspilling vinden, maar hem neem ik wel voor mijn rekening.'

'Leg hem uit dat als Dua een rijker leven heeft en meer het gevoel heeft iets bereikt te hebben, ze misschien minder angst krijgt voor de overgang en eerder bereid is een baby-Emotioneel te maken.'

Het was alsof de dreiging van een naderende ramp plotseling was verdwenen. 'U hebt gelijk,' zei Odeen gejaagd. 'Ik voel dat u gelijk hebt. Meneer Losten, u begrijpt zo veel. Met u als leider van de Hardheren zullen we er toch zeker wel in slagen een ander universum voor onze energievoorziening te vinden?'

'Met mij?' Losten toonde zich geamuseerd. 'Je schijnt te vergeten dat tegenwoordig Estwald ons leidt. Hij is de ware held van het project. Zonder hem bestond het niet eens.'

'Nou ja,' zei Odeen, even uit het veld geslagen. Hij had Estwald nog nooit gezien. In feite had hij zelfs nog nooit een Zachte ontmoet die hem werkelijk had gezien, al beweerden sommigen dat ze hem nu en dan vanuit de verte hadden waargenomen. Estwald was een nieuwe Hardheer. Nieuw althans in die zin, dat Odeen in de periode van zijn jeugd de naam nooit had horen noemen. Betekende dat niet dat Estwald een jonge Hardheer was, en dat hij een Hard kind was geweest in de tijd dat Odeen een Zacht kind was?

Maar dat kwam er nu niet op aan. Op dit ogenblik wilde Odeen alleen maar naar huis. Hij kon Losten niet in dankbaarheid betasten, maar hij kon hem wel in woorden zijn dank betuigen, en zich daarna snel verwijderen.

Er zat een zelfzuchtig element in zijn vreugde. Ze kwam niet alleen voort uit het verre vooruitzicht van een baby-Emotioneel en de gedachte aan Tritts geluk. Zelfs niet uit het perspectief dat Dua zich ten volle zou kunnen ontplooien. Wat voor hem op dat moment nog zwaarder woog was het hoogst aangename perspectief op de korte termijn: hij zou les kunnen geven! Geen andere Rationeel zou het genot van dat vooruitzicht kunnen aanvoelen, zo wist hij met zekerheid, want geen andere Rationeel zou ook maar bij benadering een Emotioneel als Dua in de triade kunnen hebben.

Het zou heerlijk zijn, mits hij Tritt van de noodzaak ervan zou kunnen overtuigen. Hij zou met Tritt moeten praten, hem moeten overhalen nog een poosje geduld te hebben.