Hoofdstuk 49
Met het opschroeven van de terreurcampagne, kwam het hebben van een hond al snel gelijk te staan aan asociaal gedrag. Steeds minder mensen lieten hun hond uit op straat of in het park. Een man die met zijn lieve golden labrador door Hyde Park liep, werd in elkaar geslagen door een groepje hangjongeren en uitgemaakt voor ‘vuile hondengek’.
De dierenasielen konden de constante stroom van in de steek gelaten honden niet meer aan. De grote hondenshow Cruft werd geannuleerd, fokkers van rashonden konden hun puppy’s aan de straatstenen niet meer kwijt, en dierenartsen werden overladen met verzoeken om honden in te laten slapen. Er deden verhalen de ronde over honden die van hoge flatgebouwen hun dood tegemoet sprongen. Zelfmoord kon niet bewezen worden in deze trieste gevallen, maar niemand kon ontkennen dat de nog levende hondenpopulatie erg depressief en angstig overkwam. Het waren geen goede tijden voor honden, noch voor hondenliefhebbers.
In de vierde week van wat al spoedig bekend kwam te staan als de Hondenoorlog, werd er een speciale overheidsinstelling in het leven geroepen om de crisis in goede banen te leiden. Operatie Hondencontrole opende centra door het hele land waar men ongewenste honden kon achterlaten, met dien verstande dat ‘geschikte kandidaten’ naar Canada verscheept zouden worden om op boerderijen te werken. Op een overheidsfilm was te zien hoe een schip de haven van Liverpool uitvoer met het bovendek vol honden. Een ‘eigenaar’ die haar schaapshond stond uit te zwaaien, werd geïnterviewd. ‘Ik weet dat hij naar een beter oord gaat,’ verklaarde ze. Een andere ‘eigenaar’ zei: ‘Mijn hond Rex zat de hele dag maar te verkommeren in dat flatje. Hij zal beter af zijn in Canada.’
De Queen aanschouwde deze propaganda met toenemende scepsis. Zo zei ze tegen Violet: ‘Ik ben vaak in Canada geweest. Het klimaat is volstrekt ongeschikt voor Engelse honden, en er zijn zeker niet voldoende boerderijen voor al die beesten.’
King was de eerste hond die uit Hell Close verdween. Beverley Threadgold had King nooit gemogen; hij was de hond van Vince en volgde zijn baasje kamer in kamer uit, wachtte buiten de badkamer als Vince in bad zat en begroette hem als hij er weer uit kwam alsof ze jaren van elkaar gescheiden waren geweest. Soms dacht Vince dat hij meer van King hield dan van Beverley. Om te beginnen zag King er al beter uit, en hij was daarnaast ook een stuk minder moeilijk. Beverley had het opgegeven, en niet zo’n beetje. Soms nam ze niet eens de moeite om zich aan te kleden en slofte door het huis in een rafelige badjas en op nappa slippers, waarvan de binnenkant tot een ranzig, glimmend zwart was uitgesleten. Op zulke dagen bond ze haar haren achter op haar hoofd met alles wat voorhanden was: een tangaslip, een sok, en één keer zelfs met een duizenddingendoekje.
Ze klaagde dat ze zo depressief was, maar Vince vroeg zich af waarom. Hij sloeg haar alleen maar als ze het verdiende. King daarentegen was echt een lekker ding – grote bruine ogen, zijdezacht vachtje – en bovendien lachte hij altijd.
Het eerste wat Charles en Camilla vernamen over Kings verdwijning, was toen Vince over de schutting leunde en vroeg ‘of een van de twee zijn hond ergens had gezien’.
‘Vince, volgens mij maak je je ernstige zorgen,’ merkte Camilla op.
‘Ik heb geen minuut geslapen,’ zei Vince. ‘Ik lag wakker om te horen of-ie aan de deur stond te krabbelen, maar hij is niet thuisgekomen.’
‘Is hij wel vaker een hele nacht weggebleven?’ vroeg Charles.
‘Nee. Hij zag er stoer uit maar hij was doodsbang in het donker,’ zei Vince. ‘We moesten altijd een lampje in de badkamer voor hem aan laten.’
Camilla probeerde hem gerust te stellen. ‘Ik weet zeker dat hij wel weer thuiskomt, Vince.’
‘Ik kan ‘m zó voor de geest halen,’ zei Vince mat. ‘Hoe hij altijd op motorrijders zat te jagen.’
Toen Vince weer binnen was, ontdekte hij dat Kings bezittingen zoals zijn etensbakjes, zijn reservehalsband, borstel en leren riem, ook kwijt waren.
‘Zo’n pokkehond neemt z’n eigen spullen niet mee,’ dacht hij hardop. King was slim, maar hij verstond nog niet de kunst om een weekendtasje in te pakken.
Hij vroeg aan Beverley waar Kings spullen waren, en ze vervloekte zichzelf over deze faux pas; ze was te ijverig geweest om elk spoor van King uit te wissen. Ze zei aarzelend: ‘Er zijn vast inbrekers geweest. Die jochies van Maddo Clarke hebben hier gisteren rotzooi lopen trappen voor de deur.’
Vince wist altijd direct wanneer Beverley tegen hem loog: haar ogen flitsten van links naar rechts als een scheidsrechter op Wimbledon.
‘Wanneer heb jij King voor het laatst gezien?’ vroeg Vince. ‘En denk goed na, Bev, want als je liegt maak ik je van kant.’
Beverley deed een paar passen naar de achterdeur, stak een sigaret op en inhaleerde diep. Ze had bedenktijd nodig. Vince had al een moord op zijn geweten; bij een knokpartij tussen tieners in de wachtrij voor taxi’s, heel vroeg in de ochtend.
Ze keek hem recht aan. ‘Ik wilde het je nog vertellen, Vince, maar het is me ontschoten. Ik heb King naar zo’n verzamelpunt gebracht. Hij begint een nieuw leven op een boerderij in Canada.’ Ze deinsde verder terug naar een hoek in de keuken, en terwijl Vince op haar af liep schreeuwde ze: ‘Honden zijn gevaarlijk, Vince! King was knettergek, dat zei je zelf ook altijd!’
‘Daarom hield ik zo van hem!’ brulde Vince. ‘Zo werd ik tenminste zelf niet gek!’
Na de eerste klap beukte Beverley met haar hoofd tegen de ingebouwde oven, waardoor ze de timer inschakelde. Camilla luisterde met haar gezicht in haar handen naar het gegil van Beverley. Charles was wit weggetrokken.
‘We moeten iets doen,’ zei hij. ‘Zal ik proberen om met Vince te praten?’
‘Nee!’blafte Leo.
‘Beter van niet, lieverd,’ zei Camilla. ‘De laatste keer dat je tussenbeide kwam, heb jij klappen gehad van Beverley.’
Na een tijdje ebde het geschreeuw weg, en het enige wat nog door de muur te horen was, was Vince die om zijn hond zat te snikken.
Jack was gealarmeerd door de opiniepeilingen; de regering ging nu nek aan nek met de Neocons. Wat moest hij doen om de verkiezingen te verliezen? Moest hij voor tv het electoraat een stel imbeciele klojo’s noemen? Voorstellen om pasgeboren meisjes om te brengen? Hij bleef er zich over verbazen hoe schaapachtig en inschikkelijk de kiezers waren. Hij vroeg zich af of die hufters van de watervoorziening soms stiekem iets in het drinkwater gooiden, maar hij kon bij niemand terecht omdat hij niemand vertrouwde. Hij kon niet eens met zijn eigen vrouw van gedachten wisselen.
Als Jack zijn verkiezingsdingetjes deed, was Caroline altijd aan zijn zijde met elke keer een nieuwe jurk aan, en breed glimlachend als ze uit auto’s, bussen, helikopters en treinen stapten. Zowel de pers als het volk leek haar te mogen, en het volk zag zijn slechte humeur en slechte manieren aan voor onvervalste oprechtheid. Ze loofden Jacks toenemende zwijgzaamheid en zijn grove uitlatingen tegen het journaille.
Hij waarschuwde het kijkerspubliek van een lokale tv-zender – tijdens een verder onbeduidende speech in een recreatiecentrum in Grimsby – dat wanneer hij herkozen zou worden, hij het basisniveau van de belasting zou opschroeven tot vijftig procent. ‘Als jullie perfecte dienstverlening willen, zullen jullie ervoor moeten dokken.’ Het publiek veerde overeind en gaf hem een staande ovatie van drie minuten en vijftien seconden. Hij liep chagrijnig het podium af, zwaaiend met zijn vuist, maar zoals gewoonlijk werd zijn agressie geïnterpreteerd als passie.
De introtekst in The Times luidde: ‘Premier Barker heeft enkele keiharde feiten omtrent belastingheffingen onthuld. We horen ze liever niet, maar we brengen onszelf in de problemen door zulke fiscale kwesties te ontlopen.’ Toen Jack de volgende dag de kranten las, moest hij denken aan het boek van Samuel Butler dat hij ooit had gelezen, Erewhon, waarin de wereld compleet op zijn kop was gezet: veroordeelde misdadigers werden behandeld in ziekenhuizen en zieke patiënten werden in de gevangenis gezet.
Hij sliep bijna niet meer en verscheen ‘s-morgens met bleke wangen en holle ogen bij de persconferentie; hij at nauwelijks en vermagerde sterk; hij liet zijn haar groeien en ging zich net zo toegewijd niét scheren als voorheen wél. Op een dag liep hij Number Ten uit in een oude spijkerbroek en denim shirt. In Frankrijk kreeg hij een cultstatus, waar hij le bloke anglais werd genoemd. De lezers van het magazine Heat riepen hem uit tot meest sexy politicus; zelfs zijn eigen vrouw begon hem weer aantrekkelijk te vinden.
Hij sloeg geen acht meer op zijn adviseurs en speechschrijvers. Hij schudde alleen nog maar wat korte toespraken uit zijn mouw, die vaak werden onderbroken door luid gejuich en applaus. Hij ging in debat met toehoorders die toestroomden om hem te mogen zien. Soms was hij hilarisch indiscreet, zoals toen hij in Huil het publiek toevertrouwde dat hij Pat, zijn eerste vrouw, zo miste. Caroline, die achter hem op het podium zat, kreeg niet de tijd om haar gezicht in de plooi te trekken; de foto’s van haar woedende blik verschenen de volgende ochtend op bijna elke voorpagina.
Pat werd geïnterviewd door Jenni Murray voor het vrouwenprogramma Women’s Hour, waar ze bekende dat ze nog steeds gevoelens had voor de premier.
‘Ik wilde helemaal niet van hem scheiden,’ zei Pat met verstikte stem. ‘Maar ik wilde geen sta-in-de-weg zijn. Hij kon het ook niet helpen dat hij verliefd werd op een ander.’
Jenni Murray klonk alsof ze Pat eens goed door elkaar wilde rammelen, toen ze antwoordde: ‘Bankje hartelijk, Pat Barker. En dan nu het volgende onderwerp. Waarom zijn er zo weinig vrouwelijke saxofonisten?’