Hoofdstuk 33
Prinses Michael zat aan haar eettafel te schrijven met een goedkope balpen in een A4-ringbandblocnote. Ze werkte aan haar manuscript van een roman die ze Een verbannen prinses ging noemen. De heldin Cristina von Kronenbourg leek wel wat op haar, vond Marie-Christine: statig en betoverend mooi, met goudgesponnen haar en een glimlach die mannenharten stal en eeuwig gevangen hield. Haar fictieve echtgenoot, prins Michael von Kronenbourg, was omgekomen bij een tragisch lawineongeluk en zijn lichaam werd nooit gevonden. Omdat ze was verstoten door zijn harteloze familie, die al eeuwenlang de scepter zwaaide over het landje Kronenbourg, zwierf ze van land naar land en werd overal door het volk slecht behandeld. Na vele avonturen vond ze haar echtgenoot terug, vermomd als zeekapitein. Na de hereniging met haar man keerden ze samen terug als koning en koningin. Maar de prins had een waardevolle les geleerd: dat arme, ongeschoolde volksmensen beslist afschuwelijk waren en dat de goedaardigste mensen met een warm hart zich in de rijke, machtige klasse bevonden. Zij waren de beste vrienden die men zich kon wensen.
Prinses Michael had haar manuscript nog maar aan één persoon laten lezen, Chanel Toby, die eens per week bij haar kwam schoonmaken. Chanel moest het manuscript lezen onder de vorsende blik van prinses Michael, die elke reactie van Chanel nauwlettend in de gaten hield. Ze zei: ‘Je mond bewoog, vond je het grappig?’ of ‘Je trok een wenkbrauw op: het verhaal is nogal verrassend, nietwaar?’
Chanel had er aan het eind van die lijdensweg uitgeflapt: ‘Geweldig boek; beter dan wat er ooit door iemand is geschreven.’
‘Wees alsjeblieft eerlijk, meisje,’ zei de prinses. ‘Ik weet dat het een goed boek is, maar briljant, dat zou ik niet durven zeggen.’
Chanel stond te trappelen om weg te komen en zei: ‘Het is beter dan de Bijbel en Shakespeare en Harry Potter.’
De prinses had voldaan geglimlacht. Ze wist het wel: ze was een genie. Ze zou erkenning krijgen van Cosmopolitan en Hello!, en felicitaties ontvangen van andere schrijvers. Er was een einde gekomen aan haar geldzorgen. Het enige wat ze jammer vond, was dat ze niet veel eerder met schrijven was begonnen. Ze hoorde geluiden buiten. Luide stemmen en blaffende honden. Toen ze opkeek van haar manuscript, zag ze een woelige menigte van bewoners uit Hell Close rond een van Grice’ bestelwagens staan.
Ze sloot het hoofdstuk af waaraan ze had zitten schrijven: ‘Prinses Cristina werd uitgenodigd in de martelkamers om de beulen hun zwarte kunsten te zien bedrijven. Ze genoot ervan hoe de boeren, die haar zo onheus hadden bejegend, smeekten om genade. Ze beantwoordde hun gekerm met een parelend lachje dat klonk alsof er elfjes aan sneeuwklokjes stonden te schudden.’ Geïnspireerd schreef ze door. ‘Smeek mij niet om genade, boeren, opdat gij mij niet verder ontrieft, anders zal uw smadelijk lot verviervoudigd worden.’
En toen ze het perkje overstak met Zsa-Zasa in haar armen, hoorde ze in gedachten de jury van de grote literatuurprijs zeggen: ‘En de eerste prijs gaat naar prinses Michael van Kent voor De verbannen prinses.’
Na zes dagen zonder voedselbezorging, ontstond er een ernstig tekort aan hondenvoer. Ook mensen voelden de honger knagen. Mister Anwar en zijn vrouw hadden het ‘t zwaarst te verduren; ze waren gewend om grote hoeveelheden eten te verstouwen. Zij waren nou net in Hell Close geplaatst omdat ze dodelijke dikkerds waren en als zodanig stonden geregistreerd. Mister Anwar zei daar indertijd over: ‘Namen die dokters maar eens een besluit. Tien jaar geleden was ik te dik, vijf jaar geleden noemden ze me corpulent, en nu zijn ze alweer van gedachten veranderd en noemen me een dodelijke dikkerd! Wat komt hierna?’
Hij had vele contracten getekend voor de nationale ziekenzorg, met de belofte om zijn calorie-inname onder vijfentwintighonderd per dag te houden, maar hij was er niet in geslaagd zich langer dan achtenveertig uur aan een van de afspraken te houden voordat hij doorsloeg en richting Grice Chinese Chip Shop schommelde. Mister Anwar had zijn corpulentieadviseur gesmeekt om hem een aanbevelingsbrief te geven voor een gastrische ingreep, een procedure waarbij de maag verkleind wordt tot de grootte van een babyvuistje. Maar de adviseur had gezegd dat mister Anwar veel te dik was voor zo’n operatie, en hij had hem geadviseerd dat hij minstens vijfendertig kilo af te vallen voordat hij risicoloos onder narcose gebracht kon worden. Mister Anwar had met schrille stem gezegd: ‘Maar ik kan geen vijfendertig kilo afvallen zonder die operatie.’ Deze over- en weerargumenten waren nu al jaren aan de gang.
De hond van mister Anwar, Raj, was ook al zo dik. Hij kwam zelden buiten; hij voelde zich alleen veilig in zijn eigen achtertuin. Hij communiceerde soms met de andere honden door luid te blaffen en naar hun antwoord te luisteren, maar hij was te dik om met hen in het plantsoen te rennen en te spelen, en miste dientengevolge de finesses van hun interactie.
Iedereen had honger. Een gezantschap van honden toog naar de politieversperring voor een gesprek met de dienstdoende Judge en Emperor.
Harris blafte: ‘We zitten nu al een week op slappe kost en kliekjes van de mensenwezens; we sterven van de honger. Is er niet iets wat jullie kunnen doen?’
Leo jammerde: ‘Ik ben nog in de groei; ik heb eten nodig!’
‘Flikker op!’ grauwde Judge. ‘Wij werken voor ons geld. Jullie zijn gewoon een stel schoothondjes en uitvreters.’
‘Ik zou mijn staart afsnijden voor een baantje,’ bitste Freddie. ‘Kan ik niet bij de politie?’
‘Nee,’ grijnsde Emperor. ‘Je bent niet groot genoeg, opwippertje.’
Toen de Rolls-Royce van Arthur Grice langs de versperring reed, gingen de honden opzij om hem door te laten. Rocky zat op de achterbank. Vol leedvermaak sneerde hij: ‘Hé, stelletje losers. Knagen de maagjes al een beetje?’
Grice reed naar het huis van Charles en Camilla. Daar maakte hij de achterbak open, pakte er een grote kartonnen doos met hondenvoer uit, en beval Rocky de auto te bewaken. De honden van Hell Close, negentien in totaal, omringden Arthur: blaffend, waffend, jankend, keffend, bedelend en grommend. Ze volgden hem tot aan het tuinpad naar de voordeur. De honger had herinneringen aangewakkerd aan een primitiever tijdperk waarin honden nog wilde beesten waren en op jacht gingen en doodden om hun lege magen te vullen. Grice trapte naar de honden en beukte op de deur. Toen Camilla openmaakte, drong hij zich langs haar heen en struikelde de hal in. Leo, Freddie en Tosca stonden schouder aan schouder en dwongen de andere honden weg van de drempel. Camilla sloeg de deur dicht.
‘Ik heb een cadeautje voor jullie,’ zei Grice. ‘Waar kan ik het neerzetten?’
‘Wat aardig van je. In de keuken graag.’
Freddie blafte tegen Tosca: ‘Grice doet niets uit barmhartigheid. Wat zou hij van plan zijn?’
‘Mij een zorg. Ik heb honger,’ gromde Tosca.
‘Camilla, doe open die doos!’ blafte Leo. ‘Zoek de blikopener! Geef me eten!’
‘Manlief niet thuis?’ vroeg Grice.
‘Nee,’ zei Camilla. ‘Hij is bij zijn moeder.’
Grice glimlachte. ‘Er gaat niks boven familie,’ zei hij.
‘Heb jij kinderen?’ vroeg Camilla.
‘Nee,’ zei Grice. ‘We hebben Rocky. Da’s een dobermann, en die hebben het niet zo op koters.’
‘Genoeg prietpraat,’ kefte Tosca. Ze maakte een sprong naar de doos.
‘Hoeveel ben ik u schuldig voor die doos hondenvoer, mister Grice?’
Grice wuifde haar financiële voorstel luchtig weg. ‘Niks,’ zei hij. ‘Het is gratis, een geschenk van de ene hondenliefhebber aan de andere.’
‘Krijgen alle hondenliefhebbers uit Hell Close hondenvoer?’ vroeg Camilla.
Grice ontweek haar blik. ‘Je zou Hare Majesteit kunnen laten wetendat je wat blikjes over hebt,’ zei hij.
De honden van Hell Close waren om het huis heen gelopen en stonden nu de achtertuin te slopen; ze vertrappelden de keurige stroken koolplantjes en winterkool. King was over de schutting gesprongen en stond te loeien tegen de achterdeur.
Toen Grice geen aanstalten maakte om te vertrekken, vroeg Camilla, genoopt door goede manieren, of hij een kopje thee bliefde. Grice knoopte zijn kasjmieren mantel los en liet zich met zijn volle gewicht op een stoel vallen. Hij keek de keuken rond en zei: ‘Ik hoop niet dat je je huisarrest al te persoonlijk opnam. Ik moest laten zien dat ik alles onder controle heb.’
Camilla stond met haar rug naar het aanrecht, hopend dat het water snel zou gaan koken. Ze had nog geen beweging in de richting van de doos met voer gemaakt, al was het moeilijk de hongerige blik in de ogen van haar honden te weerstaan. Ze wachtte tot Grice zou openbaren welk prijskaartje er aan zijn geste hing.
‘Ik ben zelf opgegroeid in zo’n huis als dit,’ zei Grice. ‘We waren met zijn negenen, droegen om de beurt een paar schoenen, en er waren nooit genoeg kopjes. Ik dronk thee uit een jampotje.’ Zijn stem brak; hij werd opeens overweldigd door zelfmedelijden. ‘Ik had geen eigen onderbroek tot aan mijn zestiende.’
‘Pak de violen,’ snauwde Freddie.
‘Je hebt jezelf beslist opgewerkt uit een armoedige positie, mister Grice,’ zei Camilla.
Grice zuchtte. ‘O ja, het gaat goed nou. Ik heb alles. Huizen, auto’s, een duur wijf, miljoenen op de bank – maar het is niet genoeg. Ik wil iets dat niet voor geld te koop is.’
‘Geluk?’ vroeg Camilla.
‘Nee, dat is iets voor losers. Wat ik wil is een eretitel.’
‘Maar je kunt een eretitel kopen met geld, mister Grice. Het enige wat je hoeft te doen is een flinke som geld te betalen aan de Cromwell Partij.’ Ze had onlangs van Beverley Threadgold vernomen dat Michael Jackson, de uit de gratie gevallen zanger, in ruil voor miljoenen ponden was opgeklommen tot Lord Jackson van Neverland.
Grice gromde. ‘Maar ze garanderen niks. En dan nog: waarom zou ik het aapje betalen terwijl ik het van de orgelman zelf kan krijgen?’ Hij was nogal ingenomen met zijn analogie, maar Camilla stond helemaal paf. Wat hadden apen en orgelmannen te maken met de herintroductie van het titelsysteem?
De waterketel begon te fluiten, en Camilla goot het kokendhete water in de theepot. De honden in de tuin sprongen inmiddels tegen de ramen omhoog en krabden aan de achterdeur. Camilla voelde zich dubbel belegerd: haar eigen hondjes piepten jammerlijk en hun ogen hadden de doos voer, die nog ongeopend op tafel stond, geen moment losgelaten. Ze goot sterke, donkere thee in een teer porseleinen kopje en vroeg: ‘Suiker en melk?’
‘Een beetje melk en zeven klonten,’ zei Grice. ‘In elk geval, je zou ‘n keer kunnen laten vallen dat Arthur Grice, die honderden mensen banen verschaft, filantroop is en een gulle gever aan de armen, naar jouw mening een eretitel verdient. Misschien als je de Queen een paar blikjes geeft.’
‘Mister Grice, ik heb geen enkele invloed op de Queen.’
‘Maar je man wel,’ zei Grice. ‘Kan hij geen goed woordje voor me doen?’
‘De verhoudingen tussen mijn echtgenoot en zijn moeder zijn op dit moment enigszins gespannen.’
Camilla deed zeven lepels suiker in Grice’ kopje en schonk er een beetje melk bij.
‘Ik vermoed dat zij jou er de schuld van geeft dat ze nu haar man niet kan opzoeken,’ opperde Grice.
‘En daar voel ik me heel naar onder.’
‘En het is jouw schuld dat de honden honger hebben.’
‘Klopt,’ zei Camilla, en ze vertrok haar gezicht toen ze Grice van zijn mierzoete thee zag nippen.
‘En al deze toestanden kunnen verholpen worden door één tikje op mijn schouder met een zwaard en de woorden: ‘Sir Arthur, staat u op’, zei hij.
‘Als je het zo stelt,’ zei Camilla zwakjes.
‘Nou, dan denk er nog maar ‘s over na.’ Grice pakte de kartonnen doos met voer weer op.
Leo, Tosca en Freddie namen een duik naar de doos in een poging hem uit Grice’ grote knuisten te trekken. Grice brulde: ‘Flikker op jullie, rotbeesten!’ en schopte om zich heen waarbij hij Tosca hard achter haar oortje trof. Ze kromp in elkaar van de klap, en bleef zachtjes jankend op de vloer liggen. Leo en Freddie liepen weg bij Grice die met de doos de keuken uit banjerde. Camilla knielde naast Tosca neer. Ze aaide haar over haar kopje en sprak zachte, kalmerende woordjes. Ze hoorde hoe de voordeur werd geopend en weer gesloten, en daarna de kakofonie van de uitgehongerde honden buiten die smeekten om voer.
Arthur Grice reed zijn Rolls langzaam door Hell Close, gevolgd door de uitgehongerde honden. De slimmere exemplaren begrepen dat deze achtervolging zinloos was, maar ze bleven toch met de horde meelopen. Grice parkeerde zijn auto bij prinses Michael voor de deur. Hij was binnen enkele ogenblikken omsingeld door een kring Hell Close-honden met wilde ogen en ontblote tanden. Rocky ging tekeer op de achterbank en sprong van de ene portier tegen de andere. Hij sloeg totaal geen acht op Grice’ bevelen om zich koest te houden. Het lawaai van Rocky’s geblaf in de gesloten ruimte was niet te harden.
Grice riep om assistentie. ‘Ik wil tasers en honden hier, en wel meteen,’ schreeuwde hij in zijn mobiele telefoon. Terwijl hij wachtte op hulp, steeg zijn bloeddruk; hij voelde de kloppende druk op zijn oren. Hij was niet gewend om bang te zijn, maar bij de gedachte aangevallen en overmeesterd te worden door een bende wilde honden, ging hij zweten en beefde hij van angst. Een paar bewoners waren hun huis uit gelopen en stonden in hun voortuin, anderen keken vanuit hun raam naar buiten. Ze genoten van Grice’ penibele situatie. Grice zag twee agenten in reltenue met Judge en Emperor die aan hun riemen trokken Hell Close in komen rennen, op de voet gevolgd door inspecteur Lancer die een taser in de aanslag had.
Emperor blafte: ‘Scheer je weg, ga terug naar huis!’
De Hell Close-honden bleven staan waar ze stonden.
‘Ga naar huis, tuig van de richel!’ blafte nu ook Judge.
Harris rende naar voren en gromde: ‘We hebben al in geen dagen een fatsoenlijk maal gehad, en we hebben recht op protest.’
‘Harris, kom, we gaan naar huis,’ kefte Susan.
Maar Harris’ nekhaar stond overeind en hij liep op de politiehonden af. ‘Jullie maken je eigen soort te schande,’ gromde hij.
‘Laat ze maar los, mannen,’ commandeerde inspecteur Lancer.
De hondenbegeleiders maakten de riemen van Emperor en Judge los. De Hell Close-honden stoven uit elkaar en maakten zich uit de voeten. Alleen Harris hield voet bij stuk.
Susan sloeg op de vlucht. ‘Rennen, Harris!’ kefte ze over haar schouder.
Maar Harris bleef dom genoeg staan, terwijl hij maar half zo groot was en in zijn eentje tegen twee moest vechten. Emperor en Judge wachtten hun bevelen af; Lancers vinger bewoog richting de trekker van zijn taser. Hij had er genoeg van dat politiehonden steeds met de eer streken. Je kon geen krant openslaan of je zag wel weer een foto van zo’n zelfingenomen ‘held’ naast zijn grijnzende begeleider. Hij liep op Harris af.
Harris draaide zich om naar Lancer en gromde diep vanuit zijn keel.
Toen het erop leek dat Harris voor zijn enkel ging, haalde Lancer de trekker over en schoot de elektriciteitsdraad uit zijn wapen. De weerhaakjes aan het eind vraten zich in Harris’ buik en zonden 50.000 volt door het kleine hondenlijfje. Harris jankte van pijn en stortte stuiptrekkend neer op de stoep. Op zijn hartverscheurende kreten kwamen de Queen en Charles aanrennen. Charles had zijn moeder nooit eerder zien rennen, ook niet toen hij nog een kind was en met haar in de achtertuin speelde. Hij was verbluft hoe rap zij de afstand overbrugde van haar voordeur naar Harris’ zijde.
Terwijl de Queen zich over de gevloerde Harris boog, zei inspecteur Lancer: ‘Het was zelfverdediging. Anders had hij m’n strot eruit gerukt.’
‘Onzin!’ zei de Queen. ‘Om bij je strot te komen had hij een ladder nodig gehad.’
Grice deed een portier open en zei tegen Lancer: ‘Als jij de hond van Hare Majesteit hebt vermoord, zul je ervoor boeten met je sterren. Ik laat je afranselen totdat de vellen erbij hangen.’
‘Maar mister Grice, ik volgde slechts bevelen op,’ zei Lancer.
Grice rolde met zijn ogen en Charles zei: ‘Zo luidde de verdediging van Rudolph Hess in Neurenberg, inspecteur Lancer.’
Grice bukte naast Harris en vroeg bezorgd: ‘Hoe gaat het met het beestje?’
De Queen trok haar vest uit en legde het over Harris, die één oogje opende en piepte: ‘Dank je.’
‘Die zal wel weer snel opkikkeren als hij zijn buikje heeft rond gegeten,’ stelde Grice haar gerust.
‘Helaas, mister Grice,’ zei de Queen, ‘heb ik niets fatsoenlijks om hem te geven. Uw voedingspakketten zijn niet bepaald afdoende.’
Met gedempte stem antwoordde Grice: ‘Ik heb een hele doos hondenvoer in de achterbak van mijn Rolls, mevrouw. U hebt me een adellijke titel geweigerd, maar wat dacht u van een ridderschap? Ik zou tevreden zijn met Sir Arthur Grice.’
De Queen kwam in de verleiding om gehoor te geven aan zijn verzoek. Wat had het ridderschap nu eigenlijk om het lijf? Een tik op de schouder met een mooi zwaardje en een paar stappen achteruit.
Toen hij de Queen zag twijfelen, vervolgde Grice: ‘We kunnen er iets omheen organiseren in het One-Stop Centre.’
‘Ach mama, het kan geen kwaad,’ zei Charles. ‘Al die titels betekenen niets; niets betekent iets. Het leven hangt van toeval aan elkaar. En wij bestaan uit water en koolstofdingetjes.’
De Queen en Grice keken verbaasd op bij Charles’ filosofie.
De Queen dacht even na. ‘Goed dan, mister Grice,’ zei ze. ‘Dit zijn mijn voorwaarden wil ik u tot ridder slaan. Allereerst wil ik Hell Close mogen verlaten om mijn echtgenoot op te zoeken. Ten tweede moeten alle honden in Hell Close een doos voer krijgen, en doe er dan ook meteen een paar dozen hondenkoekjes bij.’
Grice knikte ijverig. Hij had er zijn halve fortuin voor over om door de Queen tot ridder geslagen te worden. Zij was per slot van rekening de enige echte.
Charles tilde Harris’ uitgestrekte, bevende lichaampje van het trottoir. Grice droeg de politieagent en de honden op weer aan het werk te gaan. Hij zei tegen de Queen: ‘Ik vraag mijn vrouwtje wel om wat te organiseren.’
‘U regelt eerst voedsel voor de honden, mister Grice,’ gebood de Queen. Toen stak ze met Charles, die Harris in zijn armen droeg, het perkje over.
Camilla zag hen vanaf haar stoepje aankomen; ze hield haar handen stijf tegen haar hoofd gedrukt, ervan overtuigd dat zij verantwoordelijk was voor de dood van Harris, de Queens favoriete hondje. Charles stond niet toe dat zijn moeder naar haar eigen huis ging met de gekwelde Harris. Ze stopten alleen even om Susan op te halen, en liepen toen door naar nummer zestien waar Camilla hen opwachtte. Nadat ze zich ervan verzekerd had dat Harris nog in leven was, verontschuldigde ze zich om naar de keuken te kunnen voor een huilbui en een potje thee te zetten.
De Queen had Camilla niet regelrecht beschuldigd voor Harris’ toestand, maar ze was ook niet bepaald vriendelijk tegen haar geweest.
Harris lag gewikkeld in een dekentje op de bank. Hij knipperde met zijn ogen en jankte zachtjes. De Queen zat naast hem. Ze streelde zijn rug en zei keer op keer dat hij ‘een dapper kereltje’ was. Ook al leek ze niet van haar stuk gebracht, haar trillende kin verraadde dat ze danig van haar a propos was.
Charles stond over de Queen en Harris heen gebogen en had geen idee wat hij moest doen of zeggen.
Hij gaf zijn moeder een onhandig klopje op haar schouder. ‘Mama, kijk die andere honden eens. Ze zijn echt heel bezorgd.’ De Queen wierp een blik naar de andere kant van de kamer waar Susan, Freddie, Tosca en Leo op de grond lagen, de oren plat en de ogen strak gericht op Har ris.
Spoedig verspreidde zich onder de honden in Hell Close het gerucht dat de Queen hen van de hongerdood had gered en dat Harris bijna het leven had gelaten ten bate van hun strijd. Een hele verzameling bezorgde honden stond opgesteld voor het huis van Charles en Camilla, wachtend op van een van de honden des huizes om een medische update te geven van Harris’ toestand. Zsa-Zsa was uit prinses Michaels huis ontsnapt toen haar bazinnetje helemaal was opgegaan in haar boekschrijverij. Spike en Raj, die altijd in de achtertuin bleven, hadden zich bij de andere honden gevoegd.
Om halfvijf ‘s middags stapte Freddie de voortuin in om een mededeling te blaffen. ‘Om drie minuten voor halfvijf kwam Harris overeind en vroeg om eten en drinken. Hij is erg moe, maar zijn neus glimt en zijn ogen staan helder. De Queen verwacht dat hij volledig zal genezen. Ik stel voor dat jullie allen huiswaarts keren en de levering van de Pedigree en de hondenkoekjes afwachten.’
Micky Toby kefte: ‘Krijgen de vuilnisbakken ook het rashondenvoer?’
Waarop Freddie terug blafte: ‘Conform de wensen van Harris, zijn de scheidingslijnen tussen rashond en vuilnisbak voorlopig opgeschort. We zijn per slot van rekening allemaal honden!’
De vuilnisbakken keken vragend naar de rashonden hoe deze uitspraak van Harris bij hen was gevallen. Niet goed, zo bleek. De raszuiveren dachten dat de stroomstoot Harris’ hersenen moest hebben beschadigd. Hoe kon een vuilnisbak ooit gelijk zijn aan een rashond? Waren al die eeuwen zorgvuldige fok voor niets geweest?
Spike gromde tegen Zsa-Zsa, terwijl ze het plantsoen overstaken naar hun huis: ‘Het deert niet om soms seks te hebben met een vuilnisbak, maar ik zou niet met ze willen leven.’
‘Ik ook niet, mon chéri, ’ piepte Zsa-Zsa. ‘Die ‘ond ‘Arris iez een skande voor zien klasse.’
Spike gromde: ‘Ik weet dat we het niet altijd over alles eens waren, maar ik heb je altijd leuk gevonden, Zsa-Zsa.’
Zsa-Zsa moest lachen. ‘Je bent te grand voor moi, chéri, en bovendien ‘eb je ‘et gezicht van Gerard Dépardieu.’
Spike was overdonderd; hij had Dépardieu op televisie gezien. Zsa-Zsa was egocentrisch en erg verwaand, maar ze was niet helemaal ongevoelig. Ze zag dat ze Spike had gekwetst.
Op vergoelijkende toon kefte ze: ‘We gaan niet seks ‘ebben, maar jij mag mijn derriére snuffelen.’
Spike ging achter Zsa-Zsa staan en nam haar geur op: het was een bedwelmende combinatie van muskusachtige afscheiding en het parfum dat prinses Michael op Zsa-Zsa spoot na haar dagelijkse badje. Spike was betoverd door haar geur; hij verloor zijn lelijke kop en probeerde haar te bestijgen, maar door hun verschil in hoogte kon hij geen houvast krijgen en al zijn pogingen strandden. De prinses had ondertussen eindelijk gemerkt dat haar Zsa-Zsa naar buiten was geglipt, en was haar komen zoeken. Ze trof haar aan met een kwijlende Spike die probeerde erop te klimmen.
‘Ga van haar af, jij lelijke bruut,’ gilde ze en ze trapte naar Spike.
Prinses Anne hoorde Spike janken van pijn en stoof krijsend naar buiten. ‘Schop mijn hond nog één keer en ik rukje harses van je romp!’
Prinses Michael tilde Zsa-Zsa op en drukte een kus op het kregelige snoetje. ‘Heeft die vieze kwijlbaal je bang gemaakt, mijn kleine schatje?’
Spike kreeg een warme knuffel van prinses Anne. ‘Mijn hond is tenminste een echte hond. Dat verwende nest dat jij vasthoudt lijkt eerder een barbiepop met vier poten,’ bitste ze.
Hoe de twee vrouwen precies met elkaar op de vuist zijn gegaan op straat, werd later onderwerp van discussie. Spiggy zwoer dat prinses Michael als eerste uithaalde; een neutrale getuige daarentegen beweerde dat prinses Anne boven op de rug van haar tegenstander sprong en riep: ‘Hop paardje, hop!’ Het was niet ongebruikelijk om twee vrouwen te zien vechten in Hell Close, maar het was voor het eerst dat de koninklijken zich zó te kijk hadden gezet. Men kon prinses Michael horen gillen dat prinses Anne met een bastaard was getrouwd, en Anne gilde terug dat haar Spiggy tenminste een kin had.
Maddo Clarke zette een klapstoel neer op het plantsoen. Hij ging zitten om het spektakel te aanschouwen van twee kakkineuze dames van middelbare leeftijd die vechtend door de modder rolden. Spiggy kwam uiteindelijk tussenbeide. Hij sleepte prinses Anne terug naar huis. ‘Laat zitten, Annie,’ zei hij. ‘Ze is het niet waard.’ Maddo Clarke feliciteerde prinses Michael met haar vechttechniek, en bood haar aan haar uit d’r modderige kledij te helpen. Toen ze zijn aanbod afwees, klapte hij zijn stoel weer in elkaar en liep terug naar huis.