Hoofdstuk 47
De deurbel was opgehouden met rinkelen. Camilla hoorde luide stemmen aan de voordeur, en kort daarop kwam Charles met een theedoek in zijn handen de keuken in, op de voet gevolgd door twee grote mannen gekleed in witte, chemische uniformen met kappen en chirurgische maskers voor hun gezicht. ‘Maar ze zijn zo gezond als een visje,’ zei Charles.
De verontrustende mannen in hun beschermpakken waren gekomen om Eccles en Moriarty af te maken. De vogelgriep was gesignaleerd in Luton; een kippenliefhebber en zijn echtgenote lagen in kritieke toestand op de quarantaineafdeling van het Luton General Hospital. Vulcan had een verklaring afgegeven dat alle ongeregistreerde kippen in de tuin van particulieren geslacht moesten worden. Een van de verdelgers liet Charles de instructies van Vulcan zien: een document getekend door Graham Cracknall, ambtenaar gemeentelijke Veiligheid- en Gezondheidsdienst.
Charles kon het niet tot aan het einde aanschouwen, maar hij had zich ook niet helemaal kunnen afsluiten van het paniekerige gekakel en het wanhopige gefladder van vleugels. Toen de mannen waren vertrokken, met het pluimvee in een verzegelde zak, zette Camilla een kopje kamillethee voor hem en sprak geruststellende, kalmerende woordjes. Het was alleen niet zo slim om tegen hem te zeggen: ‘Kop op, lieverd. Je liefdevolle aandacht was compleet eenrichtingsverkeer. Die rotkippen hebben nooit één eitje voor je gelegd.’
Charles had haar met een verslagen gezicht aangekeken en gezegd: ‘Het is hopeloos. Alles is hopeloos. De vogels zijn stervende; het klimaat heeft zich tegen ons gekeerd. De ijskappen smelten. De supermarkten nemen de aarde over en jongeren, geboren en geschoold in Engeland, spreken niet eens meer hun eigen taal. Ik vind het on-be-grij-pe-lijk dat onze Engelse jeugd niet-standaard de swathes van Shakespeare wordt bijgebracht. Op Gordonstoun dweepte ik met A Midsummer Night’s Dream, en ik kon enkele sonnetten uit mijn hoofd opzeggen.’
Voordat hij er een kon gaan citeren, zei Camilla: ‘Nog meer bewijs van je formidabele hersens, lieverd.’
Ze liet hem alleen met zijn verdriet, en liep de tuin in. Freddie, Susan en Leo volgden haar over het tuinpad naar de lege kippenren. Tijdens haar schooljaren had Camilla Shakespeare oervervelend gevonden. Een of ander lullig vriendje had haar meegenomen naar King Lear, toen dat werd opgevoerd in Stratford, maar het was vreselijk saai en er speelden geen bekende mensen in mee. Het was gewoon een oude man die de hele tijd stond te schreeuwen en te klagen over zijn dochter. Ze had geen idee waarom ze die archaïsche taal uit Shakespeares tijd moesten gebruiken. En dat ene stukje waarbij die gast zijn ogen werden uitgestoken, was hopeloos amateuristisch. Je kon zien dat die acteur gewoon deed alsof – althans, vanuit de zaal zag het er zo uit.
Ze hoefde dat lulletje niet meer te zien. Tijdens de pauze had hij er een eeuwigheid over gedaan om hun drankjes te halen, en daarna had hij het compleet versjteerd door te zeggen dat hij bang was van paarden!
Camilla hoorde alweer de bel bij de voordeur rinkelen. De honden keken verwachtingsvol naar haar op, maar Camilla verroerde zich niet; ze was niet opgewassen tegen wie dan ook op haar stoep. Het enige wat ze wilde was een rustig moment om haar sigaret te roken en na te denken.
Ze hoorde Charles roepen: ‘Camilla! Kom hierheen! Het is vreselijk. Vreselijk!’
Ze kneep geërgerd haar ogen dicht. ‘Wat nu weer? Welke nieuwe hel is dit?’ zei ze tegen zichzelf.
Met alle drie de honden in haar kielzog, liep ze het huis weer in en in de huiskamer trof ze Charles, Dwayne Lockhart en een robuuste politieagente aan die aan haar werd voorgesteld als Abigail Boot. Charles hield een foldertje in zijn hand geklemd.
Hij zei: ‘Eerst mijn kippen. Nu jouw honden.’
Hij drukte de folder in Camüla’s handen. Ze las ‘m zonder dat de inhoud tot haar doordrong.
Dwayne zag haar ontreddering. ‘Jullie moeten het even laten bezinken. Het is nogal veel om te behappen,’ zei hij.
Maar Abigail Boot was resoluut. ‘Het is doodeenvoudig. Je hebt drie honden. Volgens de wet mag je er maar één, ergo, er moeten er twee weg.’
Ze keek omlaag naar Freddie, Tosca en Leo. Ze gromden alle drie en ontblootten hun tanden. Boots hand ging naar de holster met de taser, en de honden kropen achter de bank.
Dwayne stond te popelen om te vertrekken. ‘Neem de tijd om je keuze te maken,’ zei hij, toen Charles en Camilla bleven staan als twee besluiteloze kinderen bij de snoepwinkel.
‘Hoeveel tijd hebben we?’ vroeg Camilla.
‘Je hebt vier weken om twee honden vrijwillig aan te geven,’ zei agente Boot.
‘En als we weigeren?’ vroeg Camilla.
‘Dan komen we ze alle drie ophalen,’ zei de agente.
Ze liep naar de deur, en Dwayne zei geluidloos: ‘Sorry.’
Leo jammerde tegen Freddie en Tosca: ‘Ik ben te jong om te sterven.’
‘En ik ben te oud,’ snauwde Freddie.
‘En ik te bang,’ piepte Tosca.
Na het bezoek van Lockhart en Boot, was het huishouden van de Toby’s in rep en roer. Barry had Rocky mee naar zijn slaapkamer genomen, en de deur van binnenuit gebarricadeerd, terwijl hij keer op keer bulderde: ‘Rocky gaat helemaal nergens heen!’
Violet zat snikkend op de bank met Micky in haar armen. Ze verzocht Chantelle en Chanel om Barry tot inkeer te brengen, en Rocky te overhandigen aan de autoriteiten. Violet kuste Micky’s grijsharige kopje en huilde: ‘Dit beest heeft meer voor me betekend dan welke vent ook. Ik hoefde nooit te wassen of te strijken voor ‘m. En hij is ook niet zo’n zeikerd met eten.’
In het huis ernaast had de Queen Harris en Susan op schoot genomen. Ze las de brochure ettelijke malen hardop aan hen voor. Ze keek van de ene naar de andere, en kon zich een leven zonder hen niet voorstellen. Het enige wat ze kon uitbrengen was: ‘Maar…dit is Engeland. Engeland!’