Hoofdstuk 42

Chanel vertelde beide grootmoeders al dat ze zwanger was voordat ze Harry op de hoogte had gebracht. Violet en de Queen keken net naar een aflevering van Emmerdale in de Queens huiskamer, toen Chanel binnenkwam. Ze had eerst op de achterdeur geklopt en geroepen: ‘Ik ben het maar.’

De vrouwen keken onwillig weg van de televisie. Ze stonden op het punt om te ontdekken wie in het dorp tractorwielen had gestolen.

‘Ik moet jullie wat vertellen,’ zei Chanel.

‘Je bent weer ‘s van school getrapt,’ zei Violet gelaten.

‘Nee, volgens mij ben ik zwanger!’ zei Chanel opgewekt.

‘O hemeltje,’ zei Violet. ‘Dat is helemaal te gek!’

De Queen was verbaasd dat zwangerschap altijd een reden tot feest was in Hell Close, hoe jong de aanstaande moeder ook was of hoe ongeschikt de vader van het kind.

‘Ken ik de vader?’ vroeg Violet.

‘Jullie kennen ‘m allebei,’ zei Chanel. ‘t Is ‘Arry.’

‘Ari?’ vroeg de Queen. Voor zover zij wist, kende ze geen enkele Griekse man met de naam Ari.

‘Harry!’ zei Chanel, die haar uiterste best deed om de H duidelijk uit te spreken.

‘Wat? Harry van de Queen?’ kirde Violet uitgelaten.

‘Ja,’ zei Chanel. ‘Ik weet dat hij het is want ik ben met niemand anders naar bed geweest.’

‘Kom oma ‘s een dikke zoen geven, knapperdje van me,’ zei Violet, die stram uit haar stoel verrees.

De Queen stond op van haar leunstoel en wachtte tot Violet Chanel losliet uit een stevige omhelzing. Ze kuste Chanel op beide wangen. ‘Het werd tijd dat er nieuw bloed in de familie kwam. Gefeliciteerd, lieve Chanel.’

Toen Chanel weg was om het nieuws aan haar vader en de rest van de familie te vertellen, zei Violet: ‘Nu zijn we familie, Liz. De Toby’s en de Windsors, hè?’

Ze wachtten totdat de Emmerdale-tractorwielendief was ontmaskerd: een drugsverslaafde die net uit de grote stad was overgekomen en wielen voor crack verruilde. Toen trokken ze hun mantels aan, keken of ze wel echt hun identiteitskaarten bij zich hadden, en togen richting het verpleeghuis om prins Philip te vertellen dat hij overgrootvader zou worden.

Het drong niet tot hem door dat Harry en Chanel een baby zouden krijgen. Hij bleef maar praten over het babyolifantje dat hij had geschoten tijdens een safari in Afrika.

In een poging hem op te beuren, riep Violet uit: ‘We zijn nu familie, Phil! Geweldig toch?’

‘Ach, mijn arme lieverd,’ zei de Queen. ‘Je ziet er zo ongelukkig uit.’

‘Ik mis het aankleedritueel,’ zei hij mistroostig. ‘Ik mis mijn medailles en mijn gouden tressen. Waar zijn mijn schitterende uniforms toch, Lilibet?’

‘Stil nou maar, lieverd, je maakt mister Bunion nog wakker.’

Bunion zat luidruchtig te slapen in zijn rolstoel. Zijn gesnurk was bijzonder ergerlijk, vond de Queen, maar ze had het honderdmaal liever dan dat hij wakker werd en hen onthaalde op een van zijn eeuwig durende anekdotes over de wilde stakingen die hij had geleid in de jaren zeventig.

Op weg naar huis praatten de twee oude besjes over de bruiloft van Harry en Chanel. Er móést een bruiloft komen.

Toen Sandra terugkwam van prinses Michael, trof ze Arthur aan die met intense afkeer naar het vuil in de maalstroom onder zijn glazen vloer staarde.

‘Moet je ‘s kijken, d’r zit nou verdomme ook een dooie rat tussen,’ zei hij. ‘Ik ben al bij Rentokil geweest, maar ze zeggen dat ze geen duikers in dienst hebben.’

Sandra keek door de vloer naar de wegrottende rat tussen de opgehoopte rommel. Ze werd bevangen door het melancholieke gevoel dat het niet zou uitmaken hoeveel geld en status zij en Arthur zouden vergaren; er zou altijd een rat onder de vloer zitten.

‘Wat dan ook,’ zei Arthur. Hij draaide zich om en keek haar aan: ‘Hoe was het bij de prinses?’

‘Weggegooid geld voor jou en tijdverspilling voor mij,’ zei ze. ‘Ze zei dat ik een parelketting moest kopen, mijn tieten bedekken, mijn rok omlaag doen en mijn benen bij mekaar houden als ik ergens zit.’

Arthur zuchtte en keek weer door de vloer. De rat wuifde naar hem met zijn dode pootje. Hij wist dat het de stroming was die deze beweging veroorzaakte, maar hij kon de gedachte niet van zich afschudden dat het beest hem uit zat te lachen.

Toen Camilla op de laatste dag van Grahams logeerpartij de keuken binnenliep om de honden te voeren, vond ze Graham bij het raam. Hij stond afkeurend te kijken naar de kippen in de achtertuin.

Later die avond zag ze hem schrijven. In een laatste poging nog enig contact met hem te krijgen, vroeg ze: ‘Wat ben je aan het doen?’

‘Ik ben een risicoformulier aan het invullen voor dit huis,’ zei hij zonder op te kijken.

Charles keek op van zijn boek. ‘Krijgen wij nog inzicht in jouw…eh…conclusies?’

‘Ik ben bang van niet,’ zei Graham. ‘Ik zou meer dan alleen mijn baan op het spel zetten als ik de wet op de zakelijke geheimhouding overtrad.’

Toen Charles en Camilla samen de afwas deden in de keuken, fluisterde ze: ‘Het ziet ernaar uit dat het enige tijd in beslag zal nemen om echt van hem te gaan houden, hè?’

‘Dat zei mijn kindermeisje ook steeds over levertraan,’ zei Charles, ‘maar ik heb er nog altijd een hekel aan.’ Hij huiverde. Camilla wist niet zeker waar die reactie op sloeg – de gedachte aan levertraan of aan Graham – maar ze was stellig van plan positief te blijven.

Ze probeerde die avond in slaap te komen door Grahams goede kanten op te tellen. Hij had een prachtig handschrift, hij kon een aardig deuntje fluiten, hij deed de bril naar beneden na een bezoek aan het toilet, zijn schoenen waren altijd gepoetst, hij vloekte niet…maar de lijst was niet lang genoeg. Ze bleef onrustig woelen totdat Charles’ diepe ademhaling haar in slaap liet dommelen.