Hoofdstuk 21
Voordat hij de controlepost verliet, prutste Dwayne met de surveillancecamera’s die waren gericht op het huis van Charles en Camilla. Hij wilde met Charles over The Heart of the Hunter kunnen praten zonder dat zijn collega’s zaten te gniffelen of hem een vieze flikker noemen.
Terwijl hij door de wijk liep, bekeek hij de bewoners door de ogen van een Kalahari Bosman. Er zaten echte wilden tussen, die in staat waren om een man in elkaar te slaan en op de woestijngrond te trekken; anderen waren voornamelijk pariahonden die zich terugtrokken zodra ze hem in het vizier kregen. Opnieuw bevond hij zich voor het huis van Paris Butterworth. Hij kon haar door het venster van de huiskamer zien; ze keek naar Balamory met Fifty-cents.
Ze was verbaasd hem op haar drempel aan te treffen. ‘Is er wat mis met ma?’
Dwayne zei, barser dan hij bedoelde: ‘Geen idee. Ik kom je enkelband inspecteren.’
‘Die zit er nog steeds. Wat wil je nog meer weten?’
Hij wilde haar pruilende mondje kussen en haar opgestoken zwarte haar losmaken. Haar bovenarmen waren dikker dan haar dijen, merkte hij op.
‘Ik moet kijken of er niet mee is gesjoemeld,’ zei hij.
‘Kom maar binnen dan,’ zei ze. ‘Maar doe je schoenen uit, want ik heb een licht tapijt.’
Ze had verontrustend realistisch ogende kattensloffen aan. De glazen ogen fonkelden en de snorharen trilden terwijl ze hem voorging over een uitgestrekt, licht tapijt in de gang en de huiskamer. Hij liet zijn laarzen bij de ingang en volgde haar naar binnen.
Fifty-cents zat in een tuigje in zijn babybuggy. Hij keek glazig naar het televisiescherm terwijl PC Plum tegen een heuvel op fietste. De kamer was schoon en té netjes opgeruimd; het speelgoed van Fifty-cents lag in hun oorspronkelijke verpakking, op een plank in een van de muurnissen. Paris en Dwayne gingen op de bank zitten en keken elkaar aan.
Paris zei: ‘Eigenlijk mag je hier niet alleen komen, niet in de Flirt-steeg.’
‘Ik ben hier ook niet alleen,’ zei Dwyane. ‘Hij is hier ook. Toch, Fifty-cents?’
Fifty-cents reageerde niet toen hij werd aangesproken; hij bleef strak naar het tv-scherm staren.
‘Hij houdt van zijn teeveetje,’ zei Dwayne.
‘Zeker,’ zei Paris, en ze voegde er trots aan toe: ‘Hij kent alle reclames.’
‘Hij heeft dezelfde kleur als ik,’ zei Dwayne. ‘Is zijn vader zwart?’
‘Ja, zijn vader is Carlton Williams. Ken je die?’
‘Nee,’ zei Dwayne.
‘Niet!’ riep Paris uit. ‘Jij móét hem kennen.’
‘Dat ik zwart ben, wil nog niet zeggen dat ik alle zwarten uit de stad ken,’ zei Dwayne.
Ze keken naar elkaar, en toen weer vlug een andere kant op. Dwayne bedacht dat hij nu wist hoe een hartvormig gezichtje eruitzag. Ze had model kunnen staan voor Valentijnskaarten. Hij zei: ‘Dat gedichtdat je had geschreven.’
Paris keek opzij. ‘Ja.’
‘Dat was geschreven door Elizabeth Barrett Browning, toch?’
‘Hoeweet je dat nou weer?’ vroeg ze verbaasd.
‘Ik ben een politieagent,’ zei Dwayne. ‘Ik weet alles. Mag ik nu even je enkelband inspecteren?’
Ze trok een kattenhoofd uit en stak haar dunne witte been naar voren. Dwayne schatte het gewicht van haar blote voetje, dat hij bij de hiel vasthield. Hij staarde naar de blauwe adertjes, die als een wegenkaart over haar voeten waren verspreid. Ze had haar teennagels parelmoer-roze gelakt. Hij verschoof voorzichtig de metalen band om haar enkel.
Ze zei: ‘Ik heb zelf ook wat gedichten geschreven. Maar ze zijn bagger.’
‘Ik weet wel zeker van niet.’
‘O zeker weten,’ zei ze. ‘Het probleem is, ik heb geen tijd. Ik moet hem verzorgen, en hij is een lastpak als zijn kop ernaar staat. De zaken lagen wel anders voor Elizabeth Barrett Browning, die alleen maar op haar kont hoefde te zitten de hele dag, een beetje ziek zijn en wat met d’r hond stoeien.’
‘Jij had haar als thema voor een schoolproject, nietwaar?’ merkte Dwayne op.
‘Nee,’ zei Paris. ‘Haar hond, Flush.’
Dwayne pakte de verpieterde versie van 1984 uit zijn zak, en zei: ‘Wil je dit alsjeblieft lezen, Julia?’
‘Wie is Julia?’ vroeg Paris.
‘Wat eet een politieagent zoal voor lunch, Charles?’ vroeg Camilla.
Charles zei met een van zijn Goon-stemmen: ‘Geen idee, wat eet de politie zoal voor lunch?’
‘Nee Charles, ik maakte geen grapje. Ik vroeg je wat politieagenten voor lunch eten, omdat ik een politieagent voor de lunch heb uitgenodigd.’
Charles dacht diep na. ‘Eten ze geen worstjes en puree en zo? Sardines, misschien.’
Camilla vond het enig om mensen te ontvangen, maar vroeger was er altijd personeel geweest om het harde werk te verzetten: de uitnodigingen, de boodschappen, het koken, de tafel dekken en de afwas.
Charles zei, zoals ze al hoopte: ‘Maak je geen zorgen, lieve. Ik zal ervoor zorgen dat de politieman wordt gelaafd en gevoed.’
Hij trok een blikje sardines open en legde ze kriskras op een klein wit bordje. Toen liep hij de tuin in om een mandje met misvormde knolgewassen en salade te plukken die hij volgens zijn eigen biologische norm had geteeld. Een merel landde op het scherpe prikkeldraad en bracht Charles een serenade terwijl hij de hompen klei van de scheve worteltjes stond te schudden. Camilla zat op een omgekeerde bloempot en rookte haar tweede sigaret van die dag.
‘O lieve,’ zei Charles, die zijn tuin rondkeek. ‘Is het hier niet echt hemels, zwelt je hart niet van geluk als je die merel zo hoort zingen?’
Camilla zei behoedzaam, terwijl ze haar blik over het prikkeldraad liet gaan, de surveillancecamera’s, en het gebroken raam van de Threadgolds, kapotgeslagen tijdens een nachtelijke ruzie: ‘Het is best wel hemels, maar soms verlang ik ook wel naar het echte buitenleven.’
Charles trok een prei uit een stuk grond vol kleine, wriemelende beestjes. ‘Maar we hebben hier wel ons eigen paradijsje gebouwd, toch?’
Camilla dacht aan de buitenwereld. Ze beeldde zich in dat ze door een bosrijk gebied en langs een rivier liep. Ze kreeg visioenen van heuvels in de verte en fonkelende zonnestralen die door een immense lucht vol wolken schenen. Ze begon te huilen. Ze probeerde uit alle macht haar tranen tegen te houden, omdat ze wist dat tranen en een vertrokken gezicht niet bepaald flatteus waren voor een vrouw van middelbare leeftijd.
Charles gooide de prei in het mandje en knielde naast haar neer. ‘Alsjeblieft, liefste,’ zei hij. ‘Niet huilen, alsjeblieft. Ik kan er gewoon niet tegen.’
‘Het spijt me, schat, maar ik kan niet tegen dit oord.’
De deurbel ging. Camilla snoot haar neus en depte haar ogen met de zoom van haar gebloemde rok. ‘Daar zul je onze agent hebben,’ zei ze. ‘Zie ik er heel belabberd uit?’
‘Nee hoor. Voor mij ben je altijd mooi,’ zei Charles.
Zijn kwalificatie Voor mij’ ontging Camilla niet.
Camilla en Dwayne zaten aan de keukentafel. Charles stond in de gootsteen af te wassen. Camilla onderdrukte een gaap. Charles en Dwayne hadden bijna non-stop over dat lamme boek zitten praten waar zij nooit een woord van had gelezen, en dat geschreven was door een man die ze nog nooit had ontmoet.
Charles zei tegen Dwayne: ‘Toen Laurens en ik bij de Kalahari waren, wasten we onze kookpannen, borden en bestek met zand.’
‘Zand!’ zei Dwayne beleefd.
‘Jawel,’ zei Charles. ‘Het is het sprookjeswater van de natuur.’
‘En je zit dan ook nooit zonder,’ mengde Camilla zich in het gesprek. ‘Zonder zand, bedoel ik. Er is enorm veel zand in de woestijn.’
Zelfs Dwayne begon een beetje genoeg te krijgen van de Kalahari. Het voelde alsof hij de hele middag blootshoofds in de middagzon tussen hen in had lopen strompelen. Charles’ intense bevlogenheid had hem uitgeput. Hij had best wel genoten van die sardines en die vreemd ogende groenten, maar hij wilde inmiddels wel opstappen. Hij stond op en schoof zijn stoel terug. ‘Wel, mijn hartelijke dank voor alles, maar de plicht roept.’
‘Ja, je moet weg,’ zei Charles. ‘Ik weet alles van verplichtingen.’
Camilla fluisterde Dwayne toe: ‘Zou ik mogen vragen om deze op de bus te doen?’ Ze gaf hem een envelop met een adres in Ruislip.
Hij dacht, ik kan moeilijk nee zeggen, wel?, en dus stak hij de briefin zijn zak.
Camilla liep met hem op naar het tuinhek. ‘Is het heel erg moeilijk om je van zo’n enkelband te ontdoen? Ik bedoel: gebeurt het weleens?’ vroeg ze.
‘Zeker wel,’ zei Dwayne. ‘Er zijn weleens mensen op vakantie gegaan.’
‘Echt?’ vroeg Camilla. ‘Gebruiken ze daarvoor bepaald gereedschap?’
‘Mrs. Windsor, u kunt beter hier in de Fez blijven.’ Hij aarzelde. Hoe kon hij haar voorzichtig vertellen dat ze daarbuiten niet al te populair was? Uiteindelijk zei hij: ‘Iedereen kent u van gezicht, u zou snel in het oog lopen.’
Toen Dwayne terugkwam in zijn kleine dwergstudiootje dat hij in de stad had gehuurd, stoomde hij de envelop open en las de inhoud.
16 Hellebore Close
Flowers Exclusion Zone
East Midlands Region
EZ 951
Beste Graham,
Wat is de beste manier om te antwoorden op een brief van een lang verloren zoon, een zoon van wiens bestaan men niet op de hoogte was tot gisteren, toen wij jouw brief ontvingen. Je moeder heeft bevestigd dat zij jou inderdaad heeft gebaard op 21 juli 1965.
Wij willen je beiden condoleren met het recente dubbele sterfgeval in je familie. Eén ouder verliezen is al vreselijk, ze beiden te moeten verliezen is een catastrofe.
Natuurlijk zien wij er beiden heel erg naar uit om je te ontmoeten. Wij zitten echter op dit moment vast in de Exclusion Zone en daar mogen wij, helaas, geen bezoekers van buiten ontvangen. Alhoewel ik heb begrepen dat bezoekaanvragen kunnen worden ingediend bij de betreffende overheidsinstelling, zal een ontmoeting op korte termijn niet mogelijk zijn. Maar we moeten zeker contact houden.
Het was een buitengewone ervaring om te ontdekken dat jouw moeder en ik samen een eenenveertigjarige zoon hebben. Ik vraag me af of jij uiterlijk op een van ons lijkt? De volgende keerdat je schrijft, wil je dan alsjeblieft een foto meesturen?
Terwijl ik je schrijf, voel ik de hand van de geschiedenis op mijn schouder.
Adieu, mijn zoon.
Ik zend je de warmste groet,
Je vader, Charles
PS: Je moeder en ik zouden je heel erg dankbaar zijn als je onze relatie vooralsnog geheim wilt houden.
Gelieve te antwoorden aan:
Dwayne Lockhart
Flat 31, The Old Abattoir
Leicester
East Midlands Region
Dwaynes eerste gedachte was: ‘Die heeft lef!’ Dat ze hem niet eerst hadden ingelicht. Hij schaamde zich voor zijn volgende gedachte: ‘Ik houd hier een historisch document in handen. Hoeveel zou dit me opleveren op eBay?’
Hij nam de brief mee naar de bibliotheek, waar hij een kopie maakte op de oude machine die alleen gebruikt scheen te worden door gestoorde types om hun epische gedichten te kopiëren. Op weg naar huis deed hij de oorspronkelijke brief op de bus, maar hij wachtte een paar seconden voor hij de envelop uit zijn hand door de gleuf liet glijden.
In de keuken werden de veel te lange nagels van Freddie geknipt. De vereende krachten van Charles en Camilla moesten eraan te pas komen om het hondje in bedwang te houden. Hij had voortdurend ‘Help! Help!’ geblaft. Freddie herinnerde zich dat Camilla ooit in zijn eeltkussens had geknipt en hoe het gebloed had.
‘Freddie toch, werk nou een beetje mee,’ zei Charles. ‘Je nagels zijn echt te lang, je moet er beslist last van hebben.’
‘Als je een mens was geweest, Freddie, heette je Edward Scissor-hands,’ zei Camilla.
Boven op de smalle gang namen Leo en Tosca hun kans waar tijdens Freddies afwezigheid. Leo vertelde Tosca over zijn miserabele tijd als puppy, voordat hij werd gered door Spiggy en daarna geadopteerd werd door prins Charles.
‘We waren met zijn negenen in één worp en ik was de hekkensluiter. Ik kon nauwelijks bij de tiet van ma komen. Ik had dood kunnen gaan van de honger.’
‘Wie waren je ouders?’ kefte Tosca, die haar stamboom tot negentien generaties terug kon traceren.
‘Geen idee wie mijn pa was,’ zei Leo spijtig. ‘Mijn ma was een echte teef als ze loops was, de helft van de buurt liep achter haar aan! Ze liet zich pakken door alles met vier poten en een staart.’
‘Leeft ze nog?’ blafte Tosca.
‘Nee, ze is onder een vrachtwagen van Grice terechtgekomen,’ jammerde Leo. ‘Ze ligt begraven in de achtertuin van Lee Butterworth. Ze was een hondse moeder. Voor ze was uitgebroed, was ze elke avond op stap. Ik lag altijd om haar te janken.’
‘Wat is er terechtgekomen van je broertjes en zusjes?’ vroeg Tosca.
Leo meesmuilde: ‘Het enige wat ik weet is dat Lee Butterworth ze allemaal in een zak heeft gepropt en zijn koters vertelde dat de pups naar een boerderij in Wales zouden gaan. Ja hoor.’
‘Misschien was dat ook wel zo,’ zei Tosca.
‘Mooi niet,’ blafte Leo. ‘Butterworth was met een halfuur weer terug. Ik weet niet precies waar Wales ligt, maar volgens mij niet om de hoek, ofwel?’
‘Waarom ben jij niet in die zak gestopt?’ kefte Tosca.
‘Ik was boven en werd net door een van Maddo’s kinderen als een pop aangekleed,’ bromde Leo. ‘Ik had een hels leven daar in dat huis.’
Tosca werd een beetje moe van Leo’s zelfmedelijden. ‘Het is duidelijk dat jouw redding een reden had, Leo. De hand van de lotsbestemming kwam ertussen om jou naar dit huis te brengen, om bij de toekomstige koning van Engeland te wonen.’
Leo bekeek Tosca met nieuwe ogen. Ze zag er niet slecht uit en haar pelsje glansde mooi. Met die korte pootjes kon hij wel leven; wat maakte het uit dat zij half zo klein was als hij? Als ze op de grond lagen, waren ze allebei even groot. Leo schoof dichter naar Tosca toe en hij begon haar achterste te besnuffelen. In plaats van naar hem te happen, zoals ze meestal deed, gaf Tosca hem deze keer de tijd.
Toen Freddie de trap op kwam stuiteren om Tosca te zoeken, was hij niet echt verguld om Leo met zijn neus in haar kont aan te treffen.
Freddie grauwde: ‘Ga bij mijn teef vandaan, jij ordinaire bastaard.’ Hij kwam op Leo af, in de veronderstelling dat de grotere hond bakzeil zou halen en zich zoals gewoonlijk terug zou trekken.
Maar Leo snauwde ‘Oprotten, tuinkabouter’, en hij ontblootte zijn grote gele tanden.
‘Wie denk je weldat je bent?’ piepte Freddie.
‘Ik ben heel bijzonder,’ gromde Leo. ‘Ik ben de beste vriend van de toekomstige koning van Engeland.’
Toen het Tosca’s beurt was voor een pedicure, onderwierp ze zich aan de procedure met een ongebruikelijk zonnig humeurtje.
‘Tosca is echt zichzelf niet, Charles,’ zei Camilla. ‘Denk je dat ze ziek is?’
‘Misschien heeft ze een wormenkuurtje nodig.’
Tosca blafte: ‘Ik heb geen wormen. Je bent geobsedeerd door wormen. Als ik wormen had, zou ik wel met mijn kont over de vloer schuren, of niet?’
Desalniettemin zei Charles: ‘Ik zal vanavond een wormenpilletje in hun eten doen. Baat het niet, dan schaadt het niet.’
‘Nee,’ bitste Tosca. ‘Je kunt beter niets schaden. Er is niets met me aan de hand, ik ben nog nooit zo gelukkig geweest.’
Om Charles en Camilla af te leiden van nog meer wormenpraat, stak ze haar pootje uit om haar nagels te laten knippen.
‘Wat een schatje. Is ze geen schatje, liefste?’ merkte Camilla op.