Hoofdstuk 9
De volgende ochtend om halfnegen ging de Queen bijna huilend van de kiespijn naar haar buurvrouw Violet. Ze liep de keuken binnen zonder te kloppen, terwijl ze Harris en Susan verontwaardigd buiten liet staan. Één seconde vroeg ze zich af wie die oude vrouw was met dat piekhaar en dat bleke gezicht, die aan Violets formica tafel toast met tomatenketchup zat te eten. Toen zag ze dat het Violet zelf was, die zich nog niet had opgemaakt.
Een man met hetzelfde accent als de Queen was op de radio aan het vertellen dat ‘de monarchie in dit land dood is, afgeserveerd. Het koningshuis is de wollige mammoet in de evolutie.’
De Queen riep boven de herrie van de radio uit: ‘Violet, ik heb een afschuwelijke nacht doorgebracht vanwege die kiespijn. Om drie uur vanmorgen had ik graag iemand een som geld willen geven om mijn hoofd eraf te hakken. Die tangenvriendin van jou, zou die me kunnen helpen, denk je?’
Violet zette de radio zachter. ‘Heb je pijnstillers ingenomen?’
De Queen knikte van ja.
‘Ik heb een paar onwijs goeie die de dokter mij ooit heeft voorgeschreven voor mijn rug. Ik moest het kalm aan doen met die dingen, want ik werd er een zombie van.’
‘Op dit moment,’ zei de Queen, ‘bevalt de gedachte om een zombie te zijn mij buitengewoon, maar ik moet vandaag mijn hoofd helder houden.’
Violet greep naar de telefoon en drukte op de snelkeuzetoets van haar kleindochter Chantelle, die in het Frank Bruno-verpleeghuis werkte. ‘Chan? Met oma. Zeg, die vrouw die tanden trekt…? Jij kent iemand die tanden trekt…? Ze is getrouwd met…werkt bij Walkers Chips. Die met dat rare been…je kent hem dus. Zijn zus zingt altijd die tune van Titanic op karaokeavonden in het One-Stop Centre. Sheila, ja die. Je kent de dochter van Sheila, toch? Kun je haar bellen voor het telefoonnummer van haar tante, degene die tanden trekt? Brave meid. Ik heb de Queen op bezoek.’
Op de radio zei een dame met schelle stem dat ze van plan was om voor het eerst van haar leven op de Conservatieven te stemmen, omdat ze de Queen weer terug op de troon wilde. De Queen zuchtte terwijl ze haar hand op haar kaak legde. Haar tong leek een eigen leven te leiden. Ondanks de pijn bleef hij maar zoeken naar die losse kies om mee heen en weer te wiebelen. Ze wilde dat hij daarmee ophield.
Nadat Chantelle terug had gebeld, ging Violet naar boven om zich aan te kleden. De Queen gaf Micky een paar met saus besmeurde stukjes toast die Violet op haar bord had laten liggen. Micky was in een goedaardige bui en liet de Queen door zijn gemberkleurige borstelhaartjes kroelen. De Queen zei: ‘Heb je ooit kiespijn gehad, Mickey? Ooit, jongen? Het is angstaanjagend.’
Micky gromde: ‘Ik heb al drie jaar kiespijn. Waarom denk je dat ik zo vaak chagrijnig ben?’
De Queen keek in die hondenogen en zag dat Mickey compleet openstond voor haar klaagzang. Harris en Susan begonnen buiten op straat te blaffen, waarna Micky door het huis rende om tegen de deur op te springen. Violet schreeuwde van boven dat hij zich koest moest houden, en Barry Toby’s zware voetstappen klonken op de trap. Zijn advocaat beschreef Barry gewoonlijk als een ‘vriendelijke reus’ met ‘een hart van goud’. Geen van beide uitspraken was waar. Hij was lang en ergens in hem was een vrouwelijk trekje te bespeuren, maar hij had een gewelddadige, achterdochtige inborst die hem al ettelijke echtgenotes, kinderen en banen had gekost.
‘Hou die tyfusbek van je dicht!’ brulde Barry naar de woest blaffende Micky. Toen gaf hij de Queen een knikje en vroeg: ‘Alles goed?’
Barry wist niet echt hoe hij een gesprek op gang moest houden. De Queen was blij toen Violet op haar hoge hakken de trap af kwam trippelen, met gekamde haren en een beschilderd gezicht. Ze droeg Barry op zich te gedragen en ging met de Queen naar buiten.
Dwayne stond aan de ingang van Hell Close. Het was de eerste dag waarop hij mocht patrouilleren zonder een oudere officier erbij. Hij had de opdracht gekregen om overal ter plekke te checken of inwoners hun identiteitsbewijs wel bij zich hadden. Het was onmogelijk om iedereen te controleren, dus hij bedacht een systeem: deze ochtend zou hij alleen mannen met baarden aanhouden, iedereen met zwart haar, en oude dames.
Omdat hij de afgelopen drie dagen op de controlepost had gewerkt, wist hij dat elke beweging die hij maakte op het scherm te zien was, dus hij kon niemand matsen mochten ze geen identiteitsbewijs op zak hebben. Toen hij de Queen en Violet Toby zag naderen, gevolgd door Harris, Susan en Micky, kreeg hij een wee gevoel in zijn maag; hij koesterde bewondering voor de Queen.
‘Goedemorgen,’ zei hij. ‘Zou ik beide dames mogen verzoeken om uw identiteitsbewijs te tonen?’
Waarom praat ik opeens als een ouwe lul, dacht hij. Hoe kon zijn uniform nou zijn manier van spreken beïnvloeden?
‘Godsamme,’ zei Violet. ‘Dit is al de derde keer dat ik deze week wordt aangehouden. Waarom ben ik steeds de pineut?’ Ze haalde haar identiteitsbewijs uit haar zak en wapperde ermee in Dwaynes gezicht.
De Queen was druk aan het zoeken in de diverse vakken in haar tas. ‘Het lijkt erop dat ik hem niet bij me heb,’ zei ze licht paniekerig.
‘Het spijt me mevrouw, maar ik moet het controleren,’ antwoordde Dwayne.
Hij wierp een snelle blik op de surveillancecamera’s die overal op lange metalen palen waren gemonteerd, en vroeg zich af of zijn collega’s in de controlepost op dit moment toekeken en hem uit zaten te lachen. Toen Violet merkte dat de Queen erg nerveus was voor haar doen, nam ze de teugels in handen bij het zoeken naar het identiteitsbewijs. Ze speurde nu methodisch alle zakken van de Queen af: zowel in haar jas en vest als in haar pantalon.
‘O Harris,’ zei de Queen, ‘waar heb ik toch die vervelende kaart gelaten?’
‘Ik heb er niet aan gezeten, dus vraag het niet aan mij,’ gromde Harris.
Susan kefte tegen de Queen: ‘Ik weet waar-ie is: hij zit diep verstopt in de zitting van de sofa.’
Harris begon aan de zoom van de Queens pantalon te trekken; bijna gek van kiespijn en ellende schopte ze hem weg.
‘Ik geef u vierentwintig uur de tijd om u met identiteitsbewijs te melden bij de controlepost,’ zei Dwayne terwijl hij zijn elektronische aantekenboekje tevoorschijn haalde. Conform de procedure vroeg hij: ‘Naam?’
‘Je weet best wie ze is,’ bitste Violet. ‘En jou ken ik ook van haver tot gort, Dwayne Lockhart. Ik weet nog wel wat voor slonzig joch jij vroeger was. Leven je ouders nog, of hebben ze elkaar al van kant gemaakt?’
‘Mijn vader is overleden, mijn moeder is nog steeds actief,’ antwoordde Dwayne, en omdat hij een eerlijk mens was voegde hij eraan toe: ‘Nou ja, zo actief als iemand kan zijn met een bipolaire persoonlijkheid, levercirrose en hartklachten.’
‘Wel, hoe heet u tegenwoordig?’ vroeg Dwayne aan de Queen. Hij wist uit zijn geschiedenisboeken dat het koningshuis van naam en godsdienst veranderde naargelang de omstandigheden.
‘Mijn naam is Elizabeth Windsor,’ zei de Queen. ‘Mijn registratienummer is 195311, mijn labelnummer is 19531187.’ Ze lichtte de zoom van haar broekspijp op tot haar knie om de metalen band te laten zien.
Dwayne liet hen gaan met de mededeling: ‘U hebt toestemming uw wandeltocht voort te zetten, dames.’
Hier werd op de controlekamer smakelijk om gelachen. Inspecteur Lancer zei: ‘Die moet ik onthouden. U hebt toestemming uw wandeltocht voort te zetten, dames.’
Agent Peter Penny zei: ‘Ik had ze gewoon gezegd op te zouten.’
‘Het komt door al die snertboeken die hij leest. Hij kent gewoon te veel woorden,’ antwoordde inspecteur Lancer.
Toen zij in de buurt van Hawthorn Street kwamen, waar de tangenvrouw woonde, werd de Queen steeds banger. Harris en Susan vielen stil en spitsten hun oren om te ontdekken waar Magie zich precies ophield, de dobermann wiens territorium zij nu betraden.
In de slecht onderhouden voortuin van de tangenvrouw stond een teefje van zulke schoonheid dat Harris, een onverbeterlijke schuinsmarcheerder en connaisseur van lieftallige teefjes, stil bleef staan om te staren. Britney heette ze; ze had de lange benen van haar vader en het exquise gezicht en de lange wimpers van haar moeder.
Susan rende op Britney af om haar achterste te besnuffelen. Weer terug bij Harris bracht Susan verslag uit. ‘Dat is een slet, Harris. Blijf bij haar uit de buurt.’
Maar Harris was betoverd. ‘Aangenaam.’ zei hij. ‘Mijn naam is Harris, ik ben de hond van de Queen.’
Britney ging liggen, waarbij ze haar elegante ledematen zo voordelig mogelijk liet uitkomen. ‘Kan mij het wat schelen?’ zei ze, waarbij ze haar blonde kopje schudde. ‘Denk je echt dat het mij wat kan schelen?’ Ze gaapte.
Susan kefte: ‘Harris! Ze heeft meer honden binnengehad dan de arena van Circus Renz!’
Maar het was al te laat. Harris was naast Britney gaan liggen om zijn verleidingstactiek op haar los te laten.
Een vrij gezet meisje liet de Queen en Violet plaatsnemen in de voorkamer waar ze tot hun verbazing nog meer mensen aantroffen, gezeten op witte plastic stoelen langs de muur. Op een koffietafel lagen stapels oude roddelbladen. Op de televisie in de hoek was de bruiloft van de dochter van de premier te zien. De camera’s gleden over het met bloemen gevulde interieur van de Westminster Abbey, op zoek naar bekende gezichten in de gezetelde congregatie. ‘Jimmy Savile,’ zei Violet. ‘Ik dacht dat-ie de pijp uit was.’
‘Als hij niet dood is, verdient hij dat wel,’ zei de Queen geërgerd. Ze was er niet op voorbereid geweest dat ze moest wachten. De tangenwouw had nu niet bepaald de vereiste diploma’s voor het tandartsenberoep. Toen er in de belendende kamer geschreeuw te horen was, kwam het tienermeisje terug om het geluid van de tv harder te zetten. Het diepe vibrato van het Westminster Abbey-orgel liet de schuiframen van de tangenvrouw rammelen.
‘Kijk Liz,’ zei Violet. ‘De premier staat zijn schoenen af te schrapen op het bordes. Volgens mij is-ie in een hondendrol getrapt.’
Na een ondraaglijk uur van wachten, kwam het tienermeisje de Queen halen met de woorden: ‘Mama is nu klaar voor jou.’
De Queen werd naar een dampige keuken gebracht waar een kokende pan op het vuur stond. Een plompe vrouw in een lycralegging en een wit T–shirt met de tekst NO PAINNO GAIN, stond erin te kijken.
‘Nog even,’ zei de tangenvrouw. ‘Ik moet echt goed steriliseren tussen de patiënten door, daar ben ik heel precies is.’
Er lag een brandende sigaret op de asbak in het droogrek. Soms pakte de tangenvrouw ‘m’op om een trekje te nemen, en lurkte eraan alsof ze haar complete voeding eruit moest halen. ‘Ga zitten om je benen wat rust te geven,’ zei ze, terwijl ze de as van haar sigaret in de pan liet vallen. De Queen aarzelde. Het was nog niet te laat om haar verontschuldigingen aan te bieden dat zij beslag had gelegd op de tijd van de tangenvrouw en de benen te nemen voor haar consult begon, maar ze trok gewoonweg niet nóg zo’n slapeloze nacht. Dus nam ze plaats aan de keukentafel en keek naar het rijtje kleine metalen instrumenten dat lag uitgestald op een schone, witte doek. Ze herkende er een paar: een haaknaald, een pincet en een stopnaald. Er stond een fles wodka op een dienblad met een glas ernaast.
‘Ik ken je schoondochter, Camilla,’ zei de tangenvrouw, die dacht dat ze met wat prietpraat haar patiënten kon kalmeren.
‘Is het heus?’ zei de Queen, die waarschijnlijk wereldkampioen was op het gebied van luchtige conversatie.
‘Jawel. Ze gaat altijd naar One-Stop Centre op donderdag, karaoke-avond. Ze is dikke maatjes met die ouwehoer, Beverley Threadgold. Maar Camilla is wel oké.’
‘Zingt Camilla dan ook?’ vroeg de Queen, die weinig afwist van het nachtleven in haar wijk.
‘Zekers. Dat liedje van Gloria Gaynor, I Will Survive. Niet slecht, maar met zo’n kakstem klinkt het toch anders. Oké, laten we beginnen.’
Ze trok een paar afwashandschoenen aan, en met een haardijzer haalde ze de tang uit het kokende water. Terwijl die afkoelde keek ze in de Queens mond.
‘Jawel, je hebt daar een lelijke zwarte kies achterin. Die heb ik er zó uit: hij wiebelt net zo hard als Pavarotti’s kont.’
Nadat ze de Queen had gevraagd ‘doodstil’ te blijven zitten, rukte ze met de tang de kies er uit. De Queen voelde een hevige pijnscheut die bijna onmiddellijk verdween. De tangenvrouw liet de kies in een papieren servetje vallen en zei: ‘Die kan er maar beter uit dan in zijn.’
Nadat ze haar mond had gespoeld met een slok wodka en die in de gootsteen had uitgespuugd, vroeg de Queen: ‘Hoeveel ben ik u schuldig?’
‘Doe maar gewoon een paar pond voor de wodka.’
Voordat ze de keuken uit liep, zei de Queen: ‘Ik ben u hoogst erkentelijk.’
‘Misschien herinner jij je me nog als je straks weer in je paleis zit,’ was het antwoord van de tangenvrouw.
De Queen kon er zich geen voorstelling van maken welke extreme omstandigheden haar zouden nopen wederom een beroep te doen op de diensten van de tangenvrouw, maar ze zei: ‘Dat zal ik zeker doen.’ En ze dacht bij zichzelf dat wanneer de adelstand weer in ere zou zijn hersteld, zij de tangenvrouw zou aanbevelen voor een lintje wegens haar bijdragen aan de samenleving.
Het had het huwelijk van het jaar moeten worden. De gastenlijst was een indrukwekkende mix van Britse society. Sir David Frost was erbij, Jordan, Cliff Richard, Nancy del’Olio, Frank Bruno, Simon Cowell, Elton John, Peter Mandelson, Sharon en Ozzy Osbourne, Chris Evans, Charlotte Church, Kate Moss, Steve Redgrave, Ben Elton, Carol Thatcher en talloze buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders en staatshoofden. Jeremy Paxman had vriendelijk bedankt met als excuus dat hij een belangrijk visevenement moest bijwonen.
Sonia trad in het huwelijk met een pr-jongen. Er waren glorieus grote massa’s op de been die buiten de Abbey stonden, toen Jack met zijn dochter arriveerde in dezelfde gouden, open koets als van prins Charles en prinses Diana, vele jaren geleden. Sommige mensen in het publiek vonden dat enigszins excessief voor een uitgesproken republikein, en een aantal had de moed om te protesteren. Er werd geschreeuwd: ‘Je bent een overloper, Barker!’ en een halfgare vrouw gilde: ‘Kakkoets voor kakkerlakken!’ Maar de politie trad op en sleurde de dissidenten weg terwijl ze de nieuwe wet citeerden op het beledigen van leden van de overheid.
Er scheen een mooi herfstzonnetje die dag, en Sonia zag er spectaculair uit in haar strapless witsatijnen jurk met lange, glanzende sleep. Toen Jack uit de koets stapte, trapte hij midden in een hondendrol die net daarvoor was gedumpt door een speurhond met maagpijn. Die hond was Mercury en hij behoorde tot de Metropolitan Police Bomb Squad. Hij zat aan de riem bij sergeant Andrew Crane. (Een onderzoek van News of the World wees later uit dat sergeant Crane was overgeplaatst naar de Falkland Eilanden. Ondanks een intense speurtocht is Mercury nooit meer teruggevonden. Af en toe, tijdens de komkommertijd, kwam er een tabloid met de kop WAT IS ER MET MERCURY GEBEURD?).
Jack kon Sonia net op tijd wegtrekken van de viezigheid op de verder smetteloze, rode loper, maar zijn eigen rechterschoen zat onder de stinkpoep. Eerst hield de menigte de adem in, toen barstten de mensen luidkeels in lachen uit.
Vanuit de Abbey kwam het geluid van het orgel dat ‘De aankomst van de koningin van Sheba’ speelde. Jack had geen andere keus dan door te lopen naar de trappen. Hij hoopte dat hij nog ergens onderweg de stront van zijn schoen kon schrapen voordat hij Sonia naar het altaar begeleidde. Maar helaas.
De stank werd erger onder de tv-lampen terwijl Jack en Sonia op het altaar af liepen. Ze passeerden Cliff Richard, en Jack zag dat de zanger met een vies gezicht zijn neus optrok. Hij keek achterom en merkte dat hij een spoor van hondenpoep had achtergelaten op de rode loper. En dat de bruidsmeisjes die Sonia’s sleep droegen, per ongeluk nog meer van de stinkende nachtmerrie uitsmeerden met hun witte balletschoentjes.
Toen ze bij het altaar aankwamen, knepen de bruidegom en zijn getuige hun neus dicht. Jack zag hoe de aartsbisschop van Canterbury stond te worstelen met de plicht van een geestelijke versus de walging van een mens. Er was niets van zijn klerikale gezicht af te lezen, maar toen Jack omlaag keek zag hij dat de aartsbisschop open sandalen droeg en dat hij zijn tenen kromde in een poging die voor vervuiling te behoeden. Achter hem hoorde hij zijn vrouw huilen.
Op dat moment, met zijn dochters bruiloft in duigen en zijn vernedering zichtbaar voor de hele wereld, zwoer Jack dat hij Engeland van de honden zou bevrijden.