Hoofdstuk 19

De Queen hield de trapladder stevig vast terwijl William de laatste paar treden op klom en de zolder op klauterde. Hij stak zijn hand uit en de Queen reikte hem een zaklantaarn aan. Ze zei: ‘Ergens daarboven staat een kartonnen doos met daarop geschreven: Glaswerk, deze zijde naar boven, naast je grootvaders doos met die ceremoniële zwaarden.’

De lichtstraal van de zaklantaarn flitste een paar keer langs de opening voordat William riep: ‘Gevonden!’

‘Subliem,’ zei de Queen. ‘Breng maar naar beneden, alsjeblieft.’

Met de zware kartonnen doos in zijn handen kwam William met moeite de trap af. Toen de trap weer was ingeschoven, droegen de Queen en William de doos tussen hen beiden in naar beneden. William was direct uit zijn werk langsgekomen en had nog steeds zijn werkkleren aan: laarzen met stalen neuzen, versleten jeans, een geruit hemd en een fluorescerend oranje jack. Zijn gezicht en handen waren niet echt schoon, merkte de Queen op. William wachtte vol ongeduld op wat er uit die doos zou komen. Alles wat de Queen hem had gezegd, was: ‘Er is iets op zolder dat ik je graag zou willen laten zien.’

De Queen pakte het broodmes uit een la en begon de tape door te snijden waarmee de bovenkant was dichtgeplakt. Ze flapte het karton open en haalde er een object uit dat verpakt was in een zwarte vuilniszak. Ze maakte de zak open en er kwam een grote donkerblauwe, fluwelen doos tevoorschijn. ‘Voordat we verdergaan,’ zei ze tactvol, ‘kunnen we denk ik beter beiden even onze handen wassen.’ Ze wasten hun handen in de keukengootsteen. ‘Droogje goed af,’ zei de Queen, en gaf William een schone handdoek.

Nadat ze ook haar eigen handen had gewassen en afgedroogd, lichtte de Queen de deksel van de doos. Binnenin, op een bedje van wit satijn, lag de koningskroon; zijn juwelenpracht deed William naar adem snakken. Er hing maar één peertje aan het plafond, maar het leek alsof het licht elk facet van elke kostbare edelsteen op het oppervlak van de kroon wist te vinden.

De Queen zei: ‘Dit is de koningskroon. Ik hoop dat je hem op een goede dag zult dragen.’

Ze wreef met de punt van haar schort een glanzende robijn op. William had heel vaak op een zwart-witfilm naar de kroning van zijn grootmoeder gekeken; Harry en hij hadden zich slap gelachen om hun vierjarige vader die een wit satijnen broekje en meisjesachtige schoenen had aangehad. Hoe vaak William de film ook al had bekeken, hij werd nog steeds nerveus van het moment waarop de aartsbisschop van Canterbury de kroon op het hoofd van zijn grootmoeder zette. De kroon zag er zwaar uit en zijn grootmoeders frêle nekje leek wel door te knikken onder het gewicht.

‘Hij ziet er zwaar uit,’ zei William.

‘Ik kon de week ervoor nauwelijks slapen,’ zei de Queen. ‘Ik was als de dood dat hij van mijn hoofd zou vallen, en de aartsbisschop ook. Wil je hem proberen?’

William ging aan de keukentafel zitten. De Queen vermande zich en tilde de kroon uit zijn weelderige verpakking. Ze hield hem even vast in haar handen, terwijl ze zich het triomfantelijke gebeier herinnerde en het luidkeels geroepen Lang leve de Queen! om haar kroning te vieren. Terwijl ze de kroon op Williams hoofd zette, zei een presentator op de televisie in de kamer ernaast: ‘Het is voor het eerst dat er een keizersnede is toegepast op een mongoeste.’ De kroon was iets te klein voor Williams hoofd: hij zat doodstil en durfde zich niet te bewegen.

De Queen deed een stap terug. ‘Hij staatje goed. Hoe voelt het?’

‘Het voelt eigenlijk heel geweldig,’ zei William.

‘Blijf stil zitten, dan haal ik een spiegel voor je.’ Toen de Queen de kamer uit was, spreidde William zijn armen voor het denkbeeldige gejuich en patriottische kreten als Lang leve de koning! Lang leve koning William!

De Queen kwam terug met een spiegel die ze van een muur in de vestibule had gehaald. Toen ze de spiegel omhoog hield en hij zijn spiegelbeeld zag, voelde hij even een steek van verlangen naar zijn moeder. Het was een staaltje van zelfbeheersing dat hij zijn emoties in bedwang kon houden.

‘Ik denk dat jij een goede koning zult worden, William.’

‘Maar het zal tevens een droevige dag voor me worden. Het betekent namelijk ook dat mijn vader dan dood is.’

‘Niet noodzakelijkerwijs,’ mompelde de Queen. ‘Je vader kan afzien van zijn opvolging en de kroon aan jou doorgeven. Zou jij daar eventueel toe bereid zijn?’

William rechtte zijn rug, alsof hij op het défilé van Sandhurst stond en zei: ‘Dat ben ik, Majesteit, ik móét koning worden. Dat heb ik mijn moeder beloofd. Zij heeft het zo gewild.’

‘En jij?’ vroeg de Queen.

‘Ik heb het haar beloofd,’ antwoordde William.

‘Nogmaals, en jij?’ drong de Queen aan.

‘Zij heeft mij opgevoed tot een nieuw soort koning. ‘King Light’ noemde ze het altijd,’ zei William.

‘King Light?’

‘Ja, net als in cola light,weet je wel?’ zei William.

‘Aha, die frisdrank?’

‘Die. Ze dacht dat ik me wat meer onder de mensen zou kunnen begeven. Daklozen opzoeken. Niet thuis natuurlijk, maar de plaatsen waar ze slapen, en in de opvang en zo,’ zei William.

‘Dat is heel nobel,’ zei de Queen. ‘Maar met welk doel?’

‘Om meer over hun problemen te weten te komen,’ zei William, die een beetje ongemakkelijk werd van zijn grootmoeder. Waarom zette ze vraagtekens bij zulke nobele liefdadigheid?

‘En zodra je hebt vernomen wat de problematiek is van die behoeftige mensen, wat ga je dan doen?’ vroeg de Queen.

‘Dan probeer ik ze te helpen. Net als mama altijd deed.’

‘Ga je dan de deuren naar Buckingham Palace openzetten?’ vroeg de Queen.

‘Nou, niet alle deuren,’ zei William.

‘Je bent een goedhartige jongen,’ zei de Queen, ‘en ik ben buitengewoon op je gesteld. Denk alsjeblieft goed na voordat je je leven opoffert voor een instituut dat met de dag minder relevant wordt. Het wordt tijd dat we wat minder koninklijk gaan denken en wat meer aan de familie.’