Hoofdstuk 28
Graham vond de brief van prins Charles op zijn kokosmat toen hij terugkeerde van een werkdag als ambtenaar van het departement Gezondheid en Veiligheid. Gin en Tonic, die overdag weinig te doen hadden, hadden al over de inhoud zitten speculeren sinds de brief die ochtend was bezorgd.
‘Dat is een goedkope envelop,’ zei Tonic.
‘Maar de pen is wel een Mont Blanc,’ zei Gin. ‘En als ik me niet vergis, is dat Quink-inkt, Indiaas zwart.’
‘Het handschrift is van iemand met zelfvertrouwen en een hoge positie,’ zei Tonic. ‘Alhoewel de neerwaartse lijnen impliceren dat dit zelfvertrouwen niet erg diep zit.’
De honden wachtten ongeduldig totdat Graham zijn paraplu in de standaard bij de deur had gezet, en zijn anorak had uitgetrokken en aan het kledinghaakje in de vestibule had gehangen.
Gin zei: ‘Laten we hem zijn pantoffels brengen.’
‘Hij kan de pot op,’ zei Tonic. ‘Laat hem zijn eigen pantoffels maar pakken. Hij laat ons hier de hele dag zitten zonder iets omhanden. Niet eens een piepbeestje om ons armzalige bestaan op te leuken.’
‘Er valt niet met je te praten als je in een nihilistische bui bent,’ zei Gin.
Graham was aangenaam verrast toen Gin de kamer in kwam dribbelen en een van de gigantische Bart Simpson-pantoffels meesleepte die hij onlangs voor zichzelf had gekocht als verjaarscadeautje. ‘Goed zo, Gin,’ zei hij. Hij zou sterven van schaamte als iemand langs zou komen wanneer hij die pantoffels aan had. Maar daar er nooit iemand langs kwam, voelde hij zich redelijk veilig. Toen Gin met de tweede pantoffel kwam aanzetten, zei hij: ‘Jij bent mijn beste brave hondje, Gin. Ja, dat ben je. Mijn beste vriendje ben je, hè? Mijn allerbeste vriendje.’
Vanuit de deuropening blafte Tonic: ‘Allerbeste vriendje? Als ik vingers had gehad, had ik ze nu in mijn strot geduwd. Waarom heb je geen mensenvrienden, Graham? Misschien omdat je een sociale paria bent?’
Graham trok een Bart Simpson-pantoffel uit en smeet die naar Tonics kop. ‘Hou verdomme je bek dicht!’ schreeuwde hij.
Tonic sloop naar de keuken om aan de tweede pantoffel te ontkomen. In het voorbijgaan gromde hij tegen Gin: ‘Ooit zal die rotzak ervan lusten.’
Graham maakte de envelop open en haalde er de brief van zijn ouders Charles en Camilla uit. Hij las ‘m met stijgende opwinding, en aan het eind zei hij tegen het hondje aan zijn voeten: ‘Ik ben een rechtmatig opvolger van de troon, Gin, en dat betekent dat jij op een goede dag de opperhond zult zijn.’
Hij liep naar de kast en pakte er een fotoalbum uit. Hij zei tegen Gin: ‘Ze willen een foto van me. Welke zal ik sturen?’ Hij sloeg de bladzijden om. ‘Wat dacht je van die ene die op de voorpagina van de Ruislip Trumpet heeft gestaan, voor mijn derde opeenvolgende overwinning in de Ruislip Vlooienspel Kampioenschappen, met als bijschrift De Koning der Vlooienspelen?’
Gin keek naar de foto en herinnerde zich dat zelfs Grahams liefhebbende moeder had gezegd: ‘Lieve help, Graham, dit kan ik echt niet in een lijstje stoppen.’ Zijn minder liefhebbende vader had de krant ingekeken en was in lachen uitgebarsten.
Eerder dit jaar had hij wel een korte videofilm van zichzelf opgenomen voor het relatiebureau voor moeilijke gevallen. Volgens Graham was het een meeslepend en fascinerend portret van zijn leven en zijn persoonlijkheid geworden. Nadat hij enkele smetjes had weggeknipt, had hij de film aan zijn ouders laten zien en hun mening gevraagd.
‘Zeg het maar eerlijk,’ had hij gezegd.
Zijn vader liet The Daily Telegraph zakken, had de film bekeken zonder een spier te verrekken, en gaf aan het eind als enig commentaar: ‘Je had niet om een bruisend persoontje moeten vragen. Mijn ervaring met bruisende vrouwen is dat ze op een gegeven moment ten overstaan van iedereen in snikken uitbarsten en rode schoenen dragen.’
Grahams moeder had gezegd: ‘Je kunt niet alles hebben, Graham. Je droomvrouw kan niet én goed in de slappe was zitten én van bordspelen houden. Die twee dingen gaan niet samen.’
Aan het eind van de film mompelde Gin tegen Tonic: ‘Alweer een raadsel opgelost.’
Gin en Tonic hadden vaak zitten gissen naar Grahams seksuele geaardheid. Graham had nog nooit een meisje mee naar huis genomen, maar Gin dacht niet dat hij homo was. Gin mocht soms Grahams slaapkamer in, en had hem daar in de Playboy zien bladeren. Hij knipte foto’s uit van de meisjes, en plakte die in een knipselboek dat hij bewaarde op de bovenste plank van zijn kledingkast, onder een stapel winterse truien.
Tonic zei: ‘Ja en? Ik ben homo, maar val nog steeds op teven.’
Gin en Tonic waren een nichtenstelletje sinds zij seksueel rijp waren, en dat was toen ze achttien maanden oud waren. Gin was de onderdanige van de twee. Tonic klaagde daar weleens over. Hij zei dan: ‘Je bent gewoon te lui om van je poten te komen. Je staat daar maar en laat mij al het werk doen.’
Graham had het advies van zijn ouders in de wind geslagen, en de film op internet gezet. Hij kreeg vrijwel meteen twee bezoekers. Eén was een jongensmeisje uit Bangkok en de ander, ene Clarice Witherspoon uit Rugby, was een negenentachtigjarige fan van Mantovani. Mrs. Witherspoon had een mailtje met bijvoegsel teruggestuurd naar grahamcracknall@hotmail.co.uk met een foto van haarzelf in een korset en met een rode fez op. ‘Ik ben me d’r een,’ had ze geschreven. ‘Ik ben jong van geest en heb mijn eigen huis. Ik ben dol op de comedyserie Only Fools and Horses, en ik vind die hoofdrolspeler David Jason een lekker ding! Ik krijg een match op bijna al je eigenschappen. Zijn wij een match?’
Gedurende de daaropvolgende maanden checkte Graham een aantal malen per dag zijn mail, in de hoop dat de juiste vrouw op zijn scherm zou verschijnen. Maar bij degenen die verklaarden van bordspelen te houden was het alsof hun haar nog nooit ‘n druppel shampoo had gezien, en de bruisende types leken ze niet helemaal op een rijtje te hebben. Hij had heel opgewonden een antwoord gestuurd aan een vrouw die er verpletterend mooi uitzag en beweerde dat ze kampioen backgammon was. Maar toen hij zijn moeder de foto van de schoonheid had laten zien, zei ze dat hij in de maling was genomen. De foto was van Gina Lollobrigida, een filmster van wie Graham nog nooit had gehoord.
Nu, met zijn beide ouders dood en begraven, was er niemand om hem van advies te dienen. Dus pakte hij een bubbeltjesenvelop, haalde vier postzegels uit zijn portemonnee en postte het pakketje in de brievenbus op de hoek.