Hoofdstuk 29

Mitzie, de kleine King Charles-spaniel, lag onder het bureau van Stephen Fletcher, met haar snoezige snuitje op de glimmend gepoetste zwarte brogues van de minister van Financiën. Een van haar zijdeachtige oren was gespitst, omdat ze een verontrustend gesprek opving tussen haar baasje en de premier.

‘Alsjeblieft, Jack, vraag me niet om Mitzie weg te doen.’

‘Wij moeten een voorbeeld stellen, Stephen. Hoe kunnen we de oorlog tegen de honden winnen als we er één herbergen in het hart van de overheid?’

‘Maar Mitzie is zo gehoorzaam, en zo keurig opgevoed.’

‘Ze is nog altijd een hond.’

‘Maar ze is alles wat ik nog heb sinds Veronica het verdomde om dat kiesdistrict te verlaten.’

De verbinding werd abrupt verbroken; de premier zei zelden gedag aan de telefoon. Mitzie kroop onder het bureau vandaan en ging naast de minister staan. Ze had indertijd met plezier die neurotische Veronica zien vertrekken, die altijd klaagde over hondenhaar en een sporadische vlooienbeet. Mitzie was blij dat die domme koe liever op het afgelegen platteland wilde wonen.

Mitzie sprong op de knie van de minister en legde haar glanzende kopje op zijn schoot. Ze keek naar hem op met die liefdevolle, smeltend bruine ogen; een blik waarop ze heimelijk had geoefend in de spiegeldeuren van zijn kledingkast in de slaapkamer. De minister streelde Mitzies kopje terwijl hij verbitterd terugdacht aan zijn afstandelijke vrouw. Zij had nooit zo van hem gehouden als Mitzie, met dezelfde liefdevolle toewijding. ‘Ik zal nooit afstand van je doen, Mitzie,’ zei hij.

Mitzie was tegenwoordig de enige getuige van de broosheid van de minister. Zij was het die de halve nacht met hem opbleef terwijl hij verdiept was in paperassen en grafieken die hem vertelden dat Engeland verloren zou zijn – gehuld in lompen met een oud matras onder de brug – mits de belasting niet werd verhoogd met drie pence per pond. Hij had zijn uiterste best voor dit land gedaan, maar niemand, God ook niet, kon het volk geven wat het volk wilde: lage belastingen en perfecte openbare voorzieningen.

Engeland was de Verenigde Staten honderd miljoen pond schuldig en de Verenigde Staten stonden voor zeven biljoen in het krijt bij de Wereldbank. Soms bedacht de minister hoe abstract geld eigenlijk was, en alleen bestond in de verbeelding van de mensen die transacties afsloten. Hij voelde zich als een man die al halverwege een touwbrug stond en het platform aan de overkant in vlammen zag opgaan. Hij vroeg zich af hoe Jack Barker zo machtig had kunnen worden. Met één blik kon hij een hele kamer tot zwijgen brengen. Misschien komt dat wel, dacht de minister, omdat hij zich van niemand nog wat aantrok, en dus ook door niemand meer kon worden geraakt.

De minister tilde Mitzie op en hield haar in zijn armen als een baby. Hij gaf haar een kusje, zei haar hoe mooi ze was en bezwoer haar zijn eeuwige liefde. Toen zette hij haar op de grond en schreef:

Beste Jack,

Met spijt deel ik je mede dat ik heb besloten om mijn ambt als minister van Financiën neer te leggen.

Je vroeg mij te kiezen tussen mijn functie en mijn hond. Ik koos voor mijn hond. Ik zou je graag willen zeggen dat het een eer en privilege is geweest om voor je te werken. Helaas kan ik dat niet.

Stephen Fletcher

De minister las de brief hardop voor aan Mitzie en vroeg haar wat ze ervan vond.

Mitzie zei: ‘Niet zo haastig, Stevie, houd nog even vol om ons te helpen in onze strijd tegen de hondenoorlog.’

De minister deed de brief in een envelop en legde hem in een la van zijn bureau. Mitzie gaf hem altijd goede raad, dacht hij. De hond was gevoelig en rationeel, in tegenstelling tot het merendeel van zijn ministeriële adviseurs, die door de financiële bomen het economische bos niet meer zagen.