Hoofdstuk 45
De Queen keek samen met Violet naar haar garderobe in de geopende kledingkast, op zoek naar een geschikte outfit voor Grice’ inhuldiging. Ze stond in haar ondergoed en op kousenvoeten; Beverley Threadgold was die ochtend als eerste langs geweest om haar haren te wassen en er dikke, roze krulspelden in te zetten. Violet dacht dat ze in katzwijm zou vallen toen het ene na het andere prachtige, zijden kledingstuk uit hun plastic hoes werd gehaald en op bed uitgestald.
Ze vroeg: ‘Waarom trekje die schitterende dingetjes nooit aan, Liz?’
‘Zijden kleding heeft een goede ondergrond nodig, Violet, en ik heb simpelweg geen zin om me elke ochtend in een korset te rijgen.’
‘Kan ik me voorstellen,’ zei Violet, en ze keek met spijt naar haar logge, korsetloze achterste in de spiegel. ‘Je kunt je niet voorstellen dat ik ooit een middeltje had van vijftig centimeter omtrek, wel?’
‘Nee,’ zei de Queen. ‘Warempel niet!’
Uiteindelijk kozen ze na ampel beraad voor een jas en jurk van eendeneiblauwe zijde, waarvoor de Queen de bijpassende hoed en schoenen bezat. Violet perste zich in een smaragdgroene rok en jasje dat de Queen enkele weken na de geboorte van prins Edward had gedragen toen ze nog niet haar oude figuur terug had.
Violet bewonderde de fijne, handgeborduurde stiksels op de naden en mouwen. ‘Ik heb nog nooit zoiets moois aan m’n gat gehad.’
De Queen haalde Violet over om een hoed op te zetten met een brede rand en vol pauwenveren. ‘Ik was er altijd lichtelijk door geïntimideerd, maar ik weet zeker dat hij veel beter past bij jouw…uitgesproken persoonlijkheid.’
Violet moest lachen toen ze haar spiegelbeeld zag. ‘Daar heb je helemaal gelijk in,’ zei ze. ‘Ik ben niet bang voor die hoed.’
Ze dirkten hun gezichten op met het voorraadje cosmetica van Estée Lauder dat de Queen onaangeroerd in haar la had liggen voor speciale gelegenheden, en daarna gingen de dames naar buiten, voorzichtig trippelend op hun hoofse schoentjes over de gebroken stoeptegels, richting het One-Stop Centre. Op de uitnodigingen voor de ceremonie stond: Nette kleding: geen spijkerbroeken, geen gymschoenen, geen Burberry, geen paarden. De Queen had zich het hoofd gebroken over dat geen paarden, totdat Harry haar vertelde dat geen paarden codetaai was voor geen Ralph Lauren.
Door de hele Flowers Estate hadden zich dergelijke scènes afgespeeld. Overal trokken mensen hun beste kleren uit wand- en garderobekasten. Een zachte, gouden zon scheen warm over de Flowers Exclusion Zone, hetgeen zowel door pater Edmund-Harvey als door imam Mohammed Akbar werd geclaimd. Beide mannen waren door Sandra Grice verzocht om te bidden voor mooi weer.
Sandra had Arthur kosten noch moeite bespaard; ze had een hele zwik entertainers ingehuurd van een bureau dat zichzelf Joviality Incorporated noemde. Ze had niet veel keuze gehad. De meeste bureaus hadden de waarschuwing Geen Exclusion Zones op hun promotiemateriaal. Een orkestje zou Arthurs favoriete muziek komen spelen vóór, tijdens en na de ceremonie. Arthurs smaak was van zijn tienerjaren af aan ongewijzigd, en op Sandra’s vraag wat het orkest moest spelen, had hij geantwoord: ‘Motown. Die prut van na 1965 kan ik geen muziek noemen.’
Het One-Stop Centre was versierd met de Engelse vlag en wimpel. Er waren ballonnen vastgebonden aan – niet zo verstandig – het scheermesscherpe prikkeldraad dat langs de randen van het dak was gespannen. In de grote centrale hal waren bloembakken geplaatst waarin met anjers en chrysanten de letters S.A.G. waren gespeld, de op handen zijnde titel van Arthur. Achter het gebouw stond een gehuurde vriezer met daarin een standbeeld van Arthur in ijs: hij was afgebeeld als een daadkrachtige visionair die met één hand zijn ijzig transparante ogen afschermde tegen de zon.
Een schitterende taart van zes lagen, waarvan elke laag werd gestut door acht steigerpalen bestrooid met poedersuiker, stond midden op een buffettafel die zo groot was als een hele kamer. De spijzen waren een ode aan verzadigde vetzuren. Er lagen heuvels van kalkoendrumsticks, hopen varkensvleespasteitjes, stapels kleverige pizza, een bergje zwetende kaasblokjes, diepe schalen vol chips en borden met glimmende kippenbouten. Sandra had de salade van het menu geschrapt.
Arthur raakte dat konijnenvoer met geen vinger aan en vond iedereen die zoiets wél at maar communisten of krakers.
Om tien uur arriveerden de Queen en Violet in het One-Stop Centre. Nadat ze verscheidene controleposten waren gepasseerd, werden ze door een politieagent in een kogelvrij vest naar de centrale hal gebracht waar de cateraars, twee kibbelende kaalhoofden, de laatste hand legden aan het eten door het te decoreren met plastic waterkers. Aan de andere kant van de hal was een podium gebouwd waarop goudgeverfde stoelen in een halve cirkel waren opgesteld. Aan elke stoel was een kaartje met plakband vastgemaakt waarop stond Gereserveerd voor de koninklijke familie.
Violet zei met aristocratische arrogantie: ‘En waar moet ik mijn krent precies laten?’
De Queen trok een van de plakbandjes los. ‘Prinses Michael zal bij het publiek moeten zitten.’
Violet knikte en ze nam plaats naast de Queen.
Het kleine orkestje verzamelde zich rond de piano en keek fronsend naar hun bladmuziek. Meer gewend aan Salzburg dan aan Motown, zetten ze desalniettemin galant een wat matte versie in van I Heard It Through The Grapevine.
Om kwart over tien werden de Queen, Violet en de overige leden van de koninklijke familie naar een zijkamer geëscorteerd, terwijl op het podium voorbereidingen werden getroffen met een fluwelen voetenbankje en het ceremoniële zwaard. Om halfelf arriveerde een karavaan van auto’s met aanhangers bij de controlepost aan de ingang van de Exclusion Zone. Arthur en Sandra zaten op de bank van een open koets die werd getrokken door twee witte paarden, wier manen waren vervlochten met linten in dezelfde paarse kleur als Sandra’s paarsfluwelen cape die was afgezet met hermelijn. Arthur zag er imposant uit met zijn bolhoed en maatpak.
Sandra had haar kleermaker opgedragen om iets te maken in de trant van ‘sexy maar wel smaakvol. Tieten, maar geen tepels. Billen, maar geen bilspleet. Benen, maar geen doos’. De naaister had alles opzij gezet om zich op Sandra’s outfit te kunnen storten, en was met een jurk op de proppen gekomen die Camilla later zou omschrijven als een combinatie van flamencodanseres en een prinses uit een sprookjesboek.
Rocky zat tussen Arthur en Sandra in, met een nieuwe paarse halsband met nepdiamanten. Hij vervloekte het spotzieke commentaar van de honden uit de wijk. Hij had geweigerd om in de koets te springen totdat Arthur hem dreigde met ‘een paar stevige trappen, als hij niet als de sodemieter zijn kont in die koets zou zetten’, dus Rocky had geen andere keus dan te doen wat zijn baas beval.
Hele rijen veiligheidspolitie, onder wie ook Dwayne Lockhart en inspecteur Lancer, liepen naast de koets. De koetsier, een melancholieke man met een rijschool vlak bij de Old Mill, was door Sandra omgekocht om een achttiende-eeuws kostuum aan te trekken, compleet met gepoederde pruik en driekantige hoed. Toen ze nog maar nét waren vertrokken, had Arthur hem op de schouder geklopt en hij had gezegd: ‘Zet ‘s een ander smoelwerk op, zonneschijntje, je kijkt alsof je verdomme op weg bent naar de galg.’
Aan het eind van de processie liepen de entertainers, achter een hoempapaband die hits van het Eurovisiesongfestival speelden als Congratulations en Boom-Bang-A-Bang. De bewoners van de Exclusion Zone waren massaal uitgelopen, uit hun huizen gelokt door de dreunende trommels, de kletterende deksels en het geschetter van de trompetten en trombones. Hun aantal werd nog vergroot door Grice’ steigerbouwers, die een dagje – onbetaald – verlof hadden gekregen zodat ook zij zijn maatschappelijke promotie konden vieren.
De avond ervoor had Dwayne een paar benauwde uurtjes meegemaakt met Dostojevski’s verontrustende relaas van zijn inhuldiging in een Siberische goelag. Dwayne was tot tranen toe geroerd toen hij las hoe de grootse auteur zijn extraatje met kerst beschreef, toen een aantal gevangenen een melodrama had opgevoerd voor de andere veroordeelden. De verwilderde mannen – onder wie verkrachters en moordenaars die compleet waren doorgeslagen in deze weerzinwekkende omstandigheden – gingen helemaal op in het knullige acteerspel onder de schelle toneelverlichting. De wildheid was even van hun gezicht verdwenen en gedurende een uurtje waren ze betere mensen. Dwayne beeldde zich in dat hij dezelfde bevrijde blik zag op de gezichten die naar de parade van Grice keken (alhoewel aangemerkt moet worden dat bij navraag verder niemand deze transformatie had gezien).
Een jongleur gooide vijf sinaasappels in de lucht, en het lukte hem om ze bijna elke keer bijna allemaal op te vangen. Een mimespeler droeg een denkbeeldige glasplaat. Twee steltlopers in hele lange broeken liepen pruilend achter de stoet aan en probeerden wanhopig de rest bij te houden. Een clown met feloranje pruik besproeide het publiek met een straaltje water uit de bloemetjesspeld op zijn jas, totdat hij bij een tiener kwam die net gezakt was voor zijn cursus Anger Management; die vond het niet geslaagd en dreigde de clown met serieus lichamelijk letsel.
De honden stonden langs de hele route tussen het publiek in, en Rocky’s ergste nachtmerrie kwam uit. Zijn paarse halsband met nepdiamanten zorgde voor een hilarische hondenoproer. Er werden wrede grappen gemaakt over zijn seksuele geaardheid. Nu Rocky’s maatschappelijke status hem verhinderde om van de koets af te springen en hen de strot af te bijten, durfden ze wel. Toen de koets door Hell Close reed, was er een spervuur van iets wat klonk als georkestreerd geblaf van de wijkhonden. Getuigen zwoeren dat de honden in drie rijen naar hoogte stonden opgesteld, en dat Harris hen klaarblijkelijk stond te dirigeren. Wat Rocky hoorde, was: ‘Rocky, kom toch bij ons in Hell Close! Smijt die halsband in een doos!’
In Cowslip Lane schommelden de dodelijke dikkerds naar hun voortuinhekje om het geheel te kunnen aanschouwen. In Daisy Hill zwermden de uitgemergelde verslaafden uit om zich te vergapen. In de Flirtsteeg hielden jonge moeders hun baby’s omhoog zodat ze konden kijken. De lapdancers liepen Grice-A-Go-Go uit en lieten hun tepelfranjes ronddraaien en floten als wolven naar Arthur toen hij voorbijkwam. Bij de poorten van de Arthur Grice Academie stonden de leerlingen in uniform netjes in de rij een liedje te zingen dat Sandra hen speciaal had geleerd. Omdat niemand op school een instrument bespeelde, zongen de kinderen a capella:
Dankzij Arthur kunnen wij studeren En streven ernaar om alles te leren Tot onze school veel aanzien heeft met alles wat onze weldoener geeft. Pen en papier, en lekker eten, Boeken, en leraren die alles weten. Hulde aan Arthur, prins op aarde, Hij is van onschatbare waarde.
Enkele uitgerangeerde specialisten liepen de straat op, maar de meeste uit de gratie gevallen dokters, advocaten en docenten keken vanuit hun raam of bleven op de drempel staan. Een politiehelikopter kwam overvliegen en men zag hoe een politieman de stoet en het publiek op film zette. Een groep hangjongeren stond te brullen, en schreeuwde obsceniteiten terwijl de stoet langs Asbo Gardens trok. Arthur gaf zijn veiligheidspolitie het bevel hun tasers in de aanslag te houden, en de hangjongeren dropen af.
De Queen en de overige leden van de koninklijke familie, Charles, Camilla, Andrew, Edward, Sophie, Anne, Spiggy, William, Harry en prinses Michael, wachtten in de bescheiden zijkamer die normaal werd gebruikt voor vetzuchtconsulten. Weegschalen die tot driehonderd kilo konden torsen, stonden in de hoek.
Prinses Anne, gekleed in een tweedpakje en met gezondheidsschoenen aan haar voeten, zei tegen haar broer Andrew: ‘Hopla, zwijntje, ga maar op de weegschaal staan. Dat apparaat krijg jij zelfs niet stuk.’
Andrew, in een pak met krijtstreep dat zijn omvang ternauwernood bij elkaar hield, zei: ‘Heb je de laatste tijdje echtgenoot wel goed bekeken? Hij lijkt wel een strandbal op poten.’
‘Ik mag dat wel, al dat vet,’ zei Spiggy, en hij klopte op zijn buik-in-ruitjeshemd. ‘Bovendien, de laatste keer dat ik ben afgevallen, werd mijn saucijsje ook een paar centimeter korter. Vond mijn Annie maar niks, hè Annie?’
‘Helemaal waar,’ beaamde Anne. ‘Zo’n cocktailworstje moet wel groter blijven dan het cocktailprikkertje.’
William en Harry, smart casual gekleed, schoten in de lach en knipten met hun vingers. Edward en Sophie, beiden in stemmig grijs, gniffelden en Charles, in een blazer en wat hij een ‘broek’ noemde, keerde zich om en bestudeerde het schema aan de muur waarop de gegevens stonden met gewichtsschommelingen van de dodelijk dikke bewoners uit de Flowers Exclusion Zone.
Camilla droeg dezelfde jurk en mantel die ze op haar huwelijk had gedragen, en fluisterde tegen Charles: ‘Lieverd, dit is niet het moment voor een van je sombere buien.’
‘Ik vraag me soms af of ik wel bij deze familie hoor. Ze zijn zo plat,’ fluisterde Charles terug.
Toen het geluid van de hoempapaband buiten te horen was, die Puppets on a String speelde, zei de Queen: ‘Mister Grice zal spoedig arriveren. We moeten onze plaatsen innemen; hij is de ster van de show.’
Ze wilden achter elkaar de hal in lopen, toen Violet tegen prinses Michael zei: ‘Jij moet bij het publieksvolk gaan zitten. Ik ben haar hofdame, en moet haar tasje vasthouden als zij d’r klauwen vol heeft.’
De prinses wilde protesteren, maar toen de Queen verscheen begon het orkest het volkslied al te spelen, en ze hield haar mond. Slechts enkele mensen stonden op om mee te zingen. De Queen was opgelucht toen het achter de rug was en zij op haar zetel op het podium kon plaatsnemen.
Helaas waren er maar weinig vrienden en bekenden van Arthur om de ceremonie bij te wonen; velen waren op het laatste moment weggeroepen voor iets belangrijks of waren opeens ernstig ziek geworden, zodat de meeste stoelen in de zaal werden bezet door steigerbouwers en hun familieleden.
De trompetten van de One-Stop Centre Jongensbrigade lieten een rommelig fanfaredeuntje horen, en Arthur Grice stapte naar binnen met Sandra aan zijn arm. Ze liepen over de rode loper naar de overkant van de hal, waar de Queen hen opwachtte, haar handen gevouwen, de tas in de kneep van haar arm. Een lichte trek van haar mondhoek verraadde haar geamuseerdheid bij de aanblik van Arthur Grice, met een bolhoed die iets te klein was voor zijn massieve schedel. Toen Arthur over de rode loper schreed, wilde hij maar dat zijn vader nog had geleefd om er getuige van te zijn dat hij op het punt stond door de Queen geridderd te worden. De laatste keer dat hij zijn vader had gezien, had de oude man geschreeuwd: ‘Brand in hel, Arthur, vuile klootzak!’ Zijn vader leed toen aan delirium tremens, en Arthur had voor zichzelf uitgemaakt dat hij later vast niet meer zou weten wat hij had gezegd.
Voordat Arthur op het roodfluwelen bankje knielde dat voor haar stond, zei de Queen kalm: ‘Goedemorgen, mister Grice. Ik hoop dat ik geen impertinente vraag stel, maar ik had nog één verzoek voor de inhuldiging plaats kan vinden.’
Arthur wachtte af. Wat zou ze willen? Geld? Geen probleem, hij had centen zat.
‘Ik zou graag ziendat je het verzorgende personeel in het Frank Bruno-verpleeghuis verdubbelt, en maatregelen treft opdat de bewoners geassisteerd worden bij het eten.’
Arthur maakte een snel rekensommetje in zijn hoofd; hij kon zich makkelijk veroorloven zijn winstmarge te verkleinen, bejaarde mensen waren een lucratieve business.
‘Komt in orde,’ zei hij.
De ceremonie ondervond nog enig oponthoud omdat prinses Michael op de voor Sandra gereserveerde stoel was gaan zitten, maar na wat duwen en trekken en een paar obsceniteiten over en weer, greep inspecteur Lancer in. Hij bracht de prinses naar buiten, zodat ze weer met de ceremonie verder konden.
Violet Toby kwam naar voren om de handtas van de Queen over te nemen, en oogstte daarmee applaus en gefluit van enkele Toby’s uit het publiek. Toen gebaarde de Queen met een lichte beweging van haar hoofd dat Grice neer kon knielen. Hij overhandigde zijn bolhoed aan Sandra, die pal achter hem zat, en knielde voor de Queen. De Queen pakte Grice’ eigen ceremoniële zwaard, dat hij had buitgemaakt op een rivaliserende bende in de beginjaren van de steigerbouwoorlog, tikte Grice eenmaal op elke schouder met de platte kant, en sprak aldus: ‘Staat u op, Sir Arthur Grice.’
Toen Sir Arthur Grice stram overeind krabbelde, schreeuwde Sandra: ‘Je droom is uitgekomen, schat! Je eigenste droom!’ En tot de Queens ontzetting, begonnen er nog meer mensen in de ruimte te schreeuwen en te fluiten.
Charles fluisterde tegen Camilla: ‘Waarom kunnen mensen niet meer rustig ergens van genieten? Waarom moeten ze het meteen op een krijsen zetten?’
Lady Sandra liet zich in Sir Arthur Grice’ armen vallen, en snikte: ‘Lieffie, ik ben zo trots op je.’
Arthur vergoot opzienbarend grote tranen, en zei tegen iedereen die hem kwam feliciteren: ‘Godsamme, mijn droom is eindelijk uitgekomen.’
Een journalist van een lokale radiozender vroeg hem: ‘Hoe voelt u zich nu?’ Arthur antwoordde, braaf conform het scenario voor zulke gelegenheden: ‘Het dringt nog niet helemaal tot me door.’
Over zijn schouder zei Sandra, die een andere versie van hetzelfde scenario aanhield: ‘Misschien morgen, dan dringt het morgen door.’
Vier potige steigerbouwers droegen de ijssculptuur van Arthur de volgepakte ruimte in, en zetten het glanzende standbeeld midden op de buffettafel. De Queen, Charles en Camilla namen een kijkje van dichtbij; Lady Sandra kwam bij hen staan.
Toen de Queen Sandra feliciteerde dat ze zo snel alles had weten te regelen, antwoordde ze: ‘Simpel als wat: gewoon vet geld schuiven.’
‘Ik ben wel jaloers op je figuur, Lady Grice,’ zei Camilla.
‘Ja, die chirurg wilde tweeduizend per tiet, maar Arthur heeft afgepingeld en nou heeft-ie voor drieduizend twee tieten gedaan én een wrat van Arthurs neus afgehaald.’
‘Met wrat en al,’ zei Charles. ‘Puike zaak. Is hij ook goed in oren?’
‘Luister ‘s,’ zei Sandra, ‘deze gozer zou Dumbo’s oren nog kunnen fixen en van de restjes een leuk tasje maken.’
Uit pure beleefdheid nam Charles het telefoonnummer van de arts over, al had hij helemaal geen geld voor plastische chirurgie. De Queen was pijnlijk getroffen toen ze Charles verderop in de rij voor de cake klaaglijk hoorde mompelen: ‘Ik had ze naar achteren moeten laten binden toen ik nog klein was.’
Toen Camilla later toekeek hoe prins Andrew Marcia over de geïmproviseerde dansvloer slingerde, porde Charles haar licht in haar zij. ‘Standbeeld,’ zei hij alleen maar. Arthurs neus was al gesmolten, en hij leek meer op een varken dan op een man. Maar niets kon Arthurs avond verpesten. Hij kwam zelfs met zijn vuisten tussenbeide toen twee steigerbouwers knokten om het laatste kippenpootje.
Daarna ging Arthur weer bij de Queen aan tafel zitten. Hij blies eens op zijn rauwe knokkels en hij zei: ‘Mooier kan niet; een titel, een paar borrels, mijn vrienden om me heen en een robbertje knokken om het feest compleet te maken.’
Hoe wreed was de thuiskomst! Toen Sir Arthur en Lady Grice in de Old Mul kwamen, ontdekten zij dat de glazen vloer was opengebarsten en de maalstroom zich had verplaatst, zodat hij nu door de Edwardiaanse oranjerie stroomde via de Duitse minimalistische keuken. De stank deed Sandra kokken.
Met het stinkende water klotsend om hun voeten, trok Sir Arthur van leer tegen de elementen. Hij vervloekte al wat leefde en zwoer zich te wreken op de wereld der natuur. En omdat hij het moeilijk Sandra kwalijk kon nemen dat de glazen vloer was gebarsten, koelde hij zijn woede op Rocky. Hij schopte de hond over de vloer totdat het beest als een jammerend hoopje in de hoek van de overdekte veranda bleef liggen. Toen Sir Arthur wegbeende om hulp te bellen, kwam Rocky moeizaam overeind. Hij inspecteerde poot voor poot op schade en begon toen aan de zeven kilometer lange, pijnlijke wandeling naar Hell Close.
De honden van Hell Close wachtten aan het begin van de doodlopende straat op Rocky. Hij had op een kilometer afstand al zijn komst aangekondigd; Rocky’s blaf was een donderend diepe bariton die mijlen ver droeg. Harris blafte tegen de andere honden: ‘Rocky sluit zich bij ons aan; hij zal een buitengewoon bruikbaar lid van de bende zijn.’
Met uitvoerig kontgesnuffel en gekwispelstaart werd Rocky’s komst naar de buurt gevierd. Een paar brutalere honden probeerden zijn genitaliën te likken, maar Rocky jankte van de pijn. Ze verontschuldigden zich en haalden bakzeil. Omdat de honden niet konden overleven zonder de hulp van mensen, werd de vraag gesteld bij welk huishouden Rocky zich zou aansluiten. ‘Ik ga nergens heen waar ik niet gewenst ben,’ gromde Rocky.
Het was Micky, de hond van Violet, die suggereerde dat Rocky even moest wachten om te kijken welk mensenwezen naar voren zou komen om hem een thuis te bieden. Ze waarschuwden hem nog voor Maddo Clarke, en vertrokken daarna naar hun baasjes. Rocky lieten ze achter om zijn wonden te likken. Zoals verwacht was Maddo de eerste die probeerde om Rocky van het plantsoentje af te lokken, maar een dreigende keelgrom en het ontbloten van druipende snijtanden waren voldoende om Maddo als een haas achter zijn tuinhekje te laten verdwijnen. Uiteindelijk, toen de nacht viel en het begon te motregenen, stapte Barry Toby het plantsoen op. ‘Kom maar jongen,’ zei hij. Rocky kwam overeind en volgde Barry naar huis.