Hoofdstuk 43

De volgende ochtend liepen Charles en Camilla in een waterig zonnetje naast Graham die zijn koffertje naar de controlepost rolde, vanwaar hij een taxi had geregeld om hem naar het station te brengen. Ze waren alle drie heimelijk verheugd dat Graham weer naar huis ging. Hij was geen makkelijk persoon om mee onder één dak te leven; elk hapje dat hij in zijn mond stak werd onderworpen aan een haast forensisch onderzoek, waarbij zowel de herkomst als de factor gezondheid onder de loep werd genomen. Die ochtend nog had Graham Charles gefileerd over de precieze leeftijd van de plakjes bacon op zijn bord. Er waren nog meer dingen die zijn ouders verontrustten: hij schreeuwde ‘Help! Help’ in zijn slaap, en hij had de gewoonte om ‘Ha!’ te roepen als hij een kamer binnenkwam en dan weer weg te lopen.

Ter compensatie van het gebrek aan liefde voor haar zoon, hield Camilla Graham ongemakkelijk lang vast bij het afscheid. Charles zei uiteindelijk: ‘Laat hem los, lieverd. Zijn taxi staat te wachten.’

Charles aarzelde; moest hij zijn zoon omhelzen of een hand geven? Hij had zich geen zorgen hoeven maken. Graham toonde zijn identiteitskaart aan Peter Penny, die op wacht stond bij de controlepost, en werd rap de wijde wereld in gewuifd. Hij zwaaide nog even en toen was hij weg.

Op weg terug naar hun huis in Hell Close, renden Freddie, Tosca en Leo hen tegemoet, tijdelijk verenigd in hun blijdschap over Grahams vertrek.

Camilla zei: ‘Wat lijken ze ongelooflijk blij.’

‘Wat houdt hen tegen?’ vroeg Charles. ‘Ze weten niets van de wetsvoorstellen voor honden, de arme leeghoofdjes. Ze leven een ideaal leven.’

‘En hoe ziet jouw ideale leven eruit?’ vroeg Camilla.

‘Mijn ideale leven,’ zei Charles, ‘is dat wij ergens in een hutje op de hei wonen. We zouden een open haard hebben om ons warm te houden en om boven te koken. We zouden maar heel weinig hebben, een paar simpele kookpotten, en ieder een bord, een kopje, en een schaal. Een mes, een lepel, een vork.’

‘Een bed?’ vroeg Camilla meteen.

‘Een houten plank met allemaal dierenhuiden erop.’ Charles zuchtte gelukzalig toen hij zich voorstelde hoe hij met Camilla de liefde bedreef bij de gloed van het haardvuur terwijl de wind om het huis waaide.

‘En waar zou dat hutje dan staan?’ vroeg Camilla.

‘O, dat weet ik niet. Misschien in Schotland…Rannoch Moor,’ zei Charles.

‘Het is daar wel vreselijk koud ‘s-winters, lieverd. Wat moeten we doen, al die lange donkere dagen en nachten?’

‘We zouden overleven,’ zei Charles. ‘We zouden hout sprokkelen en op jacht gaan voor voedsel, en onze eigen kleren en laarzen maken.’

‘O ja?’ vroeg Camilla.

‘We zouden wel moeten, lieveling,’ zei Charles. ‘We zouden buiten de bezorgservice van Harrod’s vallen.’

Camilla zag dat hij geen grapje maakte en zei aarzelend: ‘Ik denk dat ik toch liever iets dichter bij Londen zou wonen, lieverd.’

‘Waar dan?’ vroeg Charles.

‘In Gloucestershire heb je nog hele ongerepte gebieden, met veel wild.’

‘Ja hoor,’ sneerde Charles. ‘Het centrum van Gloucestershire barst op vrijdagavond van het wild.’

‘O toe liefste, niet pruilen. Ik weet zeker dat we zielsgelukkig zouden zijn in een hutje in Rannoch Moor, maar ik zou net zo gelukkig zijn in een prachtig oud huis met de honden en een paar paarden, op rijafstand van het afhaalbuffet bij Marks and Spencer’s. Waar het om gaat is dat wij bij elkaar zijn.’

Er volgde een lange stilte waarin Charles de achterpoten van Leo op kiezelsteentjes inspecteerde.

‘Het wordt tijd dat jij je moeder vertelt wat je hebt besloten,’ zei Camilla.

‘Wat besloten?’ vroeg hij.

‘Dat je geen koning wilt worden.’

Ondanks het feit dat Gin en Tonic op verschillende etages in het Excelsior Hondenhotel waren ondergebracht, bleven ze in contact door op gezette tijden naar elkaar te blaffen. Tonic was geneigd om in paniek te raken als het tijdstip waarop hij zijn injectie nodig had voorbijging zonder dat er een medewerker kwam opdagen. Als dat gebeurde, spoorde Gin Tonic aan om hard te janken en te blijven janken tot er iemand zou komen.

Het hotel pochte in hun brochures dat de honden vijfsterren zorg kregen, twee verrukkelijke zelfgemaakte maaltijden per dag, veel lange wandelingenen dagelijks een uur vermaak en spelletjes. Tonic was ondergebracht in het goedkope gedeelte en rekende nergens op, maar Gin was bitter teleurgesteld. Die twee verrukkelijke, zelfgemaakte maaltijden bleken een portie koeienhuid te zijn die had liggen sudderen in een pan op een smerige oven in de kennelkeuken. De lange wandeling hield in dat de beheerder ze aan de riem meenam naar de slijterij en weer terug. Tijdens het uurtje vermaak en spelletjes gooide de puberzoon in het wilde weg een rubberen bot op een betonnen binnenplaats.

Toen Graham de honden weer kwam ophalen, zei hij: ‘Heb je het leuk gehad, Gin? Ja? Ja?’

Gin blafte: ‘Je hebt je laten afzetten, Graham. De beheerder is een dronkelap en de zoon is een kwelgeest.’

Ook Tonic werd uit zijn kooi gehaald, maar Graham besteedde verder geen aandacht aan hem. Gin rende op zijn geliefde partner af. De honden wreven de snuiten tegen elkaar en wisselden geurtjes uit.

‘Wij laten ons nooit meer scheiden, nooit meer,’ blafte Gin, die ontzet was door Tonics lichamelijke gesteldheid. ‘Je zou jezelf eens moeten zien; je ogen staan glazig, je bent afgevallen en je neus is kurkdroog.’

‘Ik heb zo’n dorst,’ kraste Tonic.

‘Je hebt je insuline nodig,’ stelde Gin vast.

Toen ze aankwamen bij de bungalow in Ruislip, moest Graham Tonic van de auto naar de keuken dragen. Gin keek gespannen toe hoe de uitgeputte Tonic zo ongeveer in zijn mand werd gesméten.

Gin blafte: ‘Geef hem zijn insuline, Graham.’

Maar Graham was moe na zijn lange reis; ook hij was geestelijk uitgeput.

Na zijn verblijf in de Fez vond Graham de bungalow verontrustend stil; de enige geluiden waren de koekoeksklok en Tonics raspende ademhaling. Op precies hetzelfde moment dat Miranda, straalbezopen en knetterstoned, tevergeefs probeerde om haar sleutel in het slot van haar voordeur te steken, werd Graham gewekt door Gin die woest blafte en verwoed aan de keukendeur stond te krabbelen. Hij stommelde uit bed en injecteerde Tonic met pijnlijke achteloosheid.

Voordat Graham weer in slaap viel, vroeg hij zich af hoe Miranda zou reageren als hij haar vertelde dat hij tweede was in lijn voor de troon. De beeldschone Chantelle bleek niet bepaald onder de indruk. Hij besloot te wachten totdat hij wist hoe het met Miranda’s politieke interesses gesteld was. Wie weet was ze wel een fervente Cromwelliaan – er moest iets mis zijn met Miranda. Zijn adoptievader had hem gewaarschuwd dat alle vrouwen labiel waren en duistere geheimen hadden. Het zou veiliger zijn als hij niet in één keer al zijn troeven op tafel legde, maar er een paar achterhield in een doosje achter een gesloten deur.