Hoofdstuk 20
Charles las Camilla voor uit Macbeth. Hij gebruikte verschillende stemmen voor de diverse personages en las de regieaanwijzingen met zijn eigen stem voor. Zijn enige kostuumstuk was een zijden sjaaltje van Hermès, dat hij ingenieus hanteerde om de personages te typeren. Hij had zijn eerste vrouw geprobeerd te interesseren voor Richard III, maar zij had zijn concentratie gebroken door gapend de Cosmopolitan door te bladeren.
Camilla daarentegen scheen in alle opzichten geboeid te zijn door Macbeth en zijn vertolking. Ze gaf af en toe commentaar op het verhaal door ‘Hoe afschuwelijk!’ te zeggen als Macduffs kinderen werden vermoord en ‘Gek mens!’ als Lady Macbeth⁄Charles aan het krijsen was tijdens de scène met het handenwassen. Op een bepaald moment groeide Charles’ vertolking uit tot galmende Donald Sindon-achtige proporties, zodat Vince Threadgold op de muur bonsde en schreeuwde: ‘Maak niet zo’nteringherrie!’
Camilla probeerde Shakespeare net zo te waarderen als Charles, maar ze kon simpelweg geen chocola maken van dat archaïsche taalgebruik. Waarom zeiden de mensen in deze stukken niet gewoon wat ze wilden zeggen, in plaats van zo om de hete brij heen te draaien? En echt, dacht Charles soms dat zijn publiek achterlijk was? Ze was naar A Midsummer’s Night Dream geweest in Stratford toen ze nog klein was; de kostuums waren prachtig, maar het was allemaal vreselijk vergezocht. Hoe kon Shakespeare zijn publiek laten geloven dat een slapend meisje ontwaakte om verliefd te worden op een ezel? Ik bedoel, ze was dol op haar pony, maar niet in romantische zin. Dat heette bestialiteit, toch? Het was hetzelfde als wat prins Philip haar had verteld over wat mensen in Wales met hun schapen deden.
Charles liet de zijden sjaal wapperen en begon aan de laatste scène. Camilla zat te smachten naar het moment waarop Macbeth was afgelopen, net zoals haar zo vaak was overkomen op cocktailfeestjes als een ongelooflijk saaie pier maar zat door te zagen over een derde partij van wie ze geen enkele weet had. Toen ze de post door de brievenbus hoorde vallen, zei ze tegen Charles, die halverwege een lange monoloog was: ‘Ik ga snel de brieven halen voor de honden ze te pakken krijgen.’
Ze bleek maar net op tijd. Freddie en Tosca speelden op het randje van oorlog met de ene brief, en Leo had de andere al vol zitten kwijlen. Charles had het sjaaltje om zijn hoofd gedrapeerd om een van de heksen uit te beelden, en wachtte ongeduldig tot ze terugkwam. Ze ging weer op de bank zitten en de voorstelling werd hervat. Aan het eind klapte ze totdat haar handen er pijn van deden. Charles boog een paar keer en gunde zichzelf een lachje van plezier. Misschien zouden de demonen, die gepaard gingen met de schoolvoorstelling van Macbeth op Gordonstoun, hem eindelijk met rust laten.
Als jongen had hij Macduff gespeeld, en hij moest van de regisseur op de grond vallen en over het toneel kronkelen tijdens zijn sterfscène. Er was een dodelijke stilte gevallen in de zaal, op één persoon na die keihard in lachen was uitgebarsten. Die ene persoon was zijn vader, de Duke of Edinburgh. Later in de kleedkamer had de leraar Engels, die het stuk had geregisseerd, alle jongens gefeliciteerd met hun vertolking maar tegen Charles had hij gezegd: ‘Nou, Wales, misschien moeten we Shakespeare maar vergeten en de volgende keer de komedie Charlie’s Aunt opvoeren.’ Charles had dit niet alleen opgevat als een berisping, maar ook als een steek onder water naar zijn louche tante, prinses Margaret. Zijn wangen brandden van schaamte.
Zijn moeder was lief geweest. Ze had gezegd: ‘Ik vind het geweldig hoe je al die teksten uit je hoofd hebt geleerd. Hoe heb je dat ooit klaargespeeld?’
Zijn vader had hem eerst een pets tegen de zijkant van zijn hoofd gegeven, iets wat waarschijnlijk een vriendelijk gebaar had moeten voorstellen, en daarna had hij hem toegesnauwd: ‘Waarom heb jij Macbeth niet gespeeld? Niet goed genoeg?’
Charles maakte eerst de brief van Lawrence Krill open, wierp hem Camilla toe en zei: ‘Alweer een stakker bij wie een draadje los zit.’
Daarna opende Charles de brief van Graham. Hij nam de inhoud vluchtig door en zei: ‘Het is opvallend hoeveel werk sommige stumpers erin steken. Hier heb ik er een die beweert dat hij onze liefdesbaby is.’ Hij begon te lachen. ‘Graham uit Ruislip.’
Camilla wilde haar sigaretten pakken, maar herinnerde zich dat ze niet in huis mocht roken. Desalniettemin nam ze een sigaret uit het pakje om hem alleen maar in haar rechterhand vast te houden. ‘Wat schrijft hij nog meer?’ vroeg ze zacht.
Charles was de drie bijgevoegde documenten aan het lezen die hij uit de envelop had gehaald met de poststempel van Ruislip.
‘Het ziet er authentiek uit allemaal,’ zei Charles. ‘Hij heeft beslist zijn best gedaan. Ik heb hier een DNA-certificaat, een codicil en een kopie van zijn geboortewijs. Blijkbaar is deze Graham in Zürich geboren. Zat jij niet je laatste schooljaar in Zürich, liefste?’
‘Klopt, in 1965,’ zei ze.
‘Graham is geboren in 1965, op 21 juli,’ zei Charles.
Er viel een lange stilte. Charles voelde zich als een personage in een toneelstuk van Harold Pinter.
‘Ja,’ zei Camilla. ‘Het was vreselijk heet die dag in juli, alle ramen in de verloskamer stonden open, maar het was er nog steeds om te stikken. Ik kon buiten de koeienbellen horen klingelen.’
‘Verloskamer? Was je op schoolreisje? Was dit een onderdeel van je Franse conversatielessen?’
‘Nee,’ zei Camilla. ‘Ik was beslist in het Engels aan het schreeuwen.’ Ze begon te huilen. ‘Ik heb hem niet Graham genoemd. Ik noemde hem Rory. Rory George Windsor.’
Charles keek naar de brief en de documenten in zijn hand en zei: ‘Wil je me vertellen dat Graham wel degelijk onze zoon is, lieve?’
Camilla knikte van ja.
‘Hoe kan dat dan?’
‘Herinner je je nog hoe we ons lieten gaan na dat’voedselgevecht in restaurant Nicky?’ zei Camilla.
‘Het is niet waar!’ zei Charles, geërgerd. ‘Wat ik bedoel is, waarom heb je niet zo’n…operatie laten doen? Die eh…procedure. Je wilde toch heel graag van die…eh…foetus af. Waarom heb je dat niet gedaan?’
‘Ik was er niet op tijd bij,’ antwoordde ze.
‘Je draait altijd enorm om de hete brij heen, lieve,’ zei hij. ‘Maar je had het me echt moeten vertellen.’
‘Toen ik eenmaal terug was in Engeland, ben ik het min of meer vergeten,’ zei ze. Ze sloeg haar armen om zijn nek. ‘Ben je nu vreselijk kwaad op me, prinsje?’
Charles voelde zich als een Shakespeare-personage. Hij zei: ‘Laat me even deze brief goed doorlezen om mij ervan te vergewissen dat mijn zoon de scribent is, en niet een of andere kakelende gek die valselijk verwantschap claimt.’
Camilla trok zich terug. Ze verfoeide het als Charles verviel in wat zij ‘pompeus Engels’ noemde. Ze liep naar buiten, ging achter op het stoepje zitten en stak de sigaret op waar ze al de hele tijd naar verlangde. Het was niet zozeer dat Camilla die hele baby die ze in Zürich had gebaard, was vergeten, ze was gewoon niet zo’n soort vrouw die lang bleef doormalen over dingen die ze toch niet kon veranderen. Wat had het voor zin om te huilen op de verjaardag van een kind dat ze niet kende? Soms dacht ze nog weleens aan de jongen, en dan vroeg ze zich af hoe het met hem ging, maar als ze dat deed stelde ze zich hem altijd voor als een gelukkige, flinke jongen die in Ruislip leefde, waar zijn ouders een prominente positie bekleedden, voor zover ze had begrepen. Ze had nooit verder geïnformeerd. Ze was niet het enige meisje dat ‘haar eer had verloren’, zoals de nonnen in de kraamkliniek hadden gezegd, maar ze was er wel het minst neurotisch over. Camilla kon zich er niets bij voorstellen waarom mensen zich zo druk maakten om de gruwelen die nu eenmaal bij het leven hoorden.
Toen ze weer terugkwam in de huiskamer, zei Charles: ‘Graham wil ons op komen zoeken.’
‘O echt?’ zei Camilla zonder enthousiasme.
‘We moeten wel, lieve,’ zei Charles. ‘Hij is ónze zoon, ons enige kind. En hij is ouder dan William, en dat maakt hem tweede in de lijn van troonopvolging.’
‘Maar bastaarden tellen niet mee, zij hebben geen erfrecht,’ zei Camilla.
‘Die oude wetten zijn verworpen tezamen met de ontbinding van de wet op het koningshuis,’ zei Charles.
Freddie en Tosca deden net alsof ze lagen te slapen op het versleten tapijt, dat Charles met knijpers had vervaardigd uit oude vesten en met een oude zak als onderlaag. Ze volgden het gesprek tussen hun baas en bazinnetje.
Freddie gromde tegen Tosca: ‘Alsof Macbeth al niet erg genoeg was. Krijgen we ook nog melodrama.’
Leo kwam hijgend de kamer in, op de vlucht voor Spike. ‘Waar zit jij om te lachen?’ blafte hij.
‘De grap was louter bestemd voor rashonden,’ gromde Freddie.
‘Goed hoor,’ kefte Leo, die nooit vraagtekens zette bij de onderliggende suggestie dat hij in elk opzicht inferieur was aan Freddie en Tosca. Hij liet hen altijd als eerste eten en het dichtst bij het vuur liggen.
Toen Charles klaar was met zijn brief aan Graham, las hij hem hardop voor.
Beste Graham,
Laat mij u eerst condoleren met het verlies van meneer en mevrouw Cracknall, uw adoptieouders. U zult erg aangeslagen zijn door hun overlijden. En om dan ook nog te ontdekken dat u niet hun vlees en bloed bent, moet u buitengewoon van streek hebben gemaakt.
Camilla, uw moeder, en ik, zouden heel graag met u kennismaken.
‘Heel graag met u kennismaken?’ vroeg Camilla.
‘Ik zou mijn zoon wel graag willen zien, ja,’ zei Charles nijdig.
Camilla had tranen in haar ogen. ‘Ik trek jouw gevoelens niet in twijfel, liefste, alleen de manier waarop je ze uitdrukt. ‘Graag kennismaken’ klinkt gewoon niet goed. Kun je dat ‘kennismaken’ niet achterwege laten?’
‘Je zit te miesmuizen over grammatica omdat je een rookgordijn wilt leggen rondom het verwerpelijke feit dat jij Grahams bestaan eenenveertig jaar lang geheim hebt gehouden. Eenenveertig jaar lang bedrog!’
Leo kroop naar Camilla en legde zijn grote kop dwars over haar knieen. Camilla begon automatisch zijn vacht te onderzoeken op vlooien.
‘Lees de brief maar verder voor,’ zei ze. ‘Ik beloof dat ik je niet meer in de rede zal vallen.’
Maar Charles was nog steeds nijdig. ‘Ik hou zielsveel van je,’ zei hij, ‘maar ik laat me niet de les lezen over de Engelse taal van iemand die maar net de middelbare school heeft afgemaakt.’
‘Dat is nog altijd meer dan wat je eerste vrouw heeft bereikt,’ schreeuwde ze. ‘Het beste wat zij heeft gehaald was een trofee voor Duurst Betaald Proefkonijn.’
Vince Threadgold brulde door de muur heen: ‘Konijnen zijn smerige beesten; bijna niet schoon te krijgen.’
Charles en Camilla ruzieden door met gedempte stemmen. ‘Ik heb op Cambridge gezeten,’ zei Charles. ‘Ik heb examen gedaan.’
Camilla snoot haar neus in een punt van een theedoek voordat ze zei: ‘Je schrijft aan ónze zoon. Ik mag ook een stem in het kapittel hebben.’
‘Wat wil jij hem dan zeggen?’ vroeg Charles met zijn pen in de aanslag boven een nieuw blaadje schrijfpapier.
‘Lieve Graham,’ dicteerde Camilla. ‘Het spijt ons te vernemendat je adoptieouders zijn overleden. Het zou geweldig zijn om je te ontmoeten zodra het jou uitkomt.’
‘Zodra het jou uitkomt,’ schamperde Charles. ‘Het lijkt verdorie wel alsof je het tegen de toiletjuffrouw hebt.’
‘Wie weet is hij dat wel, we weten niets van hem,’ zei Camilla, die nog steeds gekwetst was door die prik over de middelbare school van zojuist. Ze bedacht dat wanneer ze haar best had gedaan, ze makkelijk naar de universiteit had gekund. Maar het was niet haar stijl om rond te hangen met een stel kakstudenten. Voor zover zij wist, werd er niet gejaagd op Oxford of Cambridge en waren er ook geen paardenstallen.
‘O, schrijf hem nou maar gewoon en zeg hem een visiteformulier in te vullen,’ zei Camilla. ‘Ik ga naar bed. Kom, Tosca; kom, Freddie.’
Ze liep de kamer uit zonder Charles een kus te geven, maar hij haalde haar met de honden in op de trap. ‘We moeten geen ruzie maken, lieve. We moeten niet toestaan dat Graham tussen ons in komt te staan.’ Charles volgde Camilla naar de slaapkamer en ze betraden het o zo vaak betreden pad naar vergeving en hereniging.
Toen hun langdurige liefdesspel voorbij was en zij zich in een post-coïtale sluimertoestand bevonden, kropen de honden onder het bed vandaan.
Freddie gromde: ‘Ik dacht dat hij nooit zou ophouden.’
‘Het is zó gênant,’ kefte Tosca.
‘Eh, al dat gepraat over seks, eh…,’ wierp Freddie op. ‘Zsa-Zsa wordt binnenkort loops. Zou je het erg vinden als ik…’
‘Nee,’ snauwde Tosca. ‘Bespring die teef voor mijn part.’
‘Ik ben geen hond voor één teef, Tosca. Ik ben er tenminste eerlijk in.’
Tosca keerde hem haar rug toe en begon aan de deur van de slaapkamer te krabben. Camilla maakte zich los van Charles en stond op om de deur open te maken. Tosca rende de trap af naar beneden en ging naast Leo onder de keukentafel liggen. ‘Ik ben bij hem weg,’jammerde ze.
Leo likte aan haar gezicht. ‘Weet je het zeker, dotje? We zijn allemaal wat gespannen vanwege die Graham-gast.’
‘Nee, ik weet het zeker, Leo. Freddie heeft nu echt iets te vaak een scheve schaats gereden.’
Leo drukte zijn neus tegen haar aan en hijgde: ‘Vind je het niet erg dat ik een vuilnisbak ben?’
Jasses, hij stinkt wel enorm uit zijn bek, daar moeten we wat aan doen, dacht Tosca. Hun relatie was nog geen minuut van kracht of ze probeerde hem al te veranderen.
‘s Morgens vond Camilla tot haar verbazing Tosca en Leo in een innige omstrengeling op de keukenvloer. Ze stapte over hen heen en zei: ‘Sinds wanneer zijn jullie van die dikke maatjes?’
‘Wij zijn geen maatjes. Wij zijn geliefden,’ blafte Leo.
Toen Freddie naar beneden kwam voor zijn ontbijt, zag hij de twee honden samen en vloog Leo meteen naar de strot, grauwend: ‘Dat is mijn teef, jij vlooienbaal!’
Charles kwam naar beneden om te kijken waar al die herrie om was, en koos partij voor Leo. Hij noemde Camilla’s geliefde Freddie een ‘klein rothondje’.
‘Die arme Freddie wordt afgewezen. Hij is helemaal overstuur,’ had Camilla geroepen.
King, de herdershond van de Threadgolds, blafte door de muur: ‘Goed gedaan, Leo. Geef ‘r ook een namens mij.’