Hoofdstuk 27
Er hing een atmosfeer van nauwelijks beteugelde hysterie in de kamers van de House of Commons, waar de gekozen leden de komst van de premier afwachtten. Boy English werd geflankeerd door een prachtige zwarte vrouw, het congreslid voor Grimsby North, en het fameus flamboyante, homoseksuele congreslid voor Shropshire South. Hij zag er opgewekt en relaxt uit in zijn ‘gewone man’ – outfit van Marks and Spencer’s: een donkerblauw ‘Italiaans’ pak, wit overhemd en roze stropdas.
De kleur van de stropdas was het onderwerp geweest van een venijnige rel tussen Boys media-adviseurs en zijn team stylisten. Babyblauw werd door sommigen verworpen omdat het ‘gezag miste’; olijfgroen was te militant; rood te bolsjewiekerig; kastanjebruin te belegen; zilver iets voor de vader van een bruid; bruin duidde op ‘depressie’; geel was voor ‘lafaards’; lila, paars en limegroen waren te ‘opportunistisch’; koningsblauw was weer te conservatief. Uiteindelijk, terwijl de wijzers van de klok onherroepelijk richting het middaguur schoven, viel de keuze op babyroze – een ongevaarlijke kleur, vrouwen waren dol op roze, roze is optimistisch en leuk – of pistachegroen, een kleur die veel mensen op hun muren smeerden. Met nog vijf minuten te gaan koos Boy voor roze en, nadat hij nog even stil was blijven staan bij een styliste voor een ondeugende haarlok over zijn voorhoofd, verliet hij zijn kantoor.
Toen de premier binnenkwam en plaats had genomen op zijn parlementszetel, werd er luid geroepen en gejoeld bij de Neocons aan de overkant: ‘Poe, poe, poe, wat is dat aan je schoen!’
Een paar parlementsleden van de oppositie zaten te huilen van het lachen om die gein. De premier verwaardigde zich een dun lachje. Jack had geen leuke schooltijd gehad. Altijd als bij controle zijn naam werd afgeroepen, was er wel een lolbroek geweest die een ‘waf waf’ waagde. En bij leraren die geen gezag over de leerlingen hadden, zat de hele klas eensgezind te blaffen. Jack grijnsde dan naar zijn klasgenootjes om te laten zien dat het hem niet deerde, maar op zijn dertiende had hij ‘naamsverandering’ opgezocht in het woordenboek en had hij overwogen om een andere achternaam te nemen.
De eerste paar vragen waren min of meer een formaliteit, opgedreund door een parlementslid dat de indruk moest wekken dat iemand zich ervoor interesseerde welke afspraken de premier die dag had. Toen stond Boy English op, en feliciteerde de premier met het huwelijk van zijn dochter. Meteen daarna klonk het gejoel: ‘Poe, poe, poe, wat is dat aan je schoen!’
Er brak weer tumult uit, die goeddeels werd gesmoord door de voorzitter die schreeuwde: ‘Orde! Orde!’ Een paar parlementsleden bleven schuddebuiken.
Boy nam het woord. ‘Meneer de premier, kunt u bevestigen dat volgens de statistieken die vandaag zijn vrijgegeven door het centraal bureau voor statistiek, dat heden ten dage zes miljoen vijfhonderdduizend en tweeëntachtig mensen in de Exclusion Zones wonen?’
Jack stond op en zei: ‘Deze waarde heer heeft het goed. Ruim zes miljoen vijfhonderdduizend asociale criminelen, terreurverdachten, drugsverslaafden en kanslozen zijn van de straten gehaald en leven nu in afgeschermde zones, zodat belastingbetalers en keurige families voortaan in veilige rust kunnen leven.’ Onder luid gejuich ging Jack weer zitten.
Boy stond weer op. ‘Meneer de premier, de aantallen stijgen schrikbarend. Hoe lang duurt het nog voordat er meer mensen binnen dan buiten die zones wonen?’ Hier werd hard om gelachen, en de voorzitter verzocht weer om stilte in de zaal.
De premier stond op, en wees met zijn vinger naar Boy in het spreekgestoelte aan de overkant. ‘Het gerechtshof besluit wie er uit de samenleving moet worden verwijderd. Trekt de waarde heer de integriteit van ons rechtssysteem in twijfel?’
Nu ging Boy weer staan. ‘Ik zet vraagtekens bij de onpartijdigheid van ons huidige rechtssysteem, zeker! Nu al onze magistraten en rechters zijn aangesteld door uw kabinet, vraag ik u dit: Bent u ervan op de hoogte dat een ingezetene van mijn kiesdistrict, ene mrs. Lucinda Haddock, is veroordeeld door de magistraat van Guildford tot drie jaar detentie in een Exclusion Zone vanwege het zware misdrijf een brief te posten zonder postzegel?’
Er werd ‘Schande!’ en ‘Schandalig!’ geroepen. Een paar Lagerhuisleden gingen onrustig verzitten.
Jack kwam overeind en las voor uit het document dat hij voor zich had liggen. ‘Postfraude is een ernstig vergrijp, een die door de overheid zeer serieus wordt genomen. Dergelijke fraude kost het postbedrijf honderden miljoenen ponden per jaar. Dat is omzet die kan worden gebruikt voor apparatuur om levens te redden van kankerpatiënten.’
De bijval was halfhartig, en hier en daar werd een ‘zo is dat’ gemompeld.
Boy streek over zijn stropdas en likte zijn lippen. Hij verkneukelde zich al bij voorbaat over zijn volgende vraag. ‘Meneer de premier, wist u dat mrs. Haddock zelf aan een agressieve vorm van kanker lijdt, en dat haar overlevingskansen nu marginaal zijn?’
Het werd stil. Jack gluurde naar het document maar dat bood hem geen soelaas, en het duurde even voor zijn scherpzinnige, politieke instinct weer de overhand kreeg. ‘Ik betreur het flagrante opportunisme van deze waarde heer om de zorgwekkende medische toestand van mrs. Haddock op deze manier te exploiteren. Ik wens mrs. Haddock en haar familie het allerbeste, en wil hen eraan herinneren dat er uitstekende zorg voorhanden is om het leed van alle Engelsen te verzachten, in welke omstandigheid zij ook verkeren.’
De opgekropte zenuwen van de Lagerhuisleden ontlaadden zich in langdurig gejuich, totdat de voorzitter hen het zwijgen oplegde. Een van de Lagerhuisleden kwam overeind en riep uit: ‘Is meneer de premier het met me eens dat dit het beste kabinet ooit is?’
Jack knikte instemmend.
Een Neocon en congreslid voor Windsor Central, vroeg: ‘Heeft de overheid plannen omtrent het terughalen van de verbannen koninklijke familie, gezien een recente opiniepeiling waaruit bleek dat zeventig procent van het Engelse volk het herstel van de monarchie ondersteunt?’
Vanuit de oppositiebanken werd dit lang en luidkeels aangemoedigd.
Jack schreeuwde: ‘Het onderzoek waar deze waarde heer aan refereert, is verworpen door alle politieke analisten. De vragen in deze dubieuze enquête waren, en ik citeer…’ Jack pakte zijn bril met hoornen montuur die hij alleen opzette bij het Vragenuurtje aan de Premier, en las: ‘Wie prefereert u als staatshoofd? a.) Sir Elton John, b.) Dame Judi Dench of c.) de Queen?’ Onder jubelende parlementaire bijval vervolgde hij: ‘Vijftien procent koos Sir Elton John, vijftien procent Dame Judi Dench, en zeventig procent de Queen, maar…maar, vijftig procent van de ondervraagden wist niet wat het woord ‘prefereren’ betekende.’
Tom Bass, de minister van Onderwijs, fronste zijn wenkbrauwen. Als het waar was dat de helft van de ondervraagden niet wist wat ‘prefereren’ betekende, zette dat hem en zijn departement in een slecht daglicht. Hij maakte een krabbeltje in zijn aantekeningenboek dat de woorden ‘prefereren, geprefereerd en preferentie’ aan het nationale onderwijsprogramma moesten worden toegevoegd.
Er volgden nog enkele routinevragen. Het congreslid voor het Isle of Wight West vroeg of de premier hem wilde vergezellen om de Needies Academy te feliciteren met hun bronzen medailles in de vriendschappelijke sportwedstrijden van het Isle of Wight.
Dat wilde Jack wel.
Een ander congreslid, van Chelsea, vroeg: ‘Is de premier ervan op de hoogte dat in mijn kiesdistrict, drie mensen van een ladder zijn gevallen gedurende het laatste boekjaar, hetgeen de zorgverzekering honderdvijftigduizend pond kostte, en kunt u beamen dat het trapladder-wetsvoorstel erdoor komt voordat dit kabinet wordt opgeheven?’
Jack kon dat beamen.
En toen, in de laatste paar minuten, plantte het neoconservatieve parlementslid Marjorie Coddington voor Cheltenham East, haar degelijk geschoeide voeten stevig op de grond, en zei: ‘Is het waar dat de overheid voorstelt om een versneld wetsontwerp aangaande hondenpenningen in te dienen, en van plan is om hondenbezitters vijfhonderd pond per jaar in rekening te brengen…?’
Aan beide zijden van het parlement waren kreten van afkeer te horen. De minister van Financiën staarde naar zijn krijtstreeppantalon en plukte er een paar haartjes van Mitzie af. Hij had haar vacht eerder die ochtend geborsteld.
Nadat de voorzitter weer had ingegrepen, ging mrs. Coddington verder, ‘…en kan de premier bevestigen dat er nog maar één hond per huishouden wordt toegestaan?’
Jack wierp een snelle blik op de rij kabinetsministers. Er zit een smeerlap bij die zijn mond voorbij heeft gepraat, dacht hij. De details van dit wetsvoorstel hadden geheim moeten blijven. De Queen, die samen met Harris en Susan thuis zat te kijken, wachtte met ongeduld op het antwoord van de premier. Harris en Susan kropen dichter tegen hun bazinnetje aan.
In de paar seconden voor hij mrs. Coddingtons vraag zou beantwoorden, dacht Jack: Goddank ben ik hier binnenkort weg, uit de overheid en uit de politiek. Hardop zei hij: ‘Ja.’
De Queen keek van Harris naar Susan en weer terug. Hoe kon zij in vredesnaam een keuze maken tussen die twee?
‘Ik mag blijven, ik ben haar lievelingetje,’jammerde Harris.
Maar Susan zei: ‘Ik ben de hond van haar moeder, en ze heeft beloofd om altijd voor mij te zullen zorgen.’
De Queen liet haar blik naar haar handen dwalen, die in haar schoot rustten. Ze durfde geen van beide honden in de ogen te kijken.