41
Ginny was zonder veel ophef in Londen aangekomen en had haar eerste week daar rustig doorgebracht, zonder in het publiek te verschijnen. Als ze overdag vaak uitging, was dat altijd zoals ze Pierre verzekerde, om te gaan winkelen. Hij van zijn kant had beloofd zo mogelijk uit te zoeken waar Steve Morgan woonde met de kinderen.
Maar nu was Pierre echt ongerust. Ginette had iets in de zin - hij kende haar goed genoeg om daar zeker van te zijn. Bij voorbeeld, toen ze hoorde dat haar tweeling op het ogenblik met hun vader in het landhuis van burggraaf Marwood en zijn mooie Spaanse vrouw verbleven, had ze dat nieuws bijna te kalm opgenomen.
'Juist, dus hij is bij Concepción? Net iets voor hem ... en voor haar. Vraag me af wat ze met die arme Marwood hebben gedaan.'
Zelfs op het bericht dat de opera Carmen, met Francesca Di Paoli in de hoofdrol, diezelfde week nog in première zou gaan in Covent Garden was haar enige reactie een onverschillig: 'Echt? We moeten zeker aan kaartjes zien te komen.'
Nee, na het vuurwerk waar hij voor hun vertrek uit Frankrijk getuige van was geweest, vond hij deze kalmte en volgzaamheid van Ginette bijna onheilspellend. Hij kon alleen maar hopen dat het geen stilte voor de storm zou zijn.
Toen Herr Metz, die in het Claridge Hotel verbleef, op bezoek kwam en zich teleurgesteld toonde omdat hij Ginny niet thuis vond, zei Pierre achteloos: 'Ze is nooit thuis 's middags. In feite heb ik een boodschap voor haar. Heb jij enig idee?'
Frederick haalde zijn schouders op en veegde een denkbeeldig pluisje van zijn onberispelijke, zwarte kostuum. 'Nou nee, tenzij ze nog steeds poseert voor dat portret... je weet wel, dat die jongen Alma-Tadema van haar wilde maken. Hij is heel beroemd, heb ik begrepen. Lid van de Koninklijke Academie en zo ...'
Sir Lawrence Alma-Tadema's huis op Grove End Road was inderdaad voor Ginny een geliefd toevluchtsoord geworden, en de roodharige vrouw en dochters van de kunstenaar haar vriendinnen. En wat het portret zelf betrof... wel, dat was niet helemaal een standaardportret, en Ginny schrok er nog steeds voor terug aan Pierre te moeten vertellen, dat ze halfnaakt poseerde voor een portret dat de titel 'Geschenk voor de sultan' zou krijgen. Natuurlijk keek ze in haar pose heel verlegen naar beneden, met haar gezicht in de schaduw, maar voor wie haar kende was de gelijkenis onmiskenbaar. En vandaag nog, terwijl hij de laatste hand aan zijn nieuwste meesterwerk aan het leggen was, had de schilder haar enigszins ondeugend verteld, dat de Prins van Wales zelf belangstelling had getoond om het te kopen.
'Nadat het tentoongesteld is, heb ik hem natuurlijk gezegd. En ik moet je nogmaals vertellen dat het een genoegen was om jou als model te hebben. Ook je beschrijving van het inwendige van een ... hm ... harem, is bijzonder nuttig geweest. In mijn andere werken heb je misschien wel opgemerkt hoeveel aandacht ik besteed aan kleine details ...'
Het was haar niet moeilijk gevallen om daar te staan en haar gedachten te laten afdwalen, dacht Ginny. Inmiddels was ze gewend geraakt aan het uiterst dunne gaas van het vrouwenhemd, waaronder zelfs de met rouge aangezette tepels van haar borsten te zien waren, en aan de nog doorzichtiger harempantalon, die om haar heupen op zijn plaats werd gehouden door een gordel van gouden munten. De 'Moorse eunuchen' die verondersteld werden haar hulpeloos gevangen te houden zouden er later in worden geschilderd.
Ik hoop dat hij er razend om wordt! dacht Ginny, en dwong haar gedachten meteen naar iets anders toe. Ze was niet van plan deze dag te bederven door aan Steve te denken, en ze had wel andere dingen aan haar hoofd. Zoals het nieuws uit Bulgarije, waarvan de details veel gruwelijker in de kranten stonden dan haar kolonel haar achteloos had verteld. En de Times - vandaag pas, want nieuws deed er lang over van Constantinopel naar Londen - had het bericht gebracht, dat sultan Abdoel-Aziz was afgezet en zijn neef Murad hem vervangen had op de Ottomaanse troon. En haar welmenende vrienden en vriendinnen hadden haar ieder stukje nieuws over Turkije voorgelezen, want ze wisten dat zij daar een tijd had gewoond.
Richard, dacht Ginny, en kreeg de zorgzame vraag te horen of er niet een nieuw houtblok op het vuur moest worden gelegd? Zij schudde haar hoofd met een vage, beleefde glimlach, terwijl de gedachte haar dwars bleef zitten. Richard ... wat zou hij nu doen? Gulbehar verlaten en naar haar toekomen? Of zou zijn gevoel van verantwoordelijkheid tegenover de vrouw die zijn kind droeg te sterk zijn? De waarheid was - en Ginny haalde diep adem en sloot haar ogen in een poging om volkomen eerlijk te zijn tegen zich zelf - de waarheid was dat al die maanden die ze bij Richard had doorgebracht nu een mistige droom leken. Hij was een stem geweest, die haar uit de bewusteloosheid en wanhoop had gehaald. Hij had vriendelijkheid betekend, en troost, en knappe, kundige handen, die haar fysieke bevrediging gaven als ze die nodig had. Hij had getracht haar te behoeden voor alle ongenoegen en ongeluk, tot het allerlaatste aan toe, en daar zou ze hem altijd dankbaar voor blijven, altijd! Maar ze hoorde, als een pijl die uit het verleden op haar werd afgeschoten, weer de woorden die Michel Remy haar had toegeslingerd in de kamer van het huisje dat ze hadden gedeeld in Mexico: 'Dankbaarheid! Wat ik wil is nietje dankbaarheid...' Nee, wat Michel had gewild was haar liefde, en die kon ze hem niet geven, omdat ze verliefd was 'op een spook', zoals hij het uitdrukte.
Ik wist zelfs niet wat liefde was, dacht Ginny bedroefd. Misschien heb ik dat nooit geweten en zal ik het ook nooit weten. Liefde is gewoon een illusie, da's alles. Een wapen dat de mensen gebruiken om elkaar mee te kwetsen.
'Ginny, wat kijk je toch treurig!' De oudste dochter van sir Lawrence, die haar het het meest nabij kwam in leeftijd, keek haar bezorgd aan. 'Vind je 't niet geweldig om vanavond naar 't theater te gaan? Ze zeggen dat de Prins van Wales ook komt - en de decors zijn natuurlijk van papa. Ik wou dat wij vanavond ook konden, maar papa zegt dat hij te veel werk heeft dat af moet en dat we moeten wachten tot volgende week.'
De Heer zij geloofd voor simpele conversatie, dacht Ginny en dwong zich tot een glimlach, terwijl ze haar gedachten terugbracht naar het heden en de reden waarom ze hier was. De rest van het uur dat ze daar nog bleef praatte zij met haar vriendinnen over de veel besproken Oscar Wilde en zijn knappe toneelstuk The Importance of Being Earnest, dat Londen stormenderhand had veroverd.
'Ik heb een verrassing voor je,' zei Pierre, toen Ginny later die
middag thuiskwam. 'Ik hoop dat je 't niet erg vindt,' ging hij
achteloos verder, 'maar ik heb nog twee gasten uitgenodigd om
vanavond met ons mee naar het theater te gaan ... en ik heb een
tafel voor ons gereserveerd in een van de privézalen bij Romano
voor ons souper na de voorstelling. Frederick is hier geweest en
hij zei dat hij hier precies om zeven uur zou zijn.' Pierre haalde
zijn gouden horloge te voorschijn en zei toen: 'Dat geeft jou,
lieve cousine, precies anderhalf uur om
toilet te maken. Denk je dat wel te kunnen redden ?'
Ginny was al op weg naar de trap, opgelucht dat ze niet werd ondervraagd.
'Natuurlijk red ik dat! Maar wie heb je meegevraagd? Ken ik ze?'
Ze was al halverwege de trap en kon daardoor zijn antwoord niet goed verstaan, maar ging schouderophalend verder naar boven. Je kon er donder op zeggen dat Pierre wel vrienden zou hebben uitgezocht, die al even saai als sociaal onaanvaardbaar waren. Maar ze zou gauw genoeg zien wie het waren.
Om een of andere reden scheen Pierre veel haast te hebben. Nog maar
net was Ginny de trap af gekomen en had ze de complimenten van
Frederick Metz geïncasseerd over haar japon van parelgrijze
faliezijde, afgezet met stroken donkerrood en parelgrijs fluweel,
toen haar neef al weer op zijn horloge keek en aankondigde, dat hun
rijtuig stond te wachten en ze meteen weg moesten om niet te laat
te komen.
Ginny hing haar sleep over haar pols en liet zich voor deze keer haasten, maar toen ze eenmaal in het rijtuig zaten vroeg ze: 'Pierre, wat is er toch met jou aan de hand? En wie zijn die mensen waar jij zo bezorgd voor bent om niet te laat te komen?'
'Kennissen van mij.' Ze dacht dat hij niet helemaal op z'n gemak klonk. 'Het zijn ... in feite zijn het Amerikanen. Een moeder met haar dochter; de moeder komt oorspronkelijk uit Frankrijk en is familie van de markies de Mora.'
Zoals Ginny zelf zou ontdekken, waren het niemand minder dan Francoise en Lorna Prendergast, die door Steve persoonlijk naar Europa waren gebracht. En Lorna Prendergast, in een japon die even modieus was als de hare, was een schoonheid.
Hoe kon Pierre haar zoiets aandoen? En zonder enige waarschuwing ... Het viel haar nog mee dat hij Steve zelf niet had uitgenodigd! Ginny was razend, maar probeerde dat niet te laten merken. Ze was charmant beleefd tegen de beide vrouwen, die haar nieuwsgierig bekeken - wat had Pierre over haar verteld? - maar besteedde meer aandacht aan Frederick Metz, die daar trots op inging. Natuurlijk werden er vele blikken op hen geworpen, want ze waren betrekkelijke nieuwkomers in de Londense society.
'Wie zouden dat zijn? Nog niet vaak twee zulke opvallende vrouwen bij elkaar gezien. Die knapen hebben wel geluk...'
'Is dat niet die jonge Amerikaanse erfgename? 'k Heb gehoord dat Marlowe weg van haar is, maar haar mama blijft altijd in de buurt.'
'Iemand vertelde me dat ze al eens verloofd is geweest... met 'n Amerikaan. Ze waren op Ascot...'
In de eerste pauze gingen de mannen weg om verfrissingen voor de dames te halen, en de gaslampen werden glanzend weerspiegeld door het vele koper en kristal in het Haymarket-theater. Lorna Prendergast boog zich met een uitdagende blik naar haar moeder over een lege stoel heen naar Ginny en zei: 'Vindt u 't erg als ik u ronduit vraag of u nog getrouwd bent met Steve Morgan? Ik heb wel gehoord dat echtscheidingen in Frankrijk veel minder tijd kosten dan waar ook, maar...'
'Natuurlijk vind ik 't niet erg als u ronduit iets vraagt,' antwoordde Ginny met een glasheldere stem. 'En om u de waarheid te zeggen, is dat iets wat ik zelf ook wel eens zou willen weten. Ik bedoel, of onze scheiding wel of niet definitief is. Maar - als ik op mijn beurt ronduit mag zijn - wat maakt u dat uit?'
Lorna Prendergast liet zich glimlachend in haar stoel terug zakken, en haar moeder schudde alleen maar haar hoofd, alsof ze wilde zeggen 'wat een ondeugend kind!'
'Meneer Morgan ... Steve... is een aantrekkelijke man, vindt u niet? Ik ken heel wat vrouwen die best met hem zouden willen trouwen, als hij vrij was.'
Ginny glimlachte terug naar het meisje met de bruine haren. 'O ja,' zei ze. 'Ik weet zeker dat er heel wat vrouwen zijn die Steve attractief vinden. En hij wijst er ook niet veel af... maar dan heb ik 't natuurlijk niet over trouwen. Persoonlijk begon ik die serie maîtresses van hem nogal vermoeiend te vinden, te meer daar ik ze overal tegen 't lijf liep. Hebt u Concepción al ontmoet?'
Ze had de voldoening het gezicht van Lorna Prendergast rood van woede te zien worden, voordat de komst van Pierre en Frederick een eind maakte aan hun stekelige conversatie, maar tijdens de tweede akte miste Ginny het grootste deel van de geestige dialoog, waar ze in 't begin zo'n plezier in had gehad.
Steve Morgan was net terug in Londen van de dokken in Southampton
... en daarvoor was hij op een lange en vermoeiende reis geweest,
waar hij eigenlijk helemaal niet aan had willen beginnen. Hij was
moe, hongerig en prikkelbaar, en het vooruitzicht een lange en
gedetailleerde brief aan zijn grootvader te moeten schrijven, trok
hem in die stemming bepaald niet aan, al wist hij dat het moest
gebeuren. Abdoel-Aziz, de afgezette sultan, had zelfmoord gepleegd
door met een schaar zijn polsslagaderen door te knippen, en zijn
concubine, Mihri Hanoum, was ook dood - in het kraambed gestorven,
naar verluid. Murad, de nieuwe sultan, was krankzinnig verklaard en
zijn broer Abdoel- Hamid was net in zijn plaats sultan geworden.
Dat waren dingen die de meeste mensen in Europa nog niet wisten,
maar als het nieuws doorkwam, zouden Don Francisco en zijn vrouw
natuurlijk bezorgd zijn voor de veiligheid van hun zoon, Richard
Avery, lord Tynedale.
De Engelse butler met het onbewogen gezicht, die Steve binnenliet in het huis dat hij voor zich zelf en zijn vrienden in Londen had gehuurd, vertelde hem dat de dames naar het theater waren en die avond laat, na het souper, zouden terugkomen.
'Als de kok nog op is, zou ik zelf wel 'n soupertje willen,' zei Steve. 'Mag wel iets kouds zijn. En dan iets warms om te drinken. Breng me maar een dienblad in de studeerkamer.'
Hij werd uiteraard niet verwacht. Hij had tegen de Prendergasts gezegd, dat hij een tijdje bij de kinderen door ging brengen, op het platteland. Nochtans toonde de butler geen spoor van ontsteltenis of zelfs verbazing.
'Ik zal de haard in de studeerkamer meteen laten aanmaken, meneer. Verder zult u alles in orde vinden.'
Het knappe kamermeisje dat de haard kwam aanmaken deed Steve denken aan Juana, die erg populair was geweest in de vrijgezellenafdeling van zijn grootvaders huis. Ze had diezelfde parmantige, min of meer wetende blik. En om een of andere vreemde reden - misschien omdat hij zo verdomd moe was - deed dat hem weer denken aan Ginny, Ginny met de valse groene ogen, die nu wel veilig opgeborgen zou zijn aan het Russische hof in Sint-Petersburg. Steve merkte dat hij z'n voorhoofd fronste ... en het parmantige meisje haastte zich weg met een blik over haar schouder.
'Boe, wat had die de pest in,' zei ze later beneden.
Steve verscheurde het eerste vel papier waar hij op was begonnen en smeet het in het vuur. Laat Ginny ook barsten ... hij hoopte nooit meer tegen haar aan te zullen lopen. Wat zij had gedaan was onvergeeflijk, en hij nam zich voor haar zo gauw mogelijk totaal uit zijn hoofd te zetten. En dan te bedenken dat hij echt had gedacht dat ze dood was, en om haar had getreurd! En ook nog zich zelf er de schuld van had gegeven... de gedachte alleen was al genoeg om hem razend van woede te laten worden. Ze was niets dan een plaagzieke en verleidelijke slet, die veel te gemakkelijk inging op de avances van iedere nieuwe man die ze tegenkwam, en het was goed dat hij van haar af was.
Een tweede vel ging dezelfde weg als het eerste, en de butler die binnenkwam met een blad vol koude vleeswaren, gebakjes en slaatjes, precies zoals meneer Morgan ze lekker vond, kwam bij de deur mr. Morgan zelf tegen, met zijn overjas los over zijn schouders geslagen.
'Sorry, Ross, maar ik ga er weer vandoor. Ik zal waarschijnlijk niet eerder thuis zijn dan in de loop van morgenochtend. Misschien wil jij de dames waarschuwen ?'
Pervers zocht Steve naar een teken van ontsteltenis op het strenge, bleke gezicht van de man, maar er was niets te zien. 'Jazeker, meneer. Prettige avond, meneer.'
Verdomme... die man had zijn roeping gemist. Dat zou een uitstekende pokerspeler geweest zijn, goed genoeg misschien om het tegen Jim Bishop op te nemen!
Hij vroeg zich af hoe zijn geluk zou zijn vanavond, bij rouge et noir. Och, Francesca bracht hem altijd wel geluk bij het spel, en hij wist waar hij haar vanavond kon vinden, ondanks het late uur. Als hij haar eenmaal uit haar hoofd had gepraat hem dood te schieten of te steken, of een zwaar kristallen voorwerp naar zijn hoofd te smijten, konden ze verder een heel genoeglijke avond samen hebben. Minder frustrerend in ieder geval dan zitten staren naar een haardvuur, waar in zijn verbeelding een serie koperharige heksen met groene ogen lag te verbranden!