7

'Benieuwd of die schoft z'n oren al gloeien?' Onder het zwarte snorretje flitsten de witte tanden van Paco Davis in een brede grijns, terwijl hij over de tafel heen naar Bishop keek, die zijn grijns beantwoordde met een van zijn dunne, vreugdeloze glimlachjes.

'Dat betwijfel ik ten zeerste. De heer Delery is er wel aan gewend dat er over hem wordt gepraat in deze contreien. Maar goed, we weten dat hij betaald wordt. Hij heeft zelfs z'n kleermaker betaald! De vraag is alleen: wie betaalt hem en waarvoor eigenlijk?

De vraag was retorisch, want Jim Bishop had een vrij duidelijk idee van het soort diensten waar André Delery voor betaald werd. Hij was een befaamd duellist in een stad, waar dit soort 'erezaken' weliswaar verboden waren, maar nog geregeld voorkwamen.

Maar waar de man vroeger meestal vocht met de echtgenoten of mannelijke bloedverwanten van de vrouwen die hij als doelwit had gekozen, was hij de afgelopen maanden steeds meer mannen met een bepaalde politieke overtuiging gaan uitdagen. De moeilijkheden op het nabijgelegen Cuba hadden geleid tot een toevloed van Cubaanse emigranten in New Orleans, op zoek naar steun hetzij voor de Spanjaarden die wilden redden wat nagenoeg het laatste overblijfsel was van hun grote koloniale rijk, hetzij voor de opstandelingen die zelfbestuur nastreefden. En om de zaken nog gecompliceerder te maken was er ook nog een derde categorie: Amerikaanse opportunisten die erop uit waren voordeel te trekken uit interne conflicten in buurlanden.

Als Jim Bishop minder gesloten was geweest, zou hij gezucht hebben. Nu was zijn gezicht volkomen uitdrukkingloos, terwijl hij de kamer rondkeek en de beschaduwde blauwe ogen van Steve Morgan zag. Hij hoopte dat Steve Morgan vanavond zijn gedachten bij de zaken hield, en niet bij die opvliegende vrouw van hem. Jammer, wat een schade het huwelijk bij een verder goeie vent kon aanrichten.

Flarden sigarenrook zweefden traag naar het raam, dat Steve net had opengezet. Buiten begonnen de sterren te verbleken, in afwachting van de opkomende zon.

Steve wreef ongeduldig met zijn hand over zijn stoppelbaard en wilde dat Bishop eindelijk ter zake kwam. Hij vroeg zich af, en niet voor het eerst, hoe hij zich in godsnaam had kunnen laten bepraten om mee te doen aan dit speciale stuk intrige. Zijn zwarte wenkbrauwen kwamen bij elkaar in het begin van een frons. Eigenlijk, nu hij meer tijd had gehad om erover na te denken, kreeg hij de indruk dat ze hem gemanoeuvreerd hadden. Een paar weken geleden had Bishop ervoor kunnen zorgen dat zijn vriend kolonel Belmont zijn soldaten terugriep van hun overenthousiaste speurtocht in de moerassen naar de bandiet 'Manoio'. In plaats daarvan was hij gedwongen geweest op de vlucht te slaan en Ginny mee te nemen, waarbij hij niet alleen kogels had moeten zien te ontwijken, maar ook de roofdieren in de moerassen. En toen hij ten slotte in Shreveport aankwam, had hij daar Paco Davis 'toevallig' tegen het lijf gelopen. Het opnieuw verschijnen van Jim in zijn leven scheen altijd te worden voorafgegaan door geënsceneerde, toevallige gebeurtenissen!

Sarcastisch zei Steve: 'Waarom zou ik die opvliegende Delery dat niet gewoon eens vragen? Misschien wordt hij kwaad genoeg om het me te vertellen ... of maakt hij mij kwaad genoeg om het hem te laten doen.'

Bishop verraste hem met een nadenkende blik, voordat hij een beetje spijtig zijn hoofd schudde. 'Ik geloof niet dat je een duel met de man moet uitlokken. Nog niet. Nee... we weten dat hij pro-Spaans is, en niet meer zo krap bij kas als hij placht te zijn. En we weten natuurlijk wat hij doet. Maar...' De grijze ogen werden even aan het gezicht onttrokken toen Bishop een nieuwe sigaar opstak '... het zijn de activiteiten van je schoonvader, waar ik me meer zorgen over maak. Jammer dat onze zorgvuldig opgezette bespreking met hem werd onderbroken. Mocht hij de ... de andere heer die wij op 't oog hebben al hebben ontmoet en zich hebben verbonden, denk je dat hij dan nog over te halen is om van gedachten te veranderen?'

'Ik weet het niet.' Steve liep terug naar de tafel, liet zich languit in een stoel vallen en reikte naar een glas. 'Verdomme, Jim, ik ben geen oppasser van de senator. We beginnen net weer op wat betere voet met elkaar te komen.' Ondanks zich zelf grijnsde hij.

'Je kunt je misschien voorstellen dat hij nogal ontstemd was over de manier waarop ik uit het gezicht verdween. En ik geloof niet dat hij me dat al helemaal heeft vergeven.'

'Wat mij betreft, ik kan me nauwelijks voorstellen dat jullie beleefd tegen elkaar kunnen praten. Weet je nog de eerste keer dat we bij elkaar kwamen om te praten over dat goud dat hij naar Mexico wilde sturen? En nu ...' Paco leunde achterover in zijn stoel en haalde zijn schouders op. 'Misschien komt het nu wel op hetzelfde neer, nietwaar amigo? Hij is ambitieus, die goeie senator Brandon. Ik denk niet dat hij veel veranderd is. Wat dacht je zelf?'

Bishop keek naar beiden, terwijl hij inwendig methodisch zijn verzameling feiten naging en ze sorteerde en samenvoegde tot een logisch geheel. Paco had gelijk. Brandon was nog altijd ambitieus en zelfs begerig. En Brandon was plotseling geïnteresseerd in Cuba en Cubaanse aangelegenheden, zozeer zelfs dat hij aan het onderhandelen was over de aankoop van een plantage daar. Een verwaarloosde plantage, tegen een prijs die hij zich niet kon permitteren. Waarom? En dan was er ook een verband met André Delery. En met de knappe jonge weduwe van een Cubaanse grootgrondbezitter, Ana Dos Santos, die vroeger Steve's verloofde was geweest... Heel wat verschillende stukjes in deze puzzel, maar op den duur zou hij ze wel aan elkaar passen. Bij zijn instructies had de president er heel nadrukkelijk op gewezen, dat de status quo met Cuba én de neutrale positie van de Verenigde Staten gehandhaafd moesten blijven. Voorlopig althans, voegde Bishop er inwendig cynisch aan toe.

Hij boog zich naar voren. 'Heren, 't is bijna ochtend en we zijn allemaal vermoeid. Ik stel voor dat we na gaan denken over wat we besproken hebben en dat we elkaar morgen weer ontmoeten. In de loop van de avond wellicht? Eens kijken wat de dag brengt.'



Voor heel wat mensen begon de dag veel te vroeg, en voor anderen bracht hij ook verrassingen. Lucian Valette had niet anders verwacht dan te zullen uitslapen tot laat in de middag toen hij zich geheel gekleed op bed liet vallen, misselijk van de grote hoeveelheid drank die hij op had. Zijn bediende zou hem wel uitkleden en hem, als hij ten slotte wakker werd, een groot glas brengen van een brouwsel dat Pierre zelf had samengesteld en dat gegarandeerd hielp tegen de ergste katers. Het laatste dat Lucian had verwacht of verlangd was ruw wakker geschud te worden ondanks zijn kreunende protesten om, toen hij moeizaam zijn met bloed doorlopen en pijnlijke ogen opendeed, tegen het grijnzende gezicht van zijn vriend André Delery aan te kijken.

'Nee... nee! Wat het ook is, ik ben niet in de stemming om ernaar te luisteren, 't Lawaai in m'n hoofd is te groot... Bon Dieu! Hoe is 't mogelijk dat Pierre je binnen heeft gelaten? Reken maar dat ik die kerel ontsla ... en jou daag ik uit, vriend, zodra ik een beetje opgeknapt ben.'

'Onzin! Je weet best dat je Pierre niet kunt missen ... en dat ik je zou doden als je me uitdaagde ... m'n reputatie, weet je. Word wakker, Lucian, en luister. Kijk, ik heb die bediende van je een van zijn speciale drankjes laten klaarmaken, want het is belangrijk dat je hoofd een beetje helder is en dat we kunnen praten.'

Valette ging onwillig rechtop zitten, nog steeds met zijn handen aan zijn pijnlijke hoofd, en vroeg zich af hoe zijn vriend kans zag er zo fit en fris uit te zien na wat toch een slapeloze nacht moest zijn geweest. Maar nog voordat André was uitgesproken, was Lucian zelf ieder spoor van slapeloosheid kwijt en herinnerde alleen een vaag gebons in zijn slapen hem nog aan zijn excessen van de afgelopen nacht.

'Je meent het toch niet serieus, hè? Toen we die dwaze weddenschap aangingen bedoelde ik niet, dat je om te winnen de man zou moeten uitdagen! Denk alleen 's aan de gevolgen, mon ami! Hij is tenslotte niet een van de onzen, en zijn positie... ik bedoel, het zou een enorm schandaal kunnen worden. Erger nog, de gevolgen voor jou ...'

Delery's lichtbruine ogen bleven strak op het hoogrode en bezorgde gezicht van zijn vriend gericht.

'Wil je daarmee insinueren dat ik bang zou zijn voor gevolgen? Maar nee, ik ga geen ruzie met je zoeken, mon vieux, gezien je mal de tête. Bovendien ...' Delery glimlachte helder. 'Ik heb toevallig je hulp nodig. Niet bij de uitvoering natuurlijk, want dat is gemakkelijk genoeg. De basis is al gelegd en de vogel popelt om in de val te vliegen. Heb ik ooit de boot gemist bij een vrouw? Of m'n tegenstander niet gedood? Deze speciale tegenstander zal mij uitdagen, onder getuigen, daar ben ik zeker van, zodat me niets anders overblijft dan ...' Delery spreidde zijn vingers en haalde zijn schouders op. 'Begrijp je wel? Maar ik heb inlichtingen nodig. De man z'n vrienden. Met name de vrienden die hij gisteravond heeft ontmoet. Ik meen dat jullie na de opera de nacht hebben doorgebracht in een zeker huis in Bourbon Street?'

Terwijl de twee jongemannen zaten te praten waren de meeste bewoners van het onregelmatig gebouwde plantagehuis, dat nog steeds 'Beaudine House' werd genoemd, al wakker. Ginny, die beneden kwam op zoek naar een schuilplaats en een vroeg ontbijt in de schaduw van de bomen in de tuin, merkte tot haar verbazing dat haar stiefmoeder ook al op was en blijkbaar hetzelfde van plan was.

De beide vrouwen keken elkaar aan en het was Sonya, bleek behalve twee hoogrode plekken op haar wangen, die als eerste sprak.

'We hoeven niet formeel te doen. Ga zitten.' En op dezelfde conversatietoon ging ze verder: 'Het personeel borrelt natuurlijk over van de praatjes. Doet er niet toe wat we voor meningsverschillen hadden of hebben, we kunnen het beste maar doen alsof er niets aan de hand is, vind je niet?' Ginny bleef zwijgen en Sonya's knokkels werden wit op de armleuning van haar stoel. 'Jouw man is niet thuisgekomen, wel? En de mijne kwam twee uur geleden in bed, met een verhaal over de hele nacht zitten kaarten. Hij ligt nu te snurken.'

Onder haar beheerste uiterlijk kookte Sonya van woede. Hoe kon William haar zo ten overstaan van al haar oude vrienden voor schut zetten? Twee dagen achtereen wegblijven zonder de beleefdheid van een behoorlijk excuus ... en dan te bedenken dat diezelfde William haar gisteren nog had durven vermanen, alleen omdat zij het escorte van drie veel jongere mannen had geaccepteerd. Niet dat André Delery nu in feite zoveel jonger was dan zij... hij had haar lachend verteld dat hij ondanks zijn jeugdige verschijning al een eindje in de dertig was.

Ze keek hoe Ginny zich in een stoel tegenover haar liet zakken, nog steeds ongewoon stil, op een gemompeld 'O?' na.

Misschien was Ginny wel beter opgewassen tegen mannelijke trouweloosheid. Zij zat vast al te bedenken wie ze als minnaar zou nemen om zich te wreken op Steve. En te oordelen naar haar verleden nam Ginny minnaars en liefdesaffaires bijzonder licht op. Erger nog, ze slaagde daar ook altijd in. 'Het is niet eerlijk,' dacht Sonya opstandig. 'Zij ziet tenslotte altijd kans om haar zin te krijgen, overal mee.'

Ze keek bijna kwaadaardig naar Ginny, die haar hoed had afgezet en daar traag mee begon te waaieren. De jongere vrouw zag eruit alsof ze de hele nacht geen oog had dichtgedaan - wat waarschijnlijk ook wel het geval geweest zou zijn. Ze had donkere kringen onder haar ogen en haar gezicht was ongewoon bleek.

Zou ze zich werkelijk hebben verbeeld dat ze een man als Steve Morgan door haar invloed kon veranderen?

Ginny dacht ongeveer hetzelfde, terwijl ze doorging met waaieren, meer om haar handen bezig te houden dan om af te koelen. Ze was zich zeer wel bewust van Sonya's onderzoekende blik en van haar woede, maar wat hadden ze tenslotte met elkaar gemeen? De laatste tijd hadden ze elkaar meer rechtstreeks en eerlijk als vijanden behandeld dan als vriendinnen. Nee, ze was niet in de stemming om vertrouwelijk te praten met Sonya, of om met haar mee te doen bij het uiten van beschuldigingen. Ze wilde op het ogenblik eigenlijk zelfs niet meer denken, want dat had ze al meer dan genoeg gedaan terwijl ze wakker lag in bed.

De bedienden liepen druk af en aan en brachten dampende schotels naar de tafel, die al voor vier personen was gedekt. Ginny greep hongerig naar een warme, knapperige croissant en keek hoe de boter erop wegsmolt. Ze zei achteloos, meer voor het personeel dan voor iemand anders: 'Zijn de ontbijten in Louisiana altijd zo uitgebreid? Vijf of zes gangen ... hoe redden ze dat iedere dag?'

Sonya haalde haar schouders op. 'Kwestie van gewoonte. Je raakt eraan gewend.' Haar lichtblauwe ogen keken in die van Ginny en ze ging op dezelfde conversatietoon door: 'Maar raak je ooit aan gewend om ... verwaarloosd te worden en openlijk vernederd? Hoe schik jij je daarin?'

'Dat doe ik niet.'

De bedienden waren weg, en daarmee ook de behoefte aan discretie. Bij Ginny's te korte antwoord beet Sonya op haar lippen.

'O?' zei ze scherp. 'Maar je bent nog steeds zijn vrouw. Heb je niet die hele reis hier naar toe gemaakt om hem over te halen je terug te nemen? Of heb ik een verkeerde conclusie getrokken?'

De opwaartse beweging van Ginny's kin was maar al te vertrouwd.

'Ja, dat heb je. Maar voor mij doet het er echt niet toe.



Steve en ik ... je hebt nooit echt begrepen hoe de zaken tussen ons liggen, hè? En ik denk ook niet dat je dat ooit zult begrijpen. Maar wij gaan allebei onze eigen gang. Verwacht van mij dus niet dat ik zo ondersteboven ben als jij nu kennelijk.' Bij het zien van het vuur in Sonya's ogen voegde Ginny er ongeduldig aan toe: 'Och kom! Wat heeft het voor zin om nog meer ruzie te maken? Ik geloof dat we best weten waar we met elkaar aan toe zijn.

Waarom zouden we het daar niet bij laten?'

'Voor jou is dat allemaal zo gemakkelijk, hè? Jij hebt je altijd vrij gevoeld om je grillen te volgen, zonder een ogenblik te denken aan een ander, of aan ... aan het leed en het schandaal dat je daarmee zou kunnen veroorzaken. Terwijl ik... ohhh! Zoals je al zei, wat doet het er ook toe? Smakelijk eten; ik ga een eindje rijden.'

Natuurlijk was dat zomaar een impuls, zoals Sonya later tegen zich zelf zou zeggen. Ze kon het niet langer uithouden om daar te zitten en zich door die... die kleine slet arrogant te laten overtroeven. En het was ook lang geleden dat ze alleen uit rijden was gegaan en de soepele bewegingen van haar merrie onder zich had gevoeld en de streling van een zachte bries over haar wangen. Nee, dat was jaren geleden dat ze dit speciale pad naar de rivieroever had genomen. En ditmaal zou ze wel oppassen en om het oude magazijn heen rijden.

Na het abrupte vertrek van Sonya merkte Ginny dat haar eetlust was verdwenen. Zij had geen behoefte aan een uitgebreid ontbijt. De croissant en zwarte koffie met een flinke scheut cognac waren ruimschoots voldoende, als ze niet dik wilde worden; gruwelijke gedachte! Ginny wenste bijna dat ze zich had weerhouden van dat gekrakeel met Sonya... een vrolijke rit was net wat ze nodig had om de spinnenwebben weg te blazen uit haar hoofd en het weer behoorlijk te laten werken. Met al haar gewoel en eindeloze gepieker van de afgelopen nacht was ze nog steeds niet tot een besluit of een weloverwogen plan gekomen. Ze zag alleen in, met een soort fatalisme dat nieuw was voor haar impulsieve karakter, dat het zo niet langer kon doorgaan. Steve en zij moesten het uitpraten, definitief.

Ik hou van hem ... dacht ze, en zo ver waren ze in zo weinig tijd uit elkaar gedreven, dat de gedachte haar schokte.

Maar als we zo doorgaan, zullen we alleen elkaar vernietigen en alles wat we nog voor elkaar voelen. Steve ... was het woede of onverschilligheid die hem weg hield van haar? Dat moest ze uitvinden, en lak hebben aan alle gevolgen. Goddank voor de trots die haar rug nu recht liet worden! Nee, ze zou niet weer weglopen, zoals Sonya net had gedaan. En wat ze ditmaal ook uit Steve zou krijgen, het zou de waarheid zijn.

'En de waarheid zal u vrijmaken ...' Waarom klonk die zin, die in Ginny's koortsige hoofd steeds terugkwam, als een doodsklok? Een keer of zes kwam ze in de verleiding om terug te gaan, om de misprijzend kijkende oude man op de bok te vertellen dat ze van gedachten was veranderd. Hij zou nog misprijzender kijken als hij zag naar wat voor huis ze hem had laten rijden. Er zou nog meer gekletst worden onder het personeel en Sonya zou zich opgelaten voelen. Maar dat kon haar niet schelen, zei Ginny koppig bij zich zelf. Ze moest erachter komen.

'Hier,' zei Ginny en ontwaakte uit de dromerij waarin ze was weggezakt. 'Laat me hier uitstappen. En u hoeft niet te wachten, want mijn man brengt me wel terug.'

Ondanks alles had Ginny zich alle mogelijke situaties voorgesteld waarin ze haar man zou kunnen aantreffen ... meer om zich tegen hem te wapenen dan om zich op te zwepen tot gerechtvaardigde woede. Het enige beeld dat Ginny zich zelf niet had voorgespiegeld was dat van Steve, alleen slapend.

Steve Morgan was dan ook niet van plan geweest de rest van de nacht alleen door te brengen. Hij had bijna besloten zowel Jim Bishop als zijn vriend Paco te vertellen dat ze naar de hel konden lopen en dat hij afnokte. En verdomme, hij zou Ginny opzoeken en haar laten inzien, eens en voorgoed ...

En toen had een geeuwende en slaperige Hortense hem het briefje overhandigd. Een dikke velijnenvelop met een zegel dat hij maar al te goed herkende - inhoud kort en laconiek. Troefkaart van Bishop? Het was bijna té toevallig dat een brief van zijn grootvader, verzonden door Renaldo, hem juist hier en nu moest bereiken. Steve staarde naar het wijd uiteenlopende handschrift van Don Francisco en trachtte tussen de regels door te lezen, terwijl hij werd overvallen door een gevoel van fatalisme. Het was alsof alles hem naar Cuba dreef. Maar wat kon uitgerekend zijn grootvader nu voor zaken op Cuba af te handelen hebben, die zo dringend waren dat hij er zelf naar toe was gegaan, midden in wat een bloederige revolutie beloofde te worden? Die verdomde stijfkoppige trots ook van die oude man! Hij had tenminste Renaldo kunnen sturen. En hij had zijn vroegere kracht en fitheid niet meer teruggekregen na die beroerte ... hij moest helemaal niet op eigen houtje op reis gaan.

Steve vloekte hartgrondig en verbrandde de brief zorgvuldig in de marmeren asbak. Optrekken met z'n grootvader was nooit iets geweest waar hij erg blij mee was. En het zag ernaar uit dat hij nu ook met de onvermijdelijke woede-uitbarstingen van Ginny te maken zou krijgen... zodra ze besefte dat hij haar alleen terugstuurde naar Mexico.

Het eerste daglicht buiten het open raam deed Steve gedecideerd zijn ogen sluiten. Hij had zo'n gevoel dat hij vandaag alle rust nodig zou hebben die hij te pakken kon krijgen. En waarom moest hij dan zodra hij probeerde te slapen meteen tienduizend beelden voor zijn geest hebben staan? Anders ... het gespannen gevoel dat aan iedere nieuwe opdracht voorafging. Ginny had hem er wel eens van beschuldigd opzettelijk met het gevaar te flirten. 'Ik denk dat ik gewoon een rusteloze ziel heb, schat,' had hij plagend geantwoord.

Ginny, verleidelijke tijgerin, Sirene-Nemesis. Ongeacht hoe hard ze ook met elkaar vochten, zij was het soort vrouw dat een man eeuwig nieuwsgierig en op zijn hoede kon laten zijn. Een groenogige vrouwtjesvos met scherpe tanden en klauwen ...

Het kostte hem een paar seconden om van de droom naar de werkelijkheid over te schakelen, en zijn eerste reactie toen hij haar zag was haar in zijn armen te nemen. Maar het verstand hield de overhand over het instinct, en het beetje slaap dat hij had gehad was genoeg om zijn geest te scherpen. Toen "hij in haar vragende ogen keek liet Steve de hardheid in de zijne zien, in het besef dat hij het gemakkelijker voor haar moest maken om van hem weg te gaan ... en gemakkelijker voor zich zelf om haar terug te sturen.