30
Het dal en de vlakten lagen te broeien onder een schroeiende zon en er was een onbehaaglijk soort vrede, die iedereen in gespannen afwachting hield. De Apachen, de afvalligen onder hen, waren weer op het oorlogspad en vanuit het noorden rukten de Comanches verder op dan anders. Niet alleen de kleine veeboeren en kolonisten, maar zelfs ook de Prendergasts waren voorbereidingen aan het treffen om zich te verdedigen tegen deze andere, maar altijd aanwezige vijand, en daardoor was er een soort wapenstilstand, al was iedereen zich ook aan het voorbereiden op oorlog.
Elizabeth Cady had, onder andere, geleerd niet te veel te vragen, maar ze was gelukkig en klemde zich vast aan die wetenschap en het gevoel van dat geluk. Het was alsof ze voordien alleen maar had bestaan, zonder te weten wat het was om te leven en iedere dag volledig te proeven, wat er ook gebeurde.
Wat er ook gebeurde... soms voelde zij zich verstikt door angst en een soort voorgevoel, alsof ze wist dat ze een zondares was en ooit eens gestraft zou worden, niet alleen voor het zondigen, maar vooral voor het zich gelukkig voelen door die zonde. Maar meestal verdrong ze dat soort gedachten en hield ze zich druk bezig zolang hij niet in de buurt was.
Er was veel te doen. Dat was er natuurlijk altijd geweest, maar nu werd het ook gedaan. Domingo stapte rond alsof hij twintig jaar jonger was, vervuld van een gevoel van verantwoordelijkheid. Het hek van de kraal zag er beter uit dan toen het gloednieuw was, en er liep nu vee achter. Het wagentje was opgeknapt en geverfd, zoals trouwens alles. En de kelder, die ze bijna nooit had gebruikt, was schoongemaakt en stond aan één kant vol geweren en munitie. Daar dacht ze liever niet aan, evenmin als aan die keren dat Smith dagenlang weg was. Soms was ze er bijna zeker van dat hij de grens over ging. En andere keren ... ze zei tegen zich zelf dat ze dat niet wilde weten. Sommige leden van de Associatie, onder leiding van Milt Kehoe, mopperden, maar anderen, zoals Martin Burneson en Frank Dean, die ouder waren en meer ervaring hadden, schenen het eens te zijn met wat er gebeurde. Ze hadden nu allemaal landkaarten en bestudeerden het terrein om na te gaan wat hun zwakste punten waren en wat de beste plaatsen voor een gezamenlijke verdediging, als het zover mocht komen. En stuk voor stuk hadden ze van hun huizen miniatuurforten gemaakt, met watertoevoer en voedselvoorraden voor langere tijd.
'Wat wij nodig hadden, denk ik, was iemand om ons te organiseren ...' zei Martin Burneson met een tevreden zucht. Hij had de gewoonte opgevat af en toe langs te komen, en als Smith niet thuis was maakte hij een praatje met Elizabeth. Ze wist dat hij haar graag mocht en dat altijd gedaan had. Hij was een weduwnaar met een zoon van zestien en een tweede zoon van tien, en iedereen zei dat hij een goede echtgenoot was geweest en zou moeten hertrouwen, maar zo te zien was hij wel tevreden. Elizabeth was op Martin gesteld, omdat hij vriendelijk was en niet alleen maar oordeelde, en nu de vrouwen - de nette huismoeders - geleidelijk aan ophielden met hun bezoeken, was zijn gezelschap haar heel welkom, vooral wanneer ze alleen was.
Over het algemeen voelde Elizabeth er het meeste voor iedere dag op zich zelf te beleven. Het was vreemd hoe anders ze zich voelde, zelfs voor zich zelf. Soms kon ze haar hoofd voelen tollen, als ze probeerde te veel nieuwe dingen, nieuwe ideeën in zich op te nemen. Dingen, waarvan zij geleerd had dat ze verkeerd waren of slecht, waren dat helemaal niet, zoals lezen, of zijden ondergoed, of zelfs helemaal niets aanhebben en je lichaam laten bekijken en kussen door een man ...
'John Smith - hm.' Haar haren kriebelden in zijn gezicht, terwijl
ze zich tegen hem aan bewoog en haar gezicht ophief om naar het
zijne te kijken. Soms had hij een ontzettende hekel aan haar
levendigheid in de vroege ochtend, die hem dwong tot het vertonen
van een energie die hij eigenlijk nog niet kon opbrengen; hij
gromde alleen en legde zijn ongeschoren wang op het kussen, in de
hoop dat ze hem weer in slaap zou laten zakken.
Geen kans. Plagend trokken haar vingers patronen op zijn rug.
'Smith. Het doet me een beetje denken aan een verhaal dat mama me eens heeft verteld toen ik nog klein was, over die Engelse kapitein die met een indiaanse prinses trouwde.'
'Ja ...' zei hij kortaf. 'Pocahontas. Benieuwd of die 's morgens vroeg ook zo rusteloos was als jij.'
Ze giechelde, drukte haar lichaam tegen het zijne en maakte hem begerig tegen wil en dank.
'Barst jij, Beth!'
Hij had haar een keer geërgerd verteld, dat hij niet meer wist wie hij was, en daarbij gedacht aan de tijd waarin dat nog waar was. Het was hetzelfde verhaal dat hij de sheriff had verteld, en waarbij het hem een zorg zou zijn of de dikke man hem geloofde of niet, maar bij Elizabeth voelde hij zich bijna beschaamd voor dat doorzichtige smoesje, vooral nu, nu ze hem onbevangen vroeg: 'Ben je nooit 's benieuwd? Ik bedoel, naar wie je werkelijk bent?'
Hij hield zijn gezicht koppig afgewend, maar antwoordde wel, nog steeds maar half wakker: 'Natuurlijk! Wie niet?'
'Juist. Dat bedoel ik nou.' Beth ging met een ruk rechtop zitten, zodat hij verschrikt op zijn rug rolde en met halfopen ogen naar haar loerde. 'Jij ... ik bedoelde alleen of je niet benieuwd bent naar je echte naam, maar jij vatte wat ik zei heel anders op, niet?' Ze zuchtte. 'Het gebeurt zo vaak dat ik niet begrijp wat je zegt... of de bedoeling van wat je zegt onder de oppervlakte van je woorden. Ik wou ... Smith, wie ben je eigenlijk?'
Hij negeerde haar vraag en pareerde: 'En jij, Pocahontas? Wat voor 'n vrouw ben jij onder dat koele en preutse uiterlijk? Heb je je dat wel eens afgevraagd? Wat doe je bij voorbeeld hier in bed met 'n schoft zoals ik?'
'Niet doen!' Verslagen boog ze haar hoofd en drukte het tegen zijn schouder. 'Ik probeerde alleen maar te zeggen ...' haar stem klonk gesmoord en ze drukte zich dicht tegen hem aan, 'dat jij anders bent. Mama was onderwijzeres voor haar huwelijk, en ik denk dat ik daardoor ontwikkelder ben dan de meeste meisjes van mijn leeftijd, maar ik weet nog niet half zoveel als jij. Bij voorbeeld ... ik praat niet zo goed. Van sommige woorden die jij gebruikt ken ik niet eens de betekenis.'
'Jezus, wat is dit nu? De dag van het zelfonderzoek? Wat probeer je me eigenlijk te vertellen, Beth?'
'Smith... niet boos op me worden! Ik heb alleen soms behoefte aan praten, weet je? Wat meer dan ... dan zomaar in bed duiken als we samen zijn. Dat heb jij me geleerd. En er is nog iets. Ik ... ik hou van je, Smith. Tenminste, dat geloof ik.'
'Beth .. .'
'Nee... probeer me alsjeblieft niet het zwijgen op te leggen. Ik moet het allemaal zeggen. Dat is beter voor ons allebei, later.'
Hij zei niets, maar sloeg alleen zijn arm wat vaster om haar heen. Even later ging ze door: 'Jared ... ja over hem moet ik ook praten! Jared en ik ... nou ja, hij was de eerste jongeman die mij het hof kwam maken en ik wilde niet overblijven. Mijn ouders waren niet rijk, weet je, en ze hadden veel monden te vullen. En Jared... die was toen nog vol dromen. Naar 't Westen trekken als kolonist en een eigen ranch opbouwen. En dat was wat ik ook wilde. Dromen hebben, reizen en ten slotte iemand zijn. Ruimte om me heen hebben. En ... en ik vond het niet zo erg dat hij wel eens dronk, al paste ik wel op dat pa daar niet achter kwam. En ik vond het zelfs niet erg toen ... dat toen we ... weet je... het was niet zo leuk. Mama had me verteld dat mannen met hun vrouwen ... bepaalde intieme dingen wilden doen, en dat een vrouw dat goed moest vinden, want dat was haar plicht. En ik vond 't dus goed, zelfs al vond ik het niet fijn en voelde ik me ... lach niet... bezoedeld!
Maar zo ging het dus tot... nou, toen we hier waren en Jared vrienden had gemaakt, begon hij veel meer te drinken. En hij ging steeds maar naar de stad en liet 't aan mij over om de ranch te drijven en alles te doen en ik ... ik was echt blij dat hij niet meer zo vaak met me naar bed ging als vroeger! Soms... maakte ik zelfs opzettelijk ruzie met hem, zodat hij kwaad werd en naar de stad ging. Soms sloeg hij me, maar dat was dan mijn schuld, want ik had hem geprovoceerd. En toen hij... toen 't gebeurde, toen voelde ik me schuldig, misselijk van schuld van binnen, want... want ik voelde dat God kwaad op me was, omdat ik zo'n slechte vrouw voor hem was geweest en omdat ik niet meer verdriet had dan ik had. En nu met jou ...'
'Beth, liefje, zo is 't wel genoeg, hè? Kom hier.' Hij kuste haar betraande gezicht en probeerde haar zo tot zwijgen te brengen.
'Smith ... o ... o, Smith!' Ze sloeg haar armen om hem heen en drukte haar warme, fel reagerende lichaam tegen het zijne aan. 'Dit is niet slecht, het kan niet!'
'Stil, Beth!'
'Ik hou van je,' fluisterde ze met haar lippen tegen de zijne gedrukt. 'Ik weet dat 't bij jou niet zo is, maar dat hoeft ook niet. Ik weet zelfs dat je op 'n dag weg zult gaan, maar dat doet er niet toe. Hoor je me? Dat doet er niet toe, zolang ik nu en vandaag maar heb!'
Hij stopte haar wilde, onsamenhangende woorden met zijn mond en zei tegen zich zelf dat het alleen maar een bui was, terwijl hij wilde dat ze soms niet zo verdomd veel zou praten. Ze was warm en zacht en gevend, en hij wilde niet aan haar denken als gekwetst.
Zijn aanval op haar lichaam was bijna kwaadaardig, maar zij reageerde erop met een eigen felheid en protesteerde nu eens niet dat het al klaarlichte dag was en de dekens op de grond waren gevallen, zelfs niet daarna, toen hij zich terugtrok en naar haar bevende, naakte lichaam keek en er heel zacht over de volle lengte met zijn hand overheen ging.
'Je bent mooi, Beth.'
Maar hij zei nooit dat hij van haar hield.
Kort daarop vertrok hij weer voor een van die geheimzinnige
tochten, waar zij noch een van de anderen hem naar durfde te
vragen. Beth deed altijd alsof ze wist waar hij heen was, maar
beloofd had het niet te vertellen ... ze vond het een prettig idee
als iedereen dacht dat ze zo intiem met hem was. Zelf was ze even
benieuwd als de rest, maar hij vertelde nooit waar hij naar toe
ging of wanneer hij terugkwam, en ze was te trots om het hem te
vragen.
Ze dacht veel aan hem en miste hem met een inwendige pijn, als een leegte die gevuld wilde worden. En ze vroeg zich af hoe ze het ooit zou kunnen verdragen als hij niet terugkwam. Want diep in haar hart wist ze dat die dag zou komen. Hij was dat soort man. Hij zou afmaken wat hij hier was begonnen, en dan zou het hem gaan vervelen en zou zij op een dag wakker worden en ontdekken dat hij weg was.
Martin Burneson, nu een frequent bezoeker, was haar enige vriend, de enige op wie ze kon vertrouwen, ook al wist ze, met een schuldgevoel, dat dit alleen maar kwam doordat ze al had gevoeld dat hij van haar hield.
'Elizabeth,' zei hij dan op zijn langzame, een beetje pedante manier. 'Je moet praktisch zijn. Zelfs als hij zou blijven, wat zou je dan met hem voor toekomst hebben? Je zou altijd bang zijn ... je steeds weer afvragen of hij ditmaal wel thuis zou komen ...'
'Martin, niet...,' begon ze, maar hij ging onverbiddelijk door. 'Ja, het moet maar eens worden gezegd en je moet naar mij luisteren. En ik denk dat jij dat ook denkt... te vaak, zo te zien aan die donkere wallen onder je ogen. Je blijft je steeds maar afvragen en zorgen maken, niet? Je zegt dat hij zegt dat hij niet meer weet wie hij is en waar hij vandaan komt, maar dat geloof ik niet. Maar voor mij is dat niet van belang. Heb je eraan gedacht, dat hij misschien wel getrouwd kan zijn? Dat er misschien ergens een andere vrouw zit te wachten tot hij terugkomt?'
'Nee! Nee... hij is niet 't type, niet het soort man voor banden...'
'En ben jij zelf niet aan 't zoeken naar banden? En als hij niet dat soort man is, wat voor soort dan wel ? Zal hij je geven waar je naar zoekt? Jij bent het over wie ik me zorgen maak, Elizabeth. Ik, ik mag hem niet erg, maar ik heb ook geen hekel aan hem. Hij is ... een bepaald soort man. Ik heb dat soort eerder gezien. Ze brengen leven in de brouwerij en soms stellen ze ergens orde op zaken, maar wat ze altijd doen is verder trekken. Maar jij... ja, jij... wat ga jij doen als hij weggaat? Je zegt me dat je leeft voor het heden, bij de dag, maar als die dag komt, blijf je dan rustig hier zitten, of ga je achter hem aan en probeer je hem te houden, onverschillig wat voor leven hij je biedt... als hij je tenminste iets biedt?'
Hij had haar niets geboden. Voor dit moment, was hij haar man. Hij deelde haar bed en was vriendelijk tegen haar en zelfs lief. Hij praatte met haar... maar over dingen, nooit over zich zelf. En hij begeerde haar ... en door haar te nemen had hij haar iets kostbaars gegeven. Haar zelf had hij haar gegeven en de kennis van haar eigen vrouw-zijn. Hij had haar ook geleerd hoe heerlijk liefhebben was... en tegelijkertijd hoe angstaanjagend kwetsbaar dat haar maakte, van hem te houden zoals zij het deed.
Keer op keer zei ze tegen zich zelf dat wat hij haar gaf genoeg was. Ze twijfelde er niet aan dat hij wreed kon zijn en volkomen meedogenloos, zoals Martin haar steeds weer waarschuwde, maar het enige dat er voor haar op aankwam was, dat hij lief was voor haar.
Ze probeerde dat Martin duidelijk te maken, struikelend over haar woorden, want ze gaf genoeg om Martin om te willen dat hij het zou begrijpen, maar hij schudde alleen maar somber zijn hoofd.
'Elizabeth, wat je zegt is in tegenspraak met de manier waarop je kijkt. Waar is hij nu naar toe? En wanneer komt hij terug?'
'Ik weet het niet! Goed dan ... jij bent de enige aan wie ik zelfs dat kan vertellen. Maar ik weet dat hij terugkomt. Hij heeft z'n woord gegeven... en je weet dat hij ook nog geen geld heeft ontvangen..
'Ja. Hij is een man die veel geld vraagt voor z'n diensten, maar hij schijnt geen geld nodig te hebben, is 't wel? Hij heeft het...
zoveel als hij nodig heeft.'
'Of als wij nodig hebben!' Ze kwam voor hem op. 'We hebben nu geweren en munitie ... was je dat soms vergeten ? En een plan voor als er moeilijkheden komen. We doen iets, in plaats van alleen maar te zitten praten ...'
'En met wie praat hij? Kijk niet zo naar me, Elizabeth. Ik zeg die dingen alleen maar, omdat je ze zelf ook wel moet denken ... en omdat je moet weten wat je vrienden denken. We weten dat hij Jack Prendergast kent... dat heeft hij zelf aan Lefty verteld, de dag dat hij hier aankwam. Hoe weten we...'
'Dat is walgelijk! Als jullie dat denken, wat zijn jullie dan een smerig stel huichelaars! Waarom zeg je hem dan niet rechtuit wat je denkt? Hij is ons niet slachtrijp aan 't maken voor Prendergast; dat is onmogelijk en dat zul je zelf moeten toegeven! We zijn nu in 'n betere positie om ons te verdedigen dan we ooit zijn geweest.'
'Elizabeth! Dat is niet wat ik bedoel; ik bedoel dat... och, nu heb ik je kwaad gemaakt en tranen in je ogen gebracht en dat maakt me kwaad op me zelf. Ik wou je niet kwetsen.'
Ze ging met de rug van haar hand over haar ogen en knipperde de tranen weg die hij had opgemerkt. 'Dan ... zeg dan niet zulke dingen tegen me, Martin Burneson. Anders kan ik je niet langer als mijn vriend beschouwen. Smith is geen verrader en hij zou me niet kwetsen ... en alsjeblieft, laten we er nu over ophouden.'
Martin vroeg haar opnieuw ten huwelijk, maar ze schudde ongelukkig haar hoofd.
'Maar Martin, ik kan niet! Begrijp je dat dan niet? Dat zou ik niet kunnen terwijl ik voor hem voel wat ik voel. Vraag me dat alsjeblieft niet nog eens.'
'Ik zal wachten. Ik ben een geduldig man, en ik ben erg veel van je gaan houden. Later misschien.'
'Maar ik ... hoe kun je nu met mij willen trouwen, als ik ... wij... Iedereen weet 't. Iedereen weet dat wij samen leven, dat ik...'
'Voor mij ben jij 't enige belangrijke, kleine Elizabeth. Ik ben ouder dan jij en ik weet meer van de menselijke natuur. Maar zo is 't genoeg. We zullen 't nu over andere dingen hebben, hè?'
De dagen sleepten zich voort tot een week. Waar was hij? Gesteld dat er iets was gebeurd; gesteld dat hij ergens dood lag ... Elizabeth probeerde zich geen zorgen te maken, maar haar gezicht sprak boekdelen en ze was zich bewust van de medelijdende blikken van Martin ... de onhandige pogingen om haar te troosten van Domingo en zelfs van Fidelito. Grote God ... als dit het moment was ... en hij niet meer terugkwam?
Beth zei tegen zich zelf dat ze zich alleen zoveel zorgen maakte, omdat ze zich niet goed voelde. Hij had haar gezegd dat hij ditmaal misschien langer weg zou blijven dan anders; ja, dat had hij haar tenminste nog verteld. Hij kon best voor zich zelf zorgen ... Maar al die tijd voelde zij zich lusteloos en onbehaaglijk en ze sliep slecht; en soms had ze de neiging om in tranen uit te barsten zonder de minste reden, en dat was niets voor haar.
Pas toen ze zich 's morgens misselijk begon te voelen, in de loop van de tweede week dat Smith weg was, trof de waarheid haar als een klap en een openbaring tegelijk: 'Ik ben ... ik krijg een kind! Mijn God, 't is gebeurd. Al die jaren was het dus niet mijn schuld, maar lag 't aan Jared. En nu krijg ik een baby ... van hem.' En meteen kwam ongevraagd de gedachte bij haar op: 'Als hij dat weet... als ik 't hem vertel... dan wordt alles anders. Dan zal hij zich willen vestigen en bij me blijven. Ik weet dat hij dat zal willen.'