27
Zijn volgende maaltijd kreeg Steve van een oude Mexicaan, binnensmonds mopperend. Ze hadden dat gringo-varken moeten laten doodbloeden als een gewonde coyote - zelfs ophangen was nog te goed voor hem. De senora had nooit haar handen vuil moeten maken aan het verzorgen van zo'n stuk aas ...
'Waar is ze? Voorbereidingen aan 't treffen voor de hangpartij?'
De oude man keek hem geschrokken aan en zijn onderlip puilde naar voren.
'Dus je spreekt Spaans, hè? Je ziet eruit als een bandido, behalve dat je ogen blauw zijn. Maar,' voegde hij er haastig aan toe, alsof hij er spijt van had gesproken te hebben, 'dat gaat mij verder niet aan. Eten... en opschieten, want ik zeg je dat ik buiten nog veel te doen heb, en het zal me eigenlijk een zorg zijn of jij al dan niet doodgaat van de honger.'
Slechtgehumeurd haalde Steve zijn schouders op en kromp meteen in elkaar van pijn. 'En ik zal jou vertellen, viejo, dat het mij zelf ook 'n zorg zal zijn, behalve dan dat ik wel eens zou willen weten waarom iedereen er zo op gebrand is om mij te zien hangen, 'k Heb nog nooit eerder gehoord dat een man die zich verdedigt als hij in een hinderlaag wordt gelokt verdient te worden gelyncht... of zijn de wetten in dit deel van 't land misschien anders?'
Hij was nog steeds erg zwak en leed veel pijn, maar aan de gefronste wenkbrauwen en afgewende ogen van de oude man zag hij meteen dat zijn woorden niets uithaalden. Kennelijk - en langzamerhand begon zijn geheugen terug te komen - was hij voor iemand anders gehouden en overvallen. En toen ze er niet helemaal in waren geslaagd hem te doden, hadden ze een verhaal verzonnen waardoor dat alsnog zou gebeuren.
De oude man weigerde koppig verder nog iets te zeggen, en toen hij weer weg was moest Steve zich zelf dwingen tot stilliggen en de aandrang te weerstaan om uit bed te springen, alleen om te proberen hoe sterk die handboei eigenlijk was. De ellende was dat hij niet sterk genoeg was. Hij haatte de zwakte die hem gevangen hield, de misselijk makende golven van pijn bij iedere poging tot bewegen. Verdomme, zelfs proberen te denken vergde nog te veel inspanning. Zijn hoofd ging er van kloppen en hij gleed terug naar de zwartheid van slaap of bewusteloosheid om eraan te ontkomen. Er was geen tijd om een dag aan af te meten - nauwelijks verschil tussen dag en nacht. Hij begon te veranderen in een verdomde plant en hij zou bijna nog liever de stampende laarzen horen van mannen die hem op kwamen halen om hem op te hangen.
Nog tweemaal kwam de oude Mexicaan in zijn behoeften voorzien, nog steeds weigerend te praten, behalve in zich zelf, en toen kwam zij eindelijk weer, en hij realiseerde zich dat hij haar had gemist - zelfs het gespannen gevoel dat zij met zich meebracht.
Zij zweeg en het gezicht met de hoge jukbeenderen stond koud, en hij keek naar haar zonder iets te zeggen en sloot zijn ogen toen ze op haar gebruikelijke efficiënte manier verbanden begon te verwisselen. Barst ook met die kouwe griet! Wat maakte het eigenlijk voor verschil, zij of die Mexicaan?
Hij vocht tegen de pijn en voelde het zweet over zijn hele lichaam uitbreken en stekend in de sneden en wonden dringen waarmee het overdekt leek te zijn; toen hoorde hij haar stem zeggen: 'Hier ...' en ze hield hem een beker koud water aan zijn mond.
Als zijn linkerarm inmiddels niet vast tegen zijn borst was verbonden, zou hij de beker met genoegen hebben weggeslagen, hoe futiel zo'n gebaar ook zou zijn, maar nu dronk hij gehoorzaam, met ogen die even hard en minachtend waren als de hare.
Met een onnodig harde klap zette zij het bekertje op de wastafel en bleef daar staan met haar rug stijf naar hem toe. Kwaad, bijna dwingend vroeg ze: 'Voel je je al beter?'
'Doet dat er wat toe?'
Ze had zich op tijd omgedraaid om de sarcastisch opgetrokken ene wenkbrauw op te merken en haar gezicht kreeg meer kleur. 'Ik zie dat je voldoende bent opgeknapt om onbeschoft te worden.'
'Dus ook voldoende opgeknapt om te worden opgehangen ... niet? Nou, waar wacht je dan nog op?'
'Als ik ooit een man heb ontmoet die daarom vraagt, dan ben jij het wel!' barstte ze uit, en ze haatte de spottende glimlach waarmee hij reageerde. 'Heb je dan helemaal geen geweten? Geen berouw over al die mensen die je in koelen bloede hebt vermoord?'
'Moeilijk hoor, om berouw te voelen omdat je geprobeerd hebt een stelletje sluipschutters van je af te houden,' antwoordde hij irriterend lijzig. 'Al zou ik natuurlijk uiteindelijk spijt kunnen krijgen dat ze hun werk niet hebben afgemaakt... of het alsnog zullen doen.' Er zat een koud-stalen dreiging in de manier waarop hij die laatste woorden uitsprak en haar woede nam toe.
'Denk niet je nek te redden met die slappe leugen die je hebt bedacht. Domingo heeft me ook verteld wat je tegen hem hebt gezegd, en laat mij je vertellen dat je je nek niet zult redden door...'
'Dame, ik geloof dat jij nu eenmaal hebt uitgemaakt dat ik moet hangen, en daar is niets aan te veranderen, dus waarom al dit gepreek en dat uitstel? Of vind je het zo fijn om eraan te denken en het je voor te stellen? Misschien behoor je wel tot die mensen die van een hangpartij evenveel genieten als van 'n dagje uit.'
'Jij! Alleen een ongelooflijk verdorven geest zou zoiets smerigs kunnen bedenken!'
Hij grijnsde om het venijn en de afkeer in haar stem.
'Wat mankeert eraan, dame? Aan de manier te horen waarop je geniet om erover te praten, moet de gedachte aan een leuk partijtje hangen in naam van de wraak jou niet hinderen.'
Sprakeloos keek ze hem aan met een blik van pure haat, alvorens zich om te draaien en de kamer uit te lopen, met achter zich het geluid van zijn zachte, spottende lach tot ze de deur had dichtgeslagen met alle kracht die ze kon opbrengen.
Met gefronste wenkbrauwen keek Steve naar de dichte deur. Weer een schermutseling zonder winnaar, en nu zou ze waarschijnlijk wel niet meer terugkomen voor ze hem kwamen halen. Hij wilde maar dat hij niet zo goed wist hoe het aanvoelde om opgehangen te worden, het langzame stikken ... maar de herinnering kwam maar al te levendig terug. Een kelder in Dallas en een touw dat over een haak aan de muur werd geslagen.
'Schoft, je zult hangen!' En het hoge, opgewonden giechelen van een blonde vrouw genaamd Toni Lassiter, dat in zijn oren galmde tot het overstemd werd door het gekreun van zijn eigen bloed toen ze hem ophesen, langzaam, langzaam ... Barst, hij begon ziekelijk te doen en dat had geen zin. In ieder geval maar hopen dat ze ditmaal een paard onder de galg zouden gebruiken.
Hij was blij met de onverwachte afleiding die hem wegrukte van die gedachten aan toen.
'Senor? Psst - senor!'
Een paar inktzwarte oogjes keken naar hem van onder een slordig geknipte bos zwart haar, terwijl een klein jongetje voorzichtig een houten luik openmaakte en nieuwsgierig naar binnen keek.
Steve keek naar het rakkertje, dat op zijn ronde, bruine gezicht een uitdrukking van behoedzaamheid vermengd met nieuwsgierigheid had. 'Hola, muchacho,' zei hij toen, en het hoofdje kwam verder omhoog, terwijl de zwarte ogen hem zonder te knipperen aankeken.
'Is 't waar, senor, dat u een echte bandido bent?'
'Och, zo hebben ze me wel genoemd, maar dat hing er een beetje van af aan welke kant de mensen die dat deden stonden. En nu kan ik best een beetje gezelschap gebruiken, en je kunt wel zien dat ik niet erg gevaarlijk ben, zo vastgeboeid aan dat bed. Waarom kom je niet binnen?'
'Nou ...' Er werd even geaarzeld en toen, met een zucht en een schichtige blik naar achteren, klom het jongetje de vensterbank op. 'U ziet wel, senor, dat ik niet bang ben ... nergens voor, zelfs niet voor bandidos. Ik heb ook geleerd met een revolver te schieten. Mag ik uw kogel wonden zien? Het moeten er heel veel zijn ...'
'Dan zul je toch dichterbij moeten komen. Of ben je bang?'
'Bang? Ik? Ik ben tien, en al een man.'
Met nog een vlugge blik achterom was het jongetje in de kamer en hij kwam aarzelend op het bed af, tot de glimlach van de vreemdeling met de blauwe ogen hem ontwapende en hij teruglachte.
'U ziet er niet zo slecht uit, senor.' Hij keek naar alle verbanden en naar het vuurrode litteken op de slaap van de man en zijn ogen werden groot. 'Ay! Mijn abuelo zegt dat het een wonder is, dat u nog leeft.'
'Nou, dat zal dan ook zo te zien wel niet lang meer duren.'
'Ze gaan u ophangen, si? Bent u niet bang?'
'Daar heb je niet veel aan, als je weet dat het toch gaat gebeuren. Ik wilde alleen maar dat ik wist waarom ze besloten hebben dat ik opgehangen moet worden.'
'O - u hebt veel mannen doodgeschoten! Bam-bam-bam...
zo! U trekt uw revolver heel vlug, senor. Ik denk dat ik het later als ik groot ben ook zo ga leren.'
'Dat zou ik maar niet doen, als ik jou was ... het zou je anders wel eens net zo kunnen vergaan als ik.' En toen voegde hij er achteloos de vraag aan toe: 'Ik vraag me af, als ik zo vlug ben als jij zegt, hoe ik zo verdomd in elkaar ben geschoten. M'n geheugen is een beetje wazig ...'
'O, maar weet u dan niet dat ze op u lagen te wachten buiten de bar, senor? Ik ben maar 'n kleine muchacho en op mij letten ze niet. Ik hoorde ze erover praten, hoe ze deze slechte hombre, die hierheen is gestuurd om iedereen te vermoorden, te grazen konden nemen. Toen u de cantina uitkwam, begonnen ze allemaal te schieten en toen begon u ook te schieten, 't Was een heleboel lawaai en iedereen was aan 't schreeuwen ...'
'Je vertelt zo'n goed verhaal, nifio. 't Klinkt bijna alsof je erbij was.'
'Maar ik was daar ook - ik lag verborgen, heel klein op m'n buik achter de trottoirrand. Tweemaal kon ik de kogels langs mijn hoofd voelen gaan, maar ik was niet bang. De patrón, senor Cady, had me gezegd naar huis te gaan om de senora te vertellen dat hij later zou komen, maar ik bleef om te zien wat er zou gebeuren. U hebt goed gevochten, senor. 't Spijt me dat ze u zoveel keren hebben geraakt.'
'Maar je vond het prachtig om 'n echt vuurgevecht te zien, hè? Heb je iemand verteld wat je gezien hebt?'
Met grote ogen van schrik schudde de jongen zijn hoofd. 'O nee, senor! En u zult 't ook niet vertellen, hè? Mijn abuelo zou me slaan en de senora zou heel boos zijn. Ik mag niet alleen naar de stad, maar senor Cady nam me soms wel eens mee achterin zijn wagen, zodat ik hem naar huis kon rijden als hij te veel tequila had gedronken en wilde slapen. Maar als mijn abuelo 't wist... tjee, hij zou me misschien zelfs wel terugsturen naar Mexico om bij mijn tante in Sonora te gaan wonen, die zelf al te veel kinderen heeft en me iedere dag zou slaan ... Ik moet nu weg, senor, want hij zou me ook slaan als hij wist dat ik hier was terwijl hij me riep.'
'Wacht even ...'
'Ik ben hier niet geweest... u hebt me niet gezien!' zei het jongetje vlug en met de lenigheid van een aapje verdween hij door het raam en liet Steve binnensmonds vloekend van frustratie achter.
Verdomme! Nog een paar minuten en hij had de jongen misschien kunnen overhalen om zijn verhaal te steunen. Maar zou ze luisteren? Zou ze willen luisteren? Het zou zijn woord en dat van de jongen zijn tegen dat van alle anderen - waarschijnlijk mannen die als solide burgers van Prayers End werden beschouwd. En misschien was het tenslotte toch noodlot dat hij besloten had hier uit te stappen. Prayers End. Het eind van het touw.
Plotseling merkte hij dat er lawaai klonk buiten. Hoefslagen en roepende mannenstemmen. Zelfs de stem van een klein jongetje, hoger en schriller dan de andere. Gezelschap dus, voor haar of voor hem?
De vrouw kwam binnen en maakte een eind aan zijn twijfel: haar gezicht was bleker dan anders en ze liep op haar lip te bijten. Ze werd gevolgd door vier mannen, waarvan hij er tenminste één herkende als de opschepper uit de bar. Milt, hadden de anderen hem genoemd. Toen hij naar hun ogen keek en de hare, wist Steve plotseling dat het zover was. Ze was dus meteen weggegaan om ze op te halen! Met een bitterzure smaak in zijn mond staarde hij ze koud aan, zonder enige uitdrukking op zijn gezicht.
Het was Milt Kehoe die als eerste sprak, en in zijn stem klonk de opgekropte spanning en opwinding, "t Verbaast me dat je 'm nog een bed hebt gegeven, Lizzie. Je had 'm in de kelder aan de ketting moeten leggen. Da's alles wat zo'n moordende coyote als hij verdient.'
'We hebben hierop zitten wachten, vreemdeling, 'k Wil wedden jij ook, hè?'
'Zo is 't genoeg,' zei de vrouw scherp, en bijna afwezig zag hij hoe haar handen in de randen van het schort dat ze over haar jurk droeg klauwden. De knokkels waren rood en rauw, alsof ze net klaar was met de was. Ze zei, harder nog: 'Dit... dit is allemaal niet nodig. Hij wordt opgehangen en dat is straf genoeg.'
Daarna werden de dingen een tijdje vaag, terwijl ze hem naar buiten sleepten met zijn polsen geboeid voor zich. Hij kon het zweet over zijn lichaam voelen stromen en vloekte om zijn eigen zwakte terwijl hij struikelde, te duizelig om alleen te lopen. Iemand hees hem op de rug van een paard en bond hem vast aan de zadelknop, en vanaf dat moment had hij al zijn wilskracht nodig om zijn kaken op elkaar geklemd te houden tegen het gekreun dat zijn trots bedreigde, want iedere beweging van het paard liet stekende pijnen door zijn hele lichaam gaan, veel erger dan de kogels hadden gedaan.
Een paar kilometer verderop voegde zich een grotere groep mannen bij hen. Zij hadden Elizabeth Cady bij zich, in een licht wagentje met de oude Mexicaan naast haar.
Nu? Maar het kon hem al bijna niet meer schelen; hij kon alleen nog maar hopen dat hij het geluk zou hebben dat zijn nek meteen zou breken.
'Kom van dat paard af! Lige, waarom maak je dat touw niet los om hem eraf te halen? We zullen dit in stijl doen.'
Het touw dat ze om zijn nek bonden was van Milt Kehoe. En toen, in de plotseling gespannen stilte, schraapte een man op leeftijd zijn keel.
'Wacht 's even. Misschien zouden we z'n naam nog moeten vragen of zo ...'
'Ja,' zei iemand anders. 'Dan kunnen we later een briefje aan z'n karkas vastmaken, zodat Prendergast weet wat er met de volgende gehuurde moordenaar gebeurt die hij stuurt.'
Steve voelde een golf van woede door zich heen gaan en iets van de slapheid en misselijkheid verdringen. Hij hief zijn hoofd op, en merkwaardig genoeg waren het de ogen van de jonge vrouw die hij ontmoette, voordat zij ze haastig afwendde.
'Eén ding wil ik wel graag weten,' zei hij plotseling vlak, waardoor iedereen even stil werd. 'Waarom word ik eigenlijk opgehangen?'
Iedereen staarde hem aan, met gezichten die verschillende gradaties van woede en ongeloof uitdrukten. Het was Kehoe die zoals gebruikelijk het woord voerde en woedend uitviel: 'Wat denk jij godverdomme te maken? Je weet verdomd goed wat je hebt gedaan, onschuldige mensen doodschieten.'
'Die me eerst hadden overvallen, ja, hoe rijm je dat met moord? Of is deze lynchpartij opgezet uit wraak?'
'Wat bedoel je daarmee?' schreeuwde Kehoe en zijn gezicht werd bijna paars. 'Bij God - Lige en ik waren erbij, en je hebt zonder waarschuwing op Jared geschoten; je hebt hem of Red geen enkele kans gegeven ...'
'Dat lieg je. Ik liep weg van het gevecht dat jullie in de bar probeerden uit te lokken ... recht in een aardig klein hinderlaagje buiten. En voor de rest - geloven jullie er niet in een man terecht te laten staan of tenminste alle getuigen te horen, voordat jullie een vonnis gaan uitvoeren? Ik ben ervan beschuldigd een gehuurde moordenaar te zijn, maar zonder een kans te krijgen me zelf te verdedigen. Doen jullie dat hier met iedere vreemdeling op doorreis?'
'Godverdomme, zien jullie niet wat hij probeert te doen? Hij probeert tijd te winnen, dat is het. En jij, schoft, ik zal je leren je smerige leugens te spuien ..
Het was de verandering in timbre van Milt Kehoe's stem die Steve waarschuwde, toen het touw om zijn nek strakker werd en hem naar voren rukte. Hij hief zijn geboeide handen op om naar het touw te grijpen en te trachten de verstikkende druk op zijn keelspieren te verzachten, en voelde hoe zijn lichaam de grond raakte.
Van heel ver weg meende hij een vrouw te horen gillen: 'Nee, o nee! Niet zo ...' En plotseling lag hij op de grond en voelde het bloed uit zich wegstromen, terwijl hij langzaam stikte. IJskoude handen raakten zijn keel en maakten het touw los, tot hij eindelijk weer adem kon halen en gulzig longenvol lucht naar binnen zoog. Overal achter de rode mist die hem verblindde kon hij stemmen horen, die op en neer gingen als geluiden van de wind. Niets van wat ze zeiden drong tot hem door en niets deed er ook eigenlijk toe. Er was maar één manier om te ontkomen aan de pijn die in golven over hem heen kwam, en dat was bewusteloos worden.
Ditmaal was het Martin Burneson, de belangrijkste van de kleine ranchers, die de leiding nam zonder te letten op het gevloek van Milt Kehoe.
'Sorry dat ik je paard neer moest schieten, Milt, en je krijgt er een van me terug. Maar je had 't recht niet om te doen wat je deed. En wat hij zei - die man die we allemaal zo graag willen ophangen - dat heeft me aan 't denken gezet. Bij voorbeeld, hoe kunnen we er zo zeker van zijn, dat hij een van de mannen van Prendergast was? En hij zei iets over getuigen ...'
'Trek je nou mijn woord en dat van Lige in twijfel tegen het zijne? Bij God, ik hoop dat 't me gelukt is hem te doden, de ... de...'
Op dat moment kwam de oude Mexicaan van Cady's ranch opdagen, met zijn tegenstribbelende kleinzoon bij de pols.
'Fidelito had zich verstopt onder de zakken in de wagen,' zei hij ernstig bij wijze van verklaring. 'Dit is niet goed voor een jongetje om te zien. Maar hij heeft ook gehoord wat de man zei, die vreemdeling, en hij zegt... hij zegt dat 't waar is. Het plan was dat er buiten veel mannen zouden wachten om hem te doden, als de mannen in de bar dat niet konden.'
'Dat liegt hij! Geloven jullie een Mexicaanse snotneus? Die ouwe is even idioot als z'n kleinzoon.'
'Milt Kehoe, als je niet ophoudt schiet ik je zelf neer!' Met een lijkbleek gezicht en haar rokken vol bloed en stof keek Elizabeth Cady op en bracht de man tot zwijgen. 'Je hebt bijna moordenaars gemaakt van ons allemaal net als van je zelf. En ik zeg je dat ik Fidelito geloof. Ik ... grote God, ik kan niet geloven wat ik bijna heb gedaan ... wat we allemaal bijna hebben gedaan.'
'Ik denk,' zei Martin Burneson gedecideerd, 'dat wat wij moeten doen is de sheriff roepen. We hoeven hem niet te vertellen wat we bijna hebben gedaan, maar hij kan vast wel uitvinden of deze man wordt gezocht.'
'Als hij nog leeft!' viel Milt Kehoe venijnig uit, en Burneson knikte.
'Ja. Als hij leeft. Maar in ieder geval weten we zeker dat de sheriff onze vriend is, en dat is een geluk voor ons allemaal, en vooral voor jou, Kehoe.'