28

De sheriff leunde achterover in zijn stoel en peuterde nadenkend aan zijn roodbruine snor toen hij Elizabeth zag.

'Wel, mevrouw Cady...'

'Doe Wilson zei... hij zei me dat hij /i/er was.'

'Ga zitten, Lizzie. Die stoel is niet al te ongemakkelijk.'

Ze ging zitten en rilde om zijn plotselinge, familiaire gebruik van de gehate naam uit haar kindertijd. Liz... Lizzie. Waarom hadden ze haar gedoopt met een mooie naam als Elizabeth, als toch niemand die gebruikte? Zelfs Jared niet... Zij sloot haar ogen vlug bij de gedachte aan Jared, en keek toen sheriff Blaine recht in de ogen.

Hij keek naar haar met een soort tolerante geamuseerdheid, terwijl zijn nicotinegele vinger nog steeds langs zijn snor wreef, alsof die jeukte.

'Dus je wilt 'm zien?' Zijn blik was spottend en gaf haar een vernederend gevoel hier überhaupt gekomen te zijn. 'Ik denk dat dat wel kan,' zei hij nog steeds met die enigszins verdraagzame blik die zij verafschuwde. 'Ik kan hem hier trouwens toch niet lang meer vasthouden. Voor zover ik weet wordt hij niet gezocht - althans niet in dit gebied. Nou zegt dat natuurlijk ook niet alles. Hij kan best een van die overlopers zijn van over de grens, die alsmaar heen en terug gaan en van naam veranderen ...'

Ze had bijna het doel van haar bezoek vergeten, zo gefascineerd zat ze te luisteren naar de sheriff.

'Maar is hij echt een beroeps ...? Is er geen manier waarop u dat tenminste kan uitzoeken?'

'Zonder een naam om op 'm te plakken?' Zijn woordkeus deed haar blozen, maar hij ging nadenkend en alsof hij haar kleur niet merkte, door: 'Ik weet 't niet, Lizzie... Ik kan je niet vertellen hoeveel John Smiths ik al heb ontmoet! Maar als deze hombre werkelijk een beroepsmoordenaar was, zou 't voor de hand liggen dat er wel eens iemand van 'm zou hebben gehoord en 'm zou herkennen van de beschrijving die ik rond heb gestuurd. En ik heb een telegram gestuurd naar 't hoofdkwartier van de Texas Rangers in Austin, om er zeker van te zijn dat hij daar niet vandaan komt. Maar hij kan natuurlijk zowat overal vandaan komen, en hij zegt niets. Zegt dat zijn geheugen compleet verdwenen is.' Hij keek haar scheef aan. 'Hij kan natuurlijk ook ontsnapt zijn uit een of andere gevangenis, zoals Doe schijnt te denken. Maar zoals ik het nu zie, is het gewoon iemand op doorreis.'

'Niemand is zomaar op doorreis in deze stad, dat weet je zelf ook wel,' zei ze vlug en fel. Onwillekeurig dwaalden haar ogen langs de sheriff naar het gangetje dat naar het cellenblok leidde. Hij ving haar dwalende blik op en glimlachte.

'Luister, Lizzie,' zei hij vriendelijk, maar wel een tikje gewichtig. 'Ik heb 't recht niet om je tegen te houden, als je dat wilt. Hij is in leven en genoeg opgeknapt om op reis te gaan, en als hij niet wordt gezocht, houdt daar mijn verantwoordelijkheid op. Maar als ik jou was ...' Hij zag de strakke, gesloten uitdrukking op het gezicht met de hoge jukbeenderen en zuchtte. 'Hij brengt moeilijkheden. Op mijn leeftijd, en als je dit werk al zolang hebt gedaan, krijg je gevoel voor dat soort dingen. Ik weet niet waar hij vandaan komt of wat hij is, maar ik kan zien of een man gevaarlijk is of niet, en hij is het. Ik zie 'm liefst maar gauw weer doorrijden en uit mijn district verdwijnen. We hebben al moeilijkheden genoeg, en ik ben een ouwe man, Lizzie.'

'Ik kom alleen maar vragen of ik met hem mag praten, sheriff Blaine.' Haar stem klonk koud en vormelijk, zonder iets door te laten schemeren.

Hij zuchtte opnieuw en pakte zijn sleutelbos. 'Goed ...'

Hij stond op uit zijn stoel en zij volgde hem en bleef naast hem staan toen hij de deur naar het cellenblok begon open te maken. Onverwacht zei hij met gedempte stem: 'Prendergast stuurde hier gisteren een van z'n jongens heen om vragen over hem te stellen ... een beschrijving en zo. Kun je ons niet 'n lol doen en hem overhalen om verder te trekken? Zo gauw ik antwoord heb op dat laatste telegram naar Austin kan ik hem loslaten ...'

Met een zachte, bittere stem zei ze: 'Dacht je niet dat hij wel eens andere ideeën zou kunnen hebben? Hij is hier in 'n hinderlaag gelokt en bijna afgemaakt, en daarna hebben ze... wij ... hem bijna opgehangen. Als hij 't soort man is dat jij denkt dat hij is ...'

'Misschien besluit hij wel om gewoon maar dankbaar te zijn dat hij nog leeft. Tenslotte heb jij 'm z'n leven gered, niet?'

Ze slaakte een kreet: 'Ohh!' Het was een scherp geluid, een mengsel van wanhoop en frustratie.

De sheriff haalde plotseling zijn dikke schouders op en zei: 'Praat dan met 'm, als je dat met alle geweld wilt.' Met een mopperende stem ging hij verder: 'God weet dat ik hem niet wil zien meedoen in deze oorlog aan de kant van Prendergast, maar... verdomme... ik wil 'm helemaal niet mee zien doen, aan geen enkele kant.'

Ze wilde hem niet de voldoening geven van haar commentaar en hij haalde berustend zijn schouders op en stapte achteruit om haar te laten voorgaan in de koele schaduw van het smalle gangetje met de drie cellen.

Elizabeth was helemaal niet bang geweest toen ze het kantoortje van de sheriff binnenstapte, vol zelfvertrouwen en moreel gesteund door haar nieuwe japon van zwarte tafzij, nauwelijks iets voor zo maar 's even naar de stad in het wagentje. Ze had zelfs haar haren anders opgestoken, in een grote, gladde spiraal om haar achterhoofd, die haar nek en haar kleine oren met de gitten oorknoppen van haar moeder liet zien. Ze had gevoeld dat het goed was om te gaan. Want iemand moest hem tenslotte toch gaan vertellen wat een spijt ze allemaal hadden van de gemaakte vergissing, en dat kon niemand beter doen dan zij - om hem te laten zien dat ze hem geen verwijt meer maakte voor de dood van Jared. En dan was er ook nog die andere boodschap die ze haar hadden toevertrouwd - alleen maar omdat zij een vrouw was, wilde dat nog niet zeggen dat ze niet ook haar deel in de verantwoordelijkheid op zich zou nemen, als zelfstandig ranch- eigenaresse.

Verder waren haar gedachten niet gegaan, tot ze hoogst unfair was gedwongen op de harde stoel in het kantoortje van de sheriff te gaan zitten luisteren naar de waarschuwingen en het ongevraagde advies van de oude man.

Maar nu ze in een kleine cel zat opgesloten met hem alleen, voelde Elizabeth al haar zelfvertrouwen wegebben en even, toen ze in zijn uitdrukkingloze donkerblauwe ogen keek, kon ze geen woord uitbrengen. Ze was zich nauwelijks bewust van het vertrek van sheriff Blaine, met over zijn schouder nog de hartelijke raad maar te gillen als ze eruit wilde.

Hij maakte het haar niet gemakkelijk. Hij had op de smalle brits gelegen met zijn rug tegen de muur en één lang been buiten bed slingerend en draaide kaarten om van een vettig spel, dat uitgespreid lag over de matras met de deken. Toen de sheriff haar had binnengelaten was hij langzaam overeind gekomen, met een gezicht waar geen spoor van verbazing op te zien was en ogen die eerst wantrouwend keken en toen zorgvuldig zonder uitdrukking bleven.

Geen van beiden zei een woord tot de sheriff weg was en ze de buitendeur dicht hoorden gaan. Elizabeth stond daar in haar stijve tafzijden jurk, zich plotseling pijnlijk bewust van de nieuwheid, en haar vingers gingen omhoog en begonnen nerveus te peuteren aan de camee-broche die ze op de hooggesloten kraag had gespeld. Ze werd bevangen door een plotseling gevoel van paniek, waardoor ze zich wel had willen omkeren en de sheriff achterna willen rennen naar de veiligheid; beschaamd voelde Elizabeth dat hij haar angst had aangevoeld.

Ze tilde haar hoofd hoog op en beantwoordde het spottende trekje om zijn lip met haar lippen stijf opeengeklemd, maar ze begon zich opeens af te vragen of hij dacht... lieve God, zou hij echt kunnen denken dat zij... de ongevraagde, ongewilde herinnering aan die avond bij lamplicht, toen hij haar had gekust, maakte dat haar gezicht heet werd. Ze voelde zweetdruppels haar hals in lopen en dacht wild: 'Waarom zegt hij niets? En waarom kan ik dat niet?'

'Wel eens patience gespeeld?' Hij verbrak de stilte abrupt en bukte zich om de verspreide kaarten bijeen te rapen.

'Nee. Ik ... ik kaart nooit.'

De onwillekeurige preutsheid in haar stem deed hem glimlachen. Hij keerde zich weer naar haar toe en gooide het spel kaarten in een hoek van de cel, waar het neerviel met een zacht kletterend geluid waarvan ze opschrok.

'Ik had wel gedacht dat je een nette, godvruchtige dame was,' zei hij met een ondertoon van spot. Het maakte haar boos en ze kon hem weer onbevreesd in de ogen kijken, zonder de hare neer te slaan.

Hij droeg een verschoten blauw hemd en een broek van een donkerder blauw denim. In het zwakke licht dat door het tralievenstertje binnenkwam was op zijn gezicht een schaduwachtige stoppelbaard zichtbaar, en als hij glimlachte, zoals nu, alsof haar plotselinge bravour hem amuseerde, werden er diepe plooien zichtbaar in zijn magere wangen, en een dun litteken op één wang accentueerde het meedogenloze piratenkarakter van dat gezicht.

'Gevaarlijk,' had de sheriff hem genoemd, en ze merkte dat ze dat altijd had aangevoeld, zelfs toen hij zo zwak en ziek was en onbegrijpelijke woorden mompelde in zijn koortsdromen.

Ze had te lang naar hem gestaard en zei nu haastig: 'Ik ... ik ben blij dat je beter bent...' De woorden klonken zelfs haar stijf en onoprecht in de oren.

'O, ik ben weer helemaal opgelapt,' zei hij achteloos met iets van zijn oude ironie. 'Zie je dat niet? De sheriff heeft het er zelfs al over gehad me te laten gaan.'

'Dat... dat is het waar ik je over wilde spreken.' Ze uitte stamelend, beschaamd over de nerveuze verlegenheid die zij door hem onderging. 'Weet je al waar je naar toe gaat? Of... wat je van plan bent te doen?'

'Ik neem aan dat je nog steeds denkt aan Prendergast?' Hij beantwoordde haar plotseling geshockeerde blik met één opgetrokken, zwarte wenkbrauw. 'Sheriff Blaine heeft me verteld dat er iemand naar me is komen vragen.'

'Ik ... ik weet niet meer wat ik moet denken. Ik ... wij... wat er gebeurd is spijt ons allemaal heel erg ...'

'Wij? Spreek je nu ook namens Milt Kehoe?' In zijn stem was plotseling een klank van nauwelijks onderdrukte felheid gekomen, die haar bang maakte.

Om haar angst te verbergen zei ze scherp: 'Milt was ervan overtuigd dat je een van die huurmoordenaars was waarvan hij had gehoord dat Prendergast ze zou laten overkomen... en ik weet zeker dat Jared dat ook heeft gedacht. Ik beweer niet dat hun methodes goed waren, maar jij begrijpt niet wat angst - paniek zo je wilt - bij mensen teweeg kan brengen. En we hebben allemaal te lang in de schaduw van die angst - en van geweld - geleefd. Is het verkeerd om tegen kracht in te gaan met kracht?'

'Voor een godvrezende dame praat je wel veel over geweld.' Zijn ogen waren scherper geworden en de vlakke, niet mis te verstane uitspraak viel als een steen tussen hen in.

Nu ze eenmaal op gang was, zou ze zich niet door hem van slag laten brengen. 'Goed ... maar je had hier naar toe gekomen kunnen zijn om voor ze te werken. Het bericht was het hele gebied doorgegaan, waarom zou jij niet een van die wolven zijn die hier naar toe waren gekomen om voor veel geld te gaan moorden?'

'En dat gaf de wolvenjagers het recht om zonder de moeite te nemen om wat verder te kijken mij zonder meer uit te roeien. Was dat wat je bedoelde?'

'Nee!' Ze zei het fel en vroeg zich af hoe hij er steeds in slaagde haar in het ongelijk te stellen. Ze vocht om de gemengde gevoelens die hij bij haar wakker wist te roepen onder controle te krijgen en wilde dat ze zijn gezicht van dichterbij kon zien, om een idee te krijgen van de uitdrukking. Waarom werkte juist die blauwe kleur van zijn ogen als een barrière die haar belette zijn gedachten te lezen? Ze moest uitleggen ...

'Elizabeth.' Zijn onverwacht gebruik van haar volle naam legde haar het zwijgen op. 'Je bent niet hier gekomen om met me te bekvechten, is 't wel? Waarom ben je dan wel gekomen?' Zijn stem was bijna onmerkbaar vriendelijker geworden en plotseling had ze niets meer te zeggen. Hoe kon ze hem dit voorleggen? Als een voorstel zonder meer? Waar dacht hij dat ze voor gekomen was? En ... hoe durfde hij haar 'Elizabeth' te noemen?

Ze bood weerstand aan zijn poging tot ontwapening. 'Ik ben hier gekomen om met je te praten.' Meteen toen ze dat gezegd had, vroeg ze zich af waarom ze zoveel nadruk had gelegd op het woord 'praten' en ze zag aan de rimpeltjes bij zijn ooghoeken dat hij het had opgemerkt. Voor haar de moed zou ontzinken ging ze vlug door: 'Wij... ik ... wilden je uitleggen hoe de zaken er hier voor staan, en je een voorstel doen.'

Ha, het was eruit! En nu ze die woorden had uitgesproken, sloeg ze haar ogen neer voor het plotseling koude en genadeloos kritische onderzoek van de zijne.

'Goed ... ik neem aan dat je 't al hebt uitgelegd, dus blijft nog over het voorstel, niet?' Zijn stem werd sarcastisch lijzig, toen hij er insinuerend aan toevoegde: 'Ik moet zeggen dat ieder voorstel dat me wordt voorgelegd door een knappe vrouw moeilijk is af te wijzen.'

Hij deed een stap naar voren en Elizabeth deinsde instinctief terug en voelde zich bedreigd door zijn nabijheid. Ze voelde een bijna onbedwingbare neiging om zich om te draaien en de sheriff te roepen. Maar in plaats daarvan dwong ze zich zelf stil te blijven staan, haar hoofd achterover te gooien en hem strak in zijn spottende ogen te kijken.

'Meneer...' Ze had het koud en snijdend willen zeggen, maar plotseling deed het gemis van een formele naam om hem bij aan te spreken zich voelen en in plaats daarvan zei ze, met een stem die trilde van woede: 'Je... je doet met opzet alsof je me verkeerd begrijpt! Je bent geen heer!'

'Kennelijk niet aan de blik in jouw ogen te zien,' zei hij sarcastisch, met een uitdagende grijns in zijn mondhoeken. Toen verdween die grijns en werden zijn ogen koud en klein, en ze wist dat hij ineendook voor de aanval. Hij was nu zo dichtbij haar, dat ze de warmte die zijn lichaam uitstraalde kon voelen en zijn mannelijke zweetlucht kon ruiken. En ze zou niet hebben kunnen spreken en hem niet hebben kunnen weerstaan als hij... als hij...

'Nou en? Wat ga je nu doen? Me eindelijk alles vertellen over dat interessante voorstel dat je voor me had? Of ga je gillen dat je verkracht wordt en die dikke sheriff van je van een smoesje voorzien om me hier opgesloten te houden? Is dat de reden van je bezoek, Elizabeth? Keurig aangekleed in je mooie, nieuwe jurk met ritselende rokken daaronder, en die camee...' Hij stak een hand uit en raakte de broche werkelijk aan, zodat ze als gehypnotiseerd bleef staan.

'Heb je die op je kraag gespeld om een man in verleiding te brengen hem eraf te scheuren en een voor een al die knoopjes los te maken om te zien hoe je borsten eruitzien? Bij God, zelfs in die zwarte weduwenjapon met zijn hoge kraag zie je er nog verdomd appetijtelijk uit. Zeg me ..Zijn stem werd zachter en voor haar nog veel dreigender. 'Ben jij een deel van dat voorstel dat ze je zeiden me te doen? Want in dat geval zou je me misschien wel kunnen overhalen om erover na te denken.'

Zijn vingers gingen heel zacht van haar kloppende keel naar haar middel, en volgden onderweg het profiel van haar borsten, en toen, toen ze voelde dat hij op het punt stond haar tegen zich aan te trekken, kreeg ze haar verstand terug.

Elizabeth deinsde terug tegen de tralies van de celdeur en voelde ze in haar rug door het strak aangeregen corset heen. 'O nee!' Haar bevend gefluister klonk als een beschuldiging. 'Waar zie je me voor aan ?'

Hij bleef even naar haar staan kijken, zonder nog een poging te doen om haar aan te raken, en keerde zich toen om met een schouderophalen dat haar nog woedender maakte dan zijn eerdere avances hadden gedaan.

'Ik zag je aan voor een vrouw, denk ik. Maar ik had beter kunnen weten. Je bent kennelijk een kerkgaande, godvruchtige dame. Goed dan ...' Ongelooflijk, hij had zich in zijn volle lengte op zijn brits gegooid en keek nu naar haar op met zijn armen gekruist achter zijn hoofd. 'Ik kan je niet vragen te gaan zitten, want behalve deze miserabele brits is hier geen plaats om te gaan zitten. En dat zou er niet zo ... respectabel uitzien als de sheriff terugkomt. En ik neem aan dat je bovenal respectabel moet optreden, want je bent een kersverse weduwe en zo... Dus waarom zou je niet doorgaan en afmaken wat je hier was komen zeggen? Tenzij je natuurlijk van gedachten bent veranderd?'

Ze stond nog steaks tegen de celdeur gedrukt en keek hem met glazige, ongelovige ogen aan.

'O! Maar jij... jij...'

'We hebben al vastgesteld dat ik geen heer ben. En dat ik waarschijnlijk een huurmoordenaar op de koop toe ben. Maar misschien is dat wel wat je kwam zoeken. Niet?'

Als het onder zijn spottende blik niet een totale en laffe overgave had geleken, zou ze nu de sheriff geroepen hebben en met opgeheven hoofd naar buiten zijn gestapt. Maar ze was hier gekomen met een bedoeling, en ze wilde niet dat de anderen zouden denken dat zij gefaald had, gewoon omdat zij een vrouw was en deze man daar gebruik van had gemaakt om haar te vernederen. Dus raapte Elizabeth alles wat ze nog aan zelfbeheersing had bijeen en keek hem koud aan.

'Weet je zeker dat je nog wilt luisteren? Tenslotte kan Prendergast je veel meer bieden dan wij.'

'Alweer Prendergast? Goed ... ik kan je echt niet vertellen wat ik op zijn aanbod zou zeggen, zolang ik dat van jullie nog niet heb gehoord, hè?' Hij had de irriterende gewoonte om één wenkbrauw naar haar op te trekken en daarmee zijn sarcastisch lijzige manier van praten te accentueren, en binnenin haar knapte haar woede, zodat ze wild de cel doorstampte en voor zijn brits bleef staan en met fonkelende ogen op hem neerkeek.

'En jij... wat ben je voor 'n soort man; genietje van het gevoel van... van macht dat je krijgt door ons tegen elkaar uit te spelen? Of is dit jouw idee van een leuke grap? Alles wat je gedaan hebt is... is mij voor schut zetten sinds ik hier binnen ben. Ik kwam je een aanbod doen namens de kleine ranchers en kolonisten hier - hardwerkende, fatsoenlijke mensen, die hier wettig gevestigd zijn en alleen maar met rust willen worden gelaten om op een eerlijke manier hun brood te verdienen. We hebben water en dat delen we, en we bouwen omheiningen om onze eigendommen te beschermen, maar Prendergast denkt dat hij dit hele land nodig heeft om zijn vee op te laten grazen! En hij probeert ons te verdrijven met z'n prikkeldraad en gehuurde moordenaars. Jack Prendergast gaat er prat op dat hij de spoorweg hier heeft gebracht voor zijn veetransporten. Hij noemt deze stad ook zijn stad en ... en ... maar dat zal jou 'n eeuwige rotzorg zijn, hè? Ik ben hier gekomen om je 'n fatsoenlijk en eerlijk aanbod te doen, maar Prendergast zal me wel voor zijn geweest... of was dat toch al de reden waarom je hier bent gekomen? Waarom heb je dat dan niet meteen gezegd? Of vond je 't leuk om mij te vernederen en te beledigen?'

Plotseling verblind door tranen en snakkend naar adem draaide zij zich met een ruk om en wilde wegrennen, maar met verrassende snelheid sprong hij als een kat van zijn brits af, greep haar bij een pols en draaide haar weer om.

'Wacht nou 's even! Wat een temperament zit er onder al die preutse rokken! Wou je weggaan zonder me te vertellen wat voor aanbod je vrienden me eigenlijk wilden doen?'

Woedend keek ze hem met vochtige ogen aan en hij lachte kort. 'Da's beter. In ieder geval heb je nog niet gegild. En onnozel ben je niet, dat moet ik zeggen.' Opnieuw werd ze verrast doordat zijn stem vleiend werd, zodat ze geschokt bleef zwijgen. 'Luister... zou je niet opnieuw beginnen ? Jij gaat zitten en ik blijf hier staan. En ik beloof je dat ik zal luisteren naar wat je ook te vertellen hebt. Ik zal geen woord zeggen tot je bent uitgesproken. Oké?'

Hij ving haar weifelende blik op en grijnsde. 'Ik meen het echt. Ik vergeet steeds maar dat jij het bent die me in leven hebt gehouden, terwijl ik allang dood had moeten zijn. Ik ben je wel wat meer verschuldigd dan een paar stomme beledigingen.'

Daarmee had hij haar snel ontwapend ... ze voelde zich zelfs een beetje schuldig, want tenslotte had ze hem alleen maar in leven gehouden om hem te zien hangen. Maar nu had hij haar trots weer opgevijzeld en haar herinnerd aan haar opdracht, net zo vlug als hij haar even daarvoor tot een hysterische woede had opgezweept.

Zonder te weten hoe ze moest reageren op deze nieuwe benadering liep Elizabeth stijf naar het bed met de smoezelige grijze deken en ging op het uiterste randje zitten, nog steeds met een wantrouwende blik op hem, al was hij even verderop stil blijven staan. Hij stond met één schouder tegen de wand geleund en zijn ogen waren ondoorgrondelijk.

Elizabeth vond het moeilijk om haar zorgvuldig voorbereide woorden weer bijeen te rapen. Ze had er allang spijt van dat ze zelfs maar hier naar toe was gekomen, maar daar was het te laat voor: ze was hier, en omdat ze zich in een hoek gedreven voelde en slecht op haar gemak, liet ze haar woorden bot, duidelijk en rechtuit komen, zoals een man het zou hebben gedaan. Toen ze daarmee klaar was, vouwde ze stijfjes haar handen in haar schoot en wachtte op zijn antwoord.

'Kehoe. Hoort die ook bij jullie groep?' Zijn vraag bracht haar van haar stuk en haar ogen werden groter en keken bijna schuldig.

'Milt Kehoe is wel lid van onze Associatie. Maar... maar ze hebben me gevraagd je te verzekeren, dat er verder geen moeilijkheden meer zullen komen. Hij is 'n stommeling en een heethoofd, maar hij beseft dat hij de Associatie nodig heeft. Nee ... ik weet zeker dat hij bij je uit de buurt zal blijven.'

'En gesteld dat ik niet bij hem uit de buurt wil blijven?' Zijn woorden waren een uitdaging, maar ditmaal was zij klaar om erop in te gaan.

'Als Milt Kehoe moeilijkheden maakt, zal hij... zal hij alleen staan. Dat heeft hij al begrepen.'

'Je hebt m'n vraag niet beantwoord.' Ze bloosde toen de donkerblauwe ogen haar strak aankeken, maar het antwoorden werd haar bespaard doordat hij zijn schouders ophaalde. 'Maar ik neem aan dat 't zo ook wel kan.'

'Dus je... neemt 't aan?'

'Ho, wacht 's even!' Bijna kwaad duwde hij zich zelf van de wand af en begon de cel op en neer te lopen; zijn snelle, soepele tred deed haar denken aan een roofdier in een kooi. 'Hoe weten jullie zo zeker dat je 'n huurling nodig hebt? En trouwens, hoe weten jullie eigenlijk of ik zo iemand ben? Verrek, iedereen draagt tegenwoordig een revolver, tot en met handelsreizigers toe.'

'De sheriff denkt het. En dan Fidelito ... hij zegt dat hij, zelfs al overvielen ze je onverwachts, nog nooit iemand zo snel een revolver heeft zien trekken als jij toen deed.'

'En hoeveel vuurgevechten heeft dat jongetje al gezien? Verrek, in blinde paniek ben je sneller dan je denkt.'

Ze zat nu nadenkend naar hem te kijken, met haar hoofd een beetje schuin. 'Maar ik geloof niet in pure paniek bij jou. Jij bent... jij bent...'

'Een moordenaar? Een huurling?' Hij bleef staan en maakte een ongeduldige handbeweging toen ze iets wilde zeggen. 'Goed ... dat is jouw puur vrouwelijke instinct. Misschien heb je wel gelijk. Maar weten jij en je vriendjes van de Associatie wel waar jullie aan beginnen? Mijn tussenkomst in die oorlog die hier aan het ontstaan is kan net de vonk in 't kruitvat zijn ... en als dat eenmaal ontploft, komt er geen eind aan de explosies. Dat geeft dood en verwoesting en verbittering en verdriet aan beide kanten. Ben je ooit wel eens eerder in zo'n landoorlog betrokken geweest? Heb je enig idee wat dat betekent?'

'Jij wel? Was je daaruit soms aan 't weglopen toen je hier kwam?'

Ze kreeg het gevoel dat er plotseling een masker over zijn gezicht viel en het in hout veranderde. Toen maakte hij een kwaad, onbekend gebaar met één hand, alsof hij een onprettige herinnering wegveegde.

'Allright. Touché.'

De niet-begrijpende uitdrukking op haar gezicht deed hem zijn voorhoofd fronsen. 'Ik neem aan dat je geen Frans verstaat. Het betekent... godverdomme, wat doet het er toe ... het betekent, één punt voor u, mevrouw Cady.'

Ze voelde zich zelf verstrakken. 'Vloeken is nergens voor nodig. En je hoeft ook niet te proberen me bang te maken met dit soort waarschuwingen. Of dacht je dat we dit niet allang hadden doorgepraat? En erover na hadden gedacht? En ons er zorgen over hadden gemaakt? We weten wat zo'n landoorlog kan betekenen. Maar er bestaat ook nog zoiets als trots. En het willen verdedigen wat van ons is. Als wij ze niet laten zien dat we bereid zijn om terug te vechten als dat nodig is dan ... nou, dan lopen ze ons gewoon onder de voet en jagen ons eruit. In andere plaatsen gebeurt dat ook. Daarom hebben we de Associatie opgericht.'

Zijn ogen waren glanzend blauw als gepolijst staal. 'O ja ... jullie Associatie. Hebben ze je verteld me te waarschuwen wat er zou kunnen gebeuren als ik toevallig niet op hun voorstel inga? Ik voel er erg weinig voor om als hoofdattractie te fungeren bij een volgende hangpartij... of hinderlaag.'

Ze werd rood en kwam zo vlug overeind als haar lange rokken toelieten. 'Da's gemeen! Ik heb je gezegd dat je helemaal vrij bent om je eigen besluit te nemen. Niemand zal moeilijkheden maken als je besluit verder te trekken in plaats van hierin betrokken te raken!'

'Dus dat is de keus, hè? Blijven aan jullie kant of oprotten?'

'Fair genoeg, dacht je niet?' snauwde ze terug, en de spottende piratentrekken in zijn gezicht werden scherper.

'Dat zal wel. Zeker vanuit jullie standpunt. Goed, mevrouw Cady. Ik zal erover denken.'

'Je zult erover denken?' Ze was diep teleurgesteld en liet dat even merken, voor ze zich zelf weer in de hand had en zich dwong de volgende woorden koel beleefd uit te spreken. 'Juist, ja. Ik neem aan dat dat redelijk is. Ik ... ik zal met sheriff Blaine praten over...'

'Over wanneer hij me laat gaan? Graag ja. 't Wordt vervelend, de hele dag patience spelen.'

Hij riep door de gang naar de sheriff en verraste haar toen volkomen door plotseling met één vinger haar kin op te tillen. 'O, nog één voorwaarde.'

'Alsjeblieft!' mompelde ze paniekerig, want ze hoorde de buitendeur al piepen. Hij lachte.

'Kom jij me dan halen. En in deze jurk. Die staatje.'

Sheriff Blaine was in een joviale stemming toen hij de gang doorkwam om de celdeur open te maken. Uit zijn vestzak stak een geelachtig stuk papier.

'Zo, zo! Prettig bezoek gehad, mevrouw Cady?'

Hij was dus weer terug bij de formele aanspreekvorm. Ze stak haar kin vooruit bij zijn overbezorgde glimlach. 'Dank u, sheriff Blaine.'

Ze dacht dat hij de deur weer op slot zou doen toen zij de cel uit was, maar om een of andere reden bleef hij grijnzend naar zijn gevangene staan kijken.

'Goed nieuws voor je, hoe je ook mag heten - Smith, zei je?' Toen daar geen reactie op kwam haalde hij zijn schouders op. 'Nou, ik heb dat telegram uit Austin gekregen waar ik op zat te wachten, en zo te zien ben je schoon ... althans zij hebben geen dossier van je.' Zijn stompe vingers speelden met het gele papier en hij schudde zijn hoofd. 'Toch wel vreemd. Een volledig signalement heb ik doorgegeven ... en ze hebben nog nooit van je gehoord. Je komt dan zeker van over de grens. Maar goed, de Rangers hebben je niet nodig, en voor zover ik weet ben je geen bekende huurling, dus ...'

'Wilt u me vertellen dat ik vrij ben om hier zonder meer uit te lopen, sheriff?' De trage stem klonk kalm en ongeëmotioneerd, maar Elizabeth kon niet nalaten even schuin en lichtelijk gealarmeerd naar hem te kijken. Als hij vrij was, zou hij dan niet van idee veranderen over met hen meewerken? Dit kon dan wel een privékwestie zijn tussen deze man met zijn harde gezicht en de sheriff, maar ze was vastbesloten om hier te blijven luisteren. En waarom ook niet?

'Nou, daar komt 't zowat wel op neer, denk ik,' zei de sheriff aarzelend. 'Als je even meegaat naar m'n kantoortje om het formulier te ondertekenen ...'

De sheriff was al op weg naar zijn kantoortje, maar hij wachtte beleefd om haar te laten voorgaan. Ze had het idee dat hij zulke kleinigheden automatisch deed, uit gewoonte. Vreemd dat die beleefdheid van hem zo contrasteerde met het ingehouden geweld dat ze in hem voelde. Elizabeth was zich heel erg bewust van die grote, voortschrijdende figuur achter haar, en toen de sheriff de buitendeur opendeed greep hij haar elleboog en boog zijn hoofd om te fluisteren: 'Wacht je niet op me?'

Elizabeth wist niet wat ze moest doen. Als ze alleen naar de ranch terugging, was het wel zeker dat de Prendergast-partij hem zou krijgen - of dat hij zonder meer zou besluiten daarheen te gaan. Wat wist zij, of wie van haar vrienden en buren ook, ten slotte eigenlijk van hem?

Ze voelde zich dom en opgelaten en deed alsof ze hem niet hoorde, met een geconcentreerde blik naar de hoek van het bureau van de sheriff.

'Je had niet bepaald veel bij je toen je hier binnen werd gebracht, maar mevrouw Cady is zo vriendelijk geweest om je revolvers af te geven. Die kun je terugkrijgen.' De sheriff maakte een kast met glazen deuren open en haalde de dubbel omgeslagen patroonbanden en de revolvers in de holsters te voorschijn.

'Eigenlijk moet er op die papieren een naam of zoiets staan ...' probeerde de sheriff, en de man keek op van zijn aandachtige studie van de revolvers.

'Och, was je dat vergeten? John Smith.' En toen, met een geamuseerde glans in zijn blauwe ogen: 'Wat anders?'

Elizabeth keek, met een opkomend gevoel van angst vermengd met wrevel, naar de methodische, gevaarlijk efficiënte manier waarop hij die revolvers hanteerde. De patroongordels had hij al om zijn middel geslagen en zover laten zakken, dat de holsters langs zijn dijen hingen. Maar al te goed herinnerde zij zich hoe ze diezelfde banden van zijn bewusteloze lichaam had afgehaald en het gevoel van afkeer waarmee zij ze van zich af had gegooid. De enige reden waarom zij erop had gestaan ze te houden en zelf aan de sheriff af te geven, was om te voorkomen dat Milt Kehoe ze zou inpikken.

Nu was dezelfde man die deze revolvers had gedragen met gefronste wenkbrauwen bezig de cilinder te verdraaien en de lege patronen te vervangen.

'Nieuwerwets soort revolvers, niet?' zei de sheriff praatziek. 'Ik heb wel gezien dat het Colts zijn, maar dit model heb ik nog nooit eerder gezien.'

'Colt 44-ers, model '73. Metalen middenvuurpatronen.' Hij zei het bijna mechanisch.

'Wel, wel, da's geen kleinigheid,' zei de sheriff en voegde er als terloops aan toe: 'Ik hoop dat je niet van plan bent om die dingen hier te gaan gebruiken, eh ... Smith. Je gaat nou zeker weer verder, hè? Je paard staat nog bij de stalhouderij; weet je nog welke? Ik bedoel... ik neem aan dat er verder niets is dat je nog hier houdt...'

Spottende lachlijnen verschenen op het gezicht van 'John Smith'. 'Zo'n haast om me kwijt te raken, sheriff? Ik heb echt een tijdje gedacht dat je me hier wilde houden. Maar weet je, ik heb mevrouw Cady beloofd dat ik de eerste avond dat ik vrij was bij haar zou komen eten. Die uitnodiging meende u toch, niet?'

Buiten nam hij de teugels van het gammel uitziende wagentje waarin ze naar de stad was gekomen en tilde haar er eerst in. Ze voelde zich nog helemaal verhit en buiten adem door de druk van zijn harde handen in haar middel, toen hij naast haar kwam zitten.

Elizabeth zag zijn ogen over de paarden en het wagentje met z'n slechte veren glijden en zei verdedigend: 'Ik weet dat ik 't had moeten laten verven en er nieuwe veren op had moeten laten zetten, maar er is zoveel te doen op de ranch, en met al die moeilijkheden ...'

Hij negeerde haar onhandige verontschuldigingen en zei in plaats daarvan: 'Hoor jij eigenlijk wel alleen naar de stad te rijden?'

'Ik ben een vrouw! Zelfs zij zouden me niet durven molesteren,' zei ze scherp.

Hij trok een wenkbrauw op en keek haar een beetje weifelend aan, maar gaf verder geen commentaar, en ze reden de stoffige hoofdstraat uit, met Elizabeth stijf rechtop naast hem zittend en strak voor zich uitkijkend, alsof ze daardoor onzichtbaar werd voor de nieuwsgierige blikken waar ze zeker door zouden worden gevolgd op hun tamelijk langzame uittocht uit de stad.