Later
Bijna vijf maanden later wordt er een kind geboren, op de afgelegen boerderij waar de Zwarte Prins de Vlaamse Gaai ooit verstopt heeft. Het is een jongetje, met net zulk donker haar als zijn vader, maar met de ogen van zijn moeder en zijn zus. Later zal hij denken dat elk bos vol feeën zit, dat op elke tafel een glasmannetje ligt te slapen – als er tenminste ook perkament ligt –, dat boeken met de hand geschreven worden en de beroemdste miniatuurschilder zijn illustraties met zijn linkerhand maakt omdat de rechter van leer is. Hij zal denken dat op elk marktplein speellieden vuur spuwen en grove grappen maken, dat vrouwen altijd lange jurken dragen en voor elke stadspoort soldaten op wacht staan.
Hij heeft een tante die Elinor heet en hem vertelt dat er een wereld bestaat waarin dat helemaal niet zo is. Een wereld waarin geen feeën of glasmannetjes voorkomen, maar wel dieren die hun jongen in een zak voor hun buik dragen, en vogels die zo snel met hun vleugeltjes slaan dat het klinkt als het zoemen van een hommel, wagens die helemaal zonder paarden rijden en schilderijen die kunnen bewegen. Elinor zal hem vertellen hoe lang geleden een verschrikkelijke kerel die Orpheus heette zijn ouders van die wereld naar deze wereld toverde, en hoe deze Orpheus uiteindelijk voor zijn vader en Vuurdanser de bergen in het noorden in vluchtte, waar hij hopelijk doodgevroren is. Ze vertelt dat in die andere wereld zelfs de machtigste mannen geen zwaard dragen, maar dat daar nog veel en veel ergere wapens bestaan (zijn vader heeft een heel mooi zwaard; het ligt in zijn werkplaats, gewikkeld in een doek. Hij houdt het voor hem verborgen, maar soms pakt de jongen het stiekem uit om aan de blanke kling te voelen). Ja, Elinor vertelt hem ongelofelijke dingen over die andere wereld, ze beweert zelfs dat de mensen daar koetsen bouwen die kunnen vliegen, maar dat gelooft hij echt niet – hoewel Doria vleugels heeft gemaakt waarmee zijn zusje Meggie inderdaad van de stadsmuur naar de rivier kan zweven.
Daar moet hij wel om lachen, want van vliegen heeft hij meer verstand dan Meggie. Soms krijgt hij ’s nachts namelijk vleugels, en dan vliegt hij samen met zijn moeder de bomen in. Maar misschien droomt hij dat ook alleen maar. En al droomt hij het bijna iedere nacht, die vliegende koetsen zou hij best eens willen zien, en die dieren met hun zak ook, net als de bewegende schilderijen en het huis waarover Elinor vertelt, vol boeken die niet met de hand geschreven zijn en die verdriet hebben omdat ze op Elinor wachten.
‘Op een dag gaan we samen naar ze toe,’ zegt Elinor vaak, en dan knikt Darius – Darius, die ook de wonderlijkste verhalen kan vertellen, over vliegende tapijten en geesten in flessen. ‘Op een dag gaan we met z’n drieën terug en dan laat ik het je allemaal zien.’
En de jongen loopt naar de werkplaats, waar zijn vader leren jassen maakt voor boeken die vaak door de beroemde Balbulus zelf geïllustreerd zijn, en zegt: ‘Mo!’ Hij noemt zijn vader altijd Mo, hij weet zelf niet waarom, misschien omdat zijn zus hem zo noemt. ‘Wanneer gaan we naar die andere wereld, die waar jij vandaan komt?’
En zijn vader trekt hem bij zich op schoot, haalt een hand door zijn donkere haar en zegt, net als Elinor: ‘Op een dag. Maar daar hebben we woorden voor nodig, precies de goede woorden, want alleen die maken de deur tussen de werelden open, en degene die ze voor ons zou kunnen schrijven is een ouwe luiwammes. Bovendien wordt hij helaas met de dag vergeetachtiger.’
En dan vertelt hij over de Zwarte Prins en zijn beer, over de reuzen die ze nog willen zien en over de nieuwe kunstjes die Vuurdanser de vlammen heeft geleerd. En de jongen ziet aan de ogen van zijn vader dat hij heel gelukkig is en geen heimwee heeft naar die andere wereld. Net zomin als zijn zus. Of zijn moeder.
En hij bedenkt dat hij op een dag misschien alleen zal moeten gaan, als hij die andere wereld echt wil zien. Of met Elinor. En dat hij moet uitzoeken welke luiwammes zijn vader bedoelt, want daarvan zijn er wel meer in Ombra. Misschien bedoelt hij die man die twee glasmannetjes heeft en liederen schrijft voor de speellieden en Violante, die de mensen de Goedmoedige noemen en veel aardiger vinden dan haar zoon. Baptista noemt hem Inktwever en Meggie gaat soms bij hem op bezoek. Misschien gaat hij de volgende keer wel mee, dan kan hij hem vragen naar die woorden die deuren openmaken. Want het moet daar wel heel spannend zijn, in die andere wereld, een stuk spannender dan bij hem thuis…